Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 29 januari 2019, nr. WJZ/ 18316966, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen in verband met onder meer aanpassingen van de voorwaarden voor de graasdierpremie

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 15 en 19 van de Landbouwwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1.1, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van het laatste onderdeel door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

niet subsidiabele grond:

areaal dat buiten de begrenzing van percelen landbouwgrond als bedoeld in artikel 2.2, vijfde lid, valt en geschikt is voor extensieve begrazing.

B

In artikel 2.17, eerste lid, onderdeel l, wordt de punt aan het slot vervangen door ‘zonder de toepassing van meststoffen.’

C

Artikel 2.22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt ‘enig moment in de periode van 1 januari tot en met’.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De steun wordt alleen verstrekt indien het rund vanaf 15 mei tot en met 15 oktober van het jaar van aanvraag of, als het dier eerder van het bedrijf van de aanvrager wordt afgevoerd tot de datum van afvoer van het bedrijf van de aanvrager, ononderbroken aanwezig is op niet subsidiabele grond ten behoeve van extensieve begrazing.

3. In het vierde lid wordt ’1 januari’ vervangen door ’15 mei’.

4. In het zevende lid wordt ‘de datum van de steunaanvraag’ vervangen door ’15 mei van het jaar van aanvraag’.

5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. De aanwezigheid van een rund op niet subsidiabele grond, bedoeld in het derde lid, wordt ten genoegen van de minister aangetoond door middel van voldoende schriftelijk bewijs, waaruit blijkt welke percelen worden begraasd.

D

Artikel 2.23 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel c, vervalt ‘enig moment in de periode van 1 januari tot en met’.

2. In het derde lid wordt ‘1 januari’ vervangen door ’15 mei’.

3. In het zesde lid wordt ‘de datum van de steunaanvraag’ vervangen door ’15 mei van het jaar van aanvraag’.

4. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 7. De steun wordt alleen verstrekt indien het schaap vanaf 15 mei tot en met 15 oktober van het jaar van aanvraag of, als het dier eerder van het bedrijf van de aanvrager wordt afgevoerd tot de datum van afvoer van het bedrijf van de aanvrager, ononderbroken aanwezig is op niet subsidiabele grond ten behoeve van extensieve begrazing.

  • 8. De aanwezigheid van een schaap op niet subsidiabele grond, bedoeld in het zevende lid, wordt ten genoegen van de minister aangetoond door middel van voldoende schriftelijk bewijs, waaruit blijkt welke percelen worden begraasd.

E

Artikel 2.24 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 160’ vervangen door ‘€ 153’, wordt ‘€ 24’ vervangen door ‘€ 23’ en wordt ‘1 januari’ vervangen door ’15 mei’.

2. In het tweede lid wordt ‘288’ vervangen door ‘154’.

3. Het derde tot en met het zesde lid vervallen.

F

Artikel 2.25 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 2.400.000’ vervangen door ‘€ 2.297.143’ en wordt ‘€ 1.100.000’ vervangen door ‘€ 1.052.857’.

2. In het tweede lid vervalt ‘na toepassing van artikel 2.24, derde en vierde lid,’.

3. Het vierde lid vervalt.

G

Artikel 2.26 vervalt.

H

Artikel 2.27, tweede en derde lid, vervallen, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot het tweede en derde lid.

ARTIKEL II

Het recht zoals dat luidde op 31 december 2018 blijft van toepassing op gekoppelde steun inzake graasdierhouderij schapen en runderen aangevraagd voor de periode tot 1 januari 2019.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 29 januari 2019

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

1. Inleiding

Per 1 januari 2015 is de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB van kracht (hierna: de uitvoeringsregeling). De uitvoeringsregeling geeft uitvoering aan de Europese verordeningen inzake de rechtstreekse betalingen van het Europese landbouwbeleid. De uitvoeringsregeling wordt op enkele onderdelen om de volgende redenen gewijzigd.

2. Hoofdlijnen van het voorstel

2.1 De graasdierpremie

2.1.1 Audit Europese Commissie

De graasdierpremie heeft deel uitgemaakt van een conformiteitsaudit van de Europese Commissie (EC). De EC heeft kritiek geuit over de opzet van de graasdierpremie en heeft Nederland verzocht (corrigerende) maatregelen te treffen. De kern van die kritiek was dat de EC van mening is dat de opzet van de regeling niet in lijn is met EU-regelgeving en dat er onvoldoende zekerheid gegeven kon worden dat de dieren waar graasdierpremie voor is aangevraagd daadwerkelijk grazen op niet-subsidiabele gronden (zoals natuurgrond), terwijl de regeling daar wel voor bedoeld is.

Met ingang van 2019 wordt de regeling zodanig aangepast dat geborgd wordt dat de steun terechtkomt bij houders van graasdieren die daadwerkelijk op niet-subsidiabele gronden grazen. De ruimte die in de regeling zat, waardoor houders van graasdieren die feitelijk niet in natuurterreinen graasden toch van de regeling konden profiteren, komt daarmee te vervallen.

2.1.2. Aanpassing artikel 2.22 en artikel 2.23

De aanvrager van de graasdierpremie dient in de Gecombineerde Opgave te verklaren, dat de schapen en/of het vrouwelijke vleesvee waarvoor subsidie aangevraagd wordt, in de gehele periode vanaf 15 mei tot en met 15 oktober, uitsluitend extensief gehouden worden op niet-subsidiabele grond. Niet subsidiabele grond wordt in artikel 1.1, eerste lid, van de uitvoeringsregeling gedefinieerd als areaal dat buiten de begrenzing van percelen landbouwgrond als bedoeld in artikel 2.2, vijfde lid, van de uitvoeringsregeling valt en bovendien geschikt is voor extensieve begrazing. Hierbij kan gedacht worden aan heide, kwelders en stadsparken en andere gronden, met grassen en andere vegetatie waar voldoende voedselaanbod is voor de dieren en het bijvoeren niet aan de orde is.

Tijdens de controles ter plaatse dient de aanvrager aan te kunnen tonen, door middel van voldoende schriftelijk bewijs zoals de gecombineerde opgave in combinatie met een gebruiksovereenkomst, een begrazingsschema, een logboek of kaartmateriaal, om welke percelen het gaat en dat hij deze gronden in gebruik heeft voor begrazing in de periode vanaf 15 mei tot en met 15 oktober.

De peildatum wordt 15 mei, zijnde de datum waarop de dieren op het bedrijf aanwezig moeten zijn en moeten voldoen aan de eisen inzake identificatie en registratie. Dieren die later dan 15 mei worden aangevoerd op het bedrijf zijn niet subsidiabel. Indien de dieren eerder dan 15 oktober worden afgevoerd van het bedrijf zal de premie naar rato worden berekend.

2.1.3. Aanpassing artikel 2.24 en artikel 2.27

Als gevolg van de aanpassingen in de subsidievoorwaarden waardoor de dieren, van 15 mei tot en met 15 oktober dienen gehouden te worden op niet-subsidiabele grond, is de graslandaftrek met ingang van 2019 niet meer van toepassing. Om die reden komen het derde en vierde lid van artikel 2.2.4 en het derde lid van artikel 2.27 te vervallen.

2.1.4 Aanpassing artikel 2.26

In 2019 zal de drempel van 1.000 euro voor deelname aan de graasdierpremie niet meer worden toegepast en komt artikel 2.26 van de uitvoeringsregeling te vervallen. Hierdoor komen alle landbouwers die graasdieren op niet-subsidiabele gronden laten grazen potentieel in aanmerking voor een graasdierpremie. De ondergrens van 500 euro voor het verkrijgen van rechtstreekse betalingen blijft van toepassing.

2.2 Ecologisch aandachtsgebied

Het gebruik van meststoffen bij de teelt van drachtplanten op braakliggend land is in Nederland niet toegestaan. In Verordening (EU) nr. 639/2014 wordt slechts gesproken over een ‘beperking’ van meststoffen, maar uit Verordening (EU) nr. 2018/1784 volgt dat lidstaten aanvullende eisen mogen stellen. Door het absolute verbod op het gebruik van meststoffen op te nemen in artikel 2.17 van de uitvoeringsregeling wordt hier invulling aan gegeven.

Voor de volledigheid dient vermeld te worden dat ook het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op braakliggend land niet is toegestaan ingevolge artikel 45, tweede lid juncto lid 10ter van Verordening (EU) nr. 639/2014. Verordening (EU) nr. 2018/1784 bepaalt dat het verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, dat is vastgesteld voor ‘braakliggend land’, ook van toepassing is op ‘braakland met drachtplanten’.

3. Regeldruk

De gevolgen voor de regeldruk van de uitvoering van de rechtstreekse betalingen van het Europees landbouwbeleid zijn beschreven in de toelichting bij de uitvoeringsregeling; hierin zijn de administratieve lasten in het kader van. de graasdierpremie geraamd op € 9.250,– De verhoging van de regeldruk die gepaard gaat met de onderhavige wijzigingen wordt geraamd op circa € 29.100. De in de onderhavige wijzigingsregeling opgenomen aanpassingen voor wat betreft de deelname aan de certificeringsregeling Veldleeuwerik en het verbod gebruik meststoffen bij braak met drachtplanten brengen geen wijzigingen voor de regeldruk met zich.

Door het niet meer toepassen van de graslandaftrek en de drempel van 1.000 euro zullen minder aanvragers worden afgewezen. Daarnaast is de verwachting dat het aantal aanvragen mogelijk minder snel zal stijgen, doordat de verplichting opgelegd wordt, dat de dieren daadwerkelijk op de niet subsidiabele gronden gehouden worden. Wat dit per saldo betekent voor het totaal aantal aanvragen in 2019 is niet te duiden.

Deze wijzigingsregeling brengt voor de aanvrager van de graasdierpremie een nieuwe verplichting met zich, namelijk, het schriftelijk kunnen aantonen dat hij de betreffende gronden in gebruik heeft voor begrazing. Uitgaande van een normale bedrijfsvoering en een administratie die up-to-date is, zal deze nieuwe verplichting (het verkrijgen, verwerken en archiveren van informatie) naar verwachting niet veel meer tijd in beslag nemen en zullen de administratieve lasten voor de aanvrager minimaal toenemen.

Uitgaande van 945 aanvragers (het gemiddeld aantal aanvragers over 2015 t/m 2017) bedraagt het geraamde tijdsbeslag voor het verkrijgen, verwerken, archiveren van informatie 45 minuten tegen een uurtarief van € 39,00. Dit resulteert in een toename van een bedrag van € 29.100 aan administratieve lasten.

4. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Voor wat betreft de datum van publicatie in de Staatscourant wordt afgeweken van het beleid voor Vaste Verander Momenten (VVM). De Europese Commissie heeft op 12 december 2018 formeel ingestemd met de voorgestelde aanpassingen, waardoor deze wijzigingen, mede gelet op de door de SDU gehanteerde termijnen voor publicaties aan het einde van het kalenderjaar, niet eerder doorgevoerd konden worden.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven