TOELICHTING
Algemeen deel
De Regeling verkeersregelaars 2009 (hierna: de Regeling) bevat regels voor verschillende
vormen van verkeersregeling in het wegverkeer die niet plaatsvinden door een regulier
bevoegd gezag, zoals politieambtenaren die het verkeer regelen. Het gaat hier om:
Deze wijziging van de Regeling betreft voornamelijk bepalingen die specifiek betrekking
hebben op de transportbegeleiders. Voorts wordt in verband hiermee ook de Regeling
taken Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen gewijzigd.
In 2016 is, mede op advies van het Overlegorgaan Centrale Ontheffingsverlening (OCOV),
de Regeling geëvalueerd. Aanleiding hiervoor waren de signalen vanuit de beroepsgroep
van transportbegeleiders dat de Regeling herziening behoefde. Centraal stond daarbij
de vraag in hoeverre de Regeling in de praktijk voldoet aan de vereisten van doelmatigheid
en doeltreffendheid.
De focus van de evaluatie van de Regeling lag primair op het operationeel functioneren
van de transportbegeleiders en de mogelijke invoering van transportbegeleiding voor
landbouw- en vergelijkbare machines.
Uit de evaluatie zijn onder andere de volgende knelpunten gebleken:
-
• De Regeling biedt onvoldoende duidelijkheid ten aanzien van de taken, bevoegdheden
en verantwoordelijkheden van de transportbegeleider. Dit zou de positie van de transportbegeleider
in de praktijk ondermijnen. De transportbegeleider is financieel afhankelijk van de
opdrachtgever. Er was behoefte aan en duidelijkere beschrijving van wat de transportbegeleider
geacht wordt te controleren voor aanvang van het transport en in welke situaties de
transportbeleider het transport moet weigeren.
-
• Er is behoefte aan een theorie-examen dat door een onafhankelijke partij wordt afgenomen.
Door de examinering aan de markt te laten was er geen uniformiteit in de toetsing
van de kennis. Het kennisniveau van de transportbegeleiders was dus wisselend en soms
onvoldoende geacht. Aangezien de transportbegeleiders landelijk werken, is uniformiteit
in het kennisniveau gewenst. Een uniform theorie-examen resulteert ook in meer uniformiteit
in de opleiding.
-
• Het vereiste van een rijbewijs C en E met een code 95 (artikel 5 en artikel 8 van
de Regeling) wordt als een onnodig zware aanstellingseis ervaren. De reden hiervan
is dat de transportbeleider in de praktijk geen voertuig van categorie C bestuurt.
Het begeleidingsvoertuig behoort altijd tot de categorie B. Wel wordt het van belang
geacht dat kandidaten die zich willen kwalificeren voor het beroep van transportbegeleider
over voldoende rijervaring beschikken omdat ervaren bestuurders risico’s in het verkeer
beter kunnen inschatten.
-
• Er is behoefte aan de uitbreiding van de eisen aan het praktijkexamen voor transportbegeleiders,
zodat het examen meer aansluit bij veelvoorkomende situaties in de uitoefening van
het beroep van transportbegeleider.
Op basis van de uitkomsten van de evaluatie is door een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers
van de branche, transportsector, politie, Stichting verkeersregelaars Nederland (SVNL),
Dienst wegverkeer (RDW) en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, bezien
op welke punten de Regeling zou moeten worden aangepast en welke verbeterpunten op
andere wijze vormgegeven zouden moeten worden.
Dit heeft erin geresulteerd dat de Regeling op de volgende punten is aangepast:
-
1. De taken en bevoegdheden van de transportbegeleider zijn nader verduidelijkt.
-
2. De eis dat de transportbegeleider beschikt over een rijbewijs C/E met code 95 is geschrapt.
-
3. Het leeftijdscriterium (minimaal 24 jaar) is vervangen door een ervaringscriterium:
een transportbegeleider mag geen beginnende bestuurder zijn. Dat betekent dat de transportbegeleider
minimaal vijf jaar over een geldig B-rijbewijs dient te beschikken.
-
4. Theorie-examen: het theorie-examen voor de transportbegeleiders kan ook na het praktijkexamen
worden afgelegd. Verder zal het theorie-examen centraal vanuit het CBR worden bepaald
en op een van de locaties van het CBR worden afgenomen.
-
5. De eisen aan het praktijkexamen zijn uitgebreid.
Daarnaast zijn de kledingvoorschriften voor alle categorieën verkeersregelaars uitgebreid
met de mogelijkheid om een poloshirt te dragen.
Gevolgen voor de regeldruk en nalevingskosten
De volgende onderdelen hebben gevolgen voor de regeldruk:
-
1. Het schrappen van de verplichting tot het beschikken over een geldig rijbewijs C en
E.
-
2. Het schrappen van de eis dat men in het bezit moet zijn van een geldig CCV-B-diploma
Beroeps- en Eigen Goederenvervoer dan wel voldoen aan artikel 2.7:2 van het Arbeidstijdenbesluit
vervoer. Sinds 9 september 2009 heeft het CCV-B -diploma Beroeps- en Eigen Goederenvervoer
door de implementatie van de richtlijn Vakbekwaamheid bestuurders (2003/59) geen betekenis
meer.
De zogeheten code 95 is hiervoor in de plaats gekomen. Voor chauffeurs die het rijbewijs
C hebben behaald voor 10 september 2009 betekent dit elk vijf jaar een nascholingsplicht.
Voor chauffeurs die na 10 september 2009 het rijbewijs C hebben behaald betekent dit
bovendien dat zij een basiskwalificatie voor code 95 moeten behalen. Voor de bepaling
van de effecten van de regeldruk is aangenomen dat het schrappen van de eis dat men
in het bezit moet zijn van een geldig CCV-B diploma Beroeps- en Eigen Goederenvervoer
gelijk staat met het schrappen van de eis een code 95 op het rijbewijs te hebben.
-
3. Het introduceren van een centraal theorie-examen voor transportbegeleiders. Kandidaten
dienen voor of na het behalen van het praktijkexamen bij het CBR een theorie-examen
af te leggen in plaats van het theorie-examen af te leggen bij een privaat opleidingsinstituut.
Aangenomen mag worden dat met name jonge aspirant-transportbegeleiders van de onder
1 en 2 genoemde wijzigingen zullen profiteren. Ervaren chauffeurs in het goederenvervoer
die besluiten zich te kwalificeren voor het beroep van transportbegeleider zijn in
de regel reeds in het bezit van een C/E rijbewijs en hebben het getuigschrift van
vakbekwaamheid (code 95) op het rijbewijs. Voor zover deze chauffeurs zich uitsluitend
richten op het uitoefenen van het beroep van transportbegeleider, betekent de wijziging
voor hen wel dat zij niet langer zich hoeven na te laten scholen omdat zij niet meer
verplicht zijn de code 95 te behouden.
Het introduceren van een centraal theorie-examen heeft als gevolg dat de examenkandidaat
extra kosten moet maken ten opzichte van de huidige situatie, waarbij het theorie-examen
deel uitmaakt van een totaalpakket dat door private onderzoeksinstituten wordt aangeboden.
Berekening van de regeldruk
In totaal zijn er momenteel 155 transportbegeleiders actief die allen beschikken over
een C/E rijbewijs met code 95. Voor deze groep geldt dat zij – om actief te kunnen
blijven als transportbegeleider – geen code 95 meer hoeven te hebben en zich dus ook
niet mee hoeven na te laten scholen. De kosten voor de nascholing bedragen circa €1.000
per 5 jaar. Indien de transportbegeleider in dienst is van een transportbedrijf draagt
de werkgever de nascholingskosten.
Gemiddeld doen jaarlijks circa 50 personen examen. Het is aannemelijk dat door een
rijbewijs van categorie B te eisen, in plaats van een rijbewijs van categorie C/E,
het aantal kandidaten zal verdubbelen. Deze personen sparen de volgende kosten uit:
-
a. € 2.600 eenmalig voor een opleiding om een C/E rijbewijs te behalen;
-
b. gemiddeld eenmalig € 68 voor het theorie-examen C/E rijbewijs;
-
c. € 416 eenmalig voor het praktijkexamen C en C/E rijbewijs;
-
d. € 1.000 voor het volgen van een opleiding basiskwalificatie code 95.
-
e. € 38 voor het afleggen van aanvullende theorie-examens basiskwalificatie code 95;
-
f. € 600 voor het afleggen van aanvullende praktijkproeven basiskwalificatie code 95
(uitgevoerd door erkende opleiders);
-
g. € 75 voor het om de vijf jaar vernieuwen van het C/E rijbewijs inclusief medische
geschiktheid;
-
h. € 750 voor om de vijf jaar voor het volgen van nascholing ten behoeve van behoud van
code 95.
De eenmalig te besparen kosten bedragen in totaal gemiddeld € 4.306.
De periodiek te besparen kosten bedragen € 825.
Tegenover deze te besparen kosten staan de extra kosten voor het afleggen van het
theorie-examen bij het CBR. De kosten van het theorie-examen Transportbegeleider worden
vooralsnog geschat op € 100.
Effecten van
|
Vervallen verplichting C/E rijbewijs
|
Vervallen verplichting code 95
|
Centraal theorie-examen
|
Bestaande transportbegeleider
|
0
|
Geen nascholingskosten code 95
|
0
|
Toetreders met C/E rijbewijs en code 95
|
0
|
Geen nascholingskosten
|
100 euro per kandidaat
|
Toetreders zonder C/E rijbewijs
|
Geen kosten C/E rijbewijs
|
Geen kosten basiskwalificatie
geen nascholingskosten
|
100 euro
|
Verwacht mag worden dat het aandeel toetreders zonder C/E rijbewijs op den duur zal
toenemen. In welk tempo dat zal geschieden is lastig te voorspellen.
Kaderwet zelfstandige bestuursorganen
Het CBR krijgt een extra taak met de ontwikkeling, het onderhoud en de afname van
het theorie-examen voor transportbegeleiders. De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen
vereist in een dergelijk geval dat ten minste wordt aangetoond dat voldaan wordt aan
het criterium dat er behoefte is aan onafhankelijke oordeelsvorming op grond van specifieke
deskundigheid zoals bij andere examen die het CBR afneemt. Er is geen dwingende reden
om hiervan af te wijken. Conform artikel 6 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen
wordt deze regeling door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
medeondertekend. Vanwege zijn verantwoordelijkheid voor de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen
wordt deze toelichting mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
gegeven. Deze regeling werd ook voorgehangen, conform bepaald in artikel 5 van dezelfde
wet.
Uit de eerder genoemde evaluatie is gebleken dat in de huidige situatie, waarbij private
opleidingsinstituten het theorie-examen afnemen, er door de sector vraagtekens worden
gezet bij de onafhankelijke beoordeling en de kwaliteit van de examinering. Deze situatie
leidt ertoe dat het kennisniveau van nieuwe transportbegeleiders wisselend en zelfs
onvoldoende is. Door het examen op te dragen aan een onafhankelijke overheidsorganisatie
wordt geborgd dat de kennis die wordt geëxamineerd aansluit bij hetgeen de transportbegeleider
geacht wordt te weten en dat onregelmatigheden tijdens het examen worden voorkomen.
Daarnaast wordt het theorie-examen uniform voor alle kandidaat-transportbegeleiders.
Het CBR was in het verleden belast met de afname van het theoretische examen voor
transportbegeleider. Daarnaast treedt het CBR momenteel ook al op als examinator voor
tal van andere examens in het beroepsvervoer. Het CBR beschikt dus over de specifieke
deskundigheid om te worden belast met het theorie-examen voor transportbegeleiders.
Het CBR zal zich voor het opstellen en vernieuwen van de examenopgaven laten adviseren
door een door het CBR in te stellen College van Deskundigen. Het College van Deskundigen
adviseert over de inhoud van de examens en neemt geen beslissingen.
Internetconsultatie
De internetconsultatie heeft 52 reacties opgeleverd. Hierna wordt kort ingegaan op
de belangrijkste onderwerpen van de reacties.
a. rijbewijs B in plaats van rijbewijs C/E
De reacties op dit onderwerp zijn kritisch. Men maakt zich zorgen over het beschikken
van voldoende inzicht voor het begeleiden van een exceptioneel transport door een
houder van een rijbewijs B. Deze kritiek heeft niet tot aanpassing geleid. De transportbegeleider
richt zich met name op het in goede banen leiden van het overige verkeer. Daarnaast
is de eis van in bezit zijn van een rijbewijs C/E gesteld om het mogelijk te maken
dat de transportbegeleider het transport veilig parkeert als er iets met de bestuurder
zou gebeuren. Deze reden bleek geen praktische betekenis te hebben. Deze situatie
doet zich in de praktijk nooit voor. De rijbewijs is een van de eisen voor toegang
tot het beroep maar niet de enige. De kandidaat-transportbegeleider moet en theorie-
en een praktijkexamen succesvol afleggen waarin de kennis en vaardigheden die nodig
zijn voor de uitoefening van het beroep worden getoetst. Er worden daarom geen negatieve
effecten voor de verkeersveiligheid verwacht.
De concurrentie van goedkopere transportbegeleiders is ook onderwerp van zorg. Met
de eis van rijbewijs B in plaats van rijbewijs C/E wordt een toename in de instroom
van transportbegeleiders verwacht. Deze reactie heeft evenmin aanleiding gegeven tot
aanpassing. Er zal wel sprake zijn van een grotere concurrentie maar er wordt geen
verstoring in de markt verwacht want de nieuwe transportbegeleiders moeten dezelfde
kennis en vaardigheden in de examens kunnen aantonen als de huidige transportbegeleiders.
Daarnaast is een hogere instroom wenselijk in verband met de toenemende vergrijzing
van de beroepsgroep.
b. poloshirt
De toevoeging van het poloshirt aan de uitrusting van de verkeersregelaars werd positief
beoordeeld.
c. de taken en verantwoordelijkheden van de transportbegeleider en de verhouding tussen
transporteur en transportbegeleider
Over dit onderwerp werd ingebracht dat het voorafgaand controleren of er aan bepaalde
aspecten van de ontheffing wordt voldaan de relatie tussen transporteur en transportbegeleider
onder druk zal zetten. Begeleiding weigeren zou leiden tot inkomstenderving. De transportbegeleider
mag alleen in het kader van de ontheffing zijn beroep uitoefenen. Dit is niet veranderd
maar tot nu was er geen opsomming van weigeringsgronden. Uit de evaluatie bleek dat
er behoefte was aan en duidelijkere beschrijving van wat de transportbegeleider geacht
wordt te controleren voor aanvang van het transport en in welke situaties de transportbeleider
het transport moet weigeren. Met deze wijziging wordt deze behoefte beantwoord en
wordt de positie van de transportbegeleider tegenover de transporteur juist verstevigd.
d. de opleiding van de transportbegeleider
In de reacties werd gepleit voor betere opleidingen en voor nascholing. Er worden
geen inhoudelijke eisen aan de opleiding van transportbegeleiders gesteld; er wordt
wel aangegeven op welke aspecten de transportbegeleider bij het praktijkexamen wordt
getoetst. Van onderwijsinstellingen wordt verwacht dat ze rekening houden met de eisen
van het praktijkexamen en een goede kwaliteit bieden. Deze lijn wordt al gevolgd en
er zijn tot op heden geen redenen om hiervan af te wijken.
Voorhang
De Tweede Kamer heeft in het van de voorhang geen opmerkingen gemaakt over de regeling.
Handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid
Het CBR heeft een uitvoeringstoets uitgebracht waarin is aangegeven dat voor de ontwikkeling
van het examen rekening gehouden moet worden met een doorlooptijd van minimaal zes
maanden bij het CBR in verband met de nodige systeemtechnische aanpassingen. In verband
met de doorlooptijd is de inwerkingtreding van deze wijziging aangepast.
In verband met de mogelijkheid voor kandidaat-transportbegeleiders om het praktijkexamen
voor of na het theorie-examen af te leggen, stelt de politie voor om een geldigheidsduur
van één jaar voor het theorie-examen en een geldigheidsduur van zes maanden voor het
praktijkexamen vast te stellen. Het verschil in geldigheidstermijn is aanbevolen omdat
het in de praktijk lastiger is om een herkansing van het praktijkexamen te regelen.
Dit voorstel is gedeeltelijk overgenomen.
Daarnaast heeft de politie een aanpassing voorgesteld om de mogelijkheden voor de
handhaving tegen facilitering van illegale transporten te verbeteren. De voorgestelde
wijziging vergt aanpassing van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer
(BABW) en valt daarom buiten het bereik van deze wijzigingsregeling.
Artikelsgewijs
Artikel I
A
Met de aanpassing van het eerste lid van artikel 3 van de Regeling wordt het voor
de categorie transportbegeleiders mogelijk gemaakt om het theorie-examen af te leggen
nadat het praktijkexamen met goed gevolg is afgelegd. Dit is mogelijk omdat de inhoud
van het theorie-examen en van het praktijkexamen niet overeenkomen voor deze categorie
verkeersregelaars. Voor de verkeersregelaars met in het kader van het beroep verkeersregelende
taken blijft de regel gelden dat zij alleen het praktijkexamen kunnen afleggen nadat
zij het theorie-examen met goed gevolg hebben afgelegd.
Met de introductie van het nieuwe vierde lid wordt er een geldigheidstermijn van zes
maanden voor zowel het theorie- als het praktijkexamen vastgesteld. Gezien de hoeveelheid
praktijkexamens die jaarlijks worden georganiseerd en de hoeveelheid kandidaten, biedt
deze termijn de kandidaat voldoende kansen om een herexamen te maken en is er geen
reden om het theorie-examen een langere geldigheidstermijn te geven.
B
De in artikel 4a aangeduide documenten zijn nodig om te beoordelen of de aanvrager
voldoet aan alle voorwaarden voor erkenning van zijn beroepskwalificaties. Indien
één of meer documenten niet zijn overgelegd, wordt de aanvraag niet in behandeling
genomen.
De documenten vermeld in onderdeel a betreffen de categorieën personen die voldoen
aan de definitie van migrerende beroepsbeoefenaar uit de wet. Hiertoe behoren behalve
(1) de onderdanen van lidstaten ook (2) de onderdanen van een derde land die houder
zijn van een door een lidstaat van de EU afgegeven EG verblijfsvergunning voor langdurig
ingezetenen als bedoeld in artikel 8, van richtlijn 2003/109/EG en (3) familieleden
van een onderdaan als hiervoor bedoeld onder (1), die onderdaan zijn van een derde
land en die uit hoofde van richtlijn 2004/38/EG gerechtigd zijn een lidstaat binnen
te komen en er te verblijven.
Dit betekent dat de aanvrager niet alleen een bewijs van diens nationaliteit moet
kunnen verstrekken. In voorkomende gevallen zal de aanvrager ook moeten aantonen dat
hij de status heeft van langdurig ingezetene of van familielid van een EU-onderdaan,
zoals bedoeld in eerdergenoemde richtlijnen.
Met de onder b vermelde documenten toont de aanvrager aan dat hij gekwalificeerd is
voor het beroep dat hij in Nederland wil uitoefenen.
Het vereiste van een vertaling van de aanvraag en de overige bescheiden in de Nederlandse,
Duitse of Engelse taal is opgenomen om de uitvoeringspraktijk niet nodeloos en onevenredig
te belasten.
C en D
Met de aanpassing van onderdeel a van artikel 5, eerste lid, van de Regeling wordt
het leeftijdscriterium vervangen door een ervaringscriterium. Rijervaring is belangrijker
dan leeftijd voor een transportbegeleider. De transportbegeleider moet immers verkeerssituaties
goed kunnen overzien en dat wordt door ervaring bevorderd.
De aanpassing van onderdeel b van artikel 5, eerste lid, is van technische aard. Artikel
2.7:2 van het Arbeidstijdenbesluit vervoer is vervallen. De verwijzing klopt daarom
niet meer. Het oude onderdeel b vervalt en de andere onderdelen worden verletterd.
Met de aanpassing van onderdeel b (nieuw) van artikel 5, eerste lid, vervalt de eis
van het in bezit zijn van een rijbewijs voor de categorieën C en E. Een rijbewijs
voor categorie B volstaat om in aanmerking te komen voor de aanstelling als transportbegeleider.
Met de toevoeging van twee nieuwe leden aan de artikelen 5 en 6 wordt de inhoud van
de verklaring dat de aanpassingsstage succesvol is doorlopen nader gespecificeerd.
Om te kunnen beoordelen of de aanvrager in aanmerking kan komen voor een erkenning
van EU-beroepskwalificaties, moet het al dan niet goede verloop van de stage inzichtelijk
worden gemaakt. Alleen een schriftelijke verklaring dat de stage met goed gevolg is
volbracht, kan leiden tot erkenning van de beroepskwalificaties. Deze verklaring wordt
toegevoegd aan de aanvraag voor erkenning.
De mogelijkheid om een aanpassingsstage te volgen is niet gelimiteerd; de aanvrager
mag onbeperkt herkansen.
E
Artikel 8, eerste lid, onderdeel a, is aangepast in verband met de verwijzing naar
het vervallen artikel 2.7:2 van het Arbeidstijdenbesluit vervoer en ook met het vervallen
van de eis van het in bezit zijn van een rijbewijs voor de categorieën C en E.
F
Deze wijziging is van technische aard.
G
Met de aanpassing van artikel 14 is het poloshirt met lange of met korte mouwen aangemerkt
als een van de toegestane varianten van de verplichte uitrusting van de verkeersregelaar
en de personen die optreden tijdens praktijklessen of praktijkexamens in het kader
van een opleiding tot verkeersregelaar. Deze mogelijkheid is opgenomen omdat het dragen
van een poloshirt met name tijdens warme dagen meer draagcomfort biedt dan het dragen
van een jas of hes, zonder dat dit ten koste gaat van de herkenbaarheid van de verkeersregelaar.
H
Met deze aanpassing wordt een specifieke grond voor de intrekking van de aanstelling
van de transportbegeleider gecreëerd wanneer de transportbegeleider de daarin vervatte
verplichtingen ernstig of herhaaldelijk niet nakomt. Over de invulling van deze bevoegdheid
worden beleidsregels opgesteld.
I
Paragraaf 7 met artikel 16 dat was uitgewerkt is vervangen door een nieuwe paragraaf
7 met een nieuw artikel 16.
Wanneer de afmetingen en de massa van een transport groter zijn dan de wettelijk toegestane
afmetingen, mag het transport uitsluitend plaatsvinden als voor dit transport op grond
van artikel 149a, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 een ontheffing is verleend
door de Dienst Wegverkeer. Aan het gebruik van deze ontheffing kunnen beperkingen
en voorschriften worden verbonden, die in de ontheffing worden vermeld.
Het rijden met een exceptioneel transport kan voor het overige verkeer extra gevaar
opleveren en kan nadelig zijn voor de doorstroming van het verkeer in vergelijking
met een transport dat wel binnen de wettelijke maten valt. In de ontheffing, die voor
aanvang van een exceptioneel transport moet worden aangevraagd en zijn afgegeven,
kunnen voorschriften worden opgenomen om dit gevaar te beperken en de doorstroming
van het verkeer zo goed als mogelijk is te bevorderen. Een voorschrift kan zijn dat,
in verband met de maten en/of gewichten van het exceptionele transport, transportbegeleiding
wordt vereist. Ook kan het gebruik van de ontheffing worden beperkt tot een bepaalde
route en/of tijdstip.
De transportbegeleider heeft tot taak om het overige verkeer te beschermen tegen de
gevaren die het rijden met een exceptioneel transport met zich meebrengt en de doorstroming
van het verkeer rond het transport te bevorderen.
Om deze taak goed te kunnen uitvoeren moet de transportbegeleider de voor het exceptioneel
transport afgegeven ontheffing inzien. Hij kan dan kennisnemen van de voorgeschreven
route en de mogelijke extra voorschriften en beperkingen die zijn opgelegd. De begeleider
heeft voor een goede uitvoering van zijn taak, met name het creëren van een veilige
situatie rond het transport, deze kennis nodig. De transportbegeleider heeft geen
wettelijke bevoegdheid om inzage van de ontheffing af te dwingen. Deze bevoegdheid
is ook niet nodig. De transporteur heeft er belang bij dat de transportbegeleider
over de informatie (route, beperkingen en voorschriften) beschikt die in de ontheffing
staat en die de transportbegeleider nodig heeft om het transport op een juiste en
veilige wijze te kunnen begeleiden. De ontheffing vrijwillig ter inzage geven ligt
dan ook voor de hand.
Indien de transporteur toch inzage in de ontheffing weigert of indien de transporteur
aangeeft niet over een ontheffing te beschikken is de transportbegeleider verplicht
de begeleiding te weigeren. Immers, wanneer er voor het transport geen ontheffing
is afgegeven of de ontheffing haar geldigheid verliest omdat niet aan beperkingen
wordt voldaan, kan de transportbegeleider zijn taak niet uitvoeren. De transportbegeleider
controleert voor aanvang van het transport of het voorgeschreven aantal begeleiders
voor alle delen van de route is geregeld.
De transportbegeleider is niet verantwoordelijk voor het overschrijden van de maten
en/of gewichten die in de ontheffing worden genoemd.
In het kader van de verkeersveiligheid is het voor de transporteur een aandachtspunt
dat de transportbegeleiders en de chauffeurs goed met elkaar kunnen communiceren.
Dit betekent dat niet alleen de communicatieapparatuur in orde moet zijn maar ook
dat ze elkaar moeten kunnen verstaan.
J
Dit onderdeel bevat eisen aan het praktijkexamen. De criteria in Bijlage 1 zijn iets
uitgebreider beschreven, overeenkomstig de huidige praktijk. Nieuw zijn de eisen ten
aanzien van de route en van het te begeleiden voertuig tijdens het praktijkexamen.
De route moet de kandidaat-transportbegeleider in de gelegenheid stellen om te laten
zien dat hij adequaat kan handelen in de verschillende verkeerssituaties. Deze verkeerssituaties
moeten meerdere malen voorkomen. De route moet dus lang genoeg zijn om de vaardigheden
van de kandidaat-transportbegeleider goed te kunnen beoordelen.
K
De wijziging van Bijlage 2 betreft de beschrijving van de eisen waaraan het poloshirt
van de verkeersregelaar moet voldoen. Het poloshirt moet voldoen aan dezelfde criteria
als de hes en de jas met betrekking tot kleurgebruik en striping. Ook ten aanzien
van de zichtbaarheid moet het poloshirt voldoen aan dezelfde eisen die zijn gesteld
aan de hes en de jas.
L
Behalve wijzigingen van technische aard, bevat de wijziging van bijlage 3, onderdeel
A, in onderdeel 8 het verbod om een aanhangwagen voort te bewegen met een begeleidingsvoertuig
gedurende een begeleiding. Dit verbod is noodzakelijk omdat een aanhangwagen de bewegingsvrijheid
van het begeleidingsvoertuig belemmert, waardoor de transportbegeleider zijn taak
niet of niet naar behoren kan uitvoeren.
M
Deze overige wijzigingen in Bijlage 3, onderdeel B, zijn van technische aard.
Artikel II
Met deze wijziging wordt het theorie-examen voor transportbegeleider als taak aan
het CBR opgedragen. Hiermee wordt de onafhankelijkheid van de beoordeling van de theoretische
kennis van de kandidaat-transportbegeleider en een landelijke uniforme toetsing gewaarborgd.
Het CBR stelt een College van Deskundigen in om het CBR over de inhoud van het theorie-examen
te adviseren. Het College van Deskundigen heeft een louter adviserende rol met als
doel de kwaliteit van het theorie-examen te borgen. Het College van Deskundigen neemt
geen besluiten.
Artikel III
De inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling voldoet aan het stelsel van vaste
verandermomenten met de minimum invoeringstermijnen.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga