Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Goes | Staatscourant 2019, 64101 | Instelling gemeenschappelijke regelingen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Goes | Staatscourant 2019, 64101 | Instelling gemeenschappelijke regelingen |
De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten Borsele, Goes, Hulst, Kapelle, Middelburg, Noord-Beveland, Reimerswaal, Schouwen-Duiveland, Sluis, Terneuzen, Tholen, Veere en Vlissingen, ieder voor zover zij bevoegd zijn;
dat de bestaande Gemeenschappelijke regeling Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland dateert uit 2014;
dat de regeling moet worden aangepast aan het model dat de Vereniging van Zeeuwse Gemeenten (VZG) heeft opgesteld;
dat de regeling moet voldoen aan de Wet gemeenschappelijke regelingen, zoals deze in 2015 is gewijzigd;
dat de regeling moet worden aangepast voor het onderbrengen van de taken van Veilig Thuis Zeeland bij de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland en de vaststelling van een subsidieverordening ten behoeve van de Jeugdhulp;
gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Wet publieke gezondheid, de Wet veiligheidsregio’s, de Wet op de lijkbezorging, de Wet Kinderopvang, de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1: Begripsomschrijvingen
Daar waar in deze regeling artikelen en bepalingen van enige wet of andere regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, dienen in die artikelen in plaats van ‘de gemeente’, ‘de raad’, ‘het college’ en ‘de burgemeester’ te worden gelezen onderscheidenlijk: ‘het openbaar lichaam’, ‘het algemeen bestuur’, ‘het dagelijks bestuur’ en ‘de voorzitter’.
HOOFDSTUK 2: BELANG, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN
Het openbaar lichaam voert de in artikel 6 en artikel 6a genoemde regelingen uit, voor zover de uitvoering daarvan aan het openbaar lichaam is opgedragen.
Artikel 6: Taken en bevoegdheden
De Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland voert alle taken en bevoegdheden uit die bij of krachtens de Wet publieke gezondheid en de Wet veiligheidsregio’s (laatstgenoemde wet voor zover in het kader van de geneeskundige hulpverlening) aan de raad, het college of de burgemeester zijn opgedragen.
De Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland kan op verzoek, indien het algemeen bestuur hiertoe besluit, binnen de gedelegeerde bevoegdheden, nader te omschrijven taken gaan uitvoeren. Een besluit hiertoe vermeldt alsdan de wijze van kostenverrekening en overige voorwaarden waaronder deze taken worden uitgevoerd.
Artikel 6a: Taken en bevoegdheden in het kader van de Jeugdwet
Aan het bestuur van het openbaar lichaam zijn in het kader van de Jeugdwet als bedoeld in artikel 6, vijfde lid onder a. de volgende taken opgedragen en de volgende bevoegdheden overgedragen:
het uitvoeren van taken uit de Jeugdwet door middel van het contracteren en subsidiëren van aanbieders van jeugdhulp en uitvoerders jeugdreclassering en jeugdbeschermingsmaatregelen in het kader van de Jeugdwet; dit omvat ook het beëindigen van deze contracten door opzegging of ontbinding en het terugvorderen van deze subsidies;
HOOFDSTUK 3: HET ALGEMEEN BESTUUR
Artikel 10: Bevoegdheden van het algemeen bestuur
De volgende bevoegdheden van het algemeen bestuur zijn in ieder geval niet overdraagbaar:
het vaststellen van een subsidieverordening als bedoeld in artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht, een verordening tot instelling van een commissie ex artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht en een verordening voor de behandeling van klachten als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht;
Tegelijkertijd met de oproep maakt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering openbaar. De agenda en de daarbij behorende voorstellen, met uitzondering van de in artikel 25, lid 2, Gemeentewet, genoemde stukken waarop geheimhouding is opgelegd, worden tegelijkertijd met de oproep ter inzage gelegd.
Uit de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing het bepaalde in artikel 20 (quorum voor opening van vergadering), artikel 22 (onschendbaarheid, verschoningsrecht), artikel 26 (handhaving orde vergadering), artikel 28 (niet-deelname aan de stemming), artikel 29 (quorum voor geldige stemming), artikel 30 (tot stand komen besluit), artikel 31 (geheime stembriefjes), artikel 32 (overige stemmingen) en artikel 33 (ambtelijke bijstand leden van het Algemeen bestuur).
In de vergaderingen van het algemeen bestuur heeft elk lid zoveel stemmen als overeenkomt met het aantal inwoners van de gemeente die deze vertegenwoordigt gedeeld door 5.000, waarbij de uitkomst naar boven wordt afgerond. Telkens bij de aanvang van een zittingsperiode wordt het aantal stemmen voor de duur van die zittingsperiode vastgesteld. Voor de toepassing van dit artikel wordt uitgegaan van het aantal inwoners volgens de laatst beschikbare gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Artikel 12: Besloten vergadering
Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur over de geheimhouding van de inhoud van stukken is het bepaalde in artikel 23, leden 1 tot en met 4 van de Wgr van toepassing. In een besloten vergadering van het algemeen bestuur worden geen besluiten genomen over de begroting, begrotingswijzigingen, de jaarstukken en het liquidatieplan.
HOOFDSTUK 4: HET DAGELIJKS BESTUUR
Artikel 14: Einde lidmaatschap
Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, als dit lid niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur geniet. In dit geval is het bepaalde in artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. De rechter treedt niet in de beoordeling van de gronden waarop het algemeen bestuur tot ontslag van een lid van het dagelijks bestuur heeft besloten.
Artikel 18: Functie, Benoeming en Taak
De bestuursorganen van het openbaar lichaam worden bijgestaan door twee directeuren, die in de vergaderingen van het algemeen bestuur een adviserende stem hebben ten aanzien van aangelegenheden waarover zij de dagelijkse leiding hebben. De directeur publieke gezondheid vervult ten behoeve van het algemeen bestuur en ten behoeve van het dagelijks bestuur de functie van ambtelijk secretaris en hij heeft een adviserende stem in het dagelijks bestuur.
Het algemeen bestuur benoemt, schorst en ontslaat de directeur publieke gezondheid in overeenstemming met het bestuur van de Veiligheidsregio Zeeland en met inachtneming van het bepaalde in artikel 10 lid 2 sub b. van deze regeling. Het dagelijks bestuur benoemt, schorst en ontslaat de directeur jeugdhulp in overeenstemming met het algemeen bestuur.
De directeur publieke gezondheid is verantwoording schuldig aan het dagelijks bestuur. De directeur jeugdhulp is verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur, tenzij het algemeen bestuur heeft bepaald dat de directeur jeugdhulp aan een ingestelde bestuurscommissie verantwoording schuldig is.
Het dagelijks bestuur wijst de functionaris aan die als plaatsvervanger optreedt voor de directeur publieke gezondheid in geval van diens afwezigheid voor langere duur. Het algemeen bestuur wijst de functionaris aan die als plaatsvervanger optreedt voor de directeur jeugdhulp in geval van diens afwezigheid voor langere duur, tenzij het algemeen bestuur heeft bepaald dat een ingestelde bestuurscommissie deze functionaris aanwijst.
HOOFDSTUK 7: INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG
Artikel 21: Informatieverstrekking door individuele leden van het algemeen bestuur
Een lid of een plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur is aan de raad door wie hij is benoemd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 16 Wgr, verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad aangegeven wijze.
HOOFDSTUK 10: FINANCIËLE BEPALINGEN
Artikel 24: Begrotingsprocedure
Het dagelijks bestuur stuurt jaarlijks vóór 15 april de ontwerpbegroting van het openbaar lichaam voor het komende kalenderjaar met de beleidsmatige en financiële meerjarenramingen voor de drie daarop volgende jaren aan de raden van de gemeenten. Het bepaalde in artikel 190 lid 1 van de Gemeentewet is van toepassing evenals het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV).
In de ontwerpbegroting wordt een analyse opgenomen van de begrotingscijfers ten opzichte van de cijfers uit de laatst opgemaakte jaarstukken. De ontwerpbegroting met de beleidsmatige en financiële meerjarenramingen wordt door de gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Het bepaalde in artikel 190 lid 2 en 3 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen acht weken na ontvangst van de ontwerpbegroting met de beleidsmatige en financiële meerjarenramingen het dagelijks bestuur hun zienswijze aangeven. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin de zienswijze van de raden zijn vervat, bij de ontwerpbegroting met de beleidsmatige en financiële meerjarenramingen, die aan het algemeen bestuur wordt aangeboden. Het algemeen bestuur stelt de begroting uiterlijk 14 juli vast.
Het bestuur geeft de deelnemende gemeenten de gelegenheid om wensen en bedenkingen in te geven over begrotingswijzigingen. Een begrotingswijziging blijft achterwege voor uitgaven die binnen een programma van de eigen begroting kunnen worden opgevangen en/of die geen belangrijke beleidswijzigingen betreffen en/of geen structurele gevolgen hebben voor de begroting van het volgende jaar en/of volgende jaren.
Artikel 25: Bijdragen van de gemeenten
In de begroting staat welke bijdrage elke gemeente verschuldigd is voor de uitvoering van de taken van het organisatieonderdeel Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland alsmede staat afzonderlijk vermeld welke bijdrage elke gemeente verschuldigd is voor de uitvoering van de taken van de Inkooporganisatie Jeugdhulp Zeeland. De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot op de vijftiende dag van de maand een/twaalfde deel van de bedoelde bijdrage.
Het dagelijks bestuur legt voor 15 april aan het algemeen bestuur verantwoording af over het afgelopen kalenderjaar, onder overlegging van de opgestelde jaarstukken en een berekening van de door de deelnemende gemeenten te betalen bijdragen, naast de controleverklaring en het verslag van bevindingen van de met de controles belaste accountant.
HOOFDSTUK 12: TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING, GESCHILLEN EN OPHEFFING
Artikel 30: Wijziging (wijziging heeft geen betrekking op het toekennen van nieuwe taken)
Voorstellen uitgaande van één of meer deelnemende gemeenten worden toegezonden aan het algemeen bestuur, dat het voorstel met zijn beschouwingen ter zake binnen acht weken aan de raden van de deelnemende gemeenten doet toekomen, waarna deze deelnemende gemeenten en het algemeen bestuur verder handelen conform het bepaalde in het vorige lid van dit artikel.
Artikel 32: Opheffing en liquidatie
De gemeenschappelijke regeling kan slechts worden opgeheven voor zover dit op grond van artikel 14 van de Wet publieke gezondheid en artikel 8 juncto artikel 9 van de Wet veiligheidsregio’s mogelijk is. Opheffing geschiedt in dat geval bij daartoe strekkende besluiten van de raden, de colleges en de burgemeesters van tenminste twee derde van de deelnemende gemeenten.
De regeling wordt elke 4 jaar geëvalueerd. De evaluatie heeft vooral betrekking op de vraag of de samenwerking de doelen die zij zich heeft gesteld ook heeft bereikt tegen de kosten die hiervoor waren uitgetrokken. Daarnaast dient ook gekeken te worden naar de uitvoering van de specifieke taken. De manier waarop de samenwerking heeft gefunctioneerd, is eveneens onderdeel van de evaluatie.
Bij het formuleren van dit voorstel is de huidige GR GGD uit 2014 als uitgangspunt genomen. De voorgestelde wijzigingen zijn in rode, blauwe, groene en bruine tekst weergegeven. Er is gekozen voor een doorlopende tekst van de regeling vanwege het grote aantal voorgestelde wijzigingen en de wens om de voorgestelde wijzigingen te plaatsen in de context van het betreffende artikel. In beginsel is het model van de VZG gevolgd, behalve waar de huidige GR nu reeds bewust van het model afwijkt, of waar het model strijdig is met de Wgr of andere wetgeving.
De volgende bepalingen zijn aangepast conform het VZG-model: art. 1 lid 1 sub d, art. 3, art. 9 lid 2 en lid 4, art. 10 lid 2 sub a., art. 11 lid 5, art. 12, art. 13 lid 2, art. 14 lid 1, art. 16 lid 3, art. 21a, art. 21b, art. 22, art. 24 lid 1 en lid 3, art. 25 lid 1, art. 26 lid 2, art. 27 lid 1 en lid 2, art. 28, art. 30 titel en lid 3, art. 34, art. 35 en art. 36.
In de volgende bepalingen is afgeweken van het VZG model: art. 1 lid 1 sub e, art. 1 lid 2, art. 10 lid 2 aanhef, art. 10 lid 2 sub c., art. 10 lid 2 sub f., art. 11 lid 7, art. 13 lid 1, art. 14 lid 3, art. 18, art. 21 lid 2, art. 22, art. 23, art. 25, art. 30 lid 5 en art. 34 lid 3.
In de was-/wordt lijst die u hieronder aantreft worden alle voorgestelde wijzigingen artikelsgewijs toegelicht. Om het leidende karakter van het VZG model te onderstrepen is de nummering van de artikelen in het VZG model overgenomen.
Enkele onderwerpen vragen om een meer algemene toelichting:
Om een scherper onderscheid te maken tussen de taken die zijn opgedragen aan het openbaar lichaam en de bevoegdheden die in dit verband in eerdere besluitvorming aan de organen van het openbaar lichaam zijn overgedragen, wordt op enkele plaatsen een andere formulering voorgesteld dan het VZG model. Een inhoudelijke wijziging van de regeling is hiermee niet beoogd en er vindt dan ook geen nieuwe overdracht van bevoegdheden plaats.
Met betrekking tot de taakverdeling tussen AB en DB zijn de huidige GR en het VZG model tot uitgangspunt genomen. De voorgestelde wijzigingen komen voort uit de wetswijziging van de Wgr in 2015, en worden hieronder per wijziging toegelicht. De taakverdeling tussen AB en DB stond op de agenda van de bestuursconferentie op 24 november 2018. Een eventueel huishoudelijk reglement brengt geen wijziging aan in de GR en in een dergelijk reglement vindt dan dus ook geen overdracht van taken van de gemeenten aan het openbaar lichaam plaats.
Sinds 2015 ligt de bevoegdheid om regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam, om ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan, en om het ‘dagelijks bestuur’ van het openbaar lichaam te voeren o.g.v. art. 33b Wgr bij het dagelijks bestuur van een openbaar lichaam, tenzij de wet iets anders regelt of de gemeenschappelijke regeling het dagelijks bestuur aan het AB overlaat. Voor de benoeming van de directeur publieke gezondheid is in de Wet publieke gezondheid een afwijkende regeling getroffen, nl. benoeming door het AB in overeenstemming met het bestuur van de veiligheidsregio. In de voorgestelde tekst is deze bestaande bevoegdheid van het AB dan ook gehandhaafd. De benoeming, schorsing en ontslag van de directeur jeugdhulp zijn bij het DB belegd, in overeenstemming met het AB. Dit is in lijn met art. 33b Wgr, maar respecteert tevens het gegeven dat de Inkooporganisatie is ondergebracht in een bestuurscommissie, waarin het dagelijks bestuur van de GGD Zeeland geen rol heeft.
Verordenende bevoegdheid ten aanzien van subsidies
In art. 6a aanhef en sub a. van de regeling is bepaald dat het bestuur van het openbaar lichaam tot taak heeft het uitvoeren van taken uit de Jeugdwet door middel van het contracteren en subsidiëren van aanbieders van jeugdhulp en uitvoerders van jeugdreclassering en jeugdbeschermingsmaatregelen in het kader van de Jeugdwet, hetgeen ook het beëindigen van deze contracten door opzegging of ontbinding en het terugvorderen van deze subsidies omvat. Om subsidiebesluiten (w.o. verlening, vaststelling, intrekking en terugvordering) te kunnen nemen is echter op grond van art. 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht een subsidieregeling of -verordening vereist, die regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. Om een subsidieverordening tot stand te kunnen brengen moet in de gemeenschappelijke regeling een verordenende bevoegdheid worden gecreëerd ten aanzien van subsidies. Het creëren van verordenende bevoegdheid heeft op zichzelf geen overdracht van bevoegdheden tot gevolg. De bepaling voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt vindt plaats in de subsidieverordening, die is gebonden aan de taken die aan het openbaar lichaam zijn overgedragen en de budgetten die daarvoor beschikbaar zijn.
Bijzondere positie van de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland
Uit de Wet publieke gezondheid volgen specifieke voorschriften voor de inrichting van de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland. In de voorgestelde regeling worden deze voorschriften nageleefd. Een en ander heeft tot gevolg dat in de voorgestelde regeling aanleiding is gezien af te wijken van de bepalingen in het VZG model over toe- en uittreding. Aan het VZG model ligt immers de veronderstelling ten grondslag dat toe- en uittreding geschieden op basis van keuzevrijheid van de gemeenten, terwijl deze keuzevrijheid bij GGD’en op grond van de Wet Publieke Gezondheid beperkt is, zoals dit ook het geval is bij Veiligheidsregio’s op grond van de Wet veiligheidsregio’s. Een en ander werkt door in de bepalingen over de opheffing van de regeling en liquidatie van het openbaar lichaam. De gemeenschappelijke regeling van de Veiligheidsregio Zeeland is nagevolgd in de art. 23, art. 24 lid 1 en lid 2, art. 25 lid 3 en lid 4, art. 26 lid 1, art. 27 lid 1, lid 3 en lid 4, art. 29 en art. 32.
De Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland is zowel de naam van het openbaar lichaam, als de aanduiding van één van de twee organisatieonderdelen van het openbaar lichaam. Om verwarring te voorkomen is op meerdere plaatsen in de GR het woord ‘openbaar lichaam’ of ‘organisatieonderdeel’ toegevoegd aan de naam Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland. Het onderscheid in de huidige GR tussen ‘Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland’ en ‘GGD Zeeland’ is komen te vervallen.
In navolging van het VZG model wordt dit bestuursorgaan in de voorgestelde regeling met hoofdletters geschreven.
Was-/wordt lijst (artikelsgewijs)
Considerans; de considerans van de GR uit 2014 is aangevuld met een toelichting op de aanleiding voor de wijziging. In de opsomming van wetten is de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 toegevoegd vanwege de overgedragen taken van de GGD Zeeland op het terrein van Veilig Thuis. De Wet Kinderopvang is toegevoegd vanwege de al bestaande wettelijke toezichthoudende taken van de directeur PG.
Art 1b: de zinsnede ‘op het gebied van de publieke gezondheidszorg’ in de huidige GR is nogal onbepaald en daarom vervangen door ‘als beschreven in artikel 6 van deze regeling’.
Art. 1d: de opsomming van de deelnemende gemeenten is toegevoegd in navolging van het VZG model.
Art. 1e: hier is de bestaande tekst van de GR aangehouden, omdat het VZG model taalkundig niet juist is.
Art. 1j en k: de definities van jeugdreclassering en kinderbeschermingsmaatregel zijn toegevoegd omdat de Inkooporganisatie in het bestaande artikel 6a al taken op dit vlak heeft toegekend gekregen.
Art. 1 lid 2: de bestaande tekst van de GR is aangehouden, omdat het VZG model VZG zowel juridisch als taalkundig niet klopt.
Art. 3: de formulering is gelijk getrokken met het VZG model, met dien verstande dat wordt gesproken over ‘gezamenlijke belangen’ i.p.v. ‘de gezamenlijke belangen’. Niet alle gezamenlijke belangen op het terrein van de genoemde wetgeving behoren immers tot de taken van de GR. De Wmo 2015 en de Wet Kinderopvang zijn toegevoegd vanwege nieuwe (Wmo 2015) en reeds bestaande (Wet Kinderopvang) taken van de GGD resp. directeur PG.
Art. 4: De mogelijkheid om bestuurscommissies in te stellen is niet voorzien in het model van de VZG, maar moet in de regeling zijn opgenomen om commissies te kunnen inrichten. De bevoegdheid in de huidige GR is toegepast bij de instelling van de Inkooporganisatie.
Art. 5: De zinsnede achter de komma is toegevoegd in verband met het gegeven dat de uitvoering van de Wmo 2015 en de Jeugdwet slechts aan het organisatieonderdeel Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland is opgedragen voor wat betreft Veilig Thuis. De taken van de Inkooporganisatie zijn vermeld in artikel 6a.
Art. 6a lid 2 over de subsidieverordening, zie de opmerking in de algemene toelichting.
Art. 9 lid 2: De aanvulling is overgenomen uit het VZG model, en komt overeen met het geschrapte lid 7.
Art. 9 lid 4: De aanwijzing van een secretaris en penningmeester zijn geschrapt, conform het VZG model.
Art. 9 leden 5 t/m 8 en 12 van de GR komen niet voor in het VZG model en zijn geschrapt.
Art. 10 lid 1a: zie het commentaar bij art. 4 van deze regeling. Dit is het huidige art. 10 lid 2 van de GR. De nummering is aangepast om die van het volgende lid gelijk te trekken met die van het VZG model.
Art. 10 lid 2, aanhef: de zinsnede ‘in ieder geval’ is, omdat er behalve de genoemde bevoegdheden ook andere kunnen zijn waarvan de aard zich tegen delegatie verzet, zie ook art. 33a lid 2 Wgr.
Art. 10 lid 2 sub a. Conform het VZG model zijn de secretaris en de penningmeester geschrapt, zie ook art. 9 lid 4 van de regeling.
Art. 10 lid 2 sub b. Deze bevoegdheid is niet overdraagbaar in verband met art. 14 lid 3 van de Wet publieke gezondheid. Met ‘bestuur’ van de VRZ wordt gedoeld op het algemeen bestuur.
Art. 10 lid 2 sub c. Het VZG model noemt ook het meerjarenbeleidsplan. Het meerjarenbeleid is bij de GGD Zeeland echter geïntegreerd in de begroting. De huidige GR noemt dit plan ook niet.
Art. 10 lid 2f: Deze bepaling is geschrapt omdat de bevoegdheid tot vaststellen van de verordening waarin de rechtspositie van het personeel wordt bepaald door de Wgr thans bij het DB wordt belegd, zie art. 33b Wgr.
Art. 10 lid 2g: De subsidieverordening is aan deze bepaling toegevoegd omdat het ook voor deze verordening niet wenselijk is dat de bevoegdheid tot het vaststellen daarvan wordt gedelegeerd.
Art. 11 lid 5: De formulering is aangepast aan het VZG-model.
Art. 11 lid 7: De zinsnede ‘een derde deel’ is vervangen door ‘een vijfde deel’ vanwege art. 22 lid 4 Wgr.
Art. 11 lid 10: De bepaling komt overeen met het huidige art. 12 lid 6. De laatste zin is aangepast omdat de CBS-gegevens per 31 december van het voorafgaande jaar vaak niet tijdig beschikbaar zijn.
Art. 12: De bepaling is aangepast aan het VZG model. Het meerjarenbeleid wordt bij de GGD Zeeland verwerkt in de programmabegroting.
Art. 13 lid 1: De voorzitter van de GR wordt in functie benoemd. Door middel van de voorgestelde wijzigingen voldoet de bepaling aan art. 14 Wgr. Het AB kent volgens het VZG-model al niet langer de functies van secretaris en penningmeester.
Art. 13 lid 2: De voorzitter van de GR is tevens voorzitter van het DB, en hoeft dus niet te worden benoemd. In de huidige GR wordt ‘overeenkomstig’ gebezigd. In de voorgestelde tekst wordt aangesloten bij het VZG model.
Art. 13 lid 4: Deze bepaling komt niet voor in het VZG model, maar is ingegeven door de wijziging van de Wgr in 2015.
Art. 14 lid 1: In de huidige GR staat nog ‘externe leden’. De voorgestelde tekst is conform model VZG.
Art. 14 lid 3: De formulering is aangepast aan het nieuwe art. 19a lid 3 Wgr.
Art. 16 lid 2 e1 is gebaseerd op art. 33b lid 1 sub c. van de Wgr. Gedacht kan worden aan het stellen van regels m.b.t. de formatieruimte, het functiegebouw, rechtspositie van het personeel e.d.
Art. 16 lid 2 sub f: uitsluitend de directeur PG is uitgesloten van het benoemingsrecht van het DB vanwege de wettelijke rol van het AB hierin o.g.v. de Wet publieke gezondheid. De benoeming van de directeur jeugdhulp geschiedt in overeenstemming met het AB, dit vanwege het gegeven dat de inkooporganisatie door het AB is ondergebracht in een bestuurscommissie. De bevoegdheid van het DB tot benoeming is niet overdraagbaar.
Art. 16 lid 3 is overgenomen uit het VZG model.
Art. 16 lid 4: zie de algemene opmerking over de taakverdeling tussen AB en DB.
Art. 17 lid 6: ‘openbaar lichaam’ is ook het begrip dat in art. 33d lid 1 Wgr wordt gebruikt.
Art. 18: Vanwege de bijzondere situatie met twee directeuren is de voorkeur gegeven aan de huidige GR-bepaling, in plaats van het VZG-model. In art. 14 lid 3 van de Wet publieke gezondheid is bepaald dat de gemeentelijke gezondheidsdienst onder leiding staat van een directeur publieke gezondheid, die wordt benoemd door het algemeen bestuur in overeenstemming met het bestuur van de veiligheidsregio.
Art. 21 lid 2: De verwijzing naar art. 8:1 Awb is geschrapt omdat bij gemeenschappelijke regeling geen wijziging kan worden gebracht in hetgeen rechtstreeks voortvloeit uit de Awb. Het VZG model is op dit punt niet gevolgd. Zie ook art. 16 lid 4 Wgr.
Art. 21a en art. 21b zijn overgenomen uit het VZG model.
Art. 22: Vanwege de ‘normalisering’ van de rechtspositie van het ambtelijk personeel komt het praktische belang van artikel 22 m.i.v. 1 januari 2020 te vervallen. De aanstellingen van het personeel worden dan van rechtswege omgezet in een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Het ligt in de lijn der verwachting dat ten behoeve van ambtenaren van de sector gemeenten een afzonderlijke cao zal worden gesloten, die algemeen verbindend zal worden verklaard. Op deze ontwikkeling wordt in het voorgestelde art. 22 niet vooruitgelopen. Het VZG model is gevolgd. Wel wordt voorgesteld om de leden 2 en 3 te wijzigen, omdat het stellen van algemene regels t.a.v. de ambtelijke organisatie en het personeel op grond van art. 33b Wgr niet langer bij het AB berust, maar bij het DB. Aan art. 22 lid 4 is een zinsnede toegevoegd om tekstuele redenen.
Art. 23: Het (meerjaren)beleidsplan wordt bij de GGD Zeeland tegenwoordig verwerkt in de begroting, zie ook art. 24. Het beleidsverslag wordt verwerkt in de jaarstukken, zie art. 28. Deze werkwijze sluit aan bij die van de VRZ.
Art. 24 lid 1: voorgesteld wordt om de datum waarop de begroting moet worden ingezonden te wijzigen conform het model van de VZG. Ook de verwijzing naar het BBV is overgenomen uit het model VZG. Art. 24 brengt tot uitdrukking dat in de begroting tevens aandacht wordt besteed aan de beleidsmatige en financiële meerjarenramingen. De gebruikte formulering is afkomstig uit de GR van de VRZ.
Art. 24 lid 2: De eerste zin van deze bepaling is overgenomen uit de GR van de VRZ.
Art. 24 lid 3: Het laatste zinsdeel is overgenomen uit het model VZG.
Art. 25 lid 1: De zin over het maandelijkse voorschot is overgenomen uit het model VZG.
Art. 25 lid 3: De verwijzing in de huidige GR en het model VZG naar artikelen 198 en 199 Provinciewet is onjuist en daarom gecorrigeerd, een en ander conform de GR van de VRZ.
Het huidige art. 25 lid 4 is geschrapt omdat uittreding uit de GR van de GGD Zeeland niet mogelijk is zonder voorafgaande wetswijziging, een en ander conform de GR van de VRZ.
Art. 25a is ongewijzigd gebleven ten opzichte van de huidige GR.
Art. 26 lid 1 de voorgestelde bepaling is gebaseerd op de bepaling over de reserve in de GR van de VRZ.
Art. 26 lid 2: de voorgestelde wijzigingen zijn tekstueel en komen voort uit het model VZG.
Art. 27 lid 1: de datum voor inlevering van de jaarstukken is overgenomen uit het model VZG. De bepaling is ingekort conform model VZG. Het zinsdeel over de controleverklaring is afkomstig uit de GR van de VRZ.
Art. 27 lid 2 is aangepast aan het model VZG, inclusief het schrappen van de zienswijze door de raad.
Art. 27 leden 3 en 4: de datum van 14 juli voor vaststelling van jaarstukken is overgenomen uit de GR van de VRZ. Ook de datum van 15 juli voor toezending van jaarstukken aan GS is afkomstig uit de GR van de VRZ, en is gebaseerd op art. 34 lid 4 Wgr.
Art. 28: De citeertitel van de Archiefwet is aangevuld. Lid 2 is een tekstuele aanpassing aan model VZG.
Art. 29: Zie algemene toelichting
Art. 30: De aanvulling in de titel van deze bepaling is afkomstig uit het VZG model.
Art. 30 lid 3: De termijn voor besluitvorming in de raden is in het model VZG op 3 maanden gesteld.
Art. 30 lid 5: De toezending aan het handelsregister van de Kamer van Koophandel is uit de bepaling geschrapt, omdat deze niet langer wettelijk verplicht is.
Art. 32: Zie algemene toelichting
Art. 34 is tekstueel aangepast aan het VZG model. De inzending is o.g.v. art. 26 lid 1 Wgr een verplichting van het bestuur van de gemeente van de plaats van vestiging van het openbaar lichaam. Bij de GGD Zeeland is dat Goes. Lid 3 wijkt af van VZG model omdat art. 26 lid 2 Wgr bekendmaking in de Staatscourant voorschrijft.
Art. 35: De leden 1 en 2 van het VZG model zijn niet meer van toepassing, omdat de GR GGD Zeeland reeds bestaat. Het derde lid van het VZG model is daardoor enig lid van dit artikel. Deze bepaling is nieuw t.o.v. de huidige GR.
Art. 36 ontbreekt in de huidige GR en is overgenomen uit het VZG model.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2019-64101.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.