Regeling van de Minister voor Milieu en Wonen, van 16 december 2019, nr. IENW/BSK-2019/244522, houdende wijziging van de Regeling geluid milieubeheer, het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 en de Regeling geluidplafondkaart milieubeheer

De Minister voor Milieu en Wonen,

Gelet op de artikelen 11.1, eerste lid, 11.8, eerste lid, 11.18, 11.22, vijfde lid, 11.33, zevende lid, onderdelen a en b, en 11.46, eerste lid, van de Wet milieubeheer en de artikelen 110d, eerste lid, en 110e van de Wet geluidhinder;

BESLUIT:

ARTIKEL I

Bijlage 3 bij de Regeling geluid milieubeheer wordt gewijzigd als volgt:

1. Na de eerste alinea wordt ingevoegd:

In deze bijlage wordt verstaan onder een minischerm: een geluidscherm bij een spoorweg dat is gelegen op een kortere afstand dan 2,5 meter uit het hart van het spoor.

2. In tabel 2, onder ‘Spoorweg’, wordt in de eerste kolom ‘geluidscherm’ vervangen door ‘geluidscherm, met uitzondering van het minischerm’.

3. In tabel 2, onder ‘Spoorweg’, wordt in de eerste kolom ‘scherm tussen sporen’ vervangen door ‘scherm tussen sporen, met uitzondering van het minischerm’ .

ARTIKEL II

Het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 wordt gewijzigd als volgt:

A

Bijlage III wordt gewijzigd als volgt:

1. In paragraaf 2.2, laatste alinea, wordt ‘artikel 3.2, tweede lid,’ vervangen door ‘artikel 1.1, eerste lid,’.

2. In paragraaf 2.4.2 wordt ‘snelheid’ vervangen door ‘referentiesnelheid’.

3. Aan het slot van paragraaf 2.8, vierde alinea, wordt een zin toegevoegd, luidende:

Een diffractor, niet zijnde een diffractor op scherm, heeft een absorptiefractie van nul.

4. Paragraaf 2.10 wordt gewijzigd als volgt:

a. De derde tot en met vijfde alinea komen te luiden:

De totale schermwerking ∆LSW wordt als volgt berekend:

waarin:

∆LSWN = de schermwerking van een afschermend object, niet zijnde een middenbermscherm;

Cmbs = de middenbermcorrectie;

Cdiff = de correctie voor een diffractoreffect.

De waarde van de correctieterm voor een middenbermscherm Cmbs volgt uit de methode, beschreven in hoofdstuk 6.

De waarde van de correctieterm voor een diffractor Cdiff volgt uit de methode, beschreven in hoofdstuk 7.

De berekeningsformule van de schermwerking ∆LSWN van een willekeurig gevormd object (niet zijnde een middenbermscherm of diffractor) bevat drie termen, zie formule 2.18.

b. Tabel 2.7 komt te luiden:

Tabel 2.7 De definitie van de functie F met als variabele Nfvoor zes intervallen van Nf (formules 2.25a t/m f).

c. De laatste alinea komt te luiden:

Indien de isolatiewaarde van de afscherming minder dan 10 dB groter is dan de berekende schermwerking ∆LSWN is nader onderzoek vereist naar de totale geluidsreducerende werking van de afscherming.

5. In paragraaf 4.3 komt formule 4.7 te luiden:

6. In paragraaf 4.3 komt formule 4.8 te luiden:

7. In paragraaf 4.5 komt formule 4.18 te luiden:

8. Onder vernummering van hoofdstuk 7 tot hoofdstuk 8 wordt na hoofdstuk 6 een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 7: REKEN- EN MEETREGEL DIFFRACTOR

7.1 Definitie

In dit hoofdstuk wordt de rekenregel beschreven voor de bepaling van de correctieterm voor een diffractor als bedoeld in paragraaf 2.10 van deze bijlage. De in dit hoofdstuk beschreven rekenregel is alleen toepasbaar voor een zogenaamde diffractor die niet op een afschermend object of grondlichaam is geplaatst.

7.2 Rekenregel

Het diffractoreffect wordt berekend met de volgende formule, met in het eerste deel een bodemeffect en in het tweede deel een overgangsgebied voor de schaduwzone voor -0.2 < Nf < -0.1:

met:

Ci,diff,hard: het diffractoreffect met een nabijgelegen volledig harde bodem voor octaafbandindex i

Bvoor: de gemiddelde absorptiefractie tussen de diffractor en de bron met een maximum horizontale afstand van 10 meter (vanaf de rand van de diffractor)

Bna: de gemiddelde absorptiefractie tussen de diffractor en de ontvanger met een maximum horizontale afstand van 10 meter (vanaf de rand van de diffractor)

Nf: het fresnelgetal.

Het fresnelgetal Nf wordt bepaald volgens de methode beschreven in hoofdstuk 2.10.

Hierbij geldt:

zB: de hoogte van de bron ten opzichte van het referentiepeil,

zT: de hoogte van het midden van de diffractor, vermeerderd met 65 cm, ten opzichte van het referentiepeil met een maximum waarde gelijk aan zB-10 cm,

zW: de hoogte van het waarneempunt ten opzicht van het referentiepeil.

In het geval van afscherming achter de diffractor, vanuit de bron gezien, wordt het fresnelgetal bepaald door de positie van de top van het maatgevende scherm als waarneempunt te beschouwen. In het geval van afscherming voor de diffractor wordt het fresnelgetal bepaald door de positie van de top van dit scherm als bronpositie te beschouwen.

Voor de berekening van Ci,diff,hard gelden de volgende regels:

met:

Ai,diff: de producteigenschap van de diffractor voor octaafbandindex i,

d: de totale breedte van de diffractor,

r: de afstand van het rijlijnsegment tot het midden van de diffractor,

θ: de hoek, beschouwd in het horizontale platte vlak, van de zichtlijn met de normaal van de diffractor.

7.3 Meettechnische bepaling producteigenschappen van een diffractor
7.3.1 Algemeen

De producteigenschappen Ai,diff worden volgens de regels in dit hoofdstuk bepaald.

Deze methode is geschikt voor het bepalen van akoestische eigenschappen van een diffractor onder de volgende voorwaarden:

  • De diffractor is bedoeld om langs een weg geplaatst te worden op dezelfde hoogte als de weg.

  • Metingen van de geluiddruk worden uitgevoerd met een afgedekte en onafgedekte diffractor.

  • Een geluidbron, zoals een luidspreker, wordt dicht bij de grond gebruikt.

  • Een akoestisch harde bodem is aanwezig tussen de geluidbron en de microfoonpositie.

  • De akoestische eigenschappen worden bepaald in 1/3 octaafbanden van 100 t/m 2500 Hz.

  • De omrekening naar octaafbanden vindt plaats door toepassing van het standaard geluidspectrum voor wegverkeer zoals opgenomen in NEN-EN 1793-3:1997.

7.3.2 Meetopstelling en omstandigheden

Eisen meetopstelling:

Harde, vlakke bodem

Ingegraven diffractor

Geen reflecterende objecten in de omgeving

Minimale lengte diffractor van 30 meter

De metingen zullen voldoen aan NEN-EN 1793-4:2015 op de volgende aspecten:

  • Meetapparatuur

  • Testsignaal

  • Achtergrondgeluid

  • Wind

  • Temperatuur

Metingen worden uitgevoerd met een luidspreker met een hoogte tussen 10 en 20 cm boven de bodem, op een afstand van 1.70 meter tot de rand van de diffractor. De microfoon bevindt zich op 1.20 meter hoogte en op 7.5 meter afstand van de luidspreker. Daarnaast wordt er gemeten met twee aanvullende luidsprekerposities. Deze metingen vinden plaats onder een hoek van +45 en –45 graden. De afstand tussen microfoon en luidspreker is hier 7.5 ∙ √2 =10.6 m. Eventueel kan alleen onder een hoek van +45 of –45 graden gemeten worden waarbij het meetresultaat voor beide hoeken geldt. Dan reduceert de minimale lengte van de diffractor tot 22.5 meter.

Een tweede (referentie) microfoon voor het bepalen van de bronsterkte wordt op 1 meter van de luidspreker geplaatst.

De bron- en meetposities zijn weergeven in figuur 7.1.Figuur 7.1: Schematische voorstelling van de meetposities met hoeken θ van –45, 0 en 45 graden.

Figuur 7.1: Schematische voorstelling van de meetposities met hoeken θ van –45, 0 en 45 graden.

7.3.3 Meetprocedure

Voor iedere meetpositie wordt een geluidoverdrachtmeting uitgevoerd met zowel een afgedekte als onafgedekte diffractor. Voor het frequentiebereik van 100 t/m 2500 Hz wordt, per 1/3 octaafband, het verschil in geluidniveau op de referentiepositie (1 meter van de luidspreker) en op de meetmicrofoon gemeten.

Voorafgaand aan de metingen met afgedekte diffractor wordt, met dezelfde procedure, een meting op een vlakke volledig harde bodem uitgevoerd. De meetopstelling is geschikt voor gebruik indien voor iedere 1/3 octaafband het verschil tussen de meting op harde bodem en die met de afgedekte diffractor kleiner is dan 2dB.

Deze meetprocedure is geïllustreerd in figuur 7.2Figuur 7.2: Bepaling van het diffractoreffect per 1/3 octaafband Aj,diff,0 bij één hoek (hier 0 graden).

Figuur 7.2: Bepaling van het diffractoreffect per 1/3 octaafband Aj,diff,0 bij één hoek (hier 0 graden).

Per 1/3 octaafband j wordt berekend door:

De meetprocedure wordt herhaald voor –45 en +45 graden1 .

Vervolgens wordt per 1/3 octaafband het effect van de drie hoeken energetisch gemiddeld door

Het effect per octaafband i, Aj,diff,, wordt berekend door de bijdrage van het diffractoreffect van de 3 1/3 octaafband waarden in de betreffende octaafband te wegen met het wegverkeerspectrum uit NEN=EN 1793-3:1997.

7.3.6 Akoestisch rapport

Van de metingen wordt een akoestisch rapport opgesteld. In dit rapport zijn tenminste de volgende gegevens opgenomen:

  • Naam van het meetbureau

  • Datum en locatie testmetingen

  • Omschrijving van de meetlocatie

  • Omschrijving resultaat controlemeting bij harde bodem en afgedekte diffractor

  • Beschrijving van de gebruikte meetapparatuur

  • Foto’s van de meetopstelling en geteste diffractor, zowel bedekt als onbedekt

  • Omschrijving van de diffractor, waaronder type, afmetingen, waaronder de breedte, en fabrikant

  • Meteorologische omstandigheden

  • Resultaten van de metingen in 1/3 octaafbanden

  • Rapportage van Adiff in 1/3 octaafbanden en in 1/1 octaafbanden.

9. Aan hoofdstuk 8 (nieuw) wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:

8.7 Rekenregel diffractor

Een diffractor is een nieuw type overdrachtsmaatregel dat op een andere manier werkt dan een geluidscherm. Op basis van metingen en numerieke berekeningen (Finite element method – parabolic equation, FEM-PE) is het effect van de diffractor op korte en grote afstand bepaald. Aan de hand van deze resultaten is een rekenregel opgesteld die geschikt is binnen het toepassingsgebied van standaard rekenmethode II.

Op basis van de schermwerkingsformules uit hoofdstuk 2 wordt een schaduwzone berekend waarbinnen de diffractor effect heeft. Daarbij kan een diffractor een aanvullend effect geven ten opzichte van alleen een scherm mits de top van het maatgevend scherm zich in de schaduwzone bevindt.

Het totale effect van de diffractor is afhankelijk van de afstand van het bronpunt tot de diffractor en van de absorptiefractie van de bodem vlak voor en na de diffractor. Het diffractoreffect wordt voor iedere bron, per sector en per octaafband bepaald.

De rekenregel voorziet in een methode om de akoestische eigenschappen van de diffractor vast te stellen met geluidoverdrachtmetingen. Deze ingemeten eigenschappen worden gebruikt in de formules van de rekenregel. De meetmethode maakt gebruikt van een kunstmatige bron waarbij een vergelijking wordt gemaakt tussen een afgedekte diffractor om een harde bodem te simuleren en een niet afgedekte diffractor. Om te controleren of de afdekking geschikt is en of er geen andere neveneffecten worden gemeten wordt eerst de meetopstelling van de afgedekte diffractor vergeleken met een volledig harde, vlakke bodem. Uiteindelijk wordt per 1/3 octaafband een diffractoreffect gemeten. Omdat het rekenvoorschrift uitgaat van emissie en overdracht in octaafbanden worden deze 1/3 octaafband waarden omgerekend naar hele octaafbanden. Hierbij wordt rekening gehouden met het standaard geluidspectrum voor wegverkeer uit NEN-EN 1793-3.

B

Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:

1. De tabel, bedoeld in paragraaf 1.2.1, komt te luiden:

Cat

Type

Tekening (onderling op schaal)

Getoond aantal rekeneenheden

Getoonde lengte

1

Spoorvoertuigcategorie 1: blokgeremd reizigersmaterieel:

– elektrisch reizigersmaterieel met uitsluitend gietijzeren blokremmen met de bijbehorende locomotieven: treinstellen van Materieel ’64.

   

Mat ’64

2

52 m

2

Spoorvoertuigcategorie 2: schijf+blokgeremd reizigersmaterieel

– elektrisch reizigersmaterieel met voornamelijk schijfremmen en toegevoegde gietijzeren blokremmen: het intercitymaterieel van het type ICM III, ICR en DDM-1.

   

ICM III

Heeft 3 rekeneenheden per treinstel.

2

54 m

ICR

De categorie-indeling hangt af van het remsysteem. Als de toegevoegde blokkenrem is afgeschakeld is het categorie 8, als deze rem met alternatieve (LL-)blokken is uitgevoerd is het categorie 3 en als deze rem met gietijzeren blokken is uitgevoerd is het categorie 2.

2

53 m

ICR(BNL)

De categorie-indeling hangt af van het remsysteem. Als de toegevoegde blokkenrem is afgeschakeld is het categorie 8, als deze rem met alternatieve (LL-)blokken is uitgevoerd is het categorie 3 en als deze rem met gietijzeren blokken is uitgevoerd is het categorie 2.

2

53 m

DDM-1

Heeft toegevoegde blokkenrem. Uiterlijk vrijwel gelijk aan de DDM-2/3 die in categorie 8 is ingedeeld. Altijd met locomotief.

2

52 m

3

Spoorvoertuigcategorie 3: schijf+blokgeremd elektrisch materieel:

– elektrisch reizigersmaterieel met uitsluitend schijfremmen en met motorgeluid: het stadsgewestelijk materieel (SGM-II/III);

– elektrische locomotieven, zoals de series 1600, 1700 en 1800;

– elektrisch reizigersmaterieel met voornamelijk schijfremmen en toegevoegde alternatieve (LL-)blokremmen: bijvoorbeeld het intercitymaterieel van het type ICR;

– de Utrechtse sneltram (SUNIJ).

   

SGM

2

52 m

SUNIJ

Er zijn 2 geledingen per rekeneenheid.

1

29 m

4

Spoorvoertuigcategorie 4: goederenmaterieel met gietijzeren blokremmen:

– alle typen goederenmaterieel met gietijzeren blokremmen.

   

Goederen

De categorie van goederenwagens hangt van het remsysteem af. Wagens met gietijzeren blokken vallen in categorie 4. Wagens met alternatieve (K- of LL-) blokkenrem of schijfremmen vallen in categorie 11.

Sommige goederenwagens, zoals Hiirs en Laeks, hebben geledingen. Gelede goederenwagens lijken aparte wagens, maar rijden onder slechts één wagennummer en tellen als 1 rekeneenheid.

1

1

1

1

1

Variabel

Vlootgemiddelde is cira 15 m

5

Spoorvoertuigcategorie 5: blokgeremd dieselmaterieel:

– dieselelektrisch reizigersmaterieel met uitsluitend blokremmen met de bijbehorende locomotieven: de treinstellen van het type DE-I/II/III;

– diesel-elektrische locomotieven, behalve de DE-6400.

   

6

Spoorvoertuigcategorie 6: schijfgeremd dieselmaterieel:

– dieselhydraulisch reizigersmaterieel met uitsluitend schijfremmen en met motorgeluid: de Wadloper (DH), de Buffel (DM ’90)

– de dieselelektrische locomotief DE-6400

   

DM ’90 Buffel

2

52 m

7

Spoorvoertuigcategorie 7: schijfgeremd metro- en sneltrammaterieel:

– metro- en sneltrammaterieel van de GVB en de RET

– HSG3, RSG3- en SG3-materieel (Randstadrail)

Scharnierende geledingen met 3 of 4 draaistellen zijn 1 eenheid.

   

HSG3,RSG3 en SG3

3

43 m

 

8

Spoorvoertuigcategorie 8: schijfgeremd reizigersmaterieel:

– elektrisch reizigersmaterieel met uitsluitend schijfremmen: de typen ICM IV, vIRM-IV/VI, DDM-2/3, ICK, SLT, Protos, GTW-EMU;

– elektrisch reizigersmaterieel met afgeschakelde blokremmen (aangepaste ICR);

– dieselelektrisch lightrailmaterieel: De Lint, Talent, GTW-DMU;

   

ICM-IV

Heeft 4 rekeneenheden per treinstel

2

54 m

IRM

2

54 m

DDM-2/3

Uiterlijk vrijwel gelijk aan de DDM-1 die in categorie 2 is ingedeeld. Rijdt meestal met motorbak mDDM in plaats van locomotief.

2

52 m

 

SLT-S100

Getoond is een half treinstel. Een heel treinstel bestaat uit 6 rekeneenheden.

3

50 m

 

SLT-S70

Getoond is een half treinstel. Een heel treinstel bestaat uit 4 rekeneenheden.

2

35 m

 

Protos

2

53 m

 

GTW2/8

Aantal rekeneenheden ≠ aantal geledingen.

3

56 m

 

GTW2/6

Aantal rekeneenheden ≠ aantal geledingen.

2

41 m

 

Lint

2

42 m

9

Spoorvoertuigcategorie 9: schijf+blokgeremd hogesnelheidsmaterieel:

– elektrisch hogesnelheidsmaterieel met voornamelijk schijfremmen en toegevoegde blokremmen op de motorwagens: de treinstellen van het type Thalys;

– elektrisch hogesnelheidsmaterieel van het type ICE-3 en Eurostar.

   

V250

Een V250 (Albatros) bestaat uit 8 geledingen en telt als 1 rekeneenheid (201 m). Getoond zijn de eerste 2 geledingen.

0,25

52 m

ICE

Een ICE bestaat uit 8 geledingen en telt als 1 rekeneenheid (201 m). Getoond zijn de eerste 2 geledingen.

0,25

 

Thalys

Een Thalys bestaat uit 10 geledingen en telt als 1 rekeneenheid (200 m). Getoond zijn de eerste 2 geledingen.

0,30

51 m

Eurostar

Een Eurostar bestaat uit 16 geledingen en telt als 2 rekeneenheden (402 m). Getoond zijn de eerste 2 geledingen

0,25

63 m

10

Spoorvoertuigcategorie 10: lightrailmaterieel:

– lightrailmaterieel van het type A32 en de Regio Citadis;

– andere typen schijf en/of magneetgeremd lightrailmaterieel met de volgende kenmerken: aslast kleiner dan 10 ton, geveerde wielen met een doorsnede kleiner dan 700 mm, afscherming van wielen en rails door lage vloer en vergelijkbare asdichtheid als A32 materieel.

   

A32

Let op: aantal rekeneenheden ≠ aantal geledingen

2

30 m

Regio Citadis

3

38 m

11

Spoorvoertuigcategorie 11: goederenmaterieel met alternatieve blokremmen (K- of LL-blokken):

– alle typen goederenmaterieel met alternatieve (K- of LL-) blokremmen.

Voor figuren: zie bij categorie 4.

   

2. In paragraaf 2.1.2 komt tabel 2.2 te luiden:

Tabel 2.2 Correctieterm Cb,c als functie van de spoorvoertuigcategorie c en bovenbouwconstructie / baangesteldheid b.

c

b = 1

b = 2

b = 3

b = 4

b = 5

b= 6

b= 7

b= 8

b=9

b=10

b=11

b=12

1

0

2

4

6

3

5

0

2

0

–3

2

0

2

5

7

5

5

0

3

0

–3

3

0

1

3

5

2

3

0

2

0

–3

3

1

4

0

2

5

7

4

5

0

2

0

–3

5

0

1

2

4

4

4

0

2

0

–3

6

0

1

3

5

2

3

0

2

0

–3

7

0

1

1

1

1

5

1

1

7

–3

8

0

2

4

6

3

5

0

2

0

–3

3

1

9

0

2

4

7

5

4

0

3

0

–3

3

1

10

0

2

4

7

5

5

0

3

0

–3

11

0

2

3

5

2

4

0

2

0

–3

3. In paragraaf 2.1.2 komt tabel 2.3 te luiden:

Tabel 2.3 Toe te passen bovenbouwcorrecties bij verschillende typen betonnen kunstwerken

type kunstwerk

type bovenbouw op het kunstwerk

code b: getallen verwijzen naar tabel 2.2

TT- en kokerliggerbrug

regelbare bevestiging

6

plaat- en trogbrug

dwarsliggers in ballastbed (resp betonnen of houten)

1 of 2

 

regelbare bevestiging

6

 

regelbare bevestiging volgestort met ballast

7

plaatbrug

blokkenspoor

4

 

blokkenspoor volgestort met ballast

5

 

ingegoten spoorstaaf

8

4. In paragraaf 3.4 komt tabel 3.3 te luiden:

Tabel 3.3 Correctieterm Cbb,i als functie van bovenbouwconstructie/baangesteldheid (bb) en octaafband (i).

octaafband i

Cbb,i

bb = 1

bb = 2

bb = 3

bb = 4

bb = 5

bb = 6

bb = 7

bb = 8

bb = 9

bb = 10

bb = 11

bb=12

1

0

1

1

6

6

3

6

5

7

0

0

0

2

0

1

3

8

8

4

1

4

2

0

0

0

3

0

1

3

7

8

–1

0

3

1

–1

0

–2

4

0

5

7

10

9

3

0

6

4

–2

7

4

5

0

2

4

8

2

7

0

2

7

–4

7

5

6

0

1

2

5

1

4

0

1

9

–3

3

–5

7

0

1

3

4

1

3

0

0

5

–2

2

–3

8

0

1

4

0

1

3

0

0

1

–1

0

–4

5. In paragraaf 3.4 vervalt de voetnoot onder tabel 3.3.

6. In paragraaf 3.5.1 komt tabel 3.9 te luiden:

Tabel 3.9 Toe te passen bovenbouwcorrecties bij verschillende typen betonnen kunstwerken. De cijfers in de tabel verwijzen naar de codes van tabel 3.3.

type kunstwerk

type bovenbouw op het kunstwerk

code bb

TT- en kokerliggerbrug

regelbare bevestiging

6

plaat- en trogbrug

dwarsliggers in ballastbed (resp. betonnen of houten)

1 of 2

regelbare bevestiging

6

regelbare bevestiging volgestort met ballast

7

plaatbrug

blokkenspoor

4

blokkenspoor volgestort met ballast

5

ingegoten spoorstaaf

8

7. In paragraaf 5.2 wordt ‘∆Leq,i,j,n vervangen door ‘Leq,i,j,n’.

8. In paragraaf 5.3.7 vervalt ‘Voor de berekening van de effecten van geluidsschermen op kortere afstand dan 2,5 meter uit het hart van het spoor, gaat men bij de modellering altijd uit van een afstand van 2,5 meter.’

9. In paragraaf 8.6 wordt ‘de dagperiode lopende van 07.00-23.00 uur’ vervangen door ‘de dagperiode lopende van 07.00-19.00 uur ’.

C

Bijlage VI wordt gewijzigd als volgt:

1. Paragraaf 1.1 komt te luiden:

Bij de bepaling van geluidsbelastingen om vast te stellen dat:

  • I. een object geen saneringsobject is,

  • II. een mogelijk saneringsobject niet in aanmerking komt voor maatregelen, mogen wijzigingen, waaronder vereenvoudigingen, in de rekenmethode of de invoergegevens worden doorgevoerd als dat niet leidt tot een onderschatting van de geluidsbelastingen ten opzichte van de geluidsbelastingen zoals die op basis van artikel 5.7, eerste lid, dan wel artikel 5.8, eerste lid, zouden zijn bepaald.

2. De derde alinea van paragraaf 3 komt te luiden:

Vanwege de grote omvang en werklast, alsmede vanwege de dichte ligging op de bron, is het toegestaan volgens een eenvoudigere methode geluidsbelastingen te bepalen dan bij normale toepassing van hoofdstuk 5 van deze regeling, mits toepassing van zo’n eenvoudigere methode niet leidt tot een onderschatting van de geluidsbelastingen ten opzichte van de geluidsbelastingen zoals die op basis van artikel 5.7, eerste lid, dan wel artikel 5.8, eerste lid, zouden zijn bepaald. In het saneringsplan of het akoestisch onderzoek moet worden onderbouwd dat aan deze voorwaarde wordt voldaan. Er zal geen sprake zijn van onderschattingen als de standaardkarteringsmethode (SKM), zoals voorheen opgenomen in bijlage VII van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012, wordt toegepast, mits daarbij de voorwaarden, zoals voorheen opgenomen in paragraaf 1.1 van bijlage VI van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012, in acht worden genomen.

ARTIKEL III

De lijst van rijkswegen op de geluidplafondkaart, behorende bij deel 1 van de bijlage bij de Regeling geluidplafondkaart milieubeheer, komt te luiden:

LIJST VAN RIJKSWEGEN OP GELUIDPLAFONDKAART

Nr.

Benaming

Rijksweg 1

Amsterdam – Amersfoort – Apeldoorn – Oldenzaal – Duitsland

A1

knooppunt Watergraafsmeer – knooppunt Diemen – knooppunt Muiderberg – knooppunt Eemnes – knooppunt Hoevelaken – Barneveld – knooppunt Beekbergen – knooppunt Azelo

 

Het wegdeel tussen knooppunt Azelo en knooppunt Buren is aangegeven als A35 (zie Rijksweg 35)

A1

knooppunt Buren – Duitse grens

   

Rijksweg 2

Amsterdam – Utrecht – Eindhoven – Weert – Maastricht – België

A2

knooppunt Amstel – knooppunt Holendrecht – knooppunt Oudenrijn – knooppunt Everdingen – knooppunt Deil – knooppunt Empel – knooppunt Hintham – knooppunt Vught – knooppunt Ekkersweijer

A2/N2

knooppunt Ekkersweijer – knooppunt Batadorp – knooppunt De Hogt – knooppunt Leenderheide

A2

knooppunt Leenderheide – knooppunt Het Vonderen – knooppunt Kerensheide – knooppunt Kruisdonk – aansluiting Maastricht-Centrum Noord

N2

aansluiting Maastricht-Centrum Noord – aansluiting Maastricht-Centrum Zuid

A2

aansluiting Maastricht-Centrum Zuid – Belgische grens

   

Rijksweg 3

Papendrecht – Dordrecht

N3

aansluiting Papendrecht – aansluiting ’s-Gravendeel

   

Rijksweg 4

Amsterdam – ’s-Gravenhage – Rotterdam – Bergen op Zoom – België

A4

knooppunt De Nieuwe Meer – knooppunt Badhoevedorp – knooppunt De Hoek – knooppunt Burgerveen – aansluiting Zoeterwoude-Rijndijk – knooppunt Prins Clausplein – knooppunt Ypenburg – knooppunt Kethelplein – knooppunt Benelux

A29

knooppunt Vaanplein – knooppunt Hellegatsplein

A29/A59

knooppunt Hellegatsplein – knooppunt Sabina

A4/A29

knooppunt Sabina – knooppunt Zoomland

A4/A58

knooppunt Zoomland – knooppunt Markiezaat

A4

knooppunt Markiezaat – Belgische grens

   

Rijksweg 5

Hoofddorp – Zwanenburg

A5

knooppunt De Hoek – knooppunt Raasdorp – knooppunt Coenplein

   

Rijksweg 6

Muiderberg – Lelystad – Emmeloord – Joure

A6

knooppunt Muiderberg – knooppunt Almere – knooppunt Emmeloord – knooppunt Joure

   

Rijksweg 7

Zaanstad – Purmerend – Den Oever – Zurich – Groningen – Duitsland

A7

Zaandam (vanaf kilometer 4,0) – knooppunt Zaandam – aansluiting Den Oever – knooppunt Zurich – aansluiting IJlst

N7

aansluiting IJlst – aansluiting Sneek-Oost

A7

aansluiting Sneek-Oost – knooppunt Joure

A7

knooppunt Joure – knooppunt Heerenveen – aansluiting Drachten – knooppunt Julianaplein

N7

knooppunt Julianaplein – knooppunt Euvelgunne – aansluiting Westerbroek

A7

aansluiting Westerbroek – knooppunt Zuidbroek – Duitse grens

   

Rijksweg 8

Amsterdam – Zaanstad – Beverwijk

A8

knooppunt Coenplein – knooppunt Zaandam – aansluiting Zaanstad-Noord

   

Rijksweg 9

Diemen – Badhoevedorp – Haarlem – Alkmaar – Den Helder

A9

knooppunt Diemen – knooppunt Holendrecht – knooppunt Badhoevedorp – knooppunt Raasdorp – knooppunt Rottepolderplein – knooppunt Velsen – knooppunt Beverwijk – knooppunt Kooimeer

N9

knooppunt Kooimeer – Aansluiting N99

   

Rijksweg 10

Ringweg Amsterdam

A10

knooppunt Coenplein – knooppunt Watergraafsmeer – knooppunt Nieuwe Meer

   

Rijksweg 11

Leiden – Alphen a/d Rijn – Bodegraven

N11

aansluiting Zoeterwoude-Rijndijk – knooppunt Bodegraven

   

Rijksweg 12

’s-Gravenhage – Utrecht – Arnhem – Duitsland

A12

’s-Gravenhage (vanaf kilometer 3,3) – knooppunt Prins Clausplein – knooppunt Gouwe – knooppunt Bodegraven – knooppunt Oudenrijn – knooppunt Lunetten – knooppunt Maanderbroek – knooppunt Grijsoord

A12/A50

knooppunt Grijsoord – knooppunt Waterberg

A12

knooppunt Waterberg – knooppunt Velperbroek – knooppunt Oud-Dijk – Duitse grens

   

Rijksweg 13

’s-Gravenhage – Rotterdam

A13

knooppunt Ypenburg – knooppunt Doenkade – knooppunt Kleinpolderplein

   

Rijksweg 14

Wassenaar – Leidschendam – ’s-Gravenhage

N14

Wittenburgerweg – aansluiting N44- aansluiting Leidschendam

   

Rijksweg 15

Oostvoorne – Rotterdam – Rijksweg 12 – Babberich – Doetinchem – Enschede

A15

aansluiting Oostvoorne (vanaf kilometer 25,1) – aansluiting Brielle – knooppunt Benelux – knooppunt Vaanplein – knooppunt Ridderkerk-Noord

A15/A16

knooppunt Ridderkerk-Noord – knooppunt Ridderkerk-Zuid

A15

knooppunt Ridderkerk-Zuid – aansluiting Papendrecht – knooppunt Gorinchem – knooppunt Deil – knooppunt Valburg – knooppunt Ressen – Rijksweg 12

A18

knooppunt Oud-Dijk – Varsseveld

N18

Varsseveld – aansluiting A35

   

Rijksweg 16

Rotterdam – Dordrecht – Breda – België

A16

knooppunt Doenkade – knooppunt Terbregseplein – knooppunt Ridderkerk-Noord

A16/A15

knooppunt Ridderkerk-Noord – knooppunt Ridderkerk-Zuid

A16

knooppunt Ridderkerk-Zuid – aansluiting N3 – knooppunt Klaverpolder

A16/A59

knooppunt Klaverpolder – knooppunt Zonzeel

A16

knooppunt Zonzeel – knooppunt Princeville

A16/A58

knooppunt Princeville – knooppunt Galder

A16

knooppunt Galder – Belgische grens

   

Rijksweg 17

Moerdijk – Roosendaal

A17/A59

knooppunt Klaverpolder – knooppunt Noordhoek

A17

knooppunt Noordhoek – knooppunt De Stok

   

Rijksweg 20

Maasdijk – Rotterdam – Gouda

A20

Aansluiting Westerlee- knooppunt Kethelplein – knooppunt Kleinpolderplein – knooppunt Terbregseplein- knooppunt Gouwe

   

Rijksweg 22

Velsen – Beverwijk

A22

knooppunt Velsen – knooppunt Beverwijk

   

Rijksweg 24

Rotterdam – Vlaardingen

A24

Aansluiting A15 – Aansluiting A20

   

Rijksweg 27

Breda – Gorinchem – Utrecht – Almere

A27

knooppunt St.Annabosch – knooppunt Hooipolder – knooppunt Gorinchem – knooppunt Everdingen – knooppunt Lunetten – knooppunt Rijnsweerd – knooppunt Eemnes – knooppunt Almere

   

Rijksweg 28

Utrecht – Amersfoort – Zwolle – Assen – Groningen

A28

knooppunt Rijnsweerd – knooppunt Hoevelaken – knooppunt Hattemerbroek – knooppunt Lankhorst – knooppunt Hoogeveen – knooppunt Assen -knooppunt Julianaplein

   

Rijksweg 29

Rotterdam – Klaaswaal

A29

knooppunt Vaanplein – Klaaswaal

 

Het wegdeel tussen Klaaswaal en knooppunt Sabina valt onder A4 (zie Rijksweg 4)

   

Rijksweg 30

Ede – Barneveld

A30

knooppunt Maanderbroek – aansluiting Barneveld

   

Rijksweg 31

Zurich – Leeuwarden – Drachten

N31

knooppunt Zurich – aansluiting Midlum

A31

aansluiting Midlum – aansluiting Marssum

N31

aansluiting Marssum – knooppunt Werpsterhoek – aansluiting Drachten

   

Rijksweg 32

Meppel – Heerenveen – Leeuwarden

A32

knooppunt Lankhorst – knooppunt Heerenveen – aansluiting Wirdum

N32

aansluiting Wirdum – knooppunt Werpsterhoek

   

Rijksweg 33

Assen – Zuidbroek – Eemshaven

N33

knooppunt Assen – knooppunt Zuidbroek – Eemshaven (tot kilometer 77,2)

   

Rijksweg 35

Wierden – Enschede – Duitse grens

N35

De N35 van Zwolle tot Wierden valt onder de administratieve noemer Rijksweg 835, zie verder aldaar.

A35

aansluiting Wierden – aansluiting Almelo-West – knooppunt Azelo

A35/A1

knooppunt Azelo – knooppunt Buren

A35

knooppunt Buren – aansluiting Enschede-West – Enschede

N35

Enschede – Duitse grens

   

Rijksweg 36

Almelo – Dedemsvaart

N36

Aansluiting Almelo-West – aansluiting N48

   

Rijksweg 37

Hoogeveen – Duitse grens

A37

knooppunt Hoogeveen – knooppunt Holsloot – Duitse grens

   

Rijksweg 38

Ridderkerk – Rotterdam

Ridderkerk Rotterdamseweg – knooppunt Ridderkerk

   

Rijksweg 44

Burgerveen – Wassenaar – ’s-Gravenhage

A44

knooppunt Burgerveen – Wassenaar

N44

Wassenaar – aansluiting N14 (tot kilometer 27,4)

   

Rijksweg 46

Groningen

N46

knooppunt Euvelgunne – aansluiting Driebond

   

Rijksweg 48

Ommen – Hoogeveen

N48

aansluiting N36 – knooppunt Hoogeveen

   

Rijksweg 50

Eindhoven – Oss – Ravenstein – Arnhem – Apeldoorn – Kampen – Ens

A50

John F. Kennedylaan Eindhoven (tot Tempellaan) – aansluiting Ekkersrijt

A50

knooppunt Ekkersweijer – aansluiting Ekkersrijt – knooppunt Paalgraven – knooppunt Bankhoef – knooppunt Ewijk – knooppunt Valburg – knooppunt Grijsoord

 

Het wegdeel van knooppunt Grijsoord tot knooppunt Waterberg valt onder A12 (zie Rijksweg 12)

A50

knooppunt Waterberg – knooppunt Beekbergen – knooppunt Hattemerbroek

N50

knooppunt Hattemerbroek – aansluiting Ens

N50

Het wegdeel van aansluiting Ens tot knooppunt Emmeloord valt onder de administratieve noemer Rijksweg 838, zie verder aldaar.

   

Rijksweg 57

Brielle – Haamstede – Middelburg

N57

aansluiting Brielle – aansluiting N59 – aansluiting Middelburg-Oost

   

Rijksweg 58

Eindhoven – Breda – Vlissingen

A58

knooppunt Batadorp – knooppunt De Baars – knooppunt St.Annabosch

A58

knooppunt St. Annabosch – knooppunt Galder

 

Het wegdeel tussen knooppunt Galder en knooppunt Princeville is aangegeven als A16 (zie Rijksweg 16)

A58

knooppunt Princeville – knooppunt de Stok – knooppunt Zoomland

 

Het wegdeel tussen knooppunt Zoomland en knooppunt Markiezaat is aangegeven als A4 (zie Rijksweg 4)

A58

knooppunt Markiezaat – Vlissingen (tot kilometer 171,3)

   

Rijksweg 59

Serooskerke – Zierikzee – Willemstad – Den Bosch – Oss

N59

aansluiting N57 – knooppunt Hellegatsplein

 

Het wegdeel tussen knooppunt Hellegatsplein en knooppunt Sabina is aangegeven als A4 (zie Rijksweg 4)

A59

knooppunt Sabina – knooppunt Noordhoek

 

Het wegdeel tussen knooppunt Noordhoek en knooppunt Zonzeel is aangegeven als A16 (zie Rijksweg 16)

A59

knooppunt Zonzeel – knooppunt Hooipolder – knooppunt Empel

 

Het wegdeel tussen knooppunt Empel en knooppunt Hintham is aangegeven als A2 (zie Rijksweg 2)

A59

knooppunt Hintham – knooppunt Paalgraven

   

Rijksweg 61

Schoondijke – Terneuzen

N61

Schoondijke (vanaf kilometer 1,2) – aansluiting N290 Terneuzen

   

Rijksweg 65

’s-Hertogenbosch – Tilburg

A65

knooppunt Vught – Vught

N65

Vught – aansluiting Berkel-Enschot

A65

aansluiting Berkel-Enschot – knooppunt De Baars

   

Rijksweg 67

België – Eindhoven – Venlo – Duitsland

A67

Belgische grens – knooppunt De Hogt

 

Het wegdeel tussen knooppunt De Hogt en knooppunt Leenderheide is aangegeven als A2 (zie Rijksweg 2)

A67

knooppunt Leenderheide – knooppunt Zaarderheiken – Duitse grens

   

Rijksweg 73

Echt – Susteren – Maasbracht – Boxmeer – Nijmegen

A73

knooppunt Het Vonderen – knooppunt Tiglia – knooppunt Zaarderheiken – knooppunt Rijkevoort – knooppunt Neerbosch – knooppunt Ewijk

   

Rijksweg 74

Duitsland – Venlo

A74

Duitse grens- knooppunt Tiglia

   

Rijksweg 76

België – Geleen – Heerlen – Duitsland

A76

Belgische grens – knooppunt Kerensheide – knooppunt Kunderberg – Duitse grens

   

Rijksweg 77

Boxmeer – Duitsland

A77

knooppunt Rijkevoort – Duitse grens

   

Rijksweg 79

Maastricht – Heerlen

A79

knooppunt Kruisdonk – knooppunt Kunderberg

   

Rijksweg 99

Den Helder – Den Oever

N99

Aansluiting Rijksweg 9 – aansluiting Den Oever

   

Rijksweg 200

Amsterdam – Haarlem

N200

aansluiting Westerpark – aansluiting Halfweg

A200

aansluiting Halfweg – knooppunt Rottepolderplein – aansluiting Haarlem-Centrum (tot kilometer 11,8)

   

Rijksweg 205

Haarlem-Zuid

A205

aansluiting Haarlem – knooppunt Rottepolderplein

   

Rijksweg 708

Santpoort – IJmuiden

A208

aansluiting Velserbroek (vanaf kilometer 7,3) – knooppunt IJmuiden

   

Rijksweg 783

knooppunt Neerbosch – Nijmegen

A73

knooppunt Neerbosch – Nijmegen (tot kilometer 108,6)

   

Rijksweg 835

Zwolle – Wierden

N35

Wijthmen (vanaf kilometer 4,8) – aansluiting Wierden

   

Rijksweg 838

Ens – Emmeloord

N50

aansluiting Ens – knooppunt Emmeloord

   

Rijksweg 915

Ridderkerk – Alblasserdam

N915

aansluiting Hendrik-Ido-Ambacht – aansluiting Alblasserdam

ARTIKEL IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Milieu en Wonen, S. van Veldhoven-van der Meer

TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

De onderhavige regeling wijzigt de Regeling geluid milieubeheer, het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 en de Regeling geluidplafondkaart milieubeheer.

De wijziging van de Regeling geluid milieubeheer en het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 (hierna: Rmg 2012) maakt het mogelijk om de effecten te berekenen van twee nieuwe typen geluidmaatregelen: het minischerm bij spoorwegen en de diffractor bij wegen.

Daarnaast is bijlage VI van het Rmg 2012 over saneringsplannen voor rijksinfrastructuur aangepast op de recente wijziging van bijlage VII voor de invoering van de rekenmethode CNOSSOS1: in bijlage VI stond nog een verwijzing naar de oude bijlage VII. Voor spoor zijn enkele resultaten van metingen verwerkt in de rekenmethode. Verder zijn diverse onjuistheden in het Rmg 2012 hersteld.

De wijzigingen zijn in het artikelsgewijze deel van deze toelichting nader toegelicht.

Administratieve en uitvoeringslasten

De wijzigingen hebben geen gevolgen voor de administratieve lasten voor burgers en bedrijven.

Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

De wijzigingen zijn afgestemd met Rijkswaterstaat, ProRail, IPO, VNG, Bureau Sanering Verkeerslawaai en ILT. De wijzigingen leiden ertoe dat beheerders van (spoor)wegen meer geluidmaatregelen tot hun beschikking krijgen die mee tellen in het berekenen van de geluidproductie en de geluidbelasting. De doelmatigheid van deze maatregelen kan nog niet worden bepaald, daarvoor is onderzoek nodig naar de kosten van deze maatregelen. Verder kan door deze wijzigingen de geluidemissie van het spoor realistischer worden bepaald. De wijzigingen hebben geen gevolgen voor de handhaafbaarheid.

Artikelsgewijs

Artikel I en Artikel II, onderdeel B, onder 8

Minischermen

Een minischerm is een relatief laag geluidscherm dat dicht langs het spoor wordt geplaatst. Deze wijziging maakt het mogelijk dat een dergelijk scherm meegenomen kan worden in een akoestisch onderzoek. Daartoe is een beperking in bijlage IV bij het Rmg 2012 verwijderd, namelijk dat een scherm op kortere afstand dan 2,5 meter uit het hart van het spoor wordt gemodelleerd als een scherm op 2,5 meter afstand. Uit onderzoek is gebleken dat de berekening van de schermwerking zonder de beperking voor de afstand leidt tot betrouwbare resultaten.2

Het plaatsen van een minischerm is wel duurder dan een gewoon geluidscherm, onder meer doordat er bij plaatsing van een minischerm geen verkeer op het spoor toegestaan is. Hoe deze kosten zich verhouden tot een gewoon geluidscherm is nog niet onderzocht. Daarom kan het minischerm nu nog niet worden meegenomen bij de bepaling van de financiële doelmatigheid van geluidbeperkende maatregelen en wordt het minischerm nog niet toegevoegd aan bijlage 3 van de Regeling geluid milieubeheer (hierna: Rgm). Omdat deze lijst geen onderscheid maakt in typen schermen, is met deze wijziging ook genoemde bijlage gewijzigd. Bij geluidschermen is aangegeven dat een minischerm daar niet onder valt.

Artikel II, onderdeel A, onder 3, 8 en 9

Diffractor

Een diffractor is een betonnen constructie met holtes die parallel aan de weg of het spoor in de berm wordt ingegraven, waardoor het geluid van de (spoor)weg wordt geabsorbeerd en het geluid naar boven wordt afgebogen. De maatregel is in principe toepasbaar bij wegen en spoorwegen, maar alleen voor wegen is er op dit moment voldoende onderzoek gedaan om een rekenregel op te stellen.

Op basis van analyses van praktijkproeven is gekozen voor een rekenregel in combinatie met een meetmethode waarmee de eigenschappen van een diffractor kunnen worden bepaald. In de literatuur zijn de achtergronden van de rekenregel opgenomen.3 De rekenregel is opgenomen in bijlage III in de volgende onderdelen:

  • paragraaf 2.8 Bodemdemping: toevoeging vaste reflecterende eigenschappen diffractor.

  • paragraaf 2.10 Schermwerking: toevoeging extra term in schermwerking formule.

  • hoofdstuk 7: rekenregel en meetmethode diffractor.

  • hoofdstuk 8 Toelichting (was hoofdstuk 7): toelichting op de rekenregel en meetmethode voor de diffractor.

Naar de kosten van de diffractor is nog geen onderzoek gedaan. Daarom kan de diffractor nu nog niet worden meegenomen bij de bepaling van de financiële doelmatigheid van geluidbeperkende maatregelen en wordt de diffractor nog niet toegevoegd aan bijlage 3 van de Rgm.

Artikel II, onderdeel B, onder 1

Voertuigemissies spoor

In bijlage IV vinden wijzigingen plaats voor de spoorvoertuigtypes.

Op de Randstadrail wordt Metrotype R, bestaande uit HSG3, RSG3- en SG3-materieel, ingezet. Dit materieel wordt met deze wijziging overgeplaatst van voertuigcategorie 8 naar categorie 7. De reden is dat uit metingen is gebleken dat de emissie van dit materieel in categorie 7 thuis hoort.4 Daarbij is tevens het aantal rekeneenheden aangepast. Met deze wijziging is de berekende emissie van dit materieel iets lager geworden. Bij lage snelheden (40 km/uur) is dat circa 3 dB en bij hogere snelheden (80 km/uur) is dat circa 1 dB. Door deze wijziging kan een realistischer waarde voor de geluidemissie van metrotype R worden bepaald.

Daarnaast wordt een nieuw spoorvoertuigtype toegevoegd aan spoorvoertuigcategorie 9. Het betreft de Eurostar, een hogesnelheidstrein van dezelfde familie als de ICE-3, alleen twee keer zo lang. Sinds 2018 rijdt de Eurostar (Siemens Velaro e320) in Nederland. De indeling in categorie 9 is gedaan op basis van bestaande meetgegevens in het kader van de Europese Technische Specificatie voor Interoperabiliteit (TSI) en andere meetgegevens op het gebied van geluid van Thalys en ICE en de bijbehorende categorie- kenmerken5.

Artikel II, onderdeel B, onder 2 tot en met 6

Bovenbouw spoor

In het Rmg 2012 wordt het type spoor aangeduid met een bovenbouwcode. Bovenbouwcode 6 staat voor een baan met regelbare spoorstaafbevestiging. Dit type komt voor op betonnen en stalen kunstwerken. Het gaat daarbij om de manier waarop het spoor op het kunstwerk bevestigd wordt.

Bijlage IV van het Rmg 2012 had voor bovenbouwcode 6 een correctieterm voor de emissie gereserveerd maar deze was niet ingevuld. Op stalen kunstwerken werd de totale verhoogde geluidemissie van het kunstwerk in combinatie met de bovenbouw ten opzichte van betonnen dwarsliggers in ballastbed gemeten, waardoor deze bovenbouwcode op stalen kunstwerken niet gebruikt werd. Voor betonnen kunstwerken verwees bijlage IV van het Rmg 2012 nu naar bovenbouwcode 4, blokkenspoor. Uit metingen bleek dat dit een te hoog geluidniveau geeft.6 Op basis van deze metingen is met deze wijziging de correctieterm voor bovenbouwcode 6 ingevuld. Door deze wijziging kan een realistischer waarde voor de geluidemissie van een regelbare spoorstaafbevestiging worden bepaald.

Voor de naleving van geluidproductieplafonds betekent deze wijziging dat de berekende geluidproductie bij een regelbare spoorstaafbevestiging lager zal worden. Omdat de geluidproductieplafonds niet wijzigen zal daardoor de geluidruimte groter worden. De emissie van een baan met regelbare bevestiging (bovenbouwcode 6) is circa 2 tot 3 dB lager dan dat van blokkenspoor (bovenbouwcode 4).

Artikel II, onderdeel A, onder 1, 2, 4, 5 en 7 en onderdeel B, onder 7 en 9

In de bijlagen van het Rmg 2012 is een aantal kleine verbeteringen aangebracht.

Onderdeel A, onder 1

In paragraaf 2.2 van bijlage III stond een onjuiste verwijzing naar drie voertuigcategorieën. Deze verwijzing is aangepast.

Onderdeel A, onder 2

In subparagraaf 2.4.2 van bijlage III stond: ‘v0: is de snelheid in km/h’ . Dit is echter de referentiesnelheid.

Onderdeel A, onder 4, onder a en c

Er stond een onjuiste verwijzing in paragraaf 2.10 van bijlage III onder formule 2.17. ∆LSW moet ∆LSWN zijn. Verder is de correctie voor een diffractoreffect toegevoegd aan formule 2.17.

Onderdeel A, onder 4, onder b

Tabel 2.7 in Bijlage III, met de definitie voor de functie F met als variabele Nf, was onjuist uitgelijnd, dit is gecorrigeerd.

Onderdeel A, onder 5 tot en met 7

In de formules 4.7 en 4.8 van bijlage III stond een index fout in de sommatie. De sommatie overi moet een sommatie over k zijn. Verder was formule 4.18 onjuist. Alle formules zijn gecorrigeerd.

Onderdeel B, onder 7

Formule 5.1b in bijlage IV gaf de berekening van Leq,i,j,n. Echter in de tekst er boven en in formule 5.1a wordt gesproken over ∆Leq,i,j,n. Technisch gezien is er geen reden voor de ∆, daarom is die verwijderd in formule 5.1a en in de tekst.

Onderdeel B, onder 9

In paragraaf 8.6 van bijlage IV stond in de derde alinea na formule 8.1 een fout bij de periode definitie van de dagperiode. Het einde van de dagperiode is gewijzigd van 23:00 uur naar 19:00 uur.

Artikel II, onderdeel C

Verwijzing naar de Standaard Karteringsmethode (SKM)

Bij de implementatie van de rekenmethode CNOSSOS in bijlage VII van het Rmg 2012 per 1 januari 2019 is de standaardkarteringsmethode (SKM) verwijderd uit het Rmg 2012. Bijlage VII beschrijft de methode die toegepast moet worden bij het opstellen van geluidbelastingkaarten in het kader van de richtlijn omgevingslawaai. In bijlage VI (geluidberekeningen voor saneringsplannen voor rijkswegen en hoofdspoorwegen) werd echter nog wel naar de SKM verwezen als toegestane methode voor specifieke gevallen, mits aan een aantal voorwaarden werd voldaan. Met deze wijziging is de verwijzing naar de SKM verwijderd. Wel is blijven staan dat onder voorwaarden een eenvoudige methode mag worden toegepast, waarbij in het saneringsplan of het daaraan ten grondslag liggende akoestische onderzoek zal moeten worden onderbouwd dat toepassing ervan niet leidt tot een onderschatting van de geluidsbelastingen ten opzichte van de geluidsbelastingen die zouden zijn bepaald bij toepassing van de artikelen 5.7, eerste lid, of 5.8, eerste lid, van het Rmg 2012. Toepassing van de SKM onder de voorheen in paragraaf 1.1 van bijlage VI opgenomen voorwaarden zal in het algemeen niet leiden tot een dergelijke onderschatting.

Artikel III

Op de geluidplafondkaart wordt aangegeven welke wegen in beheer zijn bij het Rijk en waarop het systeem van geluidproductieplafonds (titel 11.3 van de Wet milieubeheer) van toepassing is.

De wijziging van de Regeling geluidplafondkaart milieubeheer betreft een correctie en een verduidelijking van de begrenzing van een wegtraject daar waar onduidelijkheid kan bestaan over de grens tussen twee beheerders. Daarnaast wordt een weg toegevoegd.

De volgende wijzigingen zijn doorgevoerd:

  • 1. van de N44 is de kilometrering aangepast van km 22,6 naar km 27,4.

  • 2. bij de N18 is de begrenzing verduidelijkt: bij Enschede gaat het om de aansluiting op de A35.

  • 3. de N2 bij Eindhoven is toegevoegd, lopend over knooppunt Ekkersweijer – knooppunt Batadorp – knooppunt De Hogt – knooppunt Leenderheide.

Van de N44 was een deel ten onrechte niet opgenomen in de tabel behorende bij de geluidplafondkaart. Voor dit wegdeel, dat in beheer is bij Rijkswaterstaat, zijn in het geluidregister wel geluidproductieplafonds opgenomen.

Op de geluidplafondkaart stond de N18 opgenomen tot Enschede. Deze omschrijving gaf geen duidelijkheid over de begrenzing van het beheer van de gemeente met dat van Rijkswaterstaat. Dit wordt nu verduidelijkt door de woorden – aansluiting op de A35 – toe te voegen. De N18 heeft geluidproductieplafonds op basis van artikel 11.45, tweede lid, van de Wet milieubeheer. Dit betekent dat de brongegevens voor de berekening van de geluidproductieplafonds zijn gebaseerd op een voor de inwerkingtreding van hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer genomen besluit. Bij het opnemen van de weg in het geluidregister is geen rekening gehouden met een afwijkende beheersgrens. De weg op de geluidplafondkaart wordt korter. In het geluidregister zijn voor dit wegdeel nog wel geluidproductieplafonds aanwezig, deze zullen worden verwijderd.

Bij Eindhoven is een parallelstructuur aanwezig langs de A2. Deze parallelstructuur heet de N2 en is in beheer bij Rijkswaterstaat. De N2 bij Eindhoven stond nog niet op de geluidplafondkaart, maar wel in het geluidregister, er zijn dus al geluidproductieplafonds.

Artikel IV

De datum van inwerkingtreding van deze regeling is het eerste volgende vaste verandermoment, te weten 1 januari 2020. Van de in het systeem van vaste verandermomenten opgenomen minimale invoeringstermijn van twee maanden tussen publicatie en inwerkingtreding wordt afgeweken. De regeling bevat reparaties van bestaande regels en met een snelle inwerkingtreding kunnen aanmerkelijke ongewenste nadelen worden voorkomen. De doelgroep van deze regeling is al bekend met de wijziging.

De Minister voor Milieu en Wonen, S. van Veldhoven-van der Meer


X Noot
1

Het is toegestaan om, naast de meting onder 0 graden, alleen onder 45 of –45 graden te meten en het meetresultaat voor zowel –45 als +45 graden te gebruiken.

X Noot
2

Geluidsmetingen ter bepaling van het effect van minischermen in Hilversum, M+P rapport M+P.Rail.17.4.2 van 5 februari 2018; Het effect van minischermen op goederentreinen, M+P rapport M+P.RAIL.18.03.1 van 25 mei 2018.

X Noot
3

Ontwikkeling rekenregel diffractor Fase 2, TNO rapport R11565 maart 2019.

Acoustic test method to determine the intrinsic characteristics of road side level diffracting elements, TNO rapport R10437 augustus 2019.

X Noot
4

Herbepaling geluidcategorie RSG3-metro, dBvision rapport GEM084-02-04dev van 5 april 2013.

X Noot
5

Notitie van Ricardo Nederland B.V. aan ProRail d.d. 14 oktober 2019. “Geluidscategorisering Eurostar”.

X Noot
6

Bepaling bovenbouwcorrectie regelbare bevestiging (bb=6), dBvision rapport PR0083-01-02ev van 10 april 2019.

Naar boven