Regeling meerjarige subsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2021–2024

Het bestuur van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

gelet op artikel 10, vierde lid van de Wet op het specifiek cultuurbeleid,

gelet op artikel 4:23, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht,

gelet op het Algemeen Subsidiereglement van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

met goedkeuring van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 5 november 2019

besluit:

Paragraaf 1: algemene bepalingen

Artikel 1.1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

a) actieve cultuurparticipatie:

kunstzinnige of erfgoedactiviteiten die door een cultuurmaker in de vrije tijd worden beoefend;

b) adviescommissie:

een externe adviescommissie zoals bedoeld in het Huishoudelijk Reglement van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

c) Algemeen Subsidiereglement:

Algemeen Subsidiereglement Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

d) cultuurmaker:

persoon die in zijn of haar vrije tijd, niet in schoolverband, actief is als deelnemer op het gebied van kunst, e-cultuur, erfgoed of media, zonder daarmee primair in het levensonderhoud te willen voorzien;

e) erfgoeddomein:

een van de vijf domeinen van het cultureel erfgoed, te weten: monumenten, collecties, cultuurlandschap, archeologie en immaterieel erfgoed;

f) erfgoedmanifestatie:

reeks van onderling samenhangende activiteiten die gedurende een in de tijd beperkte periode en niet vaker dan één keer per jaar onder een gemeenschappelijke noemer in Nederland plaatsvindt, gericht op het op landelijke schaal bij een breed publiek onder de aandacht brengen van het belang van een erfgoeddomein door publieksparticipatie, uitwisseling en kennisontwikkeling te faciliteren en stimuleren;

g) Fonds:

het bestuur van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

h) jong talent:

cultuurmaker in de leeftijd van 8 tot en met 24 jaar die over voldoende potentieel beschikt om voor deelname aan het kunstvakonderwijs in aanmerking te komen;

i) kunstbeoefening:

kunstzinnige activiteiten die door een cultuurmaker in de vrije tijd worden beoefend;

j) kunstfestival:

reeks van onderling samenhangende activiteiten die gedurende een in de tijd beperkte periode en niet vaker dan één keer per jaar onder een gemeenschappelijke noemer in Nederland plaatsvindt, gericht op de presentatie van de (inter)nationale top in een amateurkunstdiscipline en de ontwikkeling van deze amateurkunstdiscipline door presentatie, uitwisseling en kennisontwikkeling te faciliteren en stimuleren;

k) Nederland:

het land Nederland inclusief de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

l) talentontwikkelaar:

een organisatie die primair gericht is op talentontwikkeling in de actieve cultuurparticipatie in Nederland;

m) talentontwikkeling:

activiteiten gericht op de identificatie, selectie, begeleiding en ontwikkeling van jong talent ter voorbereiding op eventuele deelname aan het kunstvakonderwijs, of, daar waar het kunstvakonderwijs geen aanbod heeft, activiteiten als onderdeel van een alternatieve opleidingsroute.

Artikel 1.2. Doel

Met deze regeling draagt het Fonds bij aan een kwalitatief hoogwaardig, eigentijds en pluriform aanbod van actieve cultuurparticipatie door de verstrekking van meerjarige subsidies aan landelijke talentontwikkelaars, kunstfestivals en erfgoedmanifestaties.

Artikel 1.3. Subsidieperiode

  • 1. Subsidie wordt verstrekt voor een periode van vier jaar.

  • 2. Op basis van deze regeling kan subsidie worden verstrekt voor de periode 2021–2024.

Artikel 1.4. Subsidieplafonds

  • 1. Voor de periode 2021–2024 is per kalenderjaar het volgende bedrag beschikbaar voor het verstrekken van subsidies voor talentontwikkelaars als bedoeld in paragraaf 3 van deze regeling: € 3.000.000.

  • 2. Voor de periode 2021–2024 is per kalenderjaar het volgende bedrag beschikbaar voor het verstrekken van subsidies voor kunstfestivals als bedoeld in paragraaf 4 van deze regeling: € 800.000.

  • 3. Voor de periode 2021–2024 is per kalenderjaar het volgende bedrag beschikbaar voor het verstrekken van subsidies voor erfgoedmanifestaties als bedoeld in paragraaf 5 van deze regeling: € 425.000.

  • 4.

    • a. De in het eerste, tweede en derde lid genoemde bedragen gelden als subsidieplafond. Het Fonds kan de vastgestelde subsidieplafonds verhogen of verlagen.

    • b. Een besluit tot het vaststellen, verhogen of verlagen van een subsidieplafond wordt bekendgemaakt via de website van het Fonds.

Artikel 1.5. Weigeringsgronden

  • 1. Het Fonds weigert in ieder geval subsidie:

    • a. als reeds subsidie is of zal worden verleend op grond van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid;

    • b. als voor dezelfde activiteiten reeds subsidie is of zal worden verleend door het Fonds of door één van de andere rijkscultuurfondsen.

  • 2. Het Fonds kan in ieder geval subsidie weigeren:

    • a) als de aanvraag onvoldoende concreet is met betrekking tot de uit te voeren activiteiten;

    • b) als de aanvrager geen rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid is;

    • c) als de aanvrager in de voorgaande jaren niet heeft voldaan aan een of meer aan een subsidie verbonden voorwaarden of verplichtingen, waaronder in elk geval ook vallen het juist en tijdig afronden van de gesubsidieerde activiteiten, het tijdig melden van relevante veranderingen in de uitvoering en het juist en tijdig verantwoorden van de activiteiten;

    • d) als de aanvrager in de aanvraag niet verklaart dat hij de navolgende codes onderschrijft: Fair Practice Code, Governance Code Cultuur en Code Diversiteit & Inclusie;

    • e) als de aanvraag niet aan het bepaalde in deze regeling voldoet;

    • f) als de aanvraag primair gericht is op activiteiten die plaatsvinden binnen het basisonderwijs, voortgezet of hoger onderwijs, inclusief de eigen vooropleidingen van het kunstvakonderwijs;

    • g) als de aanvraag gericht is op activiteiten die kunnen worden aangemerkt als reguliere activiteiten van een lokale of regionale kunsteducatie-instelling;

    • h) als sprake is van de (overige) in artikel 4:35 Awb opgenomen weigeringsgronden.

Artikel 1.6. Fusie

  • 1. Als er sprake is of zal zijn van een juridische fusie tussen twee of meer instellingen wordt bij het bepalen of de aanvraag voldoet aan het bepaalde in deze regeling uitgegaan van het totaal van de individuele prestaties.

  • 2. Aan de subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot de termijn waarbinnen het in de aanvraag opgenomen voornemen tot fusie gerealiseerd moet zijn.

Paragraaf 2: procedure

Artikel 2.1. De aanvraag

  • 1. Een aanvraag wordt ingediend via de website van het Fonds middels een digitaal aanvraagformulier.

  • 2. Een aanvraag gaat ten minste vergezeld van de volgende documenten:

    • Aanvraagformulier

    • Activiteitenplan

    • Begroting 2021–2024

    • Bijlagen specifiek per onderdeel

  • 3. Een onvolledige aanvraag wordt niet in behandeling genomen, totdat de aanvraag is aangevuld. Het moment dat de aanvraag volledig is, wordt beschouwd als het moment waarop de aanvraag is ingediend.

  • 4. Een instelling kan maximaal één aanvraag indienen.

Artikel 2.2. Indiening aanvraag

  • 1. Aanvragen dienen uiterlijk maandag 2 maart 2020 om 13:00 uur te zijn ontvangen.

  • 2. Het Fonds beslist gelijktijdig op alle aanvragen op basis van een vergelijking van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstellingen. De beoordeling van die geschiktheid wordt door de adviescommissie uitgevoerd, zoals bedoeld in artikel 2.3.

  • 3. Een te laat ingediende aanvraag wordt niet in behandeling genomen.

Artikel 2.3. Beoordeling

  • 1. Aanvragen die op de juiste wijze zijn ingediend, worden voor advies voorgelegd aan een adviescommissie.

  • 2. De ingediende aanvragen worden beoordeeld binnen het onderdeel waarbinnen zij vallen. De onderdelen zijn te vinden in paragrafen drie, vier en vijf.

  • 3. De adviescommissie beoordeelt de aanvragen aan de hand van de beoordelingscriteria in deze regeling.

  • 4. De adviescommissie adviseert over de subsidiehoogte met inachtneming van het bepaalde in deze regeling.

Artikel 2.4. Hoogte subsidie

  • 1. De subsidie voor talentontwikkelaars als bedoeld in paragraaf 3 bedraagt ten minste € 50.000 per jaar en maximaal € 500.000 per jaar.

  • 2. De subsidie voor kunstfestivals als bedoeld in paragraaf 4 bedraagt ten minste € 50.000 per jaar en maximaal € 250.000 per jaar.

  • 3. De subsidie voor erfgoedmanifestaties als bedoeld in paragraaf 5 bedraagt ten minste € 25.000 per jaar en maximaal € 125.000 per jaar.

  • 4. De in het eerste, tweede en derde lid genoemde bedragen kunnen worden geïndexeerd.

  • 5. De subsidie van het Fonds bedraagt niet meer dan 50% van de totale lasten.

Artikel 2.5. Verdeling budget

  • 1. Aanvragen die aan de voorwaarden voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen worden onderverdeeld in:

    • A: honoreren;

    • B: honoreren voor zover het budget dat toelaat; of

    • C: niet honoreren.

  • 2. Als een subsidieplafond ontoereikend is om alle aanvragen met het advies ‘honoreren voor zover het budget dat toelaat’ te honoreren, worden de aanvragen in een rangorde geplaatst op basis van de van toepassing zijnde criteria.

  • 3.

    • a. Het Fonds honoreert eerst de aanvragen met het advies ‘honoreren’. Vervolgens worden de aanvragen met het advies ‘honoreren voor zover het budget dat toelaat’ gehonoreerd in volgorde van de rangorde. Het Fonds verdeelt het beschikbare budget volgens de rangorde, waarbij aanvragen worden toegewezen of gedeeltelijk toegewezen totdat het van toepassing zijnde subsidieplafond is bereikt. De resterende aanvragen worden afgewezen.

    • b. Indien sprake is van een gedeeltelijk toegewezen subsidie, dient de aanvrager met een aangepast projectplan aan te tonen, dat het toegewezen bedrag voldoende bijdraagt aan het realiseren van het projectplan. Indien het bedrag onvoldoende blijkt te zijn, komt de volgende in de rangorde in aanmerking voor de subsidie.

  • 4. Indien het Fonds een subsidieplafond verhoogt, wordt eerst de subsidie van een aanvraag die wegens ontoereikendheid van het budget gedeeltelijk was toegewezen alsnog verhoogd tot het geadviseerde bedrag, tenzij dat niet meer nodig blijkt te zijn. Vervolgens wordt steeds de eerstvolgende aanvraag toegewezen totdat het subsidieplafond is bereikt.

Artikel 2.6. Besluit

Het Fonds informeert de aanvrager schriftelijk over zijn besluit over de aanvraag. Het Fonds doet dat binnen 22 weken na de uiterlijke indiendatum van maandag 2 maart om 13:00 uur. Voor de motivering van het besluit wordt verwezen naar het advies, dat door de in artikel 2.3 bedoelde commissie is uitgebracht. Het besluit wordt tezamen met het advies aan de aanvrager toegezonden.

Paragraaf 3: talentontwikkelaars

Artikel 3.1. Wie kan aanvragen

Een aanvraag voor een meerjarige subsidie op grond van deze paragraaf kan uitsluitend worden ingediend door een culturele instelling met rechtspersoonlijkheid zonder winstoogmerk, die de organisatie van activiteiten op het gebied van talentontwikkeling in de actieve cultuurparticipatie als een kernactiviteit heeft en minimaal drie jaar als zodanig actief is.

Artikel 3.2. Waarvoor kan worden aangevraagd

Een aanvraag voor meerjarige subsidie kan worden ingediend voor een eigentijds talentontwikkelingsprogramma binnen de actieve cultuurparticipatie dat, vanwege de hoge kwaliteit en het landelijke belang ervan, divers jong talent aantrekt en bijdraagt aan diens ontwikkeling en toeleiding naar het kunstvakonderwijs, werkveld of een alternatieve vervolgroute.

Artikel 3.3. Drempelnorm

  • 1. Een aanvrager die in aanmerking wil komen voor een meerjarige subsidie dient aan te tonen dat in de jaren 2017, 2018 en 2019 de activiteiten van de instelling in ieder onderscheiden jaar, deelnemers hebben getrokken uit ten minste drie provincies.

  • 2. Een aanvrager zendt complete activiteitenoverzichten, deelnemerslijsten en jaarrekeningen over de jaren 2017, 2018 en 2019 mee bij zijn aanvraag, tenzij deze al in het bezit zijn van het Fonds. De jaarrekening 2019 mag worden nagezonden, mits deze uiterlijk voor 1 april 2020 is ontvangen.

  • 3. Als een aanvrager geen jaarrekening kan overleggen over enig jaar dient hij een vergelijkbare opgave in. Het Fonds kan nadere eisen aan deze opgave stellen.

Artikel 3.4. Beoordelingscriteria

  • 1. Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a. artistiek-inhoudelijke kwaliteit;

    • b. bedrijfsvoering en ondernemerschap;

    • c. geografische spreiding;

    • d. pluriformiteit.

  • 2. Deze criteria worden in de toelichting nader uitgelegd.

Paragraaf 4: kunstfestivals

Artikel 4.1. Wie kan aanvragen

Een aanvraag voor een meerjarige subsidie op grond van deze paragraaf kan uitsluitend worden ingediend door een culturele instelling met rechtspersoonlijkheid zonder winstoogmerk, die het organiseren van het kunstfestival als een kernactiviteit heeft.

Artikel 4.2. Waarvoor kan worden aangevraagd

Een aanvraag voor meerjarige subsidie kan worden ingediend voor het organiseren van minimaal één en maximaal vier edities van een in Nederland georganiseerde (inter)nationaal kunstfestival, gericht op de kunstbeoefening in de vrije tijd.

Artikel 4.3. Drempelnorm

  • 1. Een aanvrager die in aanmerking wil komen voor een meerjarige subsidie dient aan te tonen dat hij minimaal drie edities van het betreffende kunstfestival heeft georganiseerd.

  • 2. Een aanvrager zendt complete programmagegevens van de voorgaande drie edities van het kunstfestival en de jaarrekeningen over de jaren 2017, 2018 en 2019 mee bij zijn aanvraag, tenzij deze al in het bezit zijn van het Fonds. De jaarrekening 2019 mag worden nagezonden, mits deze uiterlijk voor 1 april 2020 is ontvangen.

  • 3. Als een aanvrager geen jaarrekening kan overleggen over enig jaar dient hij een vergelijkbare opgave in. Het Fonds kan nadere eisen aan deze opgave stellen.

Artikel 4.4. Beoordelingscriteria

  • 1. Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a. artistiek-inhoudelijke kwaliteit;

    • b. bedrijfsvoering en ondernemerschap;

    • c. bereik en belang van het festival;

    • d. pluriformiteit.

  • 2. Deze criteria worden in de toelichting nader uitgelegd.

Paragraaf 5: erfgoedmanifestaties

Artikel 5.1. Wie kan aanvragen

Een aanvraag voor een meerjarige subsidie op grond van deze paragraaf kan uitsluitend worden ingediend door een culturele instelling met rechtspersoonlijkheid zonder winstoogmerk, die het organiseren van activiteiten binnen het erfgoeddomein waarop de erfgoedmanifestatie gericht is als een kernactiviteit heeft en minimaal drie jaar als zodanig actief is.

Artikel 5.2. Waarvoor kan worden aangevraagd

Een aanvraag voor meerjarige subsidie kan worden ingediend voor het organiseren van minimaal één en maximaal vier edities van een in Nederland georganiseerde landelijke erfgoedmanifestatie.

Artikel 5.3. Drempelnorm

  • 1. Een aanvrager die in aanmerking wil komen voor een meerjarige subsidie dient aan te tonen dat hij minimaal drie edities van de betreffende erfgoedmanifestatie heeft georganiseerd.

  • 2. Een aanvrager zendt complete programmagegevens van de voorgaande drie edities van de erfgoedmanifestatie en de jaarrekeningen over de jaren 2017, 2018 en 2019 mee bij zijn aanvraag, tenzij deze al in het bezit zijn van het Fonds. De jaarrekening 2019 mag worden nagezonden, mits deze uiterlijk voor 1 april 2020 is ontvangen.

  • 3. Als een aanvrager geen jaarrekening kan overleggen over enig jaar dient hij een vergelijkbare opgave in. Het Fonds kan nadere eisen aan deze opgave stellen.

Artikel 5.4. Beoordelingscriteria

  • 1. Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a. inhoudelijke kwaliteit;

    • b. bedrijfsvoering en ondernemerschap;

    • c. bereik en belang van de manifestatie;

    • d. pluriformiteit.

  • 2. Deze criteria worden in de toelichting nader uitgelegd.

Paragraaf 6: verplichtingen en verantwoording

Artikel 6.1. Aan de subsidie verbonden verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger meldt direct aan het Fonds als:

    • a. de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt niet of niet geheel doorgaan;

    • b. niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan; of

    • c. er aanzienlijke artistiek-inhoudelijke of zakelijke wijzigingen zijn ten opzichte van het plan op basis waarvan subsidie is verstrekt.

  • 2. De subsidieontvanger plaatst het logo of de naam van het Fonds op alle publiciteitsuitingen die betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteiten.

  • 3. Het Fonds kan bij beschikking andere dan de in het eerste en tweede lid opgenomen verplichtingen aan de subsidie verbinden.

  • 4. De subsidieontvanger is verplicht tot kennisdeling, monitoring en evaluatie van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zet in het projectplan uiteen op welke wijze hij uitvoering geeft aan kennisdeling en het individuele monitoring- en evaluatietraject en reserveert op de begroting minimaal 2% van de totale activiteitenlasten voor monitoring en evaluatie.

  • 5. De subsidieontvanger kan verplicht worden deel te nemen aan uitwisselingsbijeenkomsten en een professionaliseringstraject.

Artikel 6.2. Verantwoording

  • 1. De subsidieontvanger stuurt jaarlijks voor 1 mei een verantwoording in van de uitgevoerde activiteiten in het vorige kalenderjaar.

  • 2. De verantwoording omvat een inhoudelijk en een financieel deel. De inhoudelijke verantwoording bestaat uit een verslag over de verrichte activiteiten waarmee kan worden aangetoond dat de gesubsidieerde activiteiten volgens plan hebben plaatsgevonden.

  • 3. De financiële verantwoording sluit aan op de ingediende begroting en gaat indien de subsidie gelijk is aan of hoger is dan € 125.000 per jaar, vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid en de rechtmatigheid afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De verklaring dient te zijn opgesteld overeenkomstig een door het Fonds vast te stellen protocol. Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van de afdelingen 1, 7, 11, 12, 14 en 15, is van toepassing op de financiële verantwoording, met dien verstande dat de winst- en verliesrekening wordt vervangen door een exploitatierekening.

  • 4. Het Fonds stelt nadere voorwaarden aan de inrichting van de verantwoording. Die nadere voorwaarden zijn terug te vinden in het Handboek Verantwoording.

  • 5. De subsidieontvanger werkt mee dan wel draagt er zorg voor dat de accountant meewerkt aan onderzoeken naar de door de accountant verrichte (controle)werkzaamheden door een door het Fonds aan te wijzen partij. De daaraan voor de subsidieontvanger verbonden kosten komen voor zijn rekening.

Artikel 6.3. Vaststelling subsidie

  • 1. Het Fonds stelt de subsidie vast na ontvangst van de complete verantwoording over de subsidie-periode.

  • 2. Als de activiteiten volgens plan zijn uitgevoerd en is voldaan aan alle aan de subsidie verbonden verplichtingen stelt het Fonds de subsidie binnen 22 weken overeenkomstig de verlening vast.

Paragraaf 7: overige bepalingen

Artikel 7.1. Begrotingsvoorbehoud

Subsidie wordt verleend onder voorbehoud van verstrekking van de bijbehorende middelen door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 7.2. Hardheidsclausule

Het Fonds kan in uitzonderlijke gevallen ten gunste van een belanghebbende van bepalingen in dit reglement afwijken indien toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 7.3. Algemeen Subsidiereglement

De bepalingen in het Algemeen Subsidiereglement zijn van toepassing, tenzij in deze regeling anders is bepaald.

Artikel 7.4. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2026. Op bezwaar- en beroepsprocedures die op dat moment nog niet zijn afgerond, blijft het bepaalde in deze regeling van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7.5. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling meerjarige subsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2021–2024.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Het bestuur van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie, namens deze, H.G.G.M. Verhoeven directeur-bestuurder

TOELICHTING REGELING MEERJARIGE SUBSIDIES FONDS VOOR CULTUURPARTICIPATIE 2021–2024

Het Fonds voor Cultuurparticipatie (hierna: het Fonds) draagt bij aan een open samenleving waarin iedereen zijn creativiteit kan ontwikkelen. Het veld van actieve cultuurparticipatie in de vrije tijd en talentontwikkeling is dynamisch. Cultuurmakers die in hun vrije tijd actief aan de slag zijn met kunst en erfgoed bewegen zich steeds vaker over de grenzen van disciplines heen. Ze beperken hun betrokkenheid vaak niet meer enkel tot het uitvoerende, maar worden ook actief als maker en ontwikkelaar. Uit het veld van organisatoren die deze cultuurmakers bedienen, komt de vraag om bewegings- en experimenteerruimte. Deze ruimte is nodig om activiteiten zo goed mogelijk te laten aansluiten op de actualiteit. Hierdoor ontstaat ruimte voor vernieuwing en verbreding in het culturele aanbod dat een afspiegeling vormt van de diversiteit die de samenleving en het culturele veld rijk is.

Het Fonds vindt het belangrijk om, naast het stimuleren van nieuwe ontwikkelingen, een stevige basis te bieden voor de doorontwikkeling van organisaties met een duurzaam perspectief. Dit doet het Fonds onder meer door instellingen meerjarig te ondersteunen en bij te dragen aan de ontwikkeling van hun artistiek-inhoudelijke aanbod alsook hun organisatorische en financiële slagkracht en stabiliteit. Deskundigheidsbevordering, professionalisering en netwerkbenadering zijn thema’s die een rol spelen bij het versterken hiervan.

Met de Regeling meerjarige subsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2021–2024, ook wel Talent en Festivals genoemd, bouwt het Fonds voort op de voor de periode 2017–2020 ingezette lijn, gericht op de stimulering en versterking van talentontwikkeling, festivals en manifestaties in het veld van de kunst- en erfgoedbeoefening in de vrije tijd. Culturele instellingen die een hoge kwaliteit weten te combineren met een doordachte visie op hun positie in en bijdrage aan het veld, wordt de gelegenheid geboden in een langere lijn te werken aan het versterken, vernieuwen en verduurzamen van de organisatie en diens activiteiten. Het werken aan een inclusieve praktijk vindt het Fonds daarbij van belang.

Op deze manier draagt de regeling bij aan een kwalitatief hoogwaardig en pluriform aanbod, dat een (inter)nationaal bereik heeft, dat toegankelijk is voor een brede groep cultuurmakers en waarin het bestaande wordt gekoesterd en het nieuwe omarmd. Naast de landelijk onderscheidende positie van de instellingen die binnen deze regeling ondersteund worden, is ook de aansluiting op en samenwerking met lokale en regionale infrastructuren en netwerken van belang. De activiteiten van deze organisaties staan niet op zichzelf, maar sluiten aan bij de kracht en ontwikkelingen op lokaal en regionaal niveau verspreid over het hele land.

Artikelsgewijs

Artikel 1.5. Weigeringsgronden

Instellingen moeten de Governance Code Cultuur, de Fair Practice Code en de Code Diversiteit & Inclusie onderschrijven en beschrijven hoe zij deze toepassen volgens het principe ‘pas toe en leg uit’. Daarom is in artikel 1.5, tweede lid, onderdeel d, opgenomen dat de subsidieontvanger verklaart dat hij die codes onderschrijft. De instelling dient daartoe al in het aanvraagformulier toe te lichten hoe hij, gedurende het tijdvak van de subsidie, toepassing geeft aan de codes.

Artikel 2.1. De aanvraag

Aanvragen moeten digitaal worden ingediend via het digitale aanvraagsysteem ‘Mijn Fonds’ dat bereikbaar is via de website van het Fonds. Hiervoor is een account en inlogcode nodig die aangevraagd kan worden door een contactformulier in te vullen dat te vinden is op de website van het Fonds onder de knop ‘Mijn Fonds’. Wij raden instellingen aan om tijdig een account en inlogcode aan te vragen. De verwerkingstijd hiervoor is in beginsel één of twee werkdagen.

De activiteiten moeten worden beschreven aan de hand van een aantal door het Fonds geformuleerde vragen. Het aanvraagformulier en de bijbehorende richtlijnen zijn digitaal beschikbaar via ‘Mijn Fonds’. De aanvraag en de daarbij behorende informatie is leidend voor toetsing of de aanvrager in aanmerking komt voor subsidie. Het is dus van belang dat de aanvraag helder is en een goed beeld geeft van de activiteiten die een aanvrager wil ondernemen.

Een aanvraag gaat ten minste vergezeld van de volgende documenten:

  • Aanvraagformulier

  • Activiteitenplan

  • Begroting 2021–2024

  • Bijlagen die specifiek betrekking hebben op talentontwikkelaars, kunstfestivals of erfgoedmanifestaties.

Er kan slechts één aanvraag per instelling worden ingediend. Indien een instelling meerdere aanvragen indient, wordt geen van de aanvragen in behandeling genomen totdat de instelling een keuze heeft gemaakt voor één aanvraag.

Artikel 2.2. Indiening aanvraag

Uiterste indienmoment is maandag 2 maart 2020 om 13:00 uur. Alleen als de aanvraag op tijd is ingediend, het aanvraagformulier juist is ingevuld en alle gevraagde informatie is bijgesloten, kan de aanvraag in behandeling worden genomen.

Na 2 maart 13:00 uur kan geen aanvullende informatie meer worden geleverd. Let er dus op dat uw aanvraag dan compleet en voldoende helder is, omdat er daarna geen mogelijkheid is om hierover te corresponderen.

Hierop worden geen uitzonderingen gemaakt vanwege de tenderconstructie waarop deze regeling is gebaseerd. De ingediende subsidieaanvragen worden per onderdeel behandeld. De onderdelen waar het om gaat zijn: talentontwikkelaars, kunstfestivals en erfgoedmanifestaties.

Artikelen 2.3. en 2.5.: Beoordeling / Verdeling budget

Het Fonds vraagt ten aanzien van de ingediende aanvragen die voldoen aan de procesmatige eisen die verbonden zijn aan het indienen, advies aan een externe adviescommissie. De commissie toetst de aanvragen aan de criteria uit de regeling. Omdat het aantal aanvragen het beschikbare budget kan overstijgen, werkt het Fonds binnen deze tenderregeling met drie onderscheiden financiële plafonds. Om een goede verdeling over de onderdelen mogelijk te maken, wordt gewerkt met aparte budgetten voor talentontwikkelaars, kunstfestivals en erfgoedmanifestaties. De bijbehorende bedragen zijn opgenomen in de regeling.

De subsidieplafonds kunnen worden aangepast (verhoogd of verlaagd). Besluiten tot verhoging of verlaging, worden op de website van het Fonds gepubliceerd.

Aanvragen worden na de beoordeling aan de hand van de criteria verdeeld in drie categorieën:

  • A: honoreren;

  • B: honoreren voor zover het budget dat toelaat; of

  • C: niet honoreren.

Alle aanvragen worden per onderdeel – talentontwikkelaars, kunstfestivals of erfgoedmanifestaties – door de betreffende commissie in een rangorde geplaatst aan de hand van toegekende punten. De aanvragen worden gehonoreerd volgens deze rangorde, beginnend met de hoogste in de rangorde, tot en met de aanvraag die nog in zijn geheel kan worden gefinancierd met het beschikbare budget (de A-categorie). De eerstvolgende in de rangorde kan, in de meeste gevallen, slechts voor een deel worden gehonoreerd; door deze aanvraag loopt de zogenoemde zaaglijn. Daaronder bevinden zich de aanvragen die in verschillende, maar ten minste in voldoende mate, aan de criteria voldoen om in beginsel voor subsidie in aanmerking te komen (de B-categorie). In de B-categorie worden de aanvragen aan de hand van de beoordelingscriteria in volgorde van prioriteit gezet, waarbij de aanvraag die het best aan alle criteria voldoet het hoogst wordt geplaatst, vervolgens de op-een-na-beste aanvraag et cetera. De C-categorie wordt gevormd door aanvragen die onvoldoende aan de criteria van de meerjarige regeling voldoen om voor een subsidie in aanmerking te komen.

Het Fonds honoreert eerst de aanvragen met het advies ‘honoreren’. Vervolgens worden de aanvragen in de categorie ‘honoreren voor zover het budget dat toelaat’ in de volgorde van de rangorde gehonoreerd, totdat het subsidieplafond is bereikt. Indien sprake is van een gedeeltelijk toegewezen subsidie, dient de aanvrager met een aangepast projectplan aan te tonen, dat het toegewezen bedrag voldoende bijdraagt aan het realiseren van het projectplan. Indien het bedrag onvoldoende blijkt te zijn, komt de volgende in de rangorde in aanmerking voor de subsidie.

Omdat er verschillende subsidieplafonds zijn, kan het zijn dat een vergelijkbare positie in de rangorde binnen het ene onderdeel, bijvoorbeeld talentontwikkelaars, leidt tot een afwijzing, en in de rangorde binnen een ander onderdeel, bijvoorbeeld kunstfestivals, leidt tot een toewijzing. Anders gezegd: als er een integrale rangorde was gemaakt, was de uitkomst waarschijnlijk iets anders geweest. Een zuiver integrale beoordeling garandeert dat de beste aanvragen gehonoreerd worden, ongeacht het onderdeel. Dat kan echter tot onevenwichtigheden leiden in het aanbod. Of men kiest voor een integrale beoordeling of een beoordeling per onderdeel, is dan ook vooral een beleidsmatige keuze. Subsidieplafonds per onderdeel garanderen een minimaal subsidiebedrag voor elk onderdeel, ongeacht de kwaliteit van de aanvragen. Daarmee wordt verzekerd dat binnen alle onderdelen een voldoende en voldoende pluriform aanbod aanwezig is. Dat is de reden dat het Fonds er niet voor gekozen heeft het gebruikelijke systeem van subsidieplafonds te verlaten.

Bij de beoordeling wordt gebruik gemaakt van cijfers als vertaling van de inhoudelijke beoordeling per beoordelingscriterium. De cijfers per criterium zijn uitdrukkelijk niet meer dan een hulpmiddel in het kader van een zorgvuldige en evenwichtige beoordeling van de ingediende aanvragen. De besluiten van het Fonds komen tot uitdrukking in met argumenten omklede adviezen over aanvragen.

Het Fonds maakt de adviezen openbaar om inzicht te geven in de gemaakte keuzes. Indien de Algemene verordening gegevensbescherming dat voorschrijft, worden de persoonsgegevens geanonimiseerd.

Artikel 2.4. Hoogte subsidie

De subsidie van het Fonds bedraagt niet meer dan 50% van de totale kosten, dit behoudens uitzonderlijke gevallen. Van een uitzonderlijk geval is bijvoorbeeld sprake als een instelling voor de uitvoering van de activiteiten waarvoor (op grond van de onderhavige regeling) subsidie wordt aangevraagd, structurele samenwerkingsrelaties is aangegaan met andere instellingen die gezien kunnen worden als lokale satellietorganisaties die zelf ook fondsen werven voor de uitvoering van deze activiteiten. De door deze satellietorganisaties geworven fondsen mogen dan worden meegenomen bij de berekening van het aandeel van de subsidie van het Fonds in de totale baten.

De in dit artikel genoemde bedragen kunnen worden geïndexeerd, onder voorbehoud van de loon- en prijsbijstelling zoals vastgesteld door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 2.6. Besluit

Het besluit wordt schriftelijk bekendgemaakt aan de aanvrager. Onder ‘schriftelijk’ wordt tevens verstaan: e-mail en de correspondentie die is terug te vinden in Mijn Fonds.

TALENTONTWIKKELAARS

Het Fonds gelooft in de kracht van mensen die cultuur maken. Deze kracht drijft jonge creatieve talenten in het zoeken naar routes om zich verder te ontwikkelen. Talenten starten thuis, bij een privé docent, via school of lokale club en groeien door via deelname aan regionale en landelijke trajecten. Door op steeds hoger niveau samen te werken met andere talenten of zich aan anderen te meten, groeien zij in hun talent. Talentontwikkeling wordt op uiteenlopende manieren ingevuld en uitgevoerd. Denk bijvoorbeeld aan coaching in een groep, trainingstrajecten in ateliers of werkplaatsen, training door deelname aan professionele podiumproducties en het strijden in concoursen of wedstrijden.

De netwerken die talentontwikkelaars, presentatieplekken, kunstvakopleidingen en andere (culturele) organisaties vormen, zijn als het ware de context waarbinnen talentketens en -routes verder kunnen worden ontwikkeld. Deze ketens zijn van groot belang voor de ontwikkeling van jonge talenten, die steeds minder lineair verloopt en vaker multidisciplinair is. Talenten laten zich inspireren door ontwikkelingen en samenwerking in binnen- en buitenland. Makers wenden zich niet meer uitsluitend tot één partij, maar bewegen zich binnen een netwerk van individuen en organisaties, zo gaf ook minister Van Engelshoven (OCW) aan in haar adviesaanvraag richting de Raad voor Cultuur. Voortdurend verbeteren van de inhoudelijke samenhang tussen de activiteiten binnen het gehele talentontwikkelingsaanbod en daarmee van de samenwerking tussen organisaties, is dan ook meer en meer een noodzaak. Op veel plekken ontstaan al netwerken van organisaties die het diverse talent in de eigen regio ontwikkel-, doorstroom- en presentatiemogelijkheden bieden.

Met de meerjarige regeling wil het Fonds bijdragen aan eigentijdse ontwikkelmogelijkheden voor jong talent op hoog kwaliteitsniveau en aan de versterking van de bovenregionale en landelijke infrastructuur voor talentontwikkeling. De regeling richt zich daarbij op trajecten voor cultuurmakers in de leeftijd van 8 tot en met 24 jaar die over voldoende kwaliteiten en potentie beschikken om voor deelname aan het kunstvakonderwijs of alternatieve vervolgroutes van gelijkwaardig instapniveau in aanmerking te komen. Waar andere cultuurfondsen met de term ‘jong talent’ vaak doelen op makers en uitvoerders die een kunstvakopleiding afgerond hebben, wordt in deze regeling met jong talent gedoeld op mensen die (nog) niet deelnemen of deelgenomen hebben aan een kunstvakopleiding.

Een goede onderlinge afstemming tussen landelijke, regionale en lokale partijen draagt bij aan de doorstroommogelijkheden voor jong talent. Er zijn al goede aanzetten tot samenhangende ‘ketens’ van activiteiten, met name bij de klassieke podiumkunsten, maar de samenhang kan verder worden verbeterd en ruimte bieden aan andere disciplines, stromingen en genres, zoals urban arts, circus, nieuwe media, film en beeldende kunst. Door effectieve netwerken te bouwen en doorstroomroutes voor talent inzichtelijk te maken, wordt duurzame begeleiding, ontwikkeling en doorstroming van talent, op maat van de behoeften en mogelijkheden van het talent zelf, mogelijk gemaakt.

Artikel 3.1. Wie kan aanvragen

Een aanvraag wordt alleen verder in behandeling genomen, als de aanvrager rechtspersoonlijkheid bezit. Voor zover hier relevant gaat het om stichtingen en verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid. Het gaat om culturele instellingen die de bevordering van de talentontwikkeling in de actieve cultuurparticipatie als een kernactiviteit hebben en minimaal drie jaar als zodanig actief zijn. Om te bepalen wat de kernactiviteiten van de instelling zijn, zal in ieder geval gekeken worden naar de feitelijke activiteiten van de organisatie of naar de uit te voeren activiteiten zoals beschreven in haar statuten.

Gezien het doel van de regeling is het van belang dat er sprake is van continuïteit en samenhang in de voorgenomen activiteiten en dat de aanvrager al enkele jaren actief is op het terrein waarvoor zij aanvraagt.

Artikel 3.2. Waarvoor kan worden aangevraagd

Het gaat om activiteiten zoals coaching, trainingstrajecten, begeleiding in labs, werkplaatsen of productiegroepen, en concoursen of wedstrijden, welke langdurig en verspreid over het jaar worden uitgevoerd. Wanneer de aanvraag gericht is op de realisatie van activiteiten in de vorm van een festival of manifestatie die geconcentreerd op één moment in het jaar uitgevoerd worden, sluit dit niet aan bij deze subsidie voor talentontwikkelaars. Ook kan geen subsidie worden aangevraagd voor het realiseren van activiteiten die worden uitgevoerd binnen het onderwijs, of die kunnen worden aangemerkt als een reguliere activiteit van een kunsteducatie-instelling.

De subsidiabele activiteiten zijn gericht op talentvolle cultuurmakers in de leeftijd van 8 tot en met 24 jaar, waarbij geldt dat het in beginsel geen bezwaar is als aan een activiteit ook enkele deelnemers meedoen die ouder zijn dan 24 jaar maar dat het merendeel van de deelnemers wel jonger dient te zijn dan 24 jaar. Ook zijn de activiteiten gericht op talentvolle cultuurmakers die in hun vrije tijd, niet in schoolverband, deelnemen. Hierbij geldt dat het in beginsel geen bezwaar is als aan een activiteit ook kunstvakstudenten meedoen, maar het is niet de bedoeling dat het merendeel van de deelnemers kunstvakstudent is.

Artikel 3.3. Drempelnorm

De meerjarige subsidies voor talentontwikkelaars zijn bedoeld voor instellingen die van landelijk belang zijn en een bovenregionaal bereik hebben. Daarom wordt een aanvraag alleen verder in behandeling genomen, als een aanvrager in de periode 2017–2019 heeft voldaan aan de volgende voorwaarde: de aanvrager moet per kalenderjaar gemiddeld uit ten minste drie provincies deelnemers hebben getrokken. Het gemiddelde wordt berekend over de jaren 2017, 2018 en 2019 op basis van de werkelijke realisatie. Alleen activiteiten die voldoen aan de definitie ‘talentontwikkeling’ tellen daarbij mee. Als de aanvrager in een van de drie jaar geen activiteiten heeft gerealiseerd, telt dat jaar wel mee bij de berekening van het gemiddelde. De deelnemerslijsten bevatten geen tot de individuele persoon herleidbare persoonsgegevens.

Artikel 3.4. Beoordelingscriteria

Om vast te stellen welke aanvragen het beste passen binnen deze regeling worden alle aanvragen voor talentontwikkelaars die voldoen aan de formele vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen, getoetst aan de volgende criteria:

  • a. artistiek-inhoudelijke kwaliteit;

  • b. bedrijfsvoering en ondernemerschap;

  • c. geografische spreiding;

  • d. pluriformiteit.

a) artistiek-inhoudelijke kwaliteit

Bij het toetsen van dit criterium wordt gekeken naar de artistiek-inhoudelijke kwaliteit van het talentontwikkelingsprogramma en de bijdrage aan de ontwikkeling van de deelnemende jonge talenten. Daarbij wordt zowel gekeken naar de activiteiten en instrumenten die worden ingezet om talenten te werven, selecteren, begeleiden en stimuleren in hun ontwikkeling en doorstroom, als ook naar het niveau van de deelnemers.

Aandachtspunten bij het beoordelen van de activiteiten en de instrumenten zijn:

  • de visie van de aanvrager op de rol en positie van de organisatie alsook diens talentontwikkelingsactiviteiten, binnen de sector, discipline en keten van talentontwikkeling;

  • de werving en selectie van de deelnemers, inclusief de mate van inspanning om de diversiteit van de deelnemersgroep duurzaam te vergroten;

  • de kwaliteit en doelgerichtheid van het aangeboden talentontwikkelingsprogramma ten behoeve van de ontwikkeling en doorstroom van de jonge talenten, inclusief de gedegenheid en intensiteit van de methode van begeleiding van de deelnemers, de mate van afstemming van de aanpak of methode op de doelgroep en de kwaliteit van de docenten en begeleiders en, in het geval van wedstrijden, van de juryleden;

  • de wijze waarop en de mate waarin de aanvrager samenwerkt en afstemt met andere partijen zoals culturele instellingen en kunst(vak)onderwijs ten behoeve van de ontwikkeling en doorstroom van de deelnemers binnen de regionale en landelijke talentontwikkelingsketen.

Bij het toetsen van de artistiek-inhoudelijke kwaliteit staat de beschrijving uit de aanvraag centraal. Die moet het vertrouwen geven dat er activiteiten gerealiseerd gaan worden die bijdragen aan de ontwikkeling van jonge talenten en dat het niveau van de deelnemers aansluit bij de eisen van deze regeling. Voor het niveau van de deelnemers geldt dat dit moet aansluiten bij de doelstelling van deze regeling, namelijk: voorbereiding op de keuze voor en eventuele deelname aan het kunstvakonderwijs of, indien het aanbod van het kunstvakonderwijs geen passende vervolgstap biedt, een andere geëigende vervolgroute.

Voor het toetsen van de artistiek-inhoudelijke kwaliteit wordt daarnaast gekeken naar de kwaliteit van activiteiten in het verleden, omdat die een indicatie zijn voor de toekomst. Daarbij wordt primair gekeken naar de activiteiten uit de periode 1 januari 2017 tot en met het moment dat de adviescommissie de aanvraag van een advies voorziet. Voor zover mogelijk wordt ook gekeken of er sprake is van een ontwikkeling, positief dan wel negatief. Voor aanvragers die in de periode 2017–2020 een meerjarige activiteitensubsidie ontvingen van het Fonds wordt tevens gebruikt gemaakt van de bevindingen uit die periode. Andere aanvragers kunnen aanvullende gegevens insturen, zoals publicaties, recensies en (beeld)verslagen, op basis waarvan een beeld kan worden gekregen van de kwaliteit van de activiteiten. Naast deze op de praktijk gebaseerde informatie wordt gebruik gemaakt van de algemene kennis van de adviescommissieleden. Uitgangspunt is steeds het eigen oordeel van de commissie.

De waardering die wordt gegeven voor artistiek-inhoudelijke kwaliteit wordt uitgedrukt in een cijfer tussen –2 (onvoldoende) en 4 (zeer goed). De waardering staat op zichzelf; aanvragen worden niet direct met elkaar vergeleken. De cijfers worden als volgt toegepast:

Waardering

Cijfer

Toelichting

Zeer goed

4

Positief; er zijn geen punten van kritiek

Goed

3

Positief; er zijn bijna geen punten van kritiek

Ruim voldoende

2

Positief; er zijn ook een aantal punten van kritiek

Voldoende

1

Nog wel positief; er zijn flinke punten van kritiek maar de positieve elementen hebben de overhand

Zwak

–1

Onder de maat; er zijn enkele positieve elementen maar de punten van kritiek hebben de overhand

Onvoldoende

–2

Er zijn (nagenoeg) geen positieve elementen te benoemen

b) bedrijfsvoering en ondernemerschap

Bij criterium b staat de kwaliteit van de bedrijfsvoering en het ondernemerschap centraal. Hierbij wordt gekeken naar een aantal aspecten:

  • de deugdelijkheid van de bedrijfsvoering als basis voor het uitvoeren en bereiken van de voorgenomen activiteiten voor de komende vier jaar, blijkend uit de begroting 2021–2024, de financiële uitgangspositie van de organisatie, de aanwezigheid van zakelijke kennis binnen de organisatie en de inrichting van de administratieve organisatie;

  • de visie op en aanpak richting een gezonde, diverse en realistische mix van inkomstenbronnen, met aandacht voor de balans tussen de aard van de activiteiten en het vermogen om daarvoor voldoende middelen te genereren (bij deelnemers, publiek en andere partijen), inclusief een visie op het omgaan met risico’s zoals tegenvallende inkomsten;

  • de visie op de toepassing van de Code Cultural Governance, de Fair Practice Code en de Code Diversiteit & Inclusie en de daaruit voortvloeiende aanpak;

  • de monitoring en evaluatie van het beleid, het functioneren van de organisatie en de activiteiten.

Bij het toetsen van de bedrijfsvoering en het ondernemerschap wordt gekeken naar de beschrijving uit de aanvraag alsook de ingediende jaarrekeningen uit de voorgaande jaren.

De waardering die wordt gegeven voor bedrijfsvoering en ondernemerschap wordt uitgedrukt in een cijfer tussen –2 (onvoldoende) en 4 (zeer goed). De waardering staat op zichzelf; aanvragen worden niet direct met elkaar vergeleken. De cijfers worden als volgt toegepast:

Waardering

Cijfer

Toelichting

Zeer goed

4

Positief; er zijn geen punten van kritiek

Goed

3

Positief; er zijn bijna geen punten van kritiek

Ruim voldoende

2

Positief; er zijn ook een aantal punten van kritiek

Voldoende

1

Nog wel positief; er zijn flinke punten van kritiek maar de positieve elementen hebben de overhand

Zwak

–1

Onder de maat; er zijn enkele positieve elementen maar de punten van kritiek hebben de overhand

Onvoldoende

–2

Er zijn (nagenoeg) geen positieve elementen te benoemen

c) geografische spreiding

Criterium c kijkt naar de geografische spreiding van de deelnemers aan de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Voor het bepalen van de spreiding wordt gekeken naar de herkomst van de deelnemers, zowel in de afgelopen jaren 2017, 2018 en 2019 op basis van de werkelijke realisatie als in de beoogde plannen voor de komende vier jaar 2021–2024. Alleen activiteiten die voldoen aan de definitie ‘talentontwikkeling’ tellen daarbij mee. Bij het bepalen van de spreiding wordt de volgende systematiek toegepast: er wordt gekeken of het aantal deelnemers afkomstig uit de betreffende provincies significant is in de context van het totaal aantal deelnemers en het aantal provincies waarover de deelnemers zijn verspreid.

De waardering die wordt gegeven voor geografische spreiding wordt uitgedrukt in een cijfer tussen 0 (onvoldoende) en 2 (goed). De waardering staat op zichzelf; aanvragen worden niet direct met elkaar vergeleken. De cijfers worden als volgt toegepast:

Waardering

Cijfer

Toelichting

Goed

2

De aanvrager heeft met het talentontwikkelingsaanbod een landelijk bereik met deelnemers uit ten minste acht provincies.

Voldoende

1

De aanvrager heeft met het talentontwikkelingsaanbod een bovenregionaal bereik met deelnemers uit ten minste drie provincies.

Onvoldoende

0

De aanvrager heeft met het talentontwikkelingsaanbod een regionaal of lokaal bereik met deelnemers uit minder dan drie provincies.

d) pluriformiteit

Bij dit criterium wordt gekeken naar de toegevoegde waarde van de activiteiten van de aanvrager ten opzichte van wat er verder in Nederland gebeurt op het gebied van talentontwikkeling binnen de actieve cultuurparticipatie. Hiervoor wordt gekeken naar de bijdrage die de aanvrager met de activiteiten levert aan de infrastructuur voor talentontwikkeling.

De waardering die wordt gegeven voor pluriformiteit wordt uitgedrukt in een cijfer tussen 0 (onvoldoende) en 2 (goed). De waardering staat op zichzelf; aanvragen worden niet direct met elkaar vergeleken. De cijfers worden als volgt toegepast::

Waardering

Cijfer

Toelichting

Goed

2

De aanvrager levert met zeer onderscheidende activiteiten een zeer bijzondere bijdrage aan de infrastructuur voor talentontwikkeling.

Voldoende

1

De aanvrager levert met onderscheidende activiteiten een bijzondere bijdrage aan de infrastructuur voor talentontwikkeling.

Nihil

0

De aanvrager levert met weinig tot niet onderscheidende activiteiten geen bijzondere bijdrage aan de infrastructuur voor talentontwikkeling.

KUNSTFESTIVALS

Overal wordt cultuur gemaakt. Uit de Monitor Amateurkunst 2017 van het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie Amateurkunst (LKCA) bleek dat 6,4 miljoen mensen van 6 jaar en ouder meerdere malen per jaar actief cultuur beoefenen. Het aanbod van kunstbeoefening groeit nog steeds in zijn veelzijdigheid, digitale media blijven nieuwe mogelijkheden bieden en de nadruk verschuift nog meer van de beoefening van één naar meerdere disciplines. Door het hoge tempo waarop de samenleving verandert, wijzigen ook de voorkeuren en de context waarbinnen cultuur tot stand komt en beoefend wordt. Dit vraagt om nieuwe manieren van activeren, programmeren, organiseren en aangaan van verbindingen met de omgeving en doet een beroep op het innovatievermogen van de sector.

Samen kennis uitwisselen en verdieping zoeken, draagt bij aan de vernieuwing van de actieve cultuurparticipatie, iets waarvoor festivals een platform kunnen bieden. Waar mensen samenkomen om cultuur te maken, ontstaan verbindingen. Via activiteiten als masterclasses, lezingen, seminars, workshops en netwerkbijeenkomsten, kunnen zij zo bijdragen aan ontwikkeling, vernieuwing en deskundigheidsbevordering in de sector.

Een kunstfestival waarop deze regeling gericht is, betreft een samenkomst van cultuurmakers, kunstprofessionals en bezoekers gedurende een afgebakende periode in de tijd, gepland en georganiseerd vanuit een vooraf bepaalde doelstelling. De vernieuwing en versterking van de actieve beoefening binnen een specifieke amateurkunstdiscipline of scene, met bijzondere aandacht voor kennisoverdracht en -ontwikkeling, staat hierbij centraal. Voor zowel professionals als vrijetijdsbeoefenaars uit binnen- en buitenland bieden deze festivals kansen en mogelijkheden om gelijkgezinden te ontmoeten, onderling kennis uit te wisselen en je zichtbaarheid te vergroten. Met een kwalitatief hoogstaand en uniek festivalprogramma en een overzicht van de ‘state-of-the-art’ binnen het betreffende vakgebied vanuit het nationale en internationale werkveld, bieden de festivals inspiratie over nieuwe vormen van kunstbeoefening. De innovatieve kracht van het festival komt eveneens tot uiting via de organisatiekracht en netwerken van de festivalorganisatie zelf.

Artikel 4.1. Wie kan aanvragen

Een aanvraag wordt alleen verder in behandeling genomen, als de aanvrager rechtspersoonlijkheid bezit. Voor zover hier relevant gaat het om stichtingen en verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid. Het gaat om culturele instellingen die het organiseren van het betreffende kunstfestival en activiteiten binnen de kunstdiscipline(s) waarop het kunstfestival gericht is als een kernactiviteit hebben en minimaal drie jaar als zodanig actief is. Om te bepalen wat de kernactiviteiten van de instelling zijn, zal in ieder geval gekeken worden naar de feitelijke activiteiten van de organisatie of naar de uit te voeren activiteiten zoals beschreven in haar statuten.

Gezien het doel van de regeling is het van belang dat er sprake is van continuïteit en samenhang in de voorgenomen activiteiten en dat de aanvrager al enkele jaren actief is op het terrein waarvoor zij aanvraagt.

Artikel 4.2. Waarvoor kan worden aangevraagd

Een aanvraag voor meerjarige subsidie kan worden ingediend voor het organiseren van minimaal één en maximaal vier edities van een in Nederland georganiseerd (inter)nationaal festival op het gebied van de kunstbeoefening in de vrije tijd. Het festival biedt een state-of-the-art programma gericht op de kunstbeoefening in de vrije tijd en heeft daardoor een (inter)nationaal bereik en belang. Met state-of-the-art programma wordt bedoeld dat de programmering zich onderscheidt door een artistiek-inhoudelijke kwaliteit van hoog (inter)nationaal niveau, waardoor het geïnteresseerden trekt uit binnen- en buitenland. Dit (inter)nationale festival levert een significante bijdrage aan de ontwikkeling van de betreffende amateurkunstdiscipline in Nederland. Dit doet het festival door (inter)nationale uitwisseling, kennisontwikkeling en presentatiemogelijkheden te faciliteren. Het gaat om festivals die in een relatief korte en aaneengesloten periode een aanzienlijk aantal activiteiten in een samenhangende context en onder een gemeenschappelijke noemer presenteren.

Artikel 4.3. Drempelnorm

Een aanvraag wordt alleen verder in behandeling genomen, als de aanvrager het festival waarvoor subsidie wordt aangevraagd minimaal driemaal eerder heeft gerealiseerd. Daarmee toont de aanvrager aan dat hij in staat is eenzelfde festival van gelijke omvang als waarvoor aangevraagd wordt, weet te realiseren en dat er bij een breed publiek behoefte bestaat aan dit festival. Op het moment van indienen van de aanvraag moeten dus minimaal drie edities hebben plaatsgevonden. Deze eis verzekert bovendien dat er sprake is van een geschiedenis die kan worden gebruikt bij het geven van een oordeel over de ingediende aanvraag.

Artikel 4.4. Beoordelingscriteria

Om vast te stellen welke aanvragen het beste passen binnen deze regeling worden alle aanvragen voor kunstfestivals die voldoen aan de formele vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen, getoetst aan de volgende criteria:

  • a. artistiek-inhoudelijke kwaliteit;

  • b. bedrijfsvoering en ondernemerschap;

  • c. bereik en belang van het festival;

  • d. pluriformiteit.

a) artistiek-inhoudelijke kwaliteit

Bij dit criterium staat de artistiek-inhoudelijke kwaliteit van zowel het kunstfestival als de op en rond het kunstfestival aangeboden activiteiten centraal.

Aandachtspunten bij de beoordeling zijn:

  • de kwaliteit en samenstelling van het totaal aan activiteiten dat tijdens en rondom het festival wordt georganiseerd, bestaande uit bijvoorbeeld presentaties, lezingen, debatten, masterclasses, workshops en ontmoetingen van vakgenoten;

  • de mate waarin er sprake is van een overzicht van de ‘state-of-the-art’ en de internationale top van de kunstbeoefening waarop het festival gericht is;

  • de rol die het kunstfestival speelt binnen de kunstbeoefening in de vrije tijd in algemene zin en binnen de specifieke amateurkunstdiscipline of scene waarop het festival zich richt, alsook de mate waarin het festival erin slaagt de ontwikkeling van de kunstbeoefening in de vrije tijd en de betreffende discipline of scene in Nederland te voeden, stimuleren en bevorderen;

  • de mate waarin de organisatie erin slaagt de inhoud en opzet van het festival actueel, relevant en aangesloten op hedendaagse ontwikkelingen en behoeften in de sector en samenleving te houden.

Bij het toetsen van de artistiek-inhoudelijke kwaliteit staat de beschrijving uit de aanvraag centraal. Die moet het vertrouwen geven dat er activiteiten gerealiseerd gaan worden die bijdragen aan de ontwikkeling van de kunstbeoefening in de vrije tijd en de betreffende amateurkunstdiscipline.

Voor het toetsen van de artistiek-inhoudelijke kwaliteit wordt daarnaast gekeken naar de historie van het festival, omdat de activiteiten in het verleden een indicatie kunnen zijn voor de impact die het festival in de toekomst kan hebben. Voor het oordeel over de activiteiten in het verleden wordt primair gekeken naar de edities uit de periode 1 januari 2017 tot en met het moment dat de adviescommissie de aanvraag van een advies voorziet. Voor zover mogelijk wordt ook gekeken of er sprake is van een ontwikkeling, positief dan wel negatief. Voor aanvragers die in de periode 2017–2020 een meerjarige activiteitensubsidie ontvangen van het Fonds wordt tevens gebruikt gemaakt van de bevindingen uit deze periode. Andere aanvragers kunnen aanvullende gegevens insturen, zoals publicaties, recensies en (beeld)verslagen, op basis waarvan een beeld kan worden gekregen van de kwaliteit van de activiteiten. Naast deze op de praktijk gebaseerde informatie wordt gebruik gemaakt van de algemene kennis van de adviescommissieleden. Uitgangspunt is steeds het eigen oordeel van de commissie.

De waardering die wordt gegeven voor artistiek-inhoudelijke kwaliteit wordt uitgedrukt in een cijfer tussen –2 (onvoldoende) en 4 (zeer goed). De waardering staat op zichzelf; aanvragen worden niet direct met elkaar vergeleken. De cijfers worden als volgt toegepast:

Waardering

Cijfer

Toelichting

Zeer goed

4

Positief; er zijn geen punten van kritiek

Goed

3

Positief; er zijn bijna geen punten van kritiek

Ruim voldoende

2

Positief; er zijn ook een aantal punten van kritiek

Voldoende

1

Nog wel positief; er zijn flinke punten van kritiek maar de positieve elementen hebben de overhand

Zwak

–1

Onder de maat; er zijn enkele positieve elementen maar de punten van kritiek hebben de overhand

Onvoldoende

–2

Er zijn (nagenoeg) geen positieve elementen te benoemen

b) bedrijfsvoering en ondernemerschap

Bij criterium b staat de kwaliteit van de bedrijfsvoering en het ondernemerschap centraal. Hierbij wordt gekeken naar een aantal aspecten:

  • de deugdelijkheid van de bedrijfsvoering als basis voor het uitvoeren en bereiken van de voorgenomen activiteiten voor de komende vier jaar, blijkend uit de begroting 2021–2024, de financiële uitgangspositie van de organisatie, de aanwezigheid van zakelijke kennis binnen de organisatie en de inrichting van de administratieve organisatie;

  • de visie en aanpak op een gezonde, diverse en realistische mix van inkomstenbronnen, met aandacht voor de balans tussen de aard van de activiteiten en het vermogen om daarvoor voldoende middelen te genereren (bij deelnemers, publiek en andere partijen), inclusief een visie op het omgaan met risico’s zoals tegenvallende inkomsten;

  • de visie op de toepassing van de Code Cultural Governance, de Fair Practice Code en de Code Diversiteit & Inclusie en de daaruit voortvloeiende aanpak;

  • de monitoring en evaluatie van het beleid, het functioneren van de organisatie en de activiteiten.

Bij het toetsen van de bedrijfsvoering en het ondernemerschap wordt gekeken naar de beschrijving uit de aanvraag alsook de ingediende jaarrekeningen uit de voorgaande jaren.

De waardering die wordt gegeven voor bedrijfsvoering en ondernemerschap wordt uitgedrukt in een cijfer tussen –2 (onvoldoende) en 4 (zeer goed). De waardering staat op zichzelf; aanvragen worden niet direct met elkaar vergeleken. De cijfers worden als volgt toegepast:

Waardering

Cijfer

Toelichting

Zeer goed

4

Positief; er zijn geen punten van kritiek

Goed

3

Positief; er zijn bijna geen punten van kritiek

Ruim voldoende

2

Positief; er zijn ook een aantal punten van kritiek

Voldoende

1

Nog wel positief; er zijn flinke punten van kritiek maar de positieve elementen hebben de overhand

Zwak

–1

Onder de maat; er zijn enkele positieve elementen maar de punten van kritiek hebben de overhand

Onvoldoende

–2

Er zijn (nagenoeg) geen positieve elementen te benoemen

c) bereik en belang van het festival

Criterium c kijkt naar deelnemers aan en bezoekers van het kunstfestival waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

De waardering die wordt gegeven voor bereik en belang van het festival wordt uitgedrukt in een cijfer tussen 0 (onvoldoende) en 2 (goed). De waardering staat op zichzelf; aanvragen worden niet direct met elkaar vergeleken. De cijfers worden als volgt toegepast:

Waardering

Cijfer

Toelichting

Goed

2

Het kunstfestival trekt deelnemers en bezoekers uit binnen- en buitenland en krijgt internationale waardering.

Voldoende

1

Het kunstfestival trekt deelnemers en bezoekers uit het hele land en krijgt landelijke waardering.

Onvoldoende

0

Het kunstfestival trekt voornamelijk deelnemers en bezoekers uit de regio waar het kunstfestival plaatsvindt.

d) pluriformiteit

Bij dit criterium wordt gekeken naar de toegevoegde waarde van de activiteiten aan de sector cultuurparticipatie. Hiervoor wordt gekeken naar het programma en de daarin opgenomen activiteiten en naar het vakgebied waarop de activiteiten zich richten.

De waardering die wordt gegeven voor pluriformiteit wordt uitgedrukt in een cijfer tussen 0 (nihil) en 2 (goed). De waardering staat op zichzelf; aanvragen worden niet direct met elkaar vergeleken. De cijfers worden als volgt toegepast:

Waardering

Cijfer

Toelichting

Goed

2

De aanvrager levert met zeer onderscheidende activiteiten een zeer bijzondere bijdrage aan de sector cultuurparticipatie.

Voldoende

1

De aanvrager levert met onderscheidende activiteiten een bijzondere bijdrage aan de sector cultuurparticipatie.

Nihil

0

De aanvrager levert met weinig tot niet onderscheidende activiteiten geen bijzondere bijdrage aan de sector cultuurparticipatie.

ERFGOEDMANIFESTATIES

Dagelijks zetten duizenden erfgoedbeoefenaren en -vrijwilligers zich in voor duurzaam beheer, ontwikkeling en doorgeven van het cultureel erfgoed. Met passie zetten zij zich in voor hun erfgoeddomein en ze hebben de ambitie hun erfgoed te laten beleven en toekomstbestendig te maken. Voorbeelden van erfgoedbeoefening zijn: zelf archeologisch onderzoek doen, historische voorwerpen verzamelen of opknappen, activeren van publiek bij monumenten en ambachten beoefenen zoals glasblazen of mandenvlechten. Veel landelijke erfgoedmanifestaties zetten bij het organiseren van hun jaarlijkse of tweejaarlijkse editie vrijwilligers in. Zij nemen een belangrijke taak en rol. Door hun inzet, passie en kennis dragen ze zorg voor de instandhouding en toegankelijkheid van het erfgoed. De erfgoedvrijwilligers zetten zich belangeloos in voor deze manifestaties, zijn de ambassadeurs van erfgoed en geschiedenis en voor het behoud en beleving van erfgoed onmisbaar.

Met de meerjarige subsidies ondersteunt het Fonds organisaties die met hun manifestaties de waarde van erfgoed binnen de samenleving bevorderen, door het onder de aandacht brengen van het betreffende erfgoeddomein bij een breed publiek op landelijke schaal. Dit doen zij onder andere door het kiezen voor prikkelende thematische onderwerpen, het bevorderen van actieve erfgoedbeoefening, het bieden van ondersteuning aan uitvoerende organisaties en vrijwilligers en het opzetten van collectieve promotiecampagnes. Om de zichtbaarheid van het erfgoed te vergroten, worden grootschalige activiteiten georganiseerd met een landelijke impact. Het grote bereik van landelijke erfgoedmanifestaties brengt het belang, de kracht en de verbindende waarde van erfgoed op een laagdrempelige manier onder de aandacht. Dit gebeurt door het organiseren van activiteiten gericht op presentatie, publieksparticipatie, kennisontwikkeling en deskundigheidsbevordering. Vaak gedragen door een kleine professionele kern en met een grote inzet van vrijwilligers, worden bezoekers in het hele land aangetrokken door en actief betrokken bij de verschillende erfgoeddomeinen die Nederland rijk is.

Het Fonds wil erfgoedmanifestaties die veel met vrijwilligers werken de kans geven om hun organisatie voor de langere termijn te professionaliseren, waardoor zij op een hoger plan gaan functioneren. Dit kan zich vertalen naar het realiseren van een hogere kwaliteit van het activiteitenprogramma, het bereiken van een meer divers publiek of specifieke doelgroepen die niet vanzelfsprekend met het erfgoed in aanraking komen, een toename of andere inzet van vrijwilligers of een vergroting van de deskundigheid binnen de organisatie. Het continueren van de professionalisering en versterken van de organisatiekracht van de manifestaties is daarbij van belang.

Artikel 5.1. Wie kan aanvragen

Een aanvraag wordt alleen verder in behandeling genomen, als de aanvrager rechtspersoonlijkheid bezit. Voor zover hier relevant gaat het om stichtingen en verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid. Het gaat om culturele instellingen die de bevordering van de zichtbaarheid van en de publieksparticipatie aan het erfgoeddomein waarop zij gericht zijn als een kernactiviteit hebben en minimaal drie jaar als zodanig actief zijn. Om te bepalen wat de kernactiviteiten van de instelling zijn, zal in ieder geval gekeken worden naar de feitelijke activiteiten van de organisatie of naar de uit te voeren activiteiten zoals beschreven in haar statuten.

Gezien het doel van de regeling is het van belang dat er sprake is van continuïteit en samenhang in de voorgenomen activiteiten en dat de aanvrager al enkele jaren actief is op het terrein waarvoor zij aanvraagt.

Artikel 5.2. Waarvoor kan worden aangevraagd

Een aanvraag voor meerjarige subsidie kan worden ingediend voor het organiseren van minimaal één en maximaal vier edities van een in Nederland georganiseerd erfgoedmanifestatie, die het belang van het erfgoeddomein waarop het is gericht op landelijke schaal onder de aandacht brengt. Het gaat om een landelijke publieksmanifestatie die activiteiten bevat gericht op presentatie, publieksparticipatie, kennisontwikkeling en deskundigheidsbevordering en gericht is op een breed publiek, bestaande uit leken en liefhebbers. Het gaat om manifestaties die in een relatief korte en aaneengesloten periode een aanzienlijk aantal activiteiten in een samenhangende context en onder een gemeenschappelijke noemer presenteren.

Artikel 5.3. Drempelnorm

Een aanvraag wordt alleen verder in behandeling genomen, als de aanvrager de manifestatie waarvoor subsidie wordt aangevraagd minimaal driemaal eerder heeft gerealiseerd. Daarmee toont de aanvrager aan dat hij in staat is eenzelfde manifestatie van gelijke omvang als waarvoor aangevraagd wordt, weet te realiseren en dat er bij een breed publiek behoefte bestaat aan deze manifestatie. Op het moment van indienen van de aanvraag moeten dus minimaal drie edities hebben plaatsgevonden. Deze eis verzekert bovendien dat er sprake is van een geschiedenis die kan worden gebruikt bij het geven van een oordeel over de ingediende aanvraag.

Artikel 5.4. Beoordelingscriteria

Om vast te stellen welke aanvragen het beste passen binnen deze regeling worden alle aanvragen voor erfgoedmanifestaties die voldoen aan de formele vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen getoetst aan de volgende criteria:

  • a. inhoudelijke kwaliteit;

  • b. bedrijfsvoering en ondernemerschap;

  • c. bereik en belang van de manifestatie;

  • d. pluriformiteit.

a) inhoudelijke kwaliteit

Bij dit criterium staat de inhoudelijke kwaliteit van zowel de erfgoedmanifestatie als de flankerende activiteiten die op en rond het evenement aangeboden worden centraal.

Aandachtspunten bij de beoordeling zijn:

  • de kwaliteit en samenstelling van het totaal aan activiteiten dat tijdens en rondom de manifestatie wordt georganiseerd, gericht op presentatie, publieksparticipatie, kennisontwikkeling en deskundigheidsbevordering;

  • de mate waarin het programma gericht is op een breed publiek, inclusief de inspanning om de diversiteit van het publiek duurzaam te vergroten;

  • de rol die de erfgoedmanifestatie speelt binnen het erfgoed in algemene zin en binnen het specifieke erfgoeddomein waarop het evenement zich richt;

  • de mate waarin het evenement erin slaagt om het publiek en/of de vrijwilligers te laten participeren bij activiteiten gericht op het betreffende erfgoeddomein.

Bij het toetsen van de inhoudelijke kwaliteit staat de beschrijving uit de aanvraag centraal. Die moet het vertrouwen geven dat er activiteiten gerealiseerd gaan worden die bijdragen aan de ontwikkeling van de cultuurparticipatie en specifiek de ontwikkeling van het betreffende erfgoeddomein.

Voor het toetsen van de inhoudelijke kwaliteit wordt daarnaast gekeken naar de historie van de manifestatie, omdat de activiteiten in het verleden een indicatie kunnen zijn voor de impact die de manifestatie in de toekomst kan hebben. Voor het oordeel over de activiteiten in het verleden wordt primair gekeken naar de edities uit de periode 1 januari 2017 tot en met het moment dat de adviescommissie de aanvraag van een advies voorziet. Voor zover mogelijk wordt ook gekeken of er sprake is van een ontwikkeling, positief dan wel negatief. Voor aanvragers die in de periode 2017–2020 een meerjarige activiteitensubsidie ontvangen van het Fonds wordt tevens gebruikt gemaakt van de bevindingen uit deze periode. Andere aanvragers kunnen aanvullende gegevens insturen, zoals publicaties, recensies en (beeld)verslagen, op basis waarvan een beeld kan worden gekregen van de kwaliteit van de activiteiten. Naast deze op de praktijk gebaseerde informatie wordt gebruik gemaakt van de algemene kennis van de adviescommissieleden. Uitgangspunt is steeds het eigen oordeel van de commissie.

De waardering die wordt gegeven voor inhoudelijke kwaliteit wordt uitgedrukt in een cijfer tussen –2 (onvoldoende) en 4 (zeer goed). De waardering staat op zichzelf; aanvragen worden niet direct met elkaar vergeleken. De cijfers worden als volgt toegepast:

Waardering

Cijfer

Toelichting

Zeer goed

4

Positief; er zijn geen punten van kritiek

Goed

3

Positief; er zijn bijna geen punten van kritiek

Ruim voldoende

2

Positief; er zijn ook een aantal punten van kritiek

Voldoende

1

Nog wel positief; er zijn flinke punten van kritiek maar de positieve elementen hebben de overhand

Zwak

–1

Onder de maat; er zijn enkele positieve elementen maar de punten van kritiek hebben de overhand

Onvoldoende

–2

Er zijn (nagenoeg) geen positieve elementen te benoemen

b) bedrijfsvoering en ondernemerschap

Bij criterium b staat de kwaliteit van de bedrijfsvoering en het ondernemerschap centraal. Hierbij wordt gekeken naar een aantal aspecten:

  • de deugdelijkheid van de bedrijfsvoering als basis voor het uitvoeren en bereiken van de voorgenomen activiteiten voor de komende vier jaar, blijkend uit de begroting 2021–2024, de financiële uitgangspositie van de organisatie, de aanwezigheid van zakelijke kennis binnen de organisatie en de inrichting van de administratieve organisatie;

  • de visie en aanpak op een gezonde, diverse en realistische mix van inkomstenbronnen, met aandacht voor de balans tussen de aard van de activiteiten en het vermogen om daarvoor voldoende middelen te genereren (bij deelnemers, publiek en andere partijen), inclusief een visie op het omgaan met risico’s zoals tegenvallende inkomsten;

  • de visie op de toepassing van de Code Cultural Governance, de Fair Practice Code en de Code Diversiteit & Inclusie en de daaruit voortvloeiende aanpak;

  • de monitoring en evaluatie van het beleid, het functioneren van de organisatie en de activiteiten.

Bij het toetsen van de bedrijfsvoering en het ondernemerschap wordt gekeken naar de beschrijving uit de aanvraag alsook de ingediende jaarrekeningen uit de voorgaande jaren.

De waardering die wordt gegeven voor bedrijfsvoering en ondernemerschap wordt uitgedrukt in een cijfer tussen –2 (onvoldoende) en 4 (zeer goed). De waardering staat op zichzelf; aanvragen worden niet direct met elkaar vergeleken. De cijfers worden als volgt toegepast:

Waardering

Cijfer

Toelichting

Zeer goed

4

Positief; er zijn geen punten van kritiek

Goed

3

Positief; er zijn bijna geen punten van kritiek

Ruim voldoende

2

Positief; er zijn ook een aantal punten van kritiek

Voldoende

1

Nog wel positief; er zijn flinke punten van kritiek maar de positieve elementen hebben de overhand

Zwak

–1

Onder de maat; er zijn enkele positieve elementen maar de punten van kritiek hebben de overhand

Onvoldoende

–2

Er zijn (nagenoeg) geen positieve elementen te benoemen

c) bereik en belang van de manifestatie

Criterium c kijkt naar deelnemers aan en bezoekers van de erfgoedmanifestatie waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

De waardering die wordt gegeven voor bereik en belang van de manifestatie wordt uitgedrukt in een cijfer tussen 0 (onvoldoende) en 2 (goed). De waardering staat op zichzelf; aanvragen worden niet direct met elkaar vergeleken. De cijfers worden als volgt toegepast:

Waardering

Cijfer

Toelichting

Goed

2

De erfgoedmanifestatie trekt deelnemers en/of bezoekers uit het hele land.

Voldoende

1

De erfgoedmanifestatie trekt deelnemers uit meerdere provincies en/of bezoekers van buiten de regio waar het evenement plaatsvindt.

Onvoldoende

0

De erfgoedmanifestatie trekt deelnemers en/of bezoekers uit één provincie of regio.

d) pluriformiteit

Bij dit criterium wordt gekeken naar de toegevoegde waarde van de activiteiten aan de sector cultuurparticipatie en het erfgoeddomein waarop de manifestatie gericht is. Hiervoor wordt gekeken naar het programma en de daarin opgenomen activiteiten en het vakgebied waarop de activiteiten zich richten.

De waardering die wordt gegeven voor pluriformiteit wordt uitgedrukt in een cijfer tussen 0 (nihil) en 2 (goed). De waardering staat op zichzelf; aanvragen worden niet direct met elkaar vergeleken. De cijfers worden als volgt toegepast:

Waardering

Cijfer

Toelichting

Goed

2

De aanvrager levert met zeer onderscheidende activiteiten een zeer bijzondere bijdrage aan de sector cultuurparticipatie en het erfgoeddomein.

Voldoende

1

De aanvrager levert met onderscheidende activiteiten een bijzondere bijdrage aan de sector cultuurparticipatie en het erfgoeddomein.

Nihil

0

De aanvrager levert met weinig tot niet onderscheidende activiteiten geen bijzondere bijdrage aan de sector cultuurparticipatie en het erfgoeddomein.

Artikel 6.1. Aan de subsidie verbonden verplichtingen

In artikel 6.1, vierde lid, wordt de aanvrager verplicht op de begroting minimaal 2% van de totale activiteitenlasten te reserveren voor monitoring en evaluatie. Het Fonds hecht belang aan monitoring en evaluatie van beleid en activiteiten. Hierdoor kan er geleerd worden en waar nodig aangescherpt en verbeterd. Van de aanvrager wordt verwacht dat deze een monitorings- en evaluatiesystematiek kent, waarbij zowel de ontwikkeling en uitvoering van de activiteiten voor deelnemers en/of publiek als het functioneren van de eigen organisatie op regelmatige basis wordt gevolgd.

In artikel 6.1, vijfde lid, staat dat deelname aan bijeenkomsten en een professionaliseringstraject verplicht kan worden. Naast de reguliere bijeenkomsten van het Fonds met en voor de instellingen binnen de regeling, kan uitwisseling en begeleiding zich richten op bijvoorbeeld Fair Practice Code, Governance Code Cultuur of Code Diversiteit & Inclusie.

Artikel 6.2. Verantwoording

Subsidies dienen inhoudelijk en financieel verantwoord te worden. De inhoudelijke verantwoording bestaat uit een beschrijving van de gerealiseerde activiteiten en een overzicht van het aantal activiteiten, inclusief de plekken waar de activiteiten plaatsvonden en het aantal deelnemers of bezoekers. De financiële verantwoording gaat, indien de subsidie gelijk is aan of hoger is dan € 125.000 per jaar, vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid en de rechtmatigheid afgegeven door een accountant.

Voor de regeling wordt een handboek opgesteld en verplicht, op basis waarvan de jaarverantwoordingen ingediend dienen te worden bij het Fonds via het digitaal systeem Mijn Fonds.

Tot slot

Deze toelichting moet worden gelezen in combinatie met de Regeling meerjarige subsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2021–2024. Als u vragen hebt of meer informatie wilt, kunt u contact met ons opnemen.

Het Algemeen Subsidiereglement en het Huishoudelijk reglement van het Fonds voor Cultuurparticipatie zijn van toepassing op de subsidies die in het kader van deze regeling worden verstrekt. Het Algemeen Subsidiereglement bevat aanvullende bepalingen ten aanzien van de verantwoording, het Huishoudelijk reglement bevat onder meer nadere bepalingen inzake de advisering over ingediende aanvragen.

Naar boven