Besluit van 12 november 2019 van de Minister voor Rechtsbescherming, kenmerk 2657390, tot wijziging van de Regeling toelating en weigering bezoek en beperking telefooncontacten penitentiaire inrichtingen in verband met het verstrekken van een beroepspas

De Minister voor Rechtsbescherming,

Gelet op artikel 38, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling toelating en weigering bezoek en beperking telefooncontacten penitentiaire inrichtingen in verband met het verstrekken van een beroepspas wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 5 wordt een nieuw artikel 5a ingevoegd dat luidt als volgt:

Artikel 5a

  • 1. Bij de aanvraag van een beroepspas voor een medewerker van niet-justitiegebonden organisaties als bedoeld in de bijlage bij deze regeling wordt aan de directeur verstrekt:

    • a. door vrijwilligers en medewerkers van een vrijwilligersorganisatie waaraan subsidie in het kader van ondersteuning van gedetineerden door de Minister voor Rechtsbescherming is verleend:

      • een afschrift van het subsidiebesluit voor het desbetreffende jaar;

      • het identiteitsbewijs van de vrijwilliger of medewerker;

      • een bewijs dat de vrijwilliger of medewerker meer dan drie maanden werkzaam is voor de organisatie, en

      • een verklaring omtrent gedrag of een beschrijving getoond gedrag van de desbetreffende vrijwilliger of medewerker.

    • b. door medewerkers van een gemeente in het kader van de re-integratie van een gedetineerde: een afschrift van het identiteitsbewijs.

    • c. door medewerkers van een zorginstelling in het kader van een behandeling van een gedetineerde: een afschrift van het identiteitsbewijs.

  • 2. De directeur van de divisie Gevangeniswezen en Vreemdelingenbewaring kan een beroepspas toekennen aan medewerkers van overige organisaties die door hem zijn goedgekeurd. Aan het toekennen van de beroepspas kan de directeur voorwaarden stellen.

  • 3. In de huisregels van de extra beveiligde inrichting en in de huisregels van de terroristenafdeling kunnen nadere voorwaarden worden gesteld voor bezoek met de beroepspas.

B

Het eerste en het zesde gedachtestreepje van de bijlage komen als volgt te luiden:

  • Ambtenaren van het Ministerie van Justitie en Veiligheid: de rijkspas;

  • Medewerker van niet-justitiegebonden organisaties: de instemmingsbrief van de directeur tot verstrekking van een beroepspas en daarmee tot toegang tot een gedetineerde. Personen die kunnen worden aangemerkt als medewerker van niet-justitiegebonden organisaties zijn:

    • Vrijwilligers en medewerkers van een vrijwilligersorganisatie waaraan subsidie door de Minister voor Rechtsbescherming is verleend, in het kader van ondersteuning van gedetineerden;

    • Medewerkers van een gemeente in het kader van de re-integratie van een gedetineerde;

    • Medewerkers van een zorginstelling in het kader van een behandeling van een gedetineerde;

    • Medewerkers van overige organisaties die zijn goedgekeurd door de directeur divisie Gevangeniswezen en Vreemdelingenbewaring.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

TOELICHTING

Er is aanleiding om de Regeling toelating en weigering bezoek en beperking telefooncontacten penitentiaire inrichtingen (hierna: Regeling) te wijzigen. In de bijlage van de Regeling wordt voor het verlenen van beroepspassen aan niet-justitiegebonden organisaties verwezen naar de Regeling inzake de toelating van niet justitie gebonden organisaties tot penitentiaire inrichtingen. Deze laatstgenoemde regeling was gebaseerd op de Beginselenwet gevangeniswezen en is wegens de inwerkingtreding van de Penitentiaire beginselenwet op 1 januari 1999 van rechtswege vervallen. Nu er in de bijlage wordt verwezen naar een van rechtswege vervallen regeling is er een lacune ontstaan. In de praktijk wordt echter nog conform de oude procedure gehandeld en worden instellingen nog steeds aangewezen tot niet-justitiegebonden organisaties aan wier medewerkers een beroepspas werd uitgereikt. Met deze wijziging wordt de juridische omissie hersteld, waarbij zoveel mogelijk is aangesloten bij de systematiek van de oude – vervallen – regeling.

Met onderhavige wijziging wordt geregeld in welke gevallen de directeur op verzoek van een niet-justitiegeboden organisatie een beroepspas aan een vrijwilliger of medewerker kan verstrekken. In het verleden zijn vier typen organisaties als niet-justitiegebonden organisaties aangemerkt: (gesubsidieerde) vrijwilligersorganisaties, gemeenten in het kader van de re-integratie van gedetineerden, zorginstellingen en overige organisaties. Met onderhavige wijziging wordt wederom de mogelijkheid gecreëerd een beroepspas te verstrekken aan vrijwilligers en medewerkers van deze organisaties. Aan de aanvraag van een beroepspas door de organisatie zijn voorwaarden verbonden. In ieder geval overlegt iedere organisatie een afschrift van een geldig identiteitsbewijs van de vrijwilliger of medewerker. Naast deze algemene voorwaarde geldt voor de vrijwilligersorganisatie dat een afschrift van het besluit inzake subsidieverlening van het desbetreffende jaar wordt overlegd, een bewijs dat de vrijwilliger of medewerker meer dan drie maanden werkzaam is voor de organisatie alsmede een verklaring omtrent gedrag of een beschrijving getoond gedrag. Deze laatste voorwaarde heeft betrekking op de ex-gedetineerde die niet in aanmerking kan komen voor een verklaring omtrent het gedrag. Daarvoor geldt een beschrijving van zijn gedrag in detentie. De directeur van de inrichting waarin deze persoon laatstelijk was gedetineerd, stelt deze verklaring op. Voor de categorie overige organisaties geldt dat zij de goedkeuring dienen te verkrijgen van de directeur divisie Gevangeniswezen en Vreemdelingenbewaring. De directeur zal met name bij beoordeling van de aanvraag moeten bezien of het verstrekken van beroepspas aan de medewerker(s) de toets aan de orde, veiligheid en rust binnen de inrichting kan doorstaan. Deze directeur kan voorwaarden verbinden, bijvoorbeeld de overlegging van een verklaring omtrent het gedrag.

De directeur zal zo spoedig mogelijk op een aanvraag schriftelijk beslissen of een beroepspas kan worden verstrekt. Met een door de directeur verstrekte beroepspas wordt het bezoek in beginsel toegestaan. Wel wordt opgemerkt dat ook met een beroepspas de directeur een bezoek van een vrijwilliger of medewerker kan weigeren indien een van de belangen van artikel 36, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet in het spel is. Hier zij verwezen naar artikel 38, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet. Indien de gedetineerde in afzondering is geplaatst, zal een bezoek van een vrijwilliger of medewerker met een beroepspas op een van de gronden van artikel 36, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet worden geweigerd. Ook kunnen specifieke toelatingscriteria voor bezoek aan de extra beveiligde inrichting dan wel de terroristenafdeling in dit kader relevant zijn. Tot slot zij hier opgemerkt dat een bezoek van een vrijwilliger of medewerker aan wie een beroepspas is verstrekt, niet in mindering wordt gebracht op het recht op bezoek, bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Naar boven