Besluit van 19 november 2019 nr.2019002429, houdende aanpassing van het Besluit van 18 december 2003, houdende bepalingen over het Kabinet van de Koning

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, van 14 november 2019 , nr. 4093481;

Gelet op artikel 42 van de Grondwet;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In het Besluit van 18 december 2003, houdende bepalingen over het Kabinet van de Koning wordt na artikel 3 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3a

  • 1. Ten aanzien van de ambtenaren van het Kabinet van de Koning gelden de voor alle ambtenaren geldende arbeidsvoorwaarden die zijn opgenomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn.

  • 2. Op verzoek van het Kabinet van de Koning kunnen in de collectieve arbeidsovereenkomst, bedoeld in het eerste lid, andere arbeidsvoorwaarden voor de ambtenaren van het Kabinet van de Koning worden opgenomen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren in werking treedt.

Onze Minister-President, Onze Minister van Algemene Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 19 november 2019

Willem Alexander

De Minister-President,

Minister van Algemene Zaken, M. Rutte

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen deel

Dit besluit strekt tot aanpassing van het Besluit van 18 december 2003, houdende bepalingen over het Kabinet van de Koning ten behoeve van de invoering van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (hierna: Wnra). Die initiatiefwet heeft ten doel de rechtspositie van ambtenaren zoveel mogelijk gelijk te stellen aan die van werknemers in de private sector, die werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst. De initiatiefnemers hebben het aan de regering gelaten de benodigde invoerings- en aanpassingswetgeving op te stellen.

In de memorie van toelichting bij de Aanpassingswet Wnra1 is toegelicht welke uitgangspunten ten grondslag liggen aan de wetgevingsoperatie. De belangrijkste daarvan is, dat de invoerings- en aanpassingswetgeving technisch en beleidsarm van aard is. Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij de Aanpassingswet Wnra.2 Die uitgangspunten liggen ook ten grondslag aan de aanpassing van het Besluit van 18 december 2003, houdende bepalingen over het Kabinet van de Koning.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Op grond van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (hierna: ARAR) maakte het Kabinet van de Koning deel uit van de sector Rijk. De rijksbrede arbeidsvoorwaarden golden daardoor ook voor de ambtenaren van het Kabinet. Daarnaast konden op de organisatie toegespitste arbeidsvoorwaarden gelden, die soms aanvullend en soms afwijkend waren. In het licht van een beleidsarme invoering van de Wnra diende deze situatie te worden gehandhaafd. Met de inwerkingtreding van de Wnra is het ARAR echter vervallen. In het ingevoegde artikel 3a in het Besluit bepalingen Kabinet van de Koning wordt daarom geregeld dat voor de ambtenaren van het Kabinet van de Koning in beginsel de arbeidsvoorwaarden gelden die voor alle ambtenaren die op basis van een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn. Wanneer dit vanwege de bijzondere en onafhankelijke positie van het Kabinet wenselijk is, kunnen op verzoek van het Kabinet aanvullende of in enkele gevallen afwijkende arbeidsvoorwaarden voor de ambtenaren van het Kabinet van de Koning worden afgesproken. Uiteraard dient hierover wel overeenstemming te worden bereikt met de bonden. Het spreekt voor zich dat, evenals voorheen het geval was, deze wensen worden gehonoreerd en dat deze worden opgenomen in de collectieve arbeidsovereenkomst voor de sector Rijk, nadat de bonden daarmee hebben ingestemd.

Voor de Hoge Colleges van Staat is hetzelfde geregeld in de hun betreffende wetgeving. Zie bijvoorbeeld voor de Raad van State het nieuwe artikel 13a van de Wet op de Raad van State3 en voor de Algemene Rekenkamer het opnieuw vastgestelde artikel 7.11 van de Comptabiliteitswet 2016.4

Artikel II

Dit besluit dient in werking te treden op hetzelfde tijdstip als het tijdstip, waarop de Wnra van kracht wordt. Artikel X van de Wnra is reeds in werking getreden.5 Er is daarom aangesloten bij het tijdstip, waarop artikel I van de Wnra in werking treedt. In dat artikel is de invoering van de Ambtenarenwet 2017 geregeld.

De Minister-President,

Minister van Algemene Zaken, M. Rutte


X Noot
2

Kamerstukken II 2018/2019, 35 073, nr. 3, paragraaf 1.

X Noot
3

Dit artikel wordt middels artikel 2.20 van de Aanpassingswet Wnra (Stb. 2019, 173) in de Wet op de Raad van State ingevoegd.

X Noot
4

Dit artikel wordt door artikel 4.1, onderdeel B, van de Aanpassingswet Wnra (Stb. 2019, 173) opnieuw vastgesteld.

X Noot
5

Artikel XI, eerste lid, van de Wnra.

Naar boven