Gemeenschappelijke regeling Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland

Logo Goes

De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten Borsele, Goes, Hulst, Kapelle, Middelburg, Noord-Beveland, Reimerswaal, Schouwen-Duiveland, Sluis, Terneuzen, Tholen, Veere en Vlissingen, ieder voor zover zij bevoegd zijn;

 

Overwegende:

 

dat de bestaande Gemeenschappelijke regeling Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland dateert uit 2014;

 

dat de regeling moet worden aangepast aan het model dat de Vereniging van Zeeuwse Gemeenten (VZG) heeft opgesteld;

 

dat de regeling moet voldoen aan de Wet gemeenschappelijke regelingen, zoals deze in 2015 is gewijzigd;

 

dat de regeling moet worden aangepast voor het onderbrengen van de taken van Veilig Thuis Zeeland bij de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland en de vaststelling van een subsidieverordening ten behoeve van de Jeugdhulp;

 

gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Wet publieke gezondheid, de Wet veiligheidsregio’s, de Wet op de lijkbezorging, de Wet Kinderopvang, de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

besluiten:

 

de “Gemeenschappelijke regeling Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland” te wijzigen en als volgt vast te stellen:

 

HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Deze regeling verstaat onder:

    • a)

      het openbaar lichaam Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2;

    • b)

      Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland: het organisatieonderdeel van het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2, dat de taken uitvoert en bevoegdheden uitoefent als beschreven in artikel 6 van deze regeling;

    • c)

      Inkooporganisatie Jeugdhulp Zeeland: het organisatieonderdeel van het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2, dat de taken uitvoert en bevoegdheden uitoefent als beschreven in artikel 6a van deze regeling;

    • d)

      gemeenten: de bij de regeling aangesloten gemeenten i.c. Borsele, Goes, Hulst, Kapelle, Middelburg, Noord-Beveland, Reimerswaal, Schouwen-Duiveland, Sluis, Terneuzen, Tholen, Veere en Vlissingen;

    • e)

      gemeentebesturen: de gemeenteraden, de colleges van burgemeester en wethouders, de burgemeesters, ieder voor zover zij bevoegd zijn;

    • f)

      Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland;

    • g)

      de regeling: de gemeenschappelijke regeling Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland;

    • h)

      Wgr: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • i)

      Jeugdhulp: jeugdhulp zoals omschreven in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

    • j)

      Jeugdreclassering: jeugdreclassering zoals omschreven in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

    • k)

      Kinderbeschermingsmaatregelen: kinderbeschermingsmaatregelen zoals omschreven in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

  • 2.

    Daar waar in deze regeling artikelen en bepalingen van enige wet of andere regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, dienen in die artikelen in plaats van ‘de gemeente’, ‘de raad’, ‘het college’ en ‘de burgemeester’ te worden gelezen onderscheidenlijk: ‘het openbaar lichaam’, ‘het algemeen bestuur’, ‘het dagelijks bestuur’ en ‘de voorzitter’.

Artikel 2: Openbaar lichaam

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland.

  • 2.

    Het openbaar lichaam is rechtspersoon en is gevestigd in de gemeente Goes.

  • 3.

    Het rechtsgebied van het openbaar lichaam omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.

  • 4.

    De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 3: Doel/Missie

Het openbaar lichaam is ingesteld om gezamenlijke belangen van de deelnemers te behartigen op het gebied van de Wet publieke gezondheid, de Wet veiligheidsregio’s, de Wet op de lijkbezorging, de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Wet Kinderopvang.

Artikel 4: Bestuursorganen

Het openbaar lichaam kent de volgende bestuursorganen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter. Dit onverminderd de bevoegdheid tot het instellen van een bestuurscommissie.

HOOFDSTUK 2: BELANG, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 5: Belang

Het openbaar lichaam voert de in artikel 6 en artikel 6a genoemde regelingen uit, voor zover de uitvoering daarvan aan het openbaar lichaam is opgedragen.

Artikel 6: Taken en bevoegdheden

  • 1.

    De Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland voert alle taken en bevoegdheden uit die bij of krachtens de Wet publieke gezondheid en de Wet veiligheidsregio’s (laatstgenoemde wet voor zover in het kader van de geneeskundige hulpverlening) aan de raad, het college of de burgemeester zijn opgedragen.

  • 2.

    De Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland verleent, onverminderd het bepaalde in lid 1, alleen diensten aan gemeenten binnen het in artikel 2 genoemde rechtsgebied. Met instemming van het algemeen bestuur kunnen ook diensten worden aangeboden buiten het in dit artikel genoemde rechtsgebied.

  • 3.

    De Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland kan op verzoek, indien het algemeen bestuur hiertoe besluit, binnen de gedelegeerde bevoegdheden, nader te omschrijven taken gaan uitvoeren. Een besluit hiertoe vermeldt alsdan de wijze van kostenverrekening en overige voorwaarden waaronder deze taken worden uitgevoerd.

  • 4.

    Ten behoeve van de uitvoering van taken ingevolge de Wet op de lijkbezorging draagt het college van burgemeester en wethouders van de vestigingsplaats zorg voor de benoeming van artsen van de dienst tot gemeentelijk lijkschouwer.

  • 5.

    De Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland voert de taken en bevoegdheden uit in het kader van de Jeugdwet ten behoeve van de gemeenten:

    • a.

      welke zijn overgedragen aan het bestuur van het gemeenschappelijk openbaar lichaam in artikel 6a van deze regeling, alsmede

    • b.

      welke bij afzonderlijk eensluidend besluit van het (de) bevoegde bestuursorga(a)n(en) van alle gemeenten aan het bestuur van het gemeenschappelijk openbaar lichaam worden gemandateerd dan wel waarvoor volmacht of machtiging is verleend en door het algemeen bestuur zijn aanvaard.

  • 6.

    De Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland voert de taken en bevoegdheden uit die bij of krachtens hoofdstuk 4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 aan het college zijn opgedragen met betrekking tot de zorg voor de organisatie van Veilig Thuis.

  • 7.

    De colleges wijzen de directeur publieke gezondheid aan als toezichthouder in de zin van de Wet Kinderopvang. De directeur publieke gezondheid mandateert zijn toezichthoudende bevoegdheden aan medewerkers die werkzaam zijn als toezichthouder met betrekking tot de Wet Kinderopvang.

Artikel 6a: Taken en bevoegdheden in het kader van de Jeugdwet

  • 1.

    Aan het bestuur van het openbaar lichaam zijn in het kader van de Jeugdwet als bedoeld in artikel 6, vijfde lid onder a. de volgende taken opgedragen en de volgende bevoegdheden overgedragen:

    • a.

      het uitvoeren van taken uit de Jeugdwet door middel van het contracteren en subsidiëren van aanbieders van jeugdhulp en uitvoerders jeugdreclassering en jeugdbeschermingsmaatregelen in het kader van de Jeugdwet; dit omvat ook het beëindigen van deze contracten door opzegging of ontbinding en het terugvorderen van deze subsidies;

    • b.

      voeren van inkoop- en aanbestedingsprocedures voor Jeugdhulp;

    • c.

      onderhandelen met aanbieders en uitvoerders van Jeugdhulp;

    • d.

      verzamelen van de benodigde gegevens ten behoeve van de monitoring en verantwoording;

    • e.

      bewaken van de Zeeuws brede afspraken;

    • f.

      gevraagd en ongevraagd adviseren aan de gemeenten over zaken betreffende de inkoop en subsidiëren van Jeugdhulp;

    • g.

      voeren van de financiële administratie;

    • h.

      contractenbeheer;

    • i.

      aanspreekpunt voor aanbieders en uitvoerders van Jeugdhulp en gemeenten.

  • 2.

    Het algemeen bestuur is bevoegd tot het vaststellen van een subsidieverordening als bedoeld in artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 7: Bezwaar en beroep

Het algemeen bestuur is bevoegd tot het vaststellen van een verordening als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 8: Klachtrecht

Het algemeen bestuur is bevoegd tot het vaststellen van een verordening over de behandeling van klachten als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 3: HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 9: Samenstelling

  • 1.

    Het algemeen bestuur van de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland bestaat uit evenveel leden als er gemeenten zijn aangesloten, met dien verstande dat iedere gemeente met één lid vertegenwoordigd is.

  • 2.

    De raad van iedere gemeente wijst een lid en een plaatsvervangend lid uit de leden van het college aan. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege zodra het lid zijn functie bij de gemeente verliest.

  • 3.

    De raden van de gemeenten beslissen in beginsel binnen één maand na de benoeming van de wethouders van elke zittingsperiode over de aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur.

  • 4.

    Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter en zijn plaatsvervanger aan.

  • 5.

    De leden van het algemeen bestuur die tussentijds ontslag nemen, stellen de voorzitter van het algemeen bestuur evenals de raad die hen heeft aangewezen hiervan op de hoogte. Het ontslag is onherroepelijk.

  • 6.

    Leden van het algemeen bestuur die ontslag hebben genomen, behouden hun lidmaatschap totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 7.

    De aanwijzing voor de vervulling van plaatsen die zijn opengevallen, vindt binnen twee maanden plaats door de raad die het aangaat.

  • 8.

    Het algemeen bestuur kan personen uitnodigen als adviseur aan de vergadering deel te nemen.

Artikel 10: Bevoegdheden van het algemeen bestuur

  • 1.

    Aan het algemeen bestuur komen in het kader van deze regeling alle bevoegdheden toe, die niet aan een ander orgaan zijn opgedragen. Het algemeen bestuur kan alle bevoegdheden delegeren aan het dagelijks bestuur, tenzij de aard van de bevoegdheid zich tegen delegatie verzet.

    • 1a.

      Het algemeen bestuur kan overeenkomstig het bepaalde in artikel 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen bestuurscommissies instellen.

  • 2.

    De volgende bevoegdheden van het algemeen bestuur zijn in ieder geval niet overdraagbaar:

    • a.

      het aanwijzen van een voorzitter en diens plaatsvervanger en de overige leden van het dagelijks bestuur;

    • b.

      het benoemen, schorsen en ontslaan van de directeur publieke gezondheid en zijn waarnemer in overeenstemming met het bestuur van de Veiligheidsregio Zeeland;

    • c.

      het vaststellen van de begroting, respectievelijk begrotingswijzigingen, en de jaarstukken;

    • d.

      het vaststellen van een reglement van orde;

    • e.

      het vaststellen van de Financiële verordening en de Controle verordening;

    • f.

      geschrapt

    • g.

      het vaststellen van een subsidieverordening als bedoeld in artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht, een verordening tot instelling van een commissie ex artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht en een verordening voor de behandeling van klachten als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • h.

      het doen van voorstellen tot wijziging, toetreding, uittreding en opheffing van deze gemeenschappelijke regeling;

    • i.

      het vaststellen van een directiestatuut;

    • j.

      Het instellen van commissies als bedoeld in artikel 24 en 25 van de Wgr.

Artikel 11: Werkwijze

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast en brengt dit ter kennis van Gedeputeerde Staten en de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Het algemeen bestuur vergadert zo vaak als hij daartoe heeft besloten, maar minimaal twee keer per jaar en verder zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of ten minste twee leden van het algemeen bestuur dit verzoeken (onder schriftelijke opgave van de te behandelen onderwerpen).

  • 3.

    In het laatste geval vindt de vergadering binnen twee weken plaats.

  • 4.

    De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

  • 5.

    Tegelijkertijd met de oproep maakt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering openbaar. De agenda en de daarbij behorende voorstellen, met uitzondering van de in artikel 25, lid 2, Gemeentewet, genoemde stukken waarop geheimhouding is opgelegd, worden tegelijkertijd met de oproep ter inzage gelegd.

  • 6.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 7.

    De deuren worden gesloten wanneer een vijfde deel van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 8.

    Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd.

  • 9.

    Uit de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing het bepaalde in artikel 20 (quorum voor opening van vergadering), artikel 22 (onschendbaarheid, verschoningsrecht), artikel 26 (handhaving orde vergadering), artikel 28 (niet-deelname aan de stemming), artikel 29 (quorum voor geldige stemming), artikel 30 (tot stand komen besluit), artikel 31 (geheime stembriefjes), artikel 32 (overige stemmingen) en artikel 33 (ambtelijke bijstand leden van het Algemeen bestuur).

  • 10.

    In de vergaderingen van het algemeen bestuur heeft elk lid zoveel stemmen als overeenkomt met het aantal inwoners van de gemeente die deze vertegenwoordigt gedeeld door 5.000, waarbij de uitkomst naar boven wordt afgerond. Telkens bij de aanvang van een zittingsperiode wordt het aantal stemmen voor de duur van die zittingsperiode vastgesteld. Voor de toepassing van dit artikel wordt uitgegaan van het aantal inwoners volgens de laatst beschikbare gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

Artikel 12: Besloten vergadering

Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur over de geheimhouding van de inhoud van stukken is het bepaalde in artikel 23, leden 1 tot en met 4 van de Wgr van toepassing. In een besloten vergadering van het algemeen bestuur worden geen besluiten genomen over de begroting, begrotingswijzigingen, de jaarstukken en het liquidatieplan.

HOOFDSTUK 4: HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 13: Samenstelling

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en twee andere leden. Het dagelijks bestuur kent één lid uit de regio Oosterscheldebekken, één lid uit de regio Zeeuws-Vlaanderen en één lid uit de regio Walcheren.

  • 2.

    De twee andere leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen door en uit het algemeen bestuur. Zij worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur nadat in overeenstemming met artikel 9 de leden van het algemeen bestuur zijn aangewezen.

  • 3.

    De aanwijzing van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die openvallen, vindt plaats binnen twee maanden na de melding van de opengevallen plaats.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur mag geen meerderheid vormen in het algemeen bestuur.

Artikel 14: Einde lidmaatschap

  • 1.

    Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt indien het lid ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur. De leden treden af nadat de afgesproken zittingstermijn is verstreken.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag waarop de zittingsperiode van de gemeenteraad afloopt. Zij blijven hun functie waarnemen tot het moment dat het algemeen bestuur in de nieuwe samenstelling nieuwe leden voor het dagelijks bestuur heeft aangewezen.

  • 3.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, als dit lid niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur geniet. In dit geval is het bepaalde in artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. De rechter treedt niet in de beoordeling van de gronden waarop het algemeen bestuur tot ontslag van een lid van het dagelijks bestuur heeft besloten.

Artikel 15: Werkwijze

  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of een ander lid van het dagelijks bestuur dit nodig acht met opgave van de te behandelen onderwerpen. De vergadering vindt plaats binnen twee weken nadat het verzoek is ingekomen.

  • 2.

    Voor zover deze regeling niet anders bepaalt, kan het dagelijks bestuur zijn werkzaamheden verdelen over zijn leden. Het dagelijks bestuur deelt zijn besluiten daarover mee aan het algemeen bestuur.

  • 3.

    Besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen. Als de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen vaststellen, dat aan het algemeen bestuur ter kennisneming wordt overgelegd.

  • 5.

    Voor de besluitvorming in het dagelijks bestuur en de verplichting tot geheimhouding zijn de overeenkomstige bepalingen zoals die zijn opgenomen in de Gemeentewet voor het college van toepassing.

Artikel 16: Taak

De taak van het dagelijks bestuur is:

  • 1.

    Het uitvoeren van alle taken en bevoegdheden die op grond van de in artikel 6 leden 1 tot en met 4 genoemde wetten en algemeen verbindend voorschriften aan de colleges van burgemeester en wethouders toekomen.

  • 2.

    Voorts is het dagelijks bestuur belast met:

    • a.

      het voorbereiden van al wat aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd, voor zover die voorbereiding niet aan anderen is opgedragen;

    • b.

      het uitvoeren van besluiten van het algemeen bestuur;

    • c.

      het beheer van de eigendommen en geldmiddelen van het openbaar lichaam;

    • d.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en het verlies van recht of bezit;

    • e.

      het houden van een voortdurend toezicht op het beheer en de exploitatie van het openbaar lichaam, evenals op al wat het openbaar lichaam aangaat, waaronder de zorg voor de archiefbescheiden;

    • e1.

      het vaststellen van regels over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;

    • f.

      het benoemen, schorsen en ontslaan van het personeel, met uitzondering van de directeur publieke gezondheid en zijn waarnemer. De directeur jeugdhulp wordt benoemd, geschorst en ontslagen in overeenstemming met het algemeen bestuur;

    • g.

      het behartigen van de belangen van het openbaar lichaam bij andere overheidslichamen en instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor het openbaar lichaam van belang is.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur heeft de verplichting om het algemeen bestuur actief inlichtingen te verstrekken.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan een huishoudelijk reglement opstellen waarin de taak van het dagelijks bestuur als genoemd in dit artikel, gedetailleerder wordt beschreven en wordt vastgesteld, waarbij geen sprake mag zijn van strijdigheid met deze regeling.

HOOFDSTUK 5: DE VOORZITTER

Artikel 17: Benoeming en Taak

  • 1.

    De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan de voorzitter ontslag verlenen, indien deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

  • 3.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 4.

    Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen door een lid van het dagelijks bestuur, aan te wijzen door het dagelijks bestuur.

  • 5.

    De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 6.

    De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. De voorzitter kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door deze aan te wijzen gemachtigde.

  • 7.

    Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een gemeente, die partij is in een geding waarbij het openbaar lichaam is betrokken, wordt het openbaar lichaam door een ander, door het dagelijks bestuur aan te wijzen, lid van het dagelijks bestuur vertegenwoordigd.

HOOFDSTUK 6: DE DIRECTEUREN

Artikel 18: Functie, Benoeming en Taak

  • 1.

    De bestuursorganen van het openbaar lichaam worden bijgestaan door twee directeuren, die in de vergaderingen van het algemeen bestuur een adviserende stem hebben ten aanzien van aangelegenheden waarover zij de dagelijkse leiding hebben. De directeur publieke gezondheid vervult ten behoeve van het algemeen bestuur en ten behoeve van het dagelijks bestuur de functie van ambtelijk secretaris en hij heeft een adviserende stem in het dagelijks bestuur.

  • 2.

    Het algemeen bestuur benoemt, schorst en ontslaat de directeur publieke gezondheid in overeenstemming met het bestuur van de Veiligheidsregio Zeeland en met inachtneming van het bepaalde in artikel 10 lid 2 sub b. van deze regeling. Het dagelijks bestuur benoemt, schorst en ontslaat de directeur jeugdhulp in overeenstemming met het algemeen bestuur.

  • 3.

    De directeur publieke gezondheid is belast met de dagelijkse leiding van het organisatieonderdeel Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland. De directeur jeugdhulp is belast met de dagelijkse leiding van de Inkooporganisatie Jeugdhulp Zeeland.

  • 4.

    De directeur publieke gezondheid ondertekent mede alle stukken die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan.

  • 5.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de directeuren worden vastgelegd in een statuut. Het statuut wordt vastgesteld door het algemeen bestuur.

  • 6.

    De directeur publieke gezondheid is verantwoording schuldig aan het dagelijks bestuur. De directeur jeugdhulp is verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur, tenzij het algemeen bestuur heeft bepaald dat de directeur jeugdhulp aan een ingestelde bestuurscommissie verantwoording schuldig is.

  • 7.

    De directeur publieke gezondheid is bestuurder in de zin van de Wet op ondernemingsraden.

  • 8.

    Het dagelijks bestuur wijst de functionaris aan die als plaatsvervanger optreedt voor de directeur publieke gezondheid in geval van diens afwezigheid voor langere duur. Het algemeen bestuur wijst de functionaris aan die als plaatsvervanger optreedt voor de directeur jeugdhulp in geval van diens afwezigheid voor langere duur, tenzij het algemeen bestuur heeft bepaald dat een ingestelde bestuurscommissie deze functionaris aanwijst.

HOOFDSTUK 7: INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG

Artikel 19: Intern

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn, samen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2.

    Zij geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is.

  • 3.

    Zij geven samen, dan wel afzonderlijk, aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoeken, alle gevraagde inlichtingen.

  • 4.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, als dit lid niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur bezit. In dit geval is het bepaalde in artikel 49 en verder van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    De leden 1 tot en met 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor het door hem gevoerde bestuur.

Artikel 20: Informatieverstrekking door het algemeen en dagelijks bestuur

  • 1.

    Het algemeen en het dagelijks bestuur geven aan de raden van de gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 2.

    Het algemeen en het dagelijks bestuur verstrekken aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door een of meer raden worden verlangd.

  • 3.

    Die informatie wordt in dat geval ook verstrekt aan de overige raden.

Artikel 21: Informatieverstrekking door individuele leden van het algemeen bestuur

  • 1.

    Een lid of een plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur is aan de raad door wie hij is benoemd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 16 Wgr, verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad aangegeven wijze.

  • 2.

    Een lid of een plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur kan door de raad waarbinnen dit lid functioneert, worden ontslagen, indien dit lid niet meer het vertrouwen van de raad bezit.

Artikel 21a: Bekendmaking

Besluiten van het bestuur die een algemeen verbindend voorschrift inhouden zijn pas geldig als ze via de gemeentebladen van de deelnemende gemeenten bekend zijn gemaakt.

Artikel 21b: Inwerkingtreding

De bekend gemaakte besluiten zijn van kracht op de achtste dag na de dag van de bekendmaking. In het besluit kan een latere datum genoemd zijn waarop het voorschrift gaat gelden.

HOOFDSTUK 8: HET PERSONEEL

Artikel 22: Personeel

  • 1.

    Bij het openbaar lichaam de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland is personeel werkzaam.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur stelt voor het personeel van het openbaar lichaam de arbeidsvoorwaardenverordening vast conform de collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor het gemeentepersoneel (CAR/UWO), dan wel de (gewijzigde) collectieve arbeidsvoorwaardenregeling die daarvoor in de plaats komt.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur beslist over de toepassing van overige arbeidsvoorwaarden.

  • 4.

    Aanstelling, schorsing en ontslag van personeel geschieden door het dagelijks bestuur, behoudens het bepaalde in artikel 10, lid 2, sub b en artikel 16 lid 2, sub f van deze regeling.

HOOFDSTUK 9: HET BELEIDSPLAN EN HET BELEIDSVERSLAG

Artikel 23: (Meerjaren)beleid en beleidsverslag

Het meerjarenbeleid van de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland wordt verwerkt in de meerjarenprogrammabegroting. Verslag wordt gedaan in de jaarstukken.

HOOFDSTUK 10: FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 24: Begrotingsprocedure

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stuurt jaarlijks vóór 15 april de ontwerpbegroting van het openbaar lichaam voor het komende kalenderjaar met de beleidsmatige en financiële meerjarenramingen voor de drie daarop volgende jaren aan de raden van de gemeenten. Het bepaalde in artikel 190 lid 1 van de Gemeentewet is van toepassing evenals het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV).

  • 2.

    In de ontwerpbegroting wordt een analyse opgenomen van de begrotingscijfers ten opzichte van de cijfers uit de laatst opgemaakte jaarstukken. De ontwerpbegroting met de beleidsmatige en financiële meerjarenramingen wordt door de gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Het bepaalde in artikel 190 lid 2 en 3 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen acht weken na ontvangst van de ontwerpbegroting met de beleidsmatige en financiële meerjarenramingen het dagelijks bestuur hun zienswijze aangeven. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin de zienswijze van de raden zijn vervat, bij de ontwerpbegroting met de beleidsmatige en financiële meerjarenramingen, die aan het algemeen bestuur wordt aangeboden. Het algemeen bestuur stelt de begroting uiterlijk 14 juli vast.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur stuurt de begroting met de beleidsmatige en financiële meerjarenramingen binnen twee weken na vaststelling, maar in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan Gedeputeerde Staten.

  • 5.

    Nadat deze is vastgesteld, stuurt het algemeen bestuur de begroting met de beleidsmatige en financiële meerjarenramingen aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 6.

    Op wijzigingen van de begroting zijn voorgaande bepalingen van overeenkomstige toepassing.

  • 7.

    Het bestuur geeft de deelnemende gemeenten de gelegenheid om wensen en bedenkingen in te geven over begrotingswijzigingen. Een begrotingswijziging blijft achterwege voor uitgaven die binnen een programma van de eigen begroting kunnen worden opgevangen en/of die geen belangrijke beleidswijzigingen betreffen en/of geen structurele gevolgen hebben voor de begroting van het volgende jaar en/of volgende jaren.

Artikel 25: Bijdragen van de gemeenten

  • 1.

    In de begroting staat welke bijdrage elke gemeente verschuldigd is voor de uitvoering van de taken van het organisatieonderdeel Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland alsmede staat afzonderlijk vermeld welke bijdrage elke gemeente verschuldigd is voor de uitvoering van de taken van de Inkooporganisatie Jeugdhulp Zeeland. De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot op de vijftiende dag van de maand een/twaalfde deel van de bedoelde bijdrage.

  • 2.

    De deelnemers zullen er steeds zorg voor dragen dat het organisatieonderdeel Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland en de Inkooporganisatie Jeugdhulp Zeeland over voldoende middelen beschikken om aan al hun verplichtingen te kunnen voldoen.

  • 3.

    Indien aan het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet.

Artikel 25a: Administratie, bijdragen en informatievoorziening Jeugdhulp

  • 1.

    De Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland houdt de administratie voor de jeugdhulp gescheiden van de administratie van de andere taken.

  • 2.

    De voor jeugdhulp verkregen bijdragen van de gemeenten worden beheerd op een uitsluitend daartoe bestemde rekening.

  • 3.

    Het algemeen bestuur zendt periodiek aan de colleges van burgemeesters en wethouders van de gemeenten een overzicht van de verplichtingen, inkomsten en uitgaven voor jeugdhulp. Daarbij wordt in ieder geval aangesloten bij de Planning en Controlcyclus van de gemeenten.

Artikel 26: Reserve

  • 1.

    Het openbaar lichaam vormt een reserve ten laste van de gemeentelijke bijdragen aan de uitvoeringskosten tot maximaal 5% van de jaaromzet van het organisatieonderdeel Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland, inclusief de bijdrage van de deelnemers.

  • 2.

    Kennelijke onbillijkheden die uit de toepassing van dit artikel voortvloeien, worden ter beslissing voorgelegd aan het dagelijks bestuur. Bij beslissingen op gemeentelijke verzoeken hierover past het dagelijks bestuur de afspraken tussen de gemeenten over de te vormen reserve toe.

Artikel 27: Jaarstukken

  • 1.

    Het dagelijks bestuur legt voor 15 april aan het algemeen bestuur verantwoording af over het afgelopen kalenderjaar, onder overlegging van de opgestelde jaarstukken en een berekening van de door de deelnemende gemeenten te betalen bijdragen, naast de controleverklaring en het verslag van bevindingen van de met de controles belaste accountant.

  • 2.

    De jaarstukken worden gelijktijdig ter informatie aan de raden van de deelnemende gemeenten toegezonden.

  • 3.

    Het algemeen bestuur onderzoekt de jaarstukken en stelt deze uiterlijk 14 juli vast, volgende op het jaar waarop deze betrekking hebben, evenals de bijdragen die de deelnemende gemeenten betalen in het eventuele exploitatietekort.

  • 4.

    De jaarstukken worden binnen twee weken na de vaststelling aan Gedeputeerde Staten gezonden, maar vóór 15 juli.

  • 5.

    Het besluit tot vaststelling van de jaarstukken strekt - voor zover het de daarin opgenomen ontvangsten en uitgaven betreft - het dagelijks bestuur tot decharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in bewijsstukken en/of andere onregelmatigheden.

HOOFDSTUK 11: HET ARCHIEF

Artikel 28: Archief

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is belast met de zorg en het toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden, overeenkomstig een door het algemeen bestuur, met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet 1995 vast te stellen regeling.

  • 2.

    Deze regeling wordt aan Gedeputeerde Staten toegestuurd.

  • 3.

    Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden wijst het algemeen bestuur een archiefbewaarplaats aan.

HOOFDSTUK 12: TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING, GESCHILLEN EN OPHEFFING

Artikel 29: Toetreding, uittreding

  • 1.

    Toe- en uittreding van gemeenten tot deze gemeenschappelijke regeling is slechts mogelijk na wijziging van artikel 14 van de Wet publieke gezondheid of wijziging van de regio-indeling van gemeenten als bedoeld in artikel 8 van de Wet veiligheidsregio’s.

  • 2.

    Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding of de uittreding en kan hieraan voorwaarden verbinden.

Artikel 30: Wijziging (wijziging heeft geen betrekking op het toekennen van nieuwe taken)

  • 1.

    De regeling wordt gewijzigd, indien de raden en de colleges van tweederde van de deelnemende gemeenten daartoe eensluidend besluiten.

  • 2.

    Voorstellen tot wijziging van de regeling kunnen worden gedaan door het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur of één of meer van de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Voorstellen uitgaande van het algemeen bestuur worden toegezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten, die 3 maanden na ontvangst ter zake een besluit nemen en dat direct aan het algemeen bestuur melden.

  • 4.

    Voorstellen uitgaande van één of meer deelnemende gemeenten worden toegezonden aan het algemeen bestuur, dat het voorstel met zijn beschouwingen ter zake binnen acht weken aan de raden van de deelnemende gemeenten doet toekomen, waarna deze deelnemende gemeenten en het algemeen bestuur verder handelen conform het bepaalde in het vorige lid van dit artikel.

  • 5.

    De bij wet voorgeschreven toezending van de wijziging aan Gedeputeerde Staten geschiedt door het dagelijks bestuur.

Artikel 31: Geschillen

  • 1.

    Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 28 Wgr de beslissing van Gedeputeerde Staten wordt ingeroepen, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een geschillencommissie.

  • 2.

    De geschillencommissie bestaat uit drie leden. Een lid wordt aangewezen door het algemeen bestuur en een lid wordt aangewezen door de betrokken gemeente(n). Deze twee leden wijzen gezamenlijk een derde lid aan dat tevens als voorzitter van de commissie optreedt.

  • 3.

    De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen.

  • 4.

    De geschillencommissie brengt advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

  • 5.

    Indien het advies van de commissie niet leidt tot oplossing van het gerezen geschil wordt bij het verzoek om een beslissing van Gedeputeerde Staten een afschrift van het advies van de commissie gevoegd.

Artikel 32: Opheffing en liquidatie

  • 1.

    De gemeenschappelijke regeling kan slechts worden opgeheven voor zover dit op grond van artikel 14 van de Wet publieke gezondheid en artikel 8 juncto artikel 9 van de Wet veiligheidsregio’s mogelijk is. Opheffing geschiedt in dat geval bij daartoe strekkende besluiten van de raden, de colleges en de burgemeesters van tenminste twee derde van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Ingeval van opheffing van de gemeenschappelijke regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regels. Daarbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 3.

    Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, nadat de raden van de deelnemende gemeenten hun zienswijze hebben kunnen inbrengen, vastgesteld.

  • 4.

    Het liquidatieplan voorziet in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

  • 5.

    Het liquidatieplan geeft regels voor de wijze waarop de deelnemende gemeenten, voor zover het saldo ontoereikend is, zorg dragen voor de nakoming van de verplichtingen van het openbaar lichaam.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 7.

    Het besluit tot opheffing van deze regeling wordt direct gezonden aan de deelnemende gemeenten en Gedeputeerde Staten.

  • 8.

    De organen van het openbaar lichaam blijven ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie volledig is voltooid.

  • 9.

    Gedurende de vereffening wordt de aanduiding van de regeling aangevuld met de afkorting van ‘in liquidatie’, zodat het opschrift komt te luiden: “Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland i.l.”.

HOOFDSTUK 13: SLOTBEPALINGEN

Artikel 33: Overgangsbepaling

  • 1.

    Het algemeen bestuur en de voorzitter van het openbaar lichaam blijven hun functies vervullen tot de zittingsperiode van de gemeenteraden is beëindigd en in hun opvolging is voorzien.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur blijft haar functie vervullen totdat een nieuw dagelijks bestuur wordt aangewezen. Een nieuw dagelijks bestuur wordt aangewezen tijdens de eerste vergadering van het algemeen bestuur nadat de regeling in werking is getreden.

Artikel 34: Inwerkingtreding

  • 1.

    Het college van de gemeente Goes zorgt voor het inzenden van de regeling, alsmede besluiten tot wijziging of opheffing daarvan aan Gedeputeerde Staten.

  • 2.

    De deelnemende gemeenten zorgen voor inschrijving in het register, als bedoeld in artikel 27, lid 1, Wgr.

  • 3.

    De regeling treedt in werking na publicatie in de Staatscourant.

Artikel 35: Slotbepaling

In alle gevallen waarin de regeling niet voorziet beslist het algemeen bestuur

Artikel 36: Evaluatie

De regeling wordt elke 4 jaar geëvalueerd. De evaluatie heeft vooral betrekking op de vraag of de samenwerking de doelen die zij zich heeft gesteld ook heeft bereikt tegen de kosten die hiervoor waren uitgetrokken. Daarnaast dient ook gekeken te worden naar de uitvoering van de specifieke taken. De manier waarop de samenwerking heeft gefunctioneerd, is eveneens onderdeel van de evaluatie.

Artikel 37: Titel

De regeling kan worden aangehaald als “De gemeenschappelijke regeling Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland”.

Aldus vastgesteld op 11 oktober 2019.

Toelichting

 

Bij het formuleren van dit voorstel is de huidige GR GGD uit 2014 als uitgangspunt genomen. De voorgestelde wijzigingen zijn in rode, blauwe, groene en bruine tekst weergegeven. Er is gekozen voor een doorlopende tekst van de regeling vanwege het grote aantal voorgestelde wijzigingen en de wens om de voorgestelde wijzigingen te plaatsen in de context van het betreffende artikel. In beginsel is het model van de VZG gevolgd, behalve waar de huidige GR nu reeds bewust van het model afwijkt, of waar het model strijdig is met de Wgr of andere wetgeving.

 

De volgende bepalingen zijn aangepast conform het VZG-model: art. 1 lid 1 sub d, art. 3, art. 9 lid 2 en lid 4, art. 10 lid 2 sub a., art. 11 lid 5, art. 12, art. 13 lid 2, art. 14 lid 1, art. 16 lid 3, art. 21a, art. 21b, art. 22, art. 24 lid 1 en lid 3, art. 25 lid 1, art. 26 lid 2, art. 27 lid 1 en lid 2, art. 28, art. 30 titel en lid 3, art. 34, art. 35 en art. 36.

 

In de volgende bepalingen is afgeweken van het VZG model: art. 1 lid 1 sub e, art. 1 lid 2, art. 10 lid 2 aanhef, art. 10 lid 2 sub c., art. 10 lid 2 sub f., art. 11 lid 7, art. 13 lid 1, art. 14 lid 3, art. 18, art. 21 lid 2, art. 22, art. 23, art. 25, art. 30 lid 5 en art. 34 lid 3.

 

In de was-/wordt lijst die u hieronder aantreft worden alle voorgestelde wijzigingen artikelsgewijs toegelicht. Om het leidende karakter van het VZG model te onderstrepen is de nummering van de artikelen in het VZG model overgenomen.

Enkele onderwerpen vragen om een meer algemene toelichting:

Taken en bevoegdheden

Om een scherper onderscheid te maken tussen de taken die zijn opgedragen aan het openbaar lichaam en de bevoegdheden die in dit verband in eerdere besluitvorming aan de organen van het openbaar lichaam zijn overgedragen, wordt op enkele plaatsen een andere formulering voorgesteld dan het VZG model. Een inhoudelijke wijziging van de regeling is hiermee niet beoogd en er vindt dan ook geen nieuwe overdracht van bevoegdheden plaats.

Taakverdeling AB/DB

Met betrekking tot de taakverdeling tussen AB en DB zijn de huidige GR en het VZG model tot uitgangspunt genomen. De voorgestelde wijzigingen komen voort uit de wetswijziging van de Wgr in 2015, en worden hieronder per wijziging toegelicht. De taakverdeling tussen AB en DB stond op de agenda van de bestuursconferentie op 24 november 2018. Een eventueel huishoudelijk reglement brengt geen wijziging aan in de GR en in een dergelijk reglement vindt dan dus ook geen overdracht van taken van de gemeenten aan het openbaar lichaam plaats.

Directeuren

Sinds 2015 ligt de bevoegdheid om regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam, om ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan, en om het ‘dagelijks bestuur’ van het openbaar lichaam te voeren o.g.v. art. 33b Wgr bij het dagelijks bestuur van een openbaar lichaam, tenzij de wet iets anders regelt of de gemeenschappelijke regeling het dagelijks bestuur aan het AB overlaat. Voor de benoeming van de directeur publieke gezondheid is in de Wet publieke gezondheid een afwijkende regeling getroffen, nl. benoeming door het AB in overeenstemming met het bestuur van de veiligheidsregio. In de voorgestelde tekst is deze bestaande bevoegdheid van het AB dan ook gehandhaafd. De benoeming, schorsing en ontslag van de directeur jeugdhulp zijn bij het DB belegd, in overeenstemming met het AB. Dit is in lijn met art. 33b Wgr, maar respecteert tevens het gegeven dat de Inkooporganisatie is ondergebracht in een bestuurscommissie, waarin het dagelijks bestuur van de GGD Zeeland geen rol heeft.

Verordenende bevoegdheid ten aanzien van subsidies

In art. 6a aanhef en sub a. van de regeling is bepaald dat het bestuur van het openbaar lichaam tot taak heeft het uitvoeren van taken uit de Jeugdwet door middel van het contracteren en subsidiëren van aanbieders van jeugdhulp en uitvoerders van jeugdreclassering en jeugdbeschermingsmaatregelen in het kader van de Jeugdwet, hetgeen ook het beëindigen van deze contracten door opzegging of ontbinding en het terugvorderen van deze subsidies omvat. Om subsidiebesluiten (w.o. verlening, vaststelling, intrekking en terugvordering) te kunnen nemen is echter op grond van art. 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht een subsidieregeling of -verordening vereist, die regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. Om een subsidieverordening tot stand te kunnen brengen moet in de gemeenschappelijke regeling een verordenende bevoegdheid worden gecreëerd ten aanzien van subsidies. Het creëren van verordenende bevoegdheid heeft op zichzelf geen overdracht van bevoegdheden tot gevolg. De bepaling voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt vindt plaats in de subsidieverordening, die is gebonden aan de taken die aan het openbaar lichaam zijn overgedragen en de budgetten die daarvoor beschikbaar zijn.

Bijzondere positie van de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland

Uit de Wet publieke gezondheid volgen specifieke voorschriften voor de inrichting van de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland. In de voorgestelde regeling worden deze voorschriften nageleefd. Een en ander heeft tot gevolg dat in de voorgestelde regeling aanleiding is gezien af te wijken van de bepalingen in het VZG model over toe- en uittreding. Aan het VZG model ligt immers de veronderstelling ten grondslag dat toe- en uittreding geschieden op basis van keuzevrijheid van de gemeenten, terwijl deze keuzevrijheid bij GGD’en op grond van de Wet Publieke Gezondheid beperkt is, zoals dit ook het geval is bij Veiligheidsregio’s op grond van de Wet veiligheidsregio’s. Een en ander werkt door in de bepalingen over de opheffing van de regeling en liquidatie van het openbaar lichaam. De gemeenschappelijke regeling van de Veiligheidsregio Zeeland is nagevolgd in de art. 23, art. 24 lid 1 en lid 2, art. 25 lid 3 en lid 4, art. 26 lid 1, art. 27 lid 1, lid 3 en lid 4, art. 29 en art. 32.

 

De Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland is zowel de naam van het openbaar lichaam, als de aanduiding van één van de twee organisatieonderdelen van het openbaar lichaam. Om verwarring te voorkomen is op meerdere plaatsen in de GR het woord ‘openbaar lichaam’ of ‘organisatieonderdeel’ toegevoegd aan de naam Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland. Het onderscheid in de huidige GR tussen ‘Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland’ en ‘GGD Zeeland’ is komen te vervallen.

Gedeputeerde Staten

In navolging van het VZG model wordt dit bestuursorgaan in de voorgestelde regeling met hoofdletters geschreven.

Was-/wordt lijst (artikelsgewijs)

Considerans; de considerans van de GR uit 2014 is aangevuld met een toelichting op de aanleiding voor de wijziging. In de opsomming van wetten is de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 toegevoegd vanwege de overgedragen taken van de GGD Zeeland op het terrein van Veilig Thuis. De Wet Kinderopvang is toegevoegd vanwege de al bestaande wettelijke toezichthoudende taken van de directeur PG.

 

Art 1b: de zinsnede ‘op het gebied van de publieke gezondheidszorg’ in de huidige GR is nogal onbepaald en daarom vervangen door ‘als beschreven in artikel 6 van deze regeling’.

 

Art. 1d: de opsomming van de deelnemende gemeenten is toegevoegd in navolging van het VZG model.

 

Art. 1e: hier is de bestaande tekst van de GR aangehouden, omdat het VZG model taalkundig niet juist is.

 

Art. 1j en k: de definities van jeugdreclassering en kinderbeschermingsmaatregel zijn toegevoegd omdat de Inkooporganisatie in het bestaande artikel 6a al taken op dit vlak heeft toegekend gekregen.

 

Art. 1 lid 2: de bestaande tekst van de GR is aangehouden, omdat het VZG model VZG zowel juridisch als taalkundig niet klopt.

 

Art. 3: de formulering is gelijk getrokken met het VZG model, met dien verstande dat wordt gesproken over ‘gezamenlijke belangen’ i.p.v. ‘de gezamenlijke belangen’. Niet alle gezamenlijke belangen op het terrein van de genoemde wetgeving behoren immers tot de taken van de GR. De Wmo 2015 en de Wet Kinderopvang zijn toegevoegd vanwege nieuwe (Wmo 2015) en reeds bestaande (Wet Kinderopvang) taken van de GGD resp. directeur PG.

 

Art. 4: De mogelijkheid om bestuurscommissies in te stellen is niet voorzien in het model van de VZG, maar moet in de regeling zijn opgenomen om commissies te kunnen inrichten. De bevoegdheid in de huidige GR is toegepast bij de instelling van de Inkooporganisatie.

 

Art. 5: De zinsnede achter de komma is toegevoegd in verband met het gegeven dat de uitvoering van de Wmo 2015 en de Jeugdwet slechts aan het organisatieonderdeel Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland is opgedragen voor wat betreft Veilig Thuis. De taken van de Inkooporganisatie zijn vermeld in artikel 6a.

 

Art. 6a lid 2 over de subsidieverordening, zie de opmerking in de algemene toelichting.

 

Art. 9 lid 2: De aanvulling is overgenomen uit het VZG model, en komt overeen met het geschrapte lid 7.

 

Art. 9 lid 4: De aanwijzing van een secretaris en penningmeester zijn geschrapt, conform het VZG model.

 

Art. 9 leden 5 t/m 8 en 12 van de GR komen niet voor in het VZG model en zijn geschrapt.

 

Art. 10 lid 1a: zie het commentaar bij art. 4 van deze regeling. Dit is het huidige art. 10 lid 2 van de GR. De nummering is aangepast om die van het volgende lid gelijk te trekken met die van het VZG model.

 

Art. 10 lid 2, aanhef: de zinsnede ‘in ieder geval’ is, omdat er behalve de genoemde bevoegdheden ook andere kunnen zijn waarvan de aard zich tegen delegatie verzet, zie ook art. 33a lid 2 Wgr.

 

Art. 10 lid 2 sub a. Conform het VZG model zijn de secretaris en de penningmeester geschrapt, zie ook art. 9 lid 4 van de regeling.

 

Art. 10 lid 2 sub b. Deze bevoegdheid is niet overdraagbaar in verband met art. 14 lid 3 van de Wet publieke gezondheid. Met ‘bestuur’ van de VRZ wordt gedoeld op het algemeen bestuur.

 

Art. 10 lid 2 sub c. Het VZG model noemt ook het meerjarenbeleidsplan. Het meerjarenbeleid is bij de GGD Zeeland echter geïntegreerd in de begroting. De huidige GR noemt dit plan ook niet.

 

Art. 10 lid 2f: Deze bepaling is geschrapt omdat de bevoegdheid tot vaststellen van de verordening waarin de rechtspositie van het personeel wordt bepaald door de Wgr thans bij het DB wordt belegd, zie art. 33b Wgr.

 

Art. 10 lid 2g: De subsidieverordening is aan deze bepaling toegevoegd omdat het ook voor deze verordening niet wenselijk is dat de bevoegdheid tot het vaststellen daarvan wordt gedelegeerd.

 

Art. 11 lid 5: De formulering is aangepast aan het VZG-model.

 

Art. 11 lid 7: De zinsnede ‘een derde deel’ is vervangen door ‘een vijfde deel’ vanwege art. 22 lid 4 Wgr.

 

Art. 11 lid 10: De bepaling komt overeen met het huidige art. 12 lid 6. De laatste zin is aangepast omdat de CBS-gegevens per 31 december van het voorafgaande jaar vaak niet tijdig beschikbaar zijn.

 

Art. 12: De bepaling is aangepast aan het VZG model. Het meerjarenbeleid wordt bij de GGD Zeeland verwerkt in de programmabegroting.

 

Art. 13 lid 1: De voorzitter van de GR wordt in functie benoemd. Door middel van de voorgestelde wijzigingen voldoet de bepaling aan art. 14 Wgr. Het AB kent volgens het VZG-model al niet langer de functies van secretaris en penningmeester.

 

Art. 13 lid 2: De voorzitter van de GR is tevens voorzitter van het DB, en hoeft dus niet te worden benoemd. In de huidige GR wordt ‘overeenkomstig’ gebezigd. In de voorgestelde tekst wordt aangesloten bij het VZG model.

 

Art. 13 lid 4: Deze bepaling komt niet voor in het VZG model, maar is ingegeven door de wijziging van de Wgr in 2015.

 

Art. 14 lid 1: In de huidige GR staat nog ‘externe leden’. De voorgestelde tekst is conform model VZG.

 

Art. 14 lid 3: De formulering is aangepast aan het nieuwe art. 19a lid 3 Wgr.

 

Art. 16 lid 2 e1 is gebaseerd op art. 33b lid 1 sub c. van de Wgr. Gedacht kan worden aan het stellen van regels m.b.t. de formatieruimte, het functiegebouw, rechtspositie van het personeel e.d.

 

Art. 16 lid 2 sub f: uitsluitend de directeur PG is uitgesloten van het benoemingsrecht van het DB vanwege de wettelijke rol van het AB hierin o.g.v. de Wet publieke gezondheid. De benoeming van de directeur jeugdhulp geschiedt in overeenstemming met het AB, dit vanwege het gegeven dat de inkooporganisatie door het AB is ondergebracht in een bestuurscommissie. De bevoegdheid van het DB tot benoeming is niet overdraagbaar.

 

Art. 16 lid 3 is overgenomen uit het VZG model.

 

Art. 16 lid 4: zie de algemene opmerking over de taakverdeling tussen AB en DB.

 

Art. 17 lid 6: ‘openbaar lichaam’ is ook het begrip dat in art. 33d lid 1 Wgr wordt gebruikt.

 

Art. 18: Vanwege de bijzondere situatie met twee directeuren is de voorkeur gegeven aan de huidige GR-bepaling, in plaats van het VZG-model. In art. 14 lid 3 van de Wet publieke gezondheid is bepaald dat de gemeentelijke gezondheidsdienst onder leiding staat van een directeur publieke gezondheid, die wordt benoemd door het algemeen bestuur in overeenstemming met het bestuur van de veiligheidsregio.

 

Art. 21 lid 2: De verwijzing naar art. 8:1 Awb is geschrapt omdat bij gemeenschappelijke regeling geen wijziging kan worden gebracht in hetgeen rechtstreeks voortvloeit uit de Awb. Het VZG model is op dit punt niet gevolgd. Zie ook art. 16 lid 4 Wgr.

 

Art. 21a en art. 21b zijn overgenomen uit het VZG model.

 

Art. 22: Vanwege de ‘normalisering’ van de rechtspositie van het ambtelijk personeel komt het praktische belang van artikel 22 m.i.v. 1 januari 2020 te vervallen. De aanstellingen van het personeel worden dan van rechtswege omgezet in een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Het ligt in de lijn der verwachting dat ten behoeve van ambtenaren van de sector gemeenten een afzonderlijke cao zal worden gesloten, die algemeen verbindend zal worden verklaard. Op deze ontwikkeling wordt in het voorgestelde art. 22 niet vooruitgelopen. Het VZG model is gevolgd. Wel wordt voorgesteld om de leden 2 en 3 te wijzigen, omdat het stellen van algemene regels t.a.v. de ambtelijke organisatie en het personeel op grond van art. 33b Wgr niet langer bij het AB berust, maar bij het DB. Aan art. 22 lid 4 is een zinsnede toegevoegd om tekstuele redenen.

 

Art. 23: Het (meerjaren)beleidsplan wordt bij de GGD Zeeland tegenwoordig verwerkt in de begroting, zie ook art. 24. Het beleidsverslag wordt verwerkt in de jaarstukken, zie art. 28. Deze werkwijze sluit aan bij die van de VRZ.

 

Art. 24 lid 1: voorgesteld wordt om de datum waarop de begroting moet worden ingezonden te wijzigen conform het model van de VZG. Ook de verwijzing naar het BBV is overgenomen uit het model VZG. Art. 24 brengt tot uitdrukking dat in de begroting tevens aandacht wordt besteed aan de beleidsmatige en financiële meerjarenramingen. De gebruikte formulering is afkomstig uit de GR van de VRZ.

 

Art. 24 lid 2: De eerste zin van deze bepaling is overgenomen uit de GR van de VRZ.

 

Art. 24 lid 3: Het laatste zinsdeel is overgenomen uit het model VZG.

 

Art. 25 lid 1: De zin over het maandelijkse voorschot is overgenomen uit het model VZG.

 

Art. 25 lid 3: De verwijzing in de huidige GR en het model VZG naar artikelen 198 en 199 Provinciewet is onjuist en daarom gecorrigeerd, een en ander conform de GR van de VRZ.

 

Het huidige art. 25 lid 4 is geschrapt omdat uittreding uit de GR van de GGD Zeeland niet mogelijk is zonder voorafgaande wetswijziging, een en ander conform de GR van de VRZ.

 

Art. 25a is ongewijzigd gebleven ten opzichte van de huidige GR.

 

Art. 26 lid 1 de voorgestelde bepaling is gebaseerd op de bepaling over de reserve in de GR van de VRZ.

 

Art. 26 lid 2: de voorgestelde wijzigingen zijn tekstueel en komen voort uit het model VZG.

 

Art. 27 lid 1: de datum voor inlevering van de jaarstukken is overgenomen uit het model VZG. De bepaling is ingekort conform model VZG. Het zinsdeel over de controleverklaring is afkomstig uit de GR van de VRZ.

 

Art. 27 lid 2 is aangepast aan het model VZG, inclusief het schrappen van de zienswijze door de raad.

 

Art. 27 leden 3 en 4: de datum van 14 juli voor vaststelling van jaarstukken is overgenomen uit de GR van de VRZ. Ook de datum van 15 juli voor toezending van jaarstukken aan GS is afkomstig uit de GR van de VRZ, en is gebaseerd op art. 34 lid 4 Wgr.

 

Art. 28: De citeertitel van de Archiefwet is aangevuld. Lid 2 is een tekstuele aanpassing aan model VZG.

 

Art. 29: Zie algemene toelichting

 

Art. 30: De aanvulling in de titel van deze bepaling is afkomstig uit het VZG model.

 

Art. 30 lid 3: De termijn voor besluitvorming in de raden is in het model VZG op 3 maanden gesteld.

 

Art. 30 lid 5: De toezending aan het handelsregister van de Kamer van Koophandel is uit de bepaling geschrapt, omdat deze niet langer wettelijk verplicht is.

 

Art. 32: Zie algemene toelichting

 

Art. 34 is tekstueel aangepast aan het VZG model. De inzending is o.g.v. art. 26 lid 1 Wgr een verplichting van het bestuur van de gemeente van de plaats van vestiging van het openbaar lichaam. Bij de GGD Zeeland is dat Goes. Lid 3 wijkt af van VZG model omdat art. 26 lid 2 Wgr bekendmaking in de Staatscourant voorschrijft.

 

Art. 35: De leden 1 en 2 van het VZG model zijn niet meer van toepassing, omdat de GR GGD Zeeland reeds bestaat. Het derde lid van het VZG model is daardoor enig lid van dit artikel. Deze bepaling is nieuw t.o.v. de huidige GR.

 

Art. 36 ontbreekt in de huidige GR en is overgenomen uit het VZG model.

Naar boven