Regeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 20 november 2019, nr. PO/FenV/17701545 tot het verstrekken van bijzondere en aanvullende bekostiging voor het primair en voortgezet onderwijs 2019 (Regeling bijzondere en aanvullende bekostiging PO en VO 2019)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op artikel 116, eerste lid, en artikel 123, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 113, eerste lid, en artikel 120, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 85a, eerste lid, en artikel 89, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 2.2.3, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en artikel 2, eerste lid, juncto artikel 4, eerste lid, van de Wet overige OCW-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

basisschool:

basisschool als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs of een school bedoeld in artikel 185 van de Wet op het primair onderwijs;

minister:

Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

school voor speciaal onderwijs:

school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

school voor voortgezet onderwijs:

school voor voortgezet onderwijs, bedoeld in artikel 1 van de WVO, waaronder begrepen het voorbereidend beroepsonderwijs in een agrarisch opleidingscentrum, bedoeld in artikel 1.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

speciale school voor basisonderwijs:

speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WPO.

Artikel 2. Bijzondere en aanvullende bekostiging

  • 1. De minister verstrekt voor het kalenderjaar 2019:

    • a. bijzondere en aanvullende bekostiging primair onderwijs aan de bevoegde gezagsorganen van basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs en scholen voor speciaal onderwijs; en

    • b. aanvullende bekostiging voortgezet onderwijs aan de bevoegde gezagsorganen van scholen voor voortgezet onderwijs.

  • 2. De bekostiging kan worden besteed aan activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

Artikel 3. Hoogte bekostigingsbedrag

  • 1. De bekostiging, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, bedraagt € 99,25 per leerling.

  • 2. Het leerlingenaantal voor een school als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 121 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 118 van de Wet op de expertisecentra. Het leerlingenaantal van een basisschool als bedoeld in titel B van het Besluit trekkende bevolking WPO is voor de toepassing van dit artikel vastgesteld op 20.

  • 3. De bekostiging, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, bedraagt € 154,96 per leerling.

  • 4. Het leerlingenaantal voor een school als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, is het aantal leerlingen als bedoeld in artikel 7 van het Bekostigingsbesluit WVO of in artikel 2.1.2, onderdeel g, van het Uitvoeringsbesluit WEB die op 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor de aanvullende bekostiging wordt verstrekt aan een school voor voortgezet onderwijs zijn ingeschreven.

  • 5. De bekostiging wordt bepaald door het leerlingenaantal van de school te vermenigvuldigen met het bekostigingsbedrag per leerling.

Artikel 4. Vaststelling en betaling

  • 1. De minister stelt de bekostiging, bedoeld in artikel 2, uiterlijk op 20 december 2019 ambtshalve vast.

  • 2. De minister betaalt het bedrag van bekostiging ineens in december 2019.

Artikel 5. Verantwoording

De verantwoording van de besteding van de bekostiging, bedoeld in artikel 2, geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 7. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bijzondere en aanvullende bekostiging PO en VO 2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

I. Algemeen

In het Convenant ‘extra geld voor werkdrukverlichting en tekorten onderwijspersoneel in het funderend onderwijs 2020–2021’ van oktober 2019 is onder andere afgesproken dat voor investeringen in het primair en voortgezet onderwijs € 300 mln. extra beschikbaar komt in 2019. Via een bedrag per leerling wordt er voor zowel het primair als het voortgezet onderwijs circa € 150 mln. beschikbaar gesteld. De besteding van het geld in het primair onderwijs wordt meegenomen in de gesprekken tussen de sociale partners over de arbeidsvoorwaarden in de lopende cao onderhandelingen. In het voortgezet onderwijs is het de bedoeling dat dit geld de komende twee jaren wordt uitgegeven ter verlichting van het lerarentekort en de werkdruk. Deze regeling geeft uitvoering aan die afspraak.

Omdat de scholen in Caribisch Nederland een eigen bekostigingsregime kennen, die los staat van de intensiveringen en bezuinigingen voor de rest van Nederland, is deze regeling niet van toepassing op die scholen.

Regeldruk

Omdat de bekostiging ambtshalve wordt bepaald op basis van reeds beschikbare gegevens en er ook geen extra verantwoordingsvoorschriften zijn, leidt deze regeling niet tot extra administratieve lasten.

II. Artikelsgewijs

Artikel 2

De regeling gaat uit van bestedingsvrijheid voor het bevoegd gezag. De aanvullende of bijzondere bekostiging kan door de bevoegde gezagsorganen worden besteed aan activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

Artikel 3

De minister stelt per leerling een bedrag vast waar het bevoegd gezag aanspraak op maakt. Voor het bepalen van de bijzondere en aanvullende bekostiging voor het primair onderwijs wordt uitgegaan van de leerlingaantallen op 1 oktober 2018 en voor nieuwe scholen van 1 oktober 2019. Het totale bedrag dat hiermee incidenteel voor het primair onderwijs beschikbaar komt, bedraagt € 150 miljoen.

Voor het bepalen van de aanvullende bekostiging voor het voortgezet onderwijs wordt uitgegaan van het aantal leerlingen op 1 oktober 2018 dat door de accountant is gevalideerd. Het totale bedrag dat hiermee incidenteel voor het voortgezet onderwijs beschikbaar komt, bedraagt € 150 miljoen.

Artikel 5

De aanvullende of bijzondere bekostiging kan door het bevoegd gezag van een school vrij worden besteed aan activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt. Het bevoegd gezag verantwoordt de besteding van de middelen in de reguliere jaarverslaggeving van de school.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Naar boven