Besluit van 8 november 2019 als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Geïntegreerde Aanwijzing Inlichtingen en Veiligheid 2020–2022)

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Defensie,

Gelet op artikel 6, eerste lid, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017;

Besluiten:

Artikel 1

  • 1. Voor de uitvoering van de in artikel 8, tweede lid, onder a en d, onderscheidenlijk artikel 10, tweede lid, onder a, c en e, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017, bedoelde taken, worden de volgende onderwerpen van onderzoek aangewezen:

    • a. Politieke intenties, activiteiten en opinies van regeringen, instellingen en inwoners van specifiek benoemde landen of regio’s. Voor alle landen en regio’s van onderzoek geldt dat deze worden bezien vanuit de vraag wat de werkelijke motieven van de belangrijkste actoren zijn, wat de feitelijke invloed is van de regering en welke doelen worden nagestreefd;

    • b. Het tijdig onderkennen en signaleren van en reageren op ontwikkelingen in landen of regio’s die een potentiële dreiging ten aanzien van de nationale veiligheid vormen. Hiertoe worden gevraagd en ongevraagd gegevens verzameld over landen en regio’s die niet zijn aangewezen op grond van onderdeel a;

    • c. Onderzoeksthema’s met betrekking tot organisaties en personen, die door de doelen die zij nastreven, dan wel door hun activiteiten, aanleiding geven tot het ernstig vermoeden, dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, dan wel voor de veiligheid of voor andere gewichtige belangen voor de staat.

  • 2. De in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde landen en regio’s, plus onderzoeksthema’s, onderdeel c, zijn opgenomen in een bijlage bij dit besluit. Deze bijlage is niet openbaar. De onderzoeksthema’s waar deze bijlage op ziet, zijn onder meer terrorisme, radicalisering, de ontwikkeling en proliferatie van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen, chemische en biologische strijdmiddelen, militair technologische ontwikkelingen in landen van zorg, aantasting van de territoriale integriteit van Nederland (inclusief Caribisch Nederland), hybride dreigingen, cyberaanvallen, digitale en klassieke spionage, heimelijke beïnvloeding, rechts-extremisme en links-extremisme.

Artikel 2

De Geïntegreerde Aanwijzing Inlichtingen- en Veiligheid 2019–2022 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Geïntegreerde Aanwijzing 2020–2022.

Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte

De Minister van Defensie, tevens de Minister voor de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst A.Th.B. Bijleveld-Schouten

NOTA VAN TOELICHTING

In artikel 8, tweede lid, en artikel 10, tweede lid, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017) wordt de taakstelling van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) onderscheidenlijk de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) geregeld. In de Wiv 2017 is een regeling opgenomen voor de Geïntegreerde Aanwijzing (GA), zowel waar het de voorbereiding van (artikel 5) als de besluitvorming over (artikel 6) de GA betreft. Deze GA, die door de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, de Minister van BZK en de Minister van Defensie gezamenlijk wordt vastgesteld, bepaalt met betrekking tot de uitvoering van de taken als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder a en d, onderscheidenlijk artikel 10, tweede lid, onder a, c en e, Wiv 2017, welke onderzoeken door de diensten dienen te worden verricht, uitgewerkt naar landen en regio’s plus naar onderzoekthema, en de onderzoeksplanning, alsmede de prioritering met betrekking tot de onderzoeken. De GA bepaalt niet alleen welke onderzoeken door de AIVD en de MIVD afzonderlijk worden verricht, maar ook welke onderzoeken door beide diensten gezamenlijk dienen te worden uitgevoerd. Zij werken – conform artikel 86 van de Wiv 2017 – immers zoveel mogelijk samen. De verstrekking van één aanwijzing aan beide diensten ten aanzien van de genoemde onderwerpen beoogt een zorgvuldige afstemming en samenwerking tussen beide diensten te bewerkstelligen en het onverwijld delen van relevante informatie te bevorderen

Het besluit omvat ingevolge artikel 6, eerste lid, van de wet een periode van vier jaren en wordt op basis van het tweede lid jaarlijks geëvalueerd en indien noodzakelijk aangepast op basis van de evaluatie. Het besluit bestaat uit een openbaar deel met nota van toelichting, die in de Staatscourant worden gepubliceerd, en een geheim deel, bestaande uit een geheime bijlage. Dit geheim deel, dat Stg. GEHEIM is gerubriceerd, omvat onder meer de basis voor het onderzoek, de samenwerkingsafspraken waaronder de wijze van (her)prioritering en de uitwerking van de diepgang van de onderzoeken. De geheime bijlage omvat de landen en regio’s plus de onderzoeksthema’s en de onderzoeksdoelstellingen die worden toegewezen aan één of beide diensten. De onderzoeksdoelstellingen worden zoveel als mogelijk voor de behoeftestellers voorzien van een gewenste diepgang. De geheime bijlage is op basis van de jaarlijkse evaluatie geactualiseerd. Dat heeft geleid tot de Geïntegreerde Aanwijzing Inlichtingen en Veiligheid 2020–2022 en de intrekking van de Geïntegreerde Aanwijzing Inlichtingen- en Veiligheid 2019–2022.

De onderwerpen van onderzoek zijn enerzijds aangewezen om inlichtingen te verzamelen die de Nederlandse regering in staat stellen bij het bepalen van standpunten over het buitenlands beleid en bij het voeren van internationale onderhandelingen, te beschikken over de informatie die via andere, bijvoorbeeld diplomatieke, kanalen niet of moeilijk te verkrijgen is. Het gaat hier om het inwinnen van ontbrekende maar met het oog op de nationale veiligheid van belang zijnde gegevens die uitsluitend bij buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten voorhanden zijn of alleen maar met inspanningen van één of beide diensten verkregen kunnen worden. Dit betekent dat de activiteiten van de AIVD of de MIVD complementair zijn aan de bestaande taken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en zijn vertegenwoordigingen in het buitenland.

De inlichtingentaak betreffende andere landen moet niet alleen worden beoordeeld op onmiddellijk nut voor Nederland in enge zin. Gezamenlijke Europese en bondgenootschappelijke of volkenrechtelijke inspanningen wegen eveneens mee bij de beantwoording van de vraag of en in hoeverre een en ander in het belang is van de nationale veiligheid. De opbrengst van het onderzoek naar de genoemde onderwerpen kan worden ingebracht in het kader van bilaterale en multilaterale samenwerking, uiteraard met inachtneming van het ter zake geldende kader van de wet.

Het onderzoek zoals genoemd in artikel 1, onderdeel b, is voor de regering van belang voor het achterhalen van niet direct zichtbare of nog ongekende ontwikkelingen, dan wel om, bij plotselinge, onverwachte ontwikkelingen of (dreigende) incidenten in andere landen, ten aanzien van de beleidsrespons van de regeringen in andere landen op terroristische dreigingen of ten behoeve van het uitvoeren van civiele missies met Nederlandse overheidsdeelname, in staat te zijn om snel onderzoek te kunnen verrichten.

De onderzoekthema’s, die anderzijds zijn aangewezen, hebben voor de AIVD betrekking op de zogenaamde ‘a’ taak: het bijdragen aan de binnenlandse veiligheid en het zorgdragen dat bedreigingen van onze democratische rechtsorde tijdig worden onderkend, zodat daartegen effectief kan worden opgetreden. Voor de MIVD betreft het de c-taak: Het verrichten van onderzoek dat nodig is voor het treffen van maatregelen ter voorkoming van activiteiten die ten doel hebben de veiligheid of paraatheid van de krijgsmacht te schaden, ter bevordering van een juist verloop van mobilisatie en concentratie der strijdkrachten en ten behoeve van een ongestoorde voorbereiding en inzet van de krijgsmacht. Hieronder volgt een niet-limitatieve toelichting op mogelijke onderzoeksthema’s van de AIVD en MIVD.

Spionage, beïnvloeding en sabotage in het digitale domein vormen een ernstige en groeiende dreiging voor Nederland en zijn bondgenoten. Temeer ook vanwege toenemende afhankelijkheid van (vitale) digitale systemen. De dreiging gaat vooral uit van landen met grote geopolitieke ambities. Staten zijn daarbij op zoek naar informatie om de krijgsmacht te moderniseren of de economie te versterken. Ook biedt hacken mogelijkheden om te saboteren, of om gehackte informatie te gebruiken om besluitvorming of publieke opinie te beïnvloeden. Digitale spionage wordt bovendien steeds vaker ingezet ter ondersteuning van klassieke spionage operaties en vice versa.

De terroristische dreiging in Nederland is nog steeds een belangrijk onderzoeksthema voor de AIVD en MIVD vanuit hun respectievelijke ‘a’ en ‘c’ taak. Deze dreiging vloeit voornamelijk voort uit de mondiale jihadistische beweging. De AIVD en MIVD verrichten intensief onderzoek naar jihadistische en geradicaliseerde personen en organisaties, zowel in het buitenland als in Nederland. Ook doen zij onderzoek naar uitreizigers en terugkeerders. De MIVD verricht dit onderzoek specifiek met het oog op de nationale en de internationale jihadistisch-terroristische dreiging tegen defensiebelangen. Samenwerkingspartners worden geattendeerd opdat zij maatregelen kunnen nemen, waardoor bijvoorbeeld terugkeerders kunnen worden aangehouden en zo mogelijk strafrechtelijk vervolgd.

Daarnaast vormen de ontwikkelingen rond de diverse wapenprogramma’s in de ‘landen van zorg’, een toenemende dreiging voor de internationale veiligheid. Het gaat dan onder andere om de ontwikkeling en proliferatie van massavernietigingswapens, overbrengingsmiddelen en chemische en biologische strijdmiddelen. De MIVD doet tevens onderzoek naar militair technologische ontwikkelingen in andere landen, zodat de Nederlandse krijgsmacht op de juiste wijze kan worden uitgerust tegen bestaande en toekomstige dreigingen.

De AIVD en MIVD brengen de ontwikkelingen binnen het rechts-extremisme in kaart om inzicht te krijgen in de radicalisering van rechts-extremistisch geïnspireerde personen en groepen in Nederland. Links-extremisten zijn vaak actief op meerdere terreinen, acteren in wisselende samenstelling (gelegenheidscoalities) en opereren soms internationaal. Acties tegen Defensie vanuit links-activistische en/of links-extremistische georiënteerde groepen en individuen zijn voornamelijk gericht op vier thema's: werving van personeel, de defensie-industrie, de mogelijke opslag van nucleaire wapens en betrokkenheid van Defensie bij de uitvoering van het asiel- en vreemdelingenbeleid.

Conform artikel 18 van de wet kunnen alle voor het verrichten van onderzoek beschikbare inlichtingenmiddelen en capaciteit door de dienst(en) worden ingezet.

Deze aanwijzing is onderdeel van het geheel aan activiteiten die de AIVD en de MIVD uitvoeren op grond van artikel 6, eerste lid, respectievelijk artikel 8, tweede lid, onder a en d, respectievelijk artikel 10, tweede lid, onder a, c en e, van de wet. Het geheel aan activiteiten staat beschreven in de Stg. GEHEIM gerubriceerde jaarplannen van de AIVD en de MIVD.

Het besluit blijft recht doen aan de onderscheiden verantwoordelijkheden van de voor de beide diensten verantwoordelijke ministers, in overeenstemming met hun afzonderlijke wettelijke taken. Beide ministers behouden de ruimte om aanvullend op de Geïntegreerde Aanwijzing de onder hen ressorterende diensten opdrachten te kunnen verstrekken in het geval van een acute dreiging of een (potentiële) missie.

De Ministers van Buitenlandse Zaken en van Justitie en Veiligheid zijn ingevolge artikel 6, derde lid, van de wet nauw betrokken bij de totstandkoming van dit besluit en bij toekomstige aanpassingen.

Met de inwerkingtreding van dit besluit komt de Geïntegreerde Aanwijzing Inlichtingen en Veiligheid 2019–2022 (Stcrt. 2018, nr. 68088) te vervallen.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte

Naar boven