Wijziging van de Regeling WPG Defensie in verband met uitbreiding van de reikwijdte met buitengewoon opsporingsambtenaren binnen Defensie en in verband met andere aanvullingen

8 november 2019

Nr: BS2019020015

Directie Juridische Zaken

De Minister van Defensie,

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling WPG Defensie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1. wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan onderdeel h wordt na ‘artikel 4, onderdeel f, van de Politiewet 2012’ toegevoegd: ‘en de politietaak als bedoeld in artikel 36b, onder a, van de wet’.

2. Onderdeel l vervalt.

B

Artikel 1.2 komt te luiden:

Artikel 1.2 Reikwijdte

Deze regeling is van toepassing op verwerking van politiegegevens door de Koninklijke Marechaussee en andere opsporingsambtenaren bij Defensie, welke gegevens in een bestand zijn opgenomen of die bestemd zijn daarin te worden opgenomen en waarvoor de minister de verwerkingsverantwoordelijke is in de zin van de wet.

C

Artikel 1.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid wordt na ‘kan zijn’ toegevoegd: ‘in dit artikel geformuleerde’.

2. In het zesde lid wordt ‘het vorige lid’ vervangen door: ‘het vijfde lid’.

D

Artikel 1.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt: ‘van Defensie’.

2. In het tweede lid vervalt: ‘de afwikkeling van klachten en’.

3. In het vierde lid wordt ‘beschikt de functionaris voor gegevensbescherming WPG’ vervangen door: ‘wordt de functionaris voor gegevensbescherming WPG toegang verleend tot de politiegegevens en beschikt hij’.

E

In artikel 3, tweede lid, wordt ‘wordt ter advies voorgelegd’ vervangen door: ‘wordt vooraf ter advies voorgelegd’.

F

Artikel 4.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt na ‘datalek’ toegevoegd: ‘en in ieder geval zodra hij de gegevens, bedoeld in het tweede lid, kan verstrekken’.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. De privacyfunctionaris registreert de inbreuk op de beveiliging, ongeacht of deze een risico voor de beveiliging van de rechten en vrijheden van personen met zich meebrengt.

G

Artikel 4.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, onderdeel d, wordt de puntkomma vervangen door een punt.

2. Het vierde lid, onderdeel e, vervalt.

H

In artikel 5.1, tweede lid, wordt na ‘conform artikel 24b’, toegevoegd: ‘tweede lid,’.

I

Artikel 5.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het zevende lid, wordt na ´beslist’ toegevoegd: ‘, tenzij sprake is van verdaging als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de wet’.

2. Na het negende lid wordt een tiende lid toegevoegd dat luidt:

  • 10. Tegen afwijzing van een verzoek als bedoeld in de artikelen 25 en 28 van de wet, staat beroep open conform artikel 7.1, eerste lid, onderdeel g, van de Algemene wet bestuursrecht en de Regeling rechtstreeks beroep.

J

Artikel 5.3 vervalt.

K

Het opschrift van artikel 6.2 wordt gewijzigd in: Privacy by design en privacy by default

L

Artikel 6.3 komt te luiden:

Artikel 6.3 Autorisatie

  • 1. Politiegegevens worden alleen verwerkt door defensiemedewerkers in de uitoefening van de politietaak of delen van de politietaak waarmee zij zijn belast en voorzover zij voor die verwerking zijn geautoriseerd door de Wpg-beheerder.

  • 2. Ten behoeve van het eerste lid kan de Wpg-beheerder ook defensiemedewerkers die niet werkzaam zijn bij de Koninklijke Marechaussee, autoriseren voor het verwerken van politiegegevens.

  • 3. De Wpg-beheerder onderhoudt een systeem van autorisaties dat voldoet aan de vereisten van zorgvuldigheid en evenredigheid, conform artikel 6 van de wet.

M

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De Audit Dienst Rijk voert, eventueel op verzoek van de Wpg-beheerder, een audit uit naar de naleving van deze wet en deze regeling.

2. In het tweede lid wordt ‘ een auditdienst’ vervangen door: ‘de auditdienst’.

3. Na het derde lid wordt een vierde lid toegevoegd dat luidt:

  • 4. Het voorgaande laat onverlet de verplichting tot het voeren van interne audits als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Regeling periodieke audit politiegegevens.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

‘s-Gravenhage, 8 november 2019

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten

TOELICHTING

De Regeling WPG Defensie (Stcrt. 2018, 72552) die per 1 januari 2019 in werking is getreden, is een interne Defensie-regeling over de verwerking van politiegegevens. De regeling is opgesteld naar aanleiding van de aanpassing van de Wet politiegegevens (Wpg) en het Besluit politiegegevens (Bpg), aan de EU-richtlijn 2016/680, L119 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad.

Met deze wijzigingen is de Regeling niet alleen van toepassing op opsporingsambtenaren van de Koninklijke Marechaussee, maar ook op de verwerking van politiegegevens door buitengewoon opsporingsambtenaren die elders binnen Defensie werkzaam zijn. De regeling is daarnaast aangepast aan de uitvoeringspraktijk, zoals deze zich tien maanden na inwerkingtreding heeft afgetekend. Tot slot is een omissie hersteld.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Met de verwijzing naar artikel 36a Wpg wordt gedoeld op de taken die de KMar uitoefent binnen het Koninkrijk in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Onder die taken valt grensbewaking op grond van de Wet toelating en uitzetting BES en de bestrijding van mensensmokkel en fraude met reis- en identiteitsdocumenten (art. 5, eerste lid, van de Veiligheidswet BES).

Artikelonderdeel l wordt geschrapt omdat het geen toegevoegde waarde heeft, nu normaal spraakgebruik is beoogd.

Onderdeel B

Naast de tot opsporing bevoegde medewerkers van de Koninklijke Marechaussee zijn bij Defensie buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam, die zijn belast met de opsporing van strafbare feiten, zoals terreinopzichters van het Commando Landstrijdkrachten. Op hen zijn de Wet politiegegevens en het Besluit politiegegevens grotendeels van overeenkomstige toepassing (art. 2 Besluit politiegegevens buitengewoon opsporingsambtenaar). Voor de eenvoud geldt ook voor hen dat C-KMar Wpg-beheerder is.

Nota bene: de privacyfunctionaris van de KMar heeft geen taak of bevoegdheid ten aanzien van het verwerken van politiegegevens door buitengewoon opsporingsambtenaren, aangezien de verplichting tot het aanstellen van privacyfunctionaris niet op buitengewoon opsporingsambtenaren van toepassing is verklaard (art. 2, eerste lid, Besluit politiegegevens buitengewoon opsporingsambtenaren).

Onderdeel C

Deze wijzigingen dienen ter verduidelijking en ter voorkoming van misverstanden.

Onderdeel D

De zinsnede ‘de afwikkeling van klachten’ wordt geschrapt omdat het toezien op de afwikkeling van klachten niet wordt genoemd in de opsomming van de taken van de functionaris voor gegevensbescherming als bedoeld in artikel 36 Wpg.

De toevoeging over het verlenen van toegang tot de politiegegevens is gebaseerd op artikel 6a, derde lid, van de Wet politiegegevens.

Onderdeel E

Met de toevoeging van het woord ‘vooraf’ is duidelijk dat het projectplan vooraf aan de functionaris voor gegevensbescherming WPG dient te worden voorgelegd. In het projectplan wordt aandacht besteed aan de redenen voor het uitvoeren van een gegevensbeschermingseffectbeoordeling (GEB). Een projectplan kan voor meerdere GEB’s worden uitgevoerd, waarbij prioritering voor de hand ligt.

Onderdeel F

De toevoeging van de woorden ‘en in ieder geval zodra hij de gegevens, bedoeld in het tweede lid, kan verstrekken’ in het derde lid benadrukt het spoedeisende karakter van het melden van een datalek.

De privacyfunctionaris registreert iedere inbreuk op de beveiliging, ook als deze geen risico voor de rechten en vrijheden van personen met zich meebrengt. De registratie dient het behouden van overzicht op mogelijke bedreigingen op dit gebied.

Onderdeel G

De uitzonderingsgrond ‘kennelijk ongegrond of buitensporig verzoek’ wordt geschrapt omdat betrokkenen geen verzoeken voor datalekken indienen.

Onderdeel H

Met de toevoeging van ‘het tweede lid’ wordt tot uitdrukking gebracht dat deze bepaling een uitwerking is van artikel 24b, tweede en zesde lid, jo artikel 6b, onder a, Wpg.

Onderdeel I

Met de toevoeging van de zinsnede ‘tenzij sprake is van verdaging als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de wet’ wordt recht gedaan aan de mogelijkheid tot verdaging van de beslistermijn met vier tot zes weken conform art. 25, tweede lid, van de wet, indien blijkt dat bij verschillende regionale eenheden of bij de landelijke eenheid van de politie politiegegevens over de verzoeker worden verwerkt.

Het tiende lid is ter verduidelijking toegevoegd. Doorgaans staat tegen een afwijzing van een verzoek dat bij de overheid is ingediend, bezwaar open. Afwijzingen op verzoeken die op grond van de artikelen 25 en 28 van de wet politiegegevens zijn ingediend, vormen daarop een uitzondering. Dit volgt uit artikel 7:1, eerste lid, onderdeel g, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de bijbehorende Regeling rechtstreeks beroep, dat als Bijlage 1 bij de Awb is gevoegd. Hoewel moet worden voorkomen dat onderwerpen dubbel geregeld zijn, wordt dit artikellid toegevoegd waarin de reeds wettelijk genoemde uitzondering nogmaals staat vermeld. Gebleken is dat deze uitzondering niet altijd wordt herkend en daardoor makkelijk tot misverstanden leidt.

Onderdeel J

Artikel 5.3 vervalt omdat het niet in overeenstemming is met artikel 7:1, eerste lid, onderdeel g, Awb en de daarbij behorende Regeling rechtstreeks beroep. Daaruit volgt dat tegen afwijzing van verzoeken, gedaan op grond van de artikelen 25 en 28 Wpg, rechtstreeks beroep openstaat bij de bestuursrechter. Gelet op artikel 29, tweede lid, Wpg, kan betrokkene in plaats daarvan ook (eerst) een bemiddelingstraject starten bij de Autoriteit persoonsgegevens.

Onderdeel K

Dit is herstel van een schrijffout.

Onderdeel L

Met een ruime omschrijving in het eerste lid behoren niet alleen opsporingsambtenaren van de Koninklijke Marechaussee tot de verwerkingsbevoegden, maar ook buitengewoon opsporingsambtenaren die bij dit krijgsmachtdeel of andere defensie-onderdelen zijn ingedeeld, en personen die geen ambtenaar van politie zijn als bedoeld in art. 6, vierde lid, Wpg. Een voorbeeld van een buitengewoon opsporingsambtenaar is de terreinopzichter van het Commando Landstrijdkrachten. Een voorbeeld van degene die geen ambtenaar van politie is maar wel politiegegevens verwerkt, is de administratief medewerker die in de systemen gegevens muteert of anderszins verwerkt.

Ten behoeve van de eenvoud en het behoud van overzicht, voert alleen de Wpg-beheerder de autorisaties uit. De Wpg-beheerder is verantwoordelijk voor de naleving van de regelgeving omtrent verwerking van politiegegevens door de Koninklijke Marechaussee (art. 1.3, tweede lid, van deze regeling). Voor anderen die binnen Defensie politiegegevens verwerken ligt die verantwoordelijkheid bij degenen onder wiens verantwoordelijkheid de betreffende verwerkingen worden uitgevoerd.

Onderdeel M

In artikel 7, eerste lid, stond dat de Audit Dienst Rijk (ADR) een audit kan uitvoeren. Dit suggereerde een vrijblijvendheid die niet past bij de verplichting tot het uitvoeren van audits, als bedoeld in artikel 33 Wpg. Met deze wijzigingen wordt beter aangesloten bij de verplichting. De ADR voert de audits uit conform de Regeling periodieke audits politiegegevens. In dit artikel wordt ‘de functionaris voor gegevensbescherming WPG’ vervangen door ‘de Wpg-beheerder’ omdat dit meer in overeenstemming is met de verantwoordelijkheid van laatstgenoemde voor naleving van de regelgeving omtrent politiegegevens door de Koninklijke Marechaussee.

De toevoeging van het vierde lid benadrukt dat ter voorbereiding op de privacy-audits door de ADR (art. 33 Wpg, art. 6:5 Bpg en de Regeling periodieke audit politiegegevens), jaarlijks interne audits uitgevoerd moeten worden.

Artikel II

De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten

Naar boven