Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 10 november 2019, nr. WJZ/19249546, tot wijziging van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies in verband met de verlenging van de uitvoeringsbepalingen inzake het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op artikel 6 van de Uitvoeringswet EFRO;

Besluit:

ARTIKEL I

In artikel 5.1.2 van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies wordt ‘1 december 2019’ vervangen door ‘1 januari 2024’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 december 2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 10 november 2019

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

TOELICHTING

1. Aanleiding

In artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016 is bepaald dat subsidieregelingen een vervaltermijn van maximaal vijf jaren bevatten. Hoofdstuk 5 (Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling) van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies (hierna: REES) heeft een vervaldatum van 1 december 2019. Om hieronder vermelde redenen is besloten deze vervaldatum voor dit hoofdstuk te verlengen met vier jaar en één maand, tot 1 januari 2024. Op grond van artikel 4.10, zevende lid, van de Comptabiliteitswet 2016 is het ontwerp van deze wijzigingsregeling op 24 september 2019 aan de Tweede Kamer overgelegd.

2. Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling

In hoofdstuk 5 van de REES zijn uitvoeringsbepalingen opgenomen ten aanzien van subsidieverstrekking met cofinanciering uit het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling (hierna: EFRO) die gebaseerd zijn op verordening (EU) nr. 1301/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en specifieke bepalingen met betrekking tot de doelstelling ‘Investeren in groei en werkgelegenheid’, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1080/2006 (PbEU 2013, L 347) (hierna: verordening 1301/2013). Hoofdstuk 5 van de REES, waarvoor de grondslag zich bevindt in artikel 6 van de Uitvoeringswet EFRO, strekt ertoe de subsidieverstrekking binnen operationele programma’s binnen Nederland in het kader van het EFRO en binnen de grensoverschrijdende samenwerkingsprogramma’s met buurlanden (‘INTERREG A’), waaraan Nederland deelneemt, te effectueren.

Voor de periode 2014-2020 zijn voor EFRO vier operationele programma’s opgesteld door de landsdelen Noord, Oost, Zuid en West, waarin de doelstellingen en prioriteiten worden geschetst voor de desbetreffende regio’s. Deze operationele programma’s worden decentraal uitgevoerd. Daarnaast neemt Nederland in de periode 2014-2020 deel aan vier grensoverschrijdende (‘INTERREG A’) programma’s: Duitsland-Nederland, Vlaanderen-Nederland, Twee Zeeën (samenwerking met de kustgebieden van Nederland, Engeland, Vlaanderen en Noord-Frankrijk) en Euregio Maas Rijn (de samenwerking van Limburg en Noord-Brabant met Vlaanderen, Wallonië en Duitsland).

Verordening 1301/2013 is van toepassing op het verstrekken van subsidies in deze programmaperiode en kent een uitfinancieringsfase van 3 jaar (tot uiterlijk 31 december 2023), omdat de betalingen voor de subsidiabele activiteiten door de subsidieontvanger uiterlijk op 31 december 2023 gedaan moeten zijn. Dit laatste volgt uit de zogenaamde kaderverordening voor Europese Structuur- en Investeringsfondsen1 die onder meer de wijze van betaling op grond van verordening 1301/2013 (lees: voor het EFRO) regelt. De uitvoeringsbepalingen, zoals opgenomen in hoofdstuk 5 van de REES, dienen dan ook gedurende een gelijke periode (tot en met 31 december 2023) van kracht te zijn om de betalingen uit het EFRO te kunnen blijven effectueren. Om deze reden is besloten de vervaldatum voor hoofdstuk 5 van de REES te verlengen tot 1 januari 2024.

3. Staatssteun

In het geval er sprake is van staatssteun, zal er voor de (individuele) subsidieverstrekking op grond van het EFRO een rechtvaardiging in het toepasselijke staatssteunkader gezocht moeten worden. De verlenging van de vervaldatum van hoofdstuk 5 van de REES brengt geen verandering in deze werkwijze en (eventuele) staatssteunaspecten, omdat de voorwaarden van de uitvoeringsbepalingen, die hierin zijn opgenomen, ongewijzigd blijven.

4. Regeldruk

De wijziging van de vervaltermijn leidt niet tot het wijzigen van informatieverplichtingen, en daarom ook niet tot een toe- of afname van de regeldruk bij de gebruikers van hoofdstuk 5 van de REES. Derhalve is deze wijzigingsregeling ook niet voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk.

5. Vaste verandermomenten

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 december 2019. Met deze datum wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van elk kwartaal in werking treden en minimaal twee maanden voordien wordt bekendgemaakt. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd, omdat de doelgroep gebaat is bij spoedige inwerkingtreding. Via deze regeling wordt de horizonbepaling van hoofdstuk 5 van de REES namelijk verlengd. Omdat zonder deze verlenging de desbetreffende uitvoeringsbepalingen slechts tot 1 december 2019 gebruikt zouden kunnen worden, is afwijking van de bekendmakingstermijn gewenst. Daarbij komt dat de doelgroep voldoende tijd heeft om te kunnen anticiperen op de inhoud van deze regeling. Deze regeling is op 24 september 2019 aan de Tweede Kamer overgelegd. Hierdoor is de inhoud van de regeling al openbaar bekend gemaakt.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer


X Noot
1

Zie artikel 65, eerste en tweede lid, van verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PbEU 2013, L347).

Naar boven