Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 2 november 2019, nr. WJZ/ 18275909, houdende wijziging van de Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten in verband met Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1503, Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1959, Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1970, Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/449 en Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1615

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1503 van de Commissie van 8 oktober 2018 tot vaststelling van maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Aromia bungii (Faldermann) te voorkomen (PbEU 2018, L 254), Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1959 van de Commissie van 10 december 2018 tot afwijking van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad wat betreft maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het schadelijk organisme Agrilus planipennis (Fairmaire) via uit Canada of de Verenigde Staten van Amerika afkomstig hout te voorkomen (PbEU 2018, L 315), Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1970 van de Commissie van 11 december 2018 tot wijziging en verlenging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/412 tot machtiging van de lidstaten om tijdelijk af te wijken van een aantal bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad ten aanzien van essenhout van oorsprong uit of verwerkt in Canada(PbEU 2018, L 316), Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/449 van de Commissie van 18 maart 2019 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/715 van de Commissie van 11 mei 2016 inzake maatregelen met betrekking tot bepaalde vruchten van oorsprong uit bepaalde derde landen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het schadelijke organisme Phyllosticta citricarpa (McAlpine) Van der Aa te voorkomen (PbEU 2019, L 77), Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1615 van de Commissie van 26 september 2019 tot vaststelling van noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het tomato brown rugose fruit virus (ToBRFV) te voorkomen (PbEU 2019, L 250) en artikel 2, eerste lid, van de Plantenziektenwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 12d wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12e

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    a. het schadelijke organisme:

    Aromia bungii (Faldermann);

    b. gevoelige planten:

    voor opplant bestemde planten met een stam- of wortelhalsdiameter van tenminste 1 centimeter op het dikste punt, met uitzondering van zaden, van Prunus spp., met uitzondering van Prunus laurocerasus L.;

    c. hout:

    hout, geheel of deels verkregen van de gevoelige planten, nader omschreven in artikel 1, onderdeel c, van uitvoeringsbesluit 2018/1503;

    d. houten verpakkingsmateriaal:

    verpakkingsmateriaal, geheel of deels verkregen van de gevoelige planten;

    e. afgebakende gebieden:

    in de Europese Unie, overeenkomstig artikel 5 van uitvoeringsbesluit 2018/1503, vastgestelde besmette zones en bufferzones;

    f. uitvoeringsbesluit 2018/1503:

    Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1503 van de Commissie van 8 oktober 2018 tot vaststelling van maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Aromia bungii (Faldermann) te voorkomen (PbEU 2018, L 254).

  • 2. Het binnenbrengen in de Europese Unie en de verspreiding van het schadelijke organisme binnen de Europese Unie is verboden.

  • 3. Een ieder stelt de Minister op de hoogte van de aanwezigheid of vermoedelijke aanwezigheid van het schadelijke organisme.

  • 4. Gevoelige planten van oorsprong uit een afgebakend gebied mogen slechts binnen de Europese Unie worden vervoerd als ze voldoen aan de voorwaarden van artikel 7 van Uitvoeringsbesluit 2018/1503.

  • 5. Hout van oorsprong uit een afgebakend gebied en hout dat zijn natuurlijke oppervlak geheel of gedeeltelijk heeft behouden en dat in een afgebakend gebied is binnengebracht mag slechts binnen de Europese Unie worden vervoerd als het voldoet aan de voorwaarden van artikel 8 van uitvoeringsbesluit 2018/1503.

  • 6. Houten verpakkingsmateriaal van oorsprong uit een afgebakend gebied mag slechts binnen de Unie worden vervoerd als het voldoet aan de voorwaarden van artikel 9 van uitvoeringsbesluit 2018/1503.

  • 7. Afval van behandeling of verwerking van hout respectievelijk houten verpakkingsmateriaal als bedoeld in artikel 8, tweede en derde lid, respectievelijk artikel 9, tweede lid, van uitvoeringsbesluit 2018/1503 wordt zodanig opgeruimd dat het schadelijk organisme zich niet buiten het afgebakende gebied kan verspreiden.

  • 8. Gevoelige planten afkomstig uit derde landen waarvan bekend is dat het schadelijke organisme er voorkomt, mogen slechts in de Unie worden binnengebracht als zij voldoen aan de specifieke invoervoorschriften als bedoeld in artikel 11 van uitvoeringsbesluit 2018/1503.

  • 9. Hout afkomstig uit derde landen waarvan bekend is dat het schadelijke organisme er voorkomt, mag slechts in de Unie worden binnengebracht als het voldoet aan de specifieke invoervoorschriften als bedoeld in artikel 12 van uitvoeringsbesluit 2018/1503.

B

Na artikel 12g wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12h

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder uitvoeringsbesluit 2016/412: Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/412 van de Commissie van 17 maart 2016 tot machtiging van de lidstaten om tijdelijk af te wijken van een aantal bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad ten aanzien van essenhout van oorsprong uit of verwerkt in Canada (PbEU 2016, L 74).

  • 2. Hout van Fraxinus L., van oorsprong uit of verwerkt in Canada, mag slechts in de Europese Unie worden binnengebracht indien het:

    • a. voldoet aan de voorwaarden van de bijlage bij uitvoeringsbesluit 2016/412 en

    • b. vergezeld gaat van een in Canada afgegeven fytosanitair certificaat als bedoeld in artikel 2 van uitvoeringsbesluit 2016/412.

C

Na artikel 12l wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12m

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    a. het schadelijke organisme:

    Phyllosticta citricarpa (McAlpine) Van der Aa, die in Richtlijn 2000/29/EG Guignardia citricarpa Kiely wordt genoemd;

    b. vruchten:

    vruchten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten van Citrus aurantium L. en Citrus latifolia Tanaka, van oorsprong uit Brazilië, Zuid-Afrika, Uruguay en Argentinië;

    c. uitvoeringsbesluit (EU) 2016/715:

    Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/715 van de Commissie van 11 mei 2016 inzake maatregelen met betrekking tot bepaalde vruchten van oorsprong uit bepaalde derde landen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het schadelijke organisme Phyllosticta citricarpa (McAlpine) Van der Aa te voorkomen (PbEU 2016, L 125).

  • 2. Vruchten, met uitzondering van vruchten die uitsluitend bestemd zijn voor de industriële verwerking tot sap, mogen slechts in de Unie worden binnengebracht overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 7 van uitvoeringsbesluit (EU) 2016/715.

  • 3. Vruchten, uitsluitend bestemd voor industriële verwerking tot sap, mogen in de Unie worden binnengebracht, vervoerd, opgeslagen en verwerkt overeenkomstig de artikelen 8 tot en met 17 van uitvoeringsbesluit (EU) 2016/715.

  • 4. Vruchten als bedoeld in het derde lid worden binnengebracht in Rotterdam en Vlissingen.

  • 5. Een importeur stelt overeenkomstig artikel 13 van uitvoeringsbesluit (EU) 2016/715 de verantwoordelijke officiële instantie van de plaats van binnenkomst voldoende van te voren in kennis van zijn intentie om vruchten, bedoeld in het derde lid, binnen te brengen.

  • 6. Een verwerker van vruchten tot sap stelt de verantwoordelijke officiële instantie voldoende van te voren in kennis van het vervoer van de vruchten van de plaats van binnenkomst naar de verwerkingslocatie of opslaglocatie en van de opslaglocatie naar de verwerkingslocatie.

  • 7. De minister verleent op verzoek een erkenning voor de verwerkingslocatie of opslaglocatie van vruchten, bedoeld in het derde lid.

  • 8. De afvalstoffen en bijproducten die overblijven na verwerking worden gebruikt of vernietigd overeenkomstig artikel 15 van uitvoeringsbesluit (EU) 2016/715.

  • 9. Een wijziging van uitvoeringsbesluit (EU) 2016/715 gaat voor de toepassing van deze regeling gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven.

D

Na artikel 12p wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12q

In afwijking van artikel 10, eerste lid, onder b, mag hout van Juglans ailantifolia Carr., Juglans Mandshurica Maxim., Ulmus davidiana Planch. en Pterocarya rhoifolia Siebold en Zucc. uit Canada en de Verenigde Staten van Amerika slechts in de Europese Unie worden binnengebracht indien het vergezeld gaat van een officiële verklaring als bedoeld in opties a) en c) van punt 2.3 van bijlage IV, deel A, rubriek I, bij Richtlijn 2000/29/EG.

E

Na artikel 12r wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12s

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    a. het schadelijke organisme:

    tomato brown rugose fruit virus (ToBRFV);

    b. gevoelige planten:

    voor opplant bestemde planten van de soorten Solanum lycopersicum L. en Capsicum annuum;

    c. uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1615:

    Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1615 van de Commissie van 26 september 2019 tot vaststelling van noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het tomato brown rugose fruit virus (ToBRFV) te voorkomen (PbEU 2019, L 250).

  • 2. Het is verboden het schadelijke organisme in te voeren en binnen Nederland te verspreiden.

  • 3. Gevoelige planten van oorsprong uit de Europese Unie mogen alleen binnen de Europese Unie worden vervoerd indien zij vergezeld gaan van een plantenpaspoort en voldoen aan de voorwaarden van artikel 5 van uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1615.

  • 4. Gevoelige planten mogen slechts in de Europese Unie worden binnengebracht indien:

    • a. zij vergezeld gaan van een fytosanitair certificaat als bedoeld in artikel 13, eerste lid, punt ii), van richtlijn 2000/29/EG;

    • b. zij voldoen aan de voorwaarden van artikel 6 van uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1615; en

    • c. zij, onverminderd artikel 12, overeenkomstig artikel 7 van uitvoeringsbesluit 2019/1615 worden geïnspecteerd op de aanwezigheid van het schadelijke organisme en geen tekenen van aanwezigheid van dat schadelijke organisme zijn gevonden.

F

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. De artikelen 12h, 12n, 12o en 12q vervallen met ingang van 1 juli 2020.

2. Het derde en vijfde lid vervallen.

3. Het achtste lid komt te luiden:

8. De artikelen 12m en 12s vervallen met ingang van 1 april 2022.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 2 november 2019

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Doel en aanleiding

Deze wijziging van de Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten geeft uitvoering aan vijf uitvoeringsbesluiten van de Europese Commissie:

2. Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1503

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1503 (noodmaatregelen Aromia bungii)

Aromia bungii (Faldermann) is een boktor, die van oorsprong uit Azië komt. Dit schadelijk organisme is niet opgenomen in bijlage I of II van Richtlijn 2000/29/EG. In Italië en Duitsland zijn uitbraken van dit schadelijk organisme vastgesteld. Een uitbraak van deze boktor kan leiden tot grote economische, sociale of milieugevolgen. Deze boktor kan via planten, hout of houten verpakkingsmateriaal van met name Prunus-soorten worden geïntroduceerd in de Europese Unie. Daarom heeft de Europese Commissie specifieke maatregelen genomen om het binnenbrengen of de verspreiding van dit organisme binnen de Unie te verbieden. De belangrijkste maatregelen zijn hieronder samengevat.

Jaarlijks moeten de lidstaten op hun grondgebied onderzoek uitvoeren naar het schadelijk organisme. Wanneer de aanwezigheid van het schadelijke organisme in een gebied wordt geconstateerd, wordt het gebied met besmette of mogelijk besmette planten afgebakend en worden de (mogelijk) besmette planten verwijderd. Rondom het gebied wordt een bufferzone met een breedte van tenminste 2 km ingesteld. Het afgebakende gebied kan worden ingeperkt tot 1 km als uitroeiing van het organisme mogelijk blijkt en voldaan wordt aan de uitroeiings- en inperkingsmaatregelen zoals beschreven in artikel 6.1 van dit Uitvoeringsbesluit.

Wanneer na onderzoek gedurende vier opeenvolgende jaren het schadelijk organisme niet meer is aangetroffen in het afgebakende gebied, kan de afbakening worden opgeheven. Blijkt na vier jaar uitroeiing van het schadelijk organisme niet meer mogelijk dan kunnen de maatregelen zich beperken tot het inperken van het schadelijk organisme (zie artikel 6.2) en moet de straal van de bufferzone uitgebreid worden tot niet minder dan 4 km.

Een gebied wordt niet afgebakend als duidelijk is dat het aangetroffen schadelijk organisme het gebied is binnengebracht met planten, hout of houten verpakkingsmateriaal die al besmet waren en het organisme zich niet heeft gevestigd of verspreid en zich om biologische redenen niet kan verspreiden of voortplanten. Ook bij een geïsoleerd geval van besmetting hoeft geen afbakening plaats te vinden. Daarbij dienen wel de maatregelen te zijn genomen conform artikel 5, lid 6 van het Uitvoeringsbesluit.

Voor voor opplant bestemde planten van Prunus spp. met een stam- of wortelhalsdiameter van 1 cm of meer op het dikste punt, en afkomstig uit afgebakende gebieden of derde landen waarvan bekend is dat het schadelijk organisme er voorkomt, geldt dat zij bij vervoer binnen de Europese Unie voorzien moeten zijn van een plantenpaspoort opgesteld en afgegeven conform Richtlijn 92/105/EEG. Daarnaast zijn voorwaarden gesteld over o.a. registratie en inspectie van de plaats van productie van deze planten. Zaden van Prunus en de soort Prunus laurocerasus L. zijn uitgezonderd van deze maatregelen.

Wanneer de hierboven bedoelde planten afkomstig uit derde landen waarvan bekend is dat het schadelijk organisme er voorkomt, de Europese Unie worden binnengebracht moeten zij op de plaats van binnenkomst of de plaats van bestemming aan officiële controles worden onderworpen. De toegepaste inspectiemethoden moeten ervoor zorgen dat tekenen van het schadelijk organisme worden opgespoord. Deze planten moeten bij binnenkomst voorzien zijn van een certificaat als bedoeld in Richtlijn 2000/29/EG, artikel 13, lid 1,ii. Dit certificaat bevat aanvullende informatie over onder meer de plaats van productie.

Het vervoer binnen de Europese Unie van hout dat afkomstig is van Prunus uit een afgebakend gebied of hout dat zijn natuurlijke oppervlak geheel of deels heeft behouden en dat in een afgebakend gebied is binnengebracht, wordt verboden. Wanneer het bedoelde hout echter voorzien is van een plantenpaspoort opgesteld en afgegeven overeenkomstig Richtlijn 92/105/EEG geldt een uitzondering. Het plantenpaspoort wordt alleen afgegeven als het hout in kwestie aan één van de volgende voorwaarden voldoet. Het hout moet zijn ontdaan van bast en een warmtebehandeling hebben ondergaan. Deze behandeling moet blijken uit een merkteken op het hout. Of het hout moet een ioniserende straling hebben ondergaan. Ook voor hout dat verwerkt is tot stukken (plakjes, spanen, schaafsel, resten etc.) geldt dat het vergezeld moet gaan van een plantenpaspoort opgesteld en afgegeven overeenkomstig Richtlijn 92/105/EEG. De stukken hout mogen maximaal een dikte en breedte hebben van 2,5 cm, moeten van bast zijn ontdaan en een warmtebehandeling hebben ondergaan. Hout of stukken hout afkomstig uit een derde land waarvan bekend is dat deze boktor daar voorkomt, moet voorzien zijn van een certificaat conform artikel 13, lid 1, ii), van Richtlijn 2000/29/EG met een aanvullende verklaring over de behandelingen die dit hout heeft ondergaan. Daarnaast moet er een verklaring van de plantenziektekundige dienst van het land van oorsprong aanwezig zijn waaruit blijkt dat dit hout uit een gebied komt waar het schadelijk organisme niet voorkomt.

Houten verpakkingsmateriaal uit een afgebakend gebied mag alleen worden vervoerd als het een goedgekeurde behandeling heeft ondergaan en voorzien is van een merkteken zoals vermeld in bijlage I en II bij internationale norm nr. 15 van de FAO voor fytosanitaire maatregelen inzake Regulation of wood packaging material in international trade.

3. Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1959

Aan de import van diverse houtsoorten, zoals vermeld in artikel 12q uit (onder meer) de Verenigde Staten van Amerika (VS) en uit Canada worden specifieke eisen gesteld in punt 2.3 van bijlage IV, deel A, rubriek I, bij Richtlijn 2000/29/EG. Deze eisen moeten garanderen dat de schadelijke Agrilus planipennis (Fairmaire) (essenprachtkever), die in deze landen voorkomt, niet in de Europese Unie wordt geïntroduceerd.

Het betreffende hout uit de genoemde landen mag alleen de Europese Unie worden binnengebracht als het vergezeld gaat van een officiële verklaring als bedoeld in punt 2.3 van bijlage IV, deel A, rubriek I, bij Richtlijn 2000/29/EG.

In het punt 2.3 staan drie opties benoemd waaronder het is toegestaan dit hout de EU binnen te brengen.

Het hout moet afkomstig zijn uit een gebied dat vrij is van het schadelijk organisme Agrilus planipennis (Fairmaire) (optie a) of het hout moet een ioniserende stalingsbehandeling hebben ondergaan (optie c).

Optie b vereist dat het hout ontdaan moet zijn van schors en 2,5 cm hout rondom de stam verwijderd moet zijn. Tijdens twee audits in 2018 in de Verenigde Staten en in Canada heeft de Europese Commissie vastgesteld dat deze eis niet goed uitvoerbaar is. Omdat een stam nooit helemaal recht is, is het lastig te meten of er exact 2,5 cm hout rondom een stam is verwijderd. Om die reden is besloten de import van hout uit Canada en de VS onder optie b niet langer mogelijk te laten zijn.

Dit besluit vervalt per 1 juli 2020.

4. Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1970

Sinds 2016 zijn bijzondere voorwaarden gesteld aan het binnenbrengen in de Europese Unie van essenhout, afkomstig uit Canada. Deze maatregelen moeten waarborgen dat dit hout vrij is van het schadelijk organisme Agrilus planipennis Fairmaire (essenprachtkever).

Mede op basis van informatie verkregen uit een audit die in 2018 in Canada is uitgevoerd, heeft de Commissie geconstateerd dat de maatregelen moeten worden gecontinueerd. Daarnaast worden enkele aanvullende voorwaarden gesteld. Onder meer over de extra informatie die op het in Canada afgegeven fytosanitair certificaat, dat bij de zending hout aanwezig moet zijn, vermeld moet staan. Ook worden voorwaarden gesteld aan het toezicht op erkende zagerijen die dit hout verwerken. Dit toezicht houdt nu in dat elke faciliteit maandelijks geïnspecteerd wordt door het Canadian Food Inspection Agency (CFIA) of een door het CFIA erkende instantie. Als aanvullende eis wordt gesteld dat wanneer de inspectie door een erkende instantie wordt uitgevoerd, één keer in de zes maanden een audit door het CFIA moet plaatsvinden. Daarnaast moet elke partij van het betreffende hout voorafgaand aan export geïnspecteerd worden door CFIA of een door het CFIA erkende instantie om te waarborgen dat voldaan is aan de eisen voor de verwerking van het hout en de etikettering van het hout, zoals vermeld in de bijlage bij uitvoeringsbesluit (EU) 2016/412.

Deze maatregelen zijn van kracht tot en met 30 juni 2020.

5. Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/449

Sinds mei 2016 gelden noodmaatregelen voor import van citrus uit Zuid Afrika, Uruguay en Brazilië vanwege het schadelijk organisme Phyllosticta citricarpa. In 2017 is Argentinië toegevoegd aan de landen waarvoor importmaatregelen voor citrus gelden. Deze maatregelen zijn niet alleen van toepassing op de importen van vers citrusfruit, maar ook voor citrusfruit bestemd voor de industriële verwerking tot sap.

De Commissie handhaaft de noodmaatregelen gezien het aantal onderscheppingen van Phyllosticta citricarpa in de afgelopen drie jaar. Bovendien hebben de lidstaten in 2018 bij importinspecties van citrusvruchten uit Brazilië een aanzienlijk aantal onderscheppingen van het betreffende schadelijke organisme gemeld. Daarom zijn de eisen voor het binnenbrengen van citrusvruchten uit Brazilië in de Europese Unie aangescherpt. Citrusvruchten uit Brazilië moeten aan dezelfde importeisen gaan voldoen als de citrusvruchten uit Argentinië, Zuid-Afrika en Uruguay. Dit betekent dat op deze vruchten uit Brazilië bij de invoer of op de plaats van bestemming een visuele inspectie moet plaatsvinden. De inspectie moet worden uitgevoerd op een monster van ten minste 200 van deze vruchten per 30 ton, of een deel daarvan.

Daarnaast moeten citrusvruchten uit Brazilië bij import voorzien zijn van een fytosanitair certificaat waarop de specifieke informatie staat vermeld over de teelt en de behandeling voor en na de oogst van deze vruchten, zoals vermeld in artikel 5 bis van uitvoeringsbesluit EU 2016/715.

Het oorspronkelijke artikel 12m was van kracht tot 1 april 2019; na deze datum verviel dit artikel. In deze wijziging van de RIUVP is het artikel opnieuw opgenomen.

De maatregelen zijn van kracht tot 1 april 2022.

6. Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1615

Het schadelijk organisme ToBRFV komt tot op heden niet voor in de bijlagen I of II van Richtlijn 2000/29/EG. Recent zijn er uitbraken van dit virus in Duitsland en Italië geweest. Gebleken is dat het hier een virus met een hoog fytosanitair risico betreft, met name voor Solanum lycopersicum L. (tomaat) en Capsicum annuum (o.a. paprika). De Europese Commissie heeft daarom met ingang van 1 november 2019 dit virus de quarantainestatus toegekend en noodmaatregelen opgesteld om het binnenbrengen en verspreiden van dit virus in de Europese Unie te voorkomen. Deze noodmaatregelen stellen onder meer eisen aan het verkeer binnen de Unie van voor opplant bestemde planten van Solanum lycopersicum L. en Capsicum annuum (verder: voor opplant bestemde planten), die van oorsprong uit het grondgebied van de Unie komen. Deze voor opplant bestemde planten moeten vergezeld zijn van een plantenpaspoort dat opgesteld en afgegeven is overeenkomstig Richtlijn 92/105/EEG en van oorsprong afkomstig zijn uit gebieden waar ToBRFV niet voorkomt. Voor voor opplant bestemde planten, met uitzondering van zaden, geldt tevens dat zij afkomstig moeten zijn van een productielocatie waarvan op basis van officiële inspecties bekend is dat ToBRFV er niet voorkomt, en dat de planten voortkomen uit zaden uit gebieden die vrij zijn van ToBRFV of zaden die volgens officiële methoden op ToBRFV zijn getest en vrij bevonden zijn van dit organisme. Op zaaizaden moeten officiële bemonsteringen en tests op ToBRFV zijn uitgevoerd en de zaden dienen vrij te zijn bevonden van ToBRFV.

Daarnaast gelden er eisen voor het in de Unie importeren van voor opplant bestemde planten van Solanum lycopersicum L. en Capsicum annuum. Deze planten moeten voorzien zijn van een fytosanitair certificaat conform Richtlijn 2000/29/EG artikel 13, lid 1, punt ii) en voldoen aan de volgende vereisten. De voor opplant bestemde planten zijn van oorsprong uit een derde land of een gebied dat door nationale plantenziektekundige organisatie vrij is bevonden van ToBRFV en deze verklaring, respectievelijk de naam van het gebied is op het fytosanitair certificaat vermeld.

Voor opplant bestemde planten, met uitzondering van zaden, uit andere derde landen of gebieden dan de derde landen en gebieden zoals hiervoor bedoeld, moeten voldoen aan de volgende eisen. Deze planten moeten zijn geproduceerd op een productielocatie die is geregistreerd door en onder toezicht staat van de nationale plantenziektekundige dienst van het land van oorsprong en de locatie moet vrij zijn bevonden van ToBRFV op basis van officiële inspecties. Deze planten komen voort uit zaden uit gebieden die vrij zijn van ToBRFV of via officiële toetsing op ToBRFV vrij zijn bevonden van het schadelijk organisme. De verwijzing naar de test wordt opgenomen onder de rubriek ‘Aanvullende verklaring’ van het fytosanitair certificaat. Bovendien moet traceerbaar zijn waar de planten zijn geproduceerd.

Voor zaaizaad dat wordt geïmporteerd uit andere derde landen of gebieden, geldt dat het zaad vrij moet zijn van ToBRFV door de uitvoering van officiële bemonsteringen en tests op dit virus. De verwijzing naar de test wordt opgenomen onder de rubriek ‘Aanvullende verklaring’ van het fytosanitair certificaat.

Alle zendingen van voor opplant bestemde planten die in de Unie geïmporteerd worden, moeten op de plaats van binnenkomst of de plaats van bestemming officieel worden gecontroleerd op basis van Richtlijn 2004/103/EG.

Deze maatregelen zijn tot en met 31 maart 2022 van kracht.

7. Regeldruk

Noodmaatregelen Aromia bungii

De noodmaatregelen voor het schadelijk organisme Aromia bungii kunnen tot regeldrukeffecten voor Nederlandse ondernemers in de plantaardige sector leiden. In Nederland zijn geen afgebakende gebieden ingesteld, omdat het schadelijk organisme hier niet aanwezig is. Nederlandse ondernemers hebben dus niet te maken met regeldrukeffecten als gevolg van de instelling van afgebakende gebieden in Nederland. Zij kunnen wel te maken krijgen met regeldrukeffecten als zij voor opplant bestemde planten van Prunus spp. uit afgebakende gebieden in de Unie of uit derde landen waar het schadelijk organisme voorkomt, willen importeren. Bij binnenkomst in Nederland van dergelijke planten uit de hierboven genoemde gebieden zal gecontroleerd moeten worden of zij voorzien zijn van een plantenpaspoort opgesteld en afgegeven conform Richtlijn 92/105/EEG, dan wel voorzien zijn van een certificaat als bedoeld in Richtlijn 2000/29/EG, artikel 13, lid 1,ii met een aanvullende verklaring. Planten van Prunus spp. zijn reeds inspectieplichtig. De regeldruk wordt dan ook veroorzaakt door een langere inspectietijd om te verifiëren of aan de administratieve verplichtingen is voldaan. Bij planten uit derde landen moet de inspectiemethode zodanig zijn dat tekenen van het schadelijk organisme worden opgespoord. Dit leidt tot een intensievere inspectie.

Een uur extra inspectietijd bedraagt ongeveer € 96,–. Het is niet aan te geven wat de totale kosten voor de extra inspectietijd als gevolg van de maatregelen voor voor opplant bestemde planten van Prunus spp. voor Nederlandse ondernemers zullen zijn, omdat niet bekend is of ondernemers dergelijke planten uit afgebakende gebieden dan wel derde landen waar dit schadelijk organisme voorkomt, importeren. Het is aannemelijk dat deze importen gezien de risico’s beperkt tot nihil zullen zijn.

Het bovenstaande geldt ook voor hout (waaronder hout dat verwerkt is tot stukken) afkomstig van Prunus spp.. Dergelijk hout uit afgebakende gebieden moet voorzien zijn van een plantenpaspoort conform Richtlijn 92/105/EEG. Hout uit derde landen waar het schadelijk organisme voorkomt, moet voorzien zijn van een certificaat als bedoeld in Richtlijn 2000/29/EG, artikel 13, lid 1,ii met een aanvullende verklaring over o.a. de behandelingen die het hout heeft ondergaan.

Stopzetten import ontschorst essenhout uit de Verenigde Staten en Canada

De Europese Commissie heeft bepaald dat essenhout uit de Verenigde Staten en Canada dat ontdaan is van schors en 2,5 cm hout rondom de stam niet langer in de Europese Unie mag worden geïmporteerd. Het niet kunnen importeren van dit specifieke hout leidt niet tot regeldrukeffecten voor Nederlandse bedrijven.

Derogatie import essenhout uit Canada

De aanpassing van de vereisten voor de import van essenhout uit Canada hebben geen effect op de regeldruk voor bedrijven in Nederland die dit hout importeren. Wel voor de bedrijven in Canada, omdat zij aan de hierboven beschreven maatregelen moeten voldoen. Het essenhout moet voorzien zijn van een fytosanitair certificaat dat in Canada is afgegeven. Bij import van dit hout wordt de aanwezigheid daarvan door de inspectie gecontroleerd. De importeurs in Nederland moeten dit certificaat enige tijd bewaren in de bedrijfsadministratie. De bewaarplicht van het certificaat alsmede de inspectie bij import zijn bestaande eisen waaraan de importeurs van dit hout al langere tijd moeten voldoen. Daarom is er geen sprake van een toename in regeldruk.

Aanpassing en verlenging van noodmaatregelen voor citrusvruchten i.v.m. Phyllosticta citricarpa

Het EU uitvoeringsbesluit over de noodmaatregelen voor citrus leidt tot een beperkte toename van de regeldruk voor die Nederlandse bedrijven die Braziliaanse citrusvruchten importeren.

De verlenging van dit uitvoeringsbesluit regelt een verlenging met drie jaar van de huidige maatregelen op citrusfruit uit Argentinië, Brazilië, Zuid-Afrika en Uruguay. Daarbij worden voor citrusvruchten uit Brazilië de maatregelen op onderdelen aangescherpt o.a. met betrekking tot de uitvoering van de inspectie bij import. De import van citrusvruchten uit Brazilië is al inspectieplichtig. De aangescherpte maatregelen voor Brazilië leiden met name tot een intensivering van de inspecties, omdat er een visuele inspectie moet plaatsvinden op een monster van ten minste 200 vruchten per 30 ton, of een deel daarvan. Dit zal leiden tot meer tijdsinzet voor een inspectie. Naast het reguliere starttarief voor iedere fytosanitaire inspectie (€ 50,56, tarievenlijst 2019 Kwaliteits-Controle-Bureau) wordt een inspectietarief van € 1,58 per minuut berekend. Een visuele inspectie zoals in deze regeling beschreven neemt enige tijd in beslag, maar is mede afhankelijk van de omvang van de aangeleverde partijen.

Noodmaatregelen Tomato brown rugose fruit virus (ToBRFV)

De noodmaatregelen voor ToBRFV leiden tot regeldrukeffecten voor ondernemers in de plantaardige sector.

Plantenkwekers, die voor opplant bestemde planten van Solanum lycopersicum L. en Capsicum annuum in het verkeer binnen de Unie willen brengen, zullen aan de daarvoor geldende eisen moeten voldoen. Aangezien het virus sinds 15 oktober 2019 formeel in Nederland is vastgesteld, moeten bedrijven tenminste zorgdragen voor een vrije productieplaats en daarnaast zaden gebruiken die vooraf getoetst zijn of afkomstig uit een vrij gebied. Toetsing van de betreffende zaden is reeds een standaardprocedure voor zaadbedrijven. Voornaamste wijziging is de wijze van toetsing van deze zaden. De zaadbedrijven zullen dit moeten inpassen in hun bestaande procedures.

Voor zaadproducenten geldt een nieuwe plantenpaspoort plicht voor zaden van Capsicum annuum. Deze zijn op dit moment niet paspoort plichtig. Deze wijziging was tevens al voorzien vanuit de nieuwe Plantengezondheidsverordening en zou anders pas ingaan per 14 december 2019. Dit heeft nagenoeg geen effecten op de regeldruk voor zaadbedrijven, aangezien deze zelfde bedrijven al een planten paspoort verplichting kennen voor zaad van Solanum lycopersicum. De bedrijven zelf hoeven zich niet te laten registreren. Wel betekent dit dat bedrijven zaden die in het verkeer worden gebracht nieuw moeten etiketteren met een plantenpaspoort.

Voor importeurs van voor opplant bestemde planten van Solanum lycopersicum L. en Capsicum annuum in de Unie is er geen verandering van regeldruk ten aanzien van import controles. Alleen zaden van deze planten zijn toegestaan bij import en hiervoor geldt nu al een verplichting voor inspectie. Voornaamste nieuwe regeldruk voor importeurs van betreffende zaden is het zorgdragen voor een passende garantie, waaronder de mogelijkheid van toetsing van het zaad. Hiertoe kan een toetsuitslag gebruikt worden van een laboratorium die door de autoriteiten van het derde land wordt erkend; het kan ook het laboratorium betreffen van onafhankelijke laboratoria. Een praktijk die nu al wordt toegepast door de betreffende zaadbedrijven.

Voor vruchtentelers van betreffende planten geldt de verplichting tot voorkomen van verspreiding van het virus. Deze regeldruk treft telers en pakstations waar het virus is vastgesteld, waarbij zij hygiënemaatregelen onder toezicht moeten nemen.

8. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt gepubliceerd. Voor de uitvoering in regelgeving van de Europese besluiten hoeft niet te worden aangesloten bij een vast verandermoment, zoals opgenomen in het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309). Het kabinetsbeleid biedt de mogelijkheid af te wijken van vaste verandermomenten indien nodig voor uitvoering of implementatie van Europese regelgeving.

II. TRANSPONERINGSTABEL

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1503

Bepalingen ter uitvoering van het uitvoeringsbesluit

Artikel 1

Artikel I (artikel 12e, lid 1, Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten)

Artikel 2

Artikel I (artikel 12e, lid 2, Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten)

Artikel 3

Artikel I (artikel 12e, lid 3, Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten)

Artikel 4

Behoeft naar zijn aard geen uitvoering in Nederlandse regelgeving

Artikel 5

Behoeft naar zijn aard geen uitvoering in Nederlandse regelgeving

Artikel 6

Behoeft naar zijn aard geen uitvoering in Nederlandse regelgeving

Artikel 7

Artikel I (artikel 12e, lid 4, Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten)

Artikel 8

Artikel I (artikel 12e, lid 5 en 7, Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten)

Artikel 9

Artikel I (artikel 12e, lid 6 en 7, Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten)

Artikel 10

Behoeft naar zijn aard geen uitvoering in Nederlandse regelgeving

Artikel 11

Artikel I (artikel 12e, lid 8, Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten)

Artikel 12

Artikel I (artikel 12e, lid 9, Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten)

Artikel 13

Behoeft naar zijn aard geen uitvoering in Nederlandse regelgeving

Artikel 14

Artikel I en II

Artikel 15

Behoeft naar zijn aard geen uitvoering in Nederlandse regelgeving

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1959

Bepalingen ter uitvoering van het uitvoeringsbesluit

Artikel 1

Artikel I (artikel 12q Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten)

Artikel 2

Artikel I (artikel 23, lid 2, Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten)

Artikel 3

Behoeft naar zijn aard geen uitvoering in Nederlandse regelgeving

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1970

Bepalingen ter uitvoering van het uitvoeringsbesluit

Artikel 1

Artikel I (artikel 12h Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten)

Artikel 2

Artikel I (artikel 23, lid 2, Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/449

Bepalingen ter uitvoering van het uitvoeringsbesluit

Artikel 1

Artikel I (artikel 12m en artikel 23, lid 8, Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten)

Artikel 2

Behoeft naar zijn aard geen uitvoering in Nederlandse regelgeving

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1615

Bepalingen ter uitvoering van het uitvoeringsbesluit

Artikel 1

Artikel I (artikel 12s, lid 1, Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten)

Artikel 2

Artikel I (artikel 12s, lid 2, Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten)

Artikel 3

Behoeft naar zijn aard geen uitvoering in Nederlandse regelgeving

Artikel 4

Behoeft naar zijn aard geen uitvoering in Nederlandse regelgeving

Artikel 5

Artikel I (artikel 12s, lid 3, Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten)

Artikel 6

Artikel I (artikel 12s, lid 4 onder a en b, Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten)

Artikel 7

Artikel I (artikel 12s, lid 4 onder c, Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten)

Artikel 8

Artikel II

Artikel 9

Artikel I (artikel 23, lid 8, Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten)

Artikel 10

Behoeft naar zijn aard geen uitvoering in Nederlandse regelgeving

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven