ARTIKEL I
De Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1.1, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van het
laatste onderdeel door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
- niet subsidiabele grond:
-
areaal dat buiten de begrenzing van percelen landbouwgrond als bedoeld in artikel
2.2, vijfde lid, valt en geschikt is voor extensieve begrazing.
B
In artikel 2.17, eerste lid, onderdeel l, wordt de punt aan het slot vervangen door
‘zonder de toepassing van meststoffen.’
C
Artikel 2.22 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt ‘enig moment in de periode van 1 januari tot en met’.
2. Het derde lid komt te luiden:
-
3. De steun wordt alleen verstrekt indien het rund vanaf 15 mei tot en met 15 oktober
van het jaar van aanvraag of, als het dier eerder van het bedrijf van de aanvrager
wordt afgevoerd tot de datum van afvoer van het bedrijf van de aanvrager, ononderbroken
aanwezig is op niet subsidiabele grond ten behoeve van extensieve begrazing.
3. In het vierde lid wordt ’1 januari’ vervangen door ’15 mei’.
4. In het zevende lid wordt ‘de datum van de steunaanvraag’ vervangen door ’15 mei van
het jaar van aanvraag’.
5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
8. De aanwezigheid van een rund op niet subsidiabele grond, bedoeld in het derde lid,
wordt ten genoegen van de minister aangetoond door middel van voldoende schriftelijk
bewijs, waaruit blijkt welke percelen worden begraasd.
D
Artikel 2.23 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel c, vervalt ‘enig moment in de periode van 1 januari
tot en met’.
2. In het derde lid wordt ‘1 januari’ vervangen door ’15 mei’.
3. In het zesde lid wordt ‘de datum van de steunaanvraag’ vervangen door ’15 mei van
het jaar van aanvraag’.
4. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
-
7. De steun wordt alleen verstrekt indien het schaap vanaf 15 mei tot en met 15 oktober
van het jaar van aanvraag of, als het dier eerder van het bedrijf van de aanvrager
wordt afgevoerd tot de datum van afvoer van het bedrijf van de aanvrager, ononderbroken
aanwezig is op niet subsidiabele grond ten behoeve van extensieve begrazing.
-
8. De aanwezigheid van een schaap op niet subsidiabele grond, bedoeld in het zevende
lid, wordt ten genoegen van de minister aangetoond door middel van voldoende schriftelijk
bewijs, waaruit blijkt welke percelen worden begraasd.
E
Artikel 2.24 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘€ 160’ vervangen door ‘€ 153’, wordt ‘€ 24’ vervangen door
‘€ 23’ en wordt ‘1 januari’ vervangen door ’15 mei’.
2. In het tweede lid wordt ‘288’ vervangen door ‘154’.
3. Het derde tot en met het zesde lid vervallen.
F
Artikel 2.25 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘€ 2.400.000’ vervangen door ‘€ 2.297.143’ en wordt ‘€ 1.100.000’
vervangen door ‘€ 1.052.857’.
2. In het tweede lid vervalt ‘na toepassing van artikel 2.24, derde en vierde lid,’.
3. Het vierde lid vervalt.
H
Artikel 2.27, tweede en derde lid, vervallen, onder vernummering van het vierde en
vijfde lid tot het tweede en derde lid.
ARTIKEL II
Het recht zoals dat luidde op 31 december 2018 blijft van toepassing op gekoppelde
steun inzake graasdierhouderij schapen en runderen aangevraagd voor de periode tot
1 januari 2019.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
1. Inleiding
Per 1 januari 2015 is de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB van kracht
(hierna: de uitvoeringsregeling). De uitvoeringsregeling geeft uitvoering aan de Europese
verordeningen inzake de rechtstreekse betalingen van het Europese landbouwbeleid.
De uitvoeringsregeling wordt op enkele onderdelen om de volgende redenen gewijzigd.
2. Hoofdlijnen van het voorstel
2.1 De graasdierpremie
2.1.1 Audit Europese Commissie
De graasdierpremie heeft deel uitgemaakt van een conformiteitsaudit van de Europese
Commissie (EC). De EC heeft kritiek geuit over de opzet van de graasdierpremie en
heeft Nederland verzocht (corrigerende) maatregelen te treffen. De kern van die kritiek
was dat de EC van mening is dat de opzet van de regeling niet in lijn is met EU-regelgeving
en dat er onvoldoende zekerheid gegeven kon worden dat de dieren waar graasdierpremie
voor is aangevraagd daadwerkelijk grazen op niet-subsidiabele gronden (zoals natuurgrond),
terwijl de regeling daar wel voor bedoeld is.
Met ingang van 2019 wordt de regeling zodanig aangepast dat geborgd wordt dat de steun
terechtkomt bij houders van graasdieren die daadwerkelijk op niet-subsidiabele gronden
grazen. De ruimte die in de regeling zat, waardoor houders van graasdieren die feitelijk
niet in natuurterreinen graasden toch van de regeling konden profiteren, komt daarmee
te vervallen.
2.1.2. Aanpassing artikel 2.22 en artikel 2.23
De aanvrager van de graasdierpremie dient in de Gecombineerde Opgave te verklaren,
dat de schapen en/of het vrouwelijke vleesvee waarvoor subsidie aangevraagd wordt,
in de gehele periode vanaf 15 mei tot en met 15 oktober, uitsluitend extensief gehouden
worden op niet-subsidiabele grond. Niet subsidiabele grond wordt in artikel 1.1, eerste
lid, van de uitvoeringsregeling gedefinieerd als areaal dat buiten de begrenzing van
percelen landbouwgrond als bedoeld in artikel 2.2, vijfde lid, van de uitvoeringsregeling
valt en bovendien geschikt is voor extensieve begrazing. Hierbij kan gedacht worden
aan heide, kwelders en stadsparken en andere gronden, met grassen en andere vegetatie
waar voldoende voedselaanbod is voor de dieren en het bijvoeren niet aan de orde is.
Tijdens de controles ter plaatse dient de aanvrager aan te kunnen tonen, door middel
van voldoende schriftelijk bewijs zoals de gecombineerde opgave in combinatie met
een gebruiksovereenkomst, een begrazingsschema, een logboek of kaartmateriaal, om
welke percelen het gaat en dat hij deze gronden in gebruik heeft voor begrazing in
de periode vanaf 15 mei tot en met 15 oktober.
De peildatum wordt 15 mei, zijnde de datum waarop de dieren op het bedrijf aanwezig
moeten zijn en moeten voldoen aan de eisen inzake identificatie en registratie. Dieren
die later dan 15 mei worden aangevoerd op het bedrijf zijn niet subsidiabel. Indien
de dieren eerder dan 15 oktober worden afgevoerd van het bedrijf zal de premie naar
rato worden berekend.
2.1.3. Aanpassing artikel 2.24 en artikel 2.27
Als gevolg van de aanpassingen in de subsidievoorwaarden waardoor de dieren, van 15 mei
tot en met 15 oktober dienen gehouden te worden op niet-subsidiabele grond, is de
graslandaftrek met ingang van 2019 niet meer van toepassing. Om die reden komen het
derde en vierde lid van artikel 2.2.4 en het derde lid van artikel 2.27 te vervallen.
2.1.4 Aanpassing artikel 2.26
In 2019 zal de drempel van 1.000 euro voor deelname aan de graasdierpremie niet meer
worden toegepast en komt artikel 2.26 van de uitvoeringsregeling te vervallen. Hierdoor
komen alle landbouwers die graasdieren op niet-subsidiabele gronden laten grazen potentieel
in aanmerking voor een graasdierpremie. De ondergrens van 500 euro voor het verkrijgen
van rechtstreekse betalingen blijft van toepassing.
2.2 Ecologisch aandachtsgebied
Het gebruik van meststoffen bij de teelt van drachtplanten op braakliggend land is
in Nederland niet toegestaan. In Verordening (EU) nr. 639/2014 wordt slechts gesproken
over een ‘beperking’ van meststoffen, maar uit Verordening (EU) nr. 2018/1784 volgt
dat lidstaten aanvullende eisen mogen stellen. Door het absolute verbod op het gebruik
van meststoffen op te nemen in artikel 2.17 van de uitvoeringsregeling wordt hier
invulling aan gegeven.
Voor de volledigheid dient vermeld te worden dat ook het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
op braakliggend land niet is toegestaan ingevolge artikel 45, tweede lid juncto lid
10ter van Verordening (EU) nr. 639/2014. Verordening (EU) nr. 2018/1784 bepaalt dat
het verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, dat is vastgesteld voor ‘braakliggend
land’, ook van toepassing is op ‘braakland met drachtplanten’.
3. Regeldruk
De gevolgen voor de regeldruk van de uitvoering van de rechtstreekse betalingen van
het Europees landbouwbeleid zijn beschreven in de toelichting bij de uitvoeringsregeling;
hierin zijn de administratieve lasten in het kader van. de graasdierpremie geraamd
op € 9.250,– De verhoging van de regeldruk die gepaard gaat met de onderhavige wijzigingen
wordt geraamd op circa € 29.100. De in de onderhavige wijzigingsregeling opgenomen
aanpassingen voor wat betreft de deelname aan de certificeringsregeling Veldleeuwerik
en het verbod gebruik meststoffen bij braak met drachtplanten brengen geen wijzigingen
voor de regeldruk met zich.
Door het niet meer toepassen van de graslandaftrek en de drempel van 1.000 euro zullen
minder aanvragers worden afgewezen. Daarnaast is de verwachting dat het aantal aanvragen
mogelijk minder snel zal stijgen, doordat de verplichting opgelegd wordt, dat de dieren
daadwerkelijk op de niet subsidiabele gronden gehouden worden. Wat dit per saldo betekent
voor het totaal aantal aanvragen in 2019 is niet te duiden.
Deze wijzigingsregeling brengt voor de aanvrager van de graasdierpremie een nieuwe
verplichting met zich, namelijk, het schriftelijk kunnen aantonen dat hij de betreffende
gronden in gebruik heeft voor begrazing. Uitgaande van een normale bedrijfsvoering
en een administratie die up-to-date is, zal deze nieuwe verplichting (het verkrijgen,
verwerken en archiveren van informatie) naar verwachting niet veel meer tijd in beslag
nemen en zullen de administratieve lasten voor de aanvrager minimaal toenemen.
Uitgaande van 945 aanvragers (het gemiddeld aantal aanvragers over 2015 t/m 2017)
bedraagt het geraamde tijdsbeslag voor het verkrijgen, verwerken, archiveren van informatie
45 minuten tegen een uurtarief van € 39,00. Dit resulteert in een toename van een
bedrag van € 29.100 aan administratieve lasten.
4. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Voor wat betreft de datum van publicatie in de Staatscourant wordt afgeweken van het
beleid voor Vaste Verander Momenten (VVM). De Europese Commissie heeft op 12 december
2018 formeel ingestemd met de voorgestelde aanpassingen, waardoor deze wijzigingen,
mede gelet op de door de SDU gehanteerde termijnen voor publicaties aan het einde
van het kalenderjaar, niet eerder doorgevoerd konden worden.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten