Besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 1 februari 2019, nr. IENW/BSK-2019/16637, tot instelling van het Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing Infrastructuur en Waterstaat

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011 en op de artikelen 10:3, 10:9, eerste lid, 10:11 en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

DCC-IenW:

Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing Infrastructuur en Waterstaat;

ministerie:

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat;

OCM-IenW:

Overleg Crisismanagement Infrastructuur en Waterstaat.

Artikel 2

  • 1. De directeur-generaal Rijkswaterstaat wordt aangewezen als portefeuillehouder crisisbeheersing van het ministerie binnen de bestuursraad van het ministerie.

  • 2. Aan de portefeuillehouder crisisbeheersing van het ministerie wordt het tot stand brengen van een samenhangend crisisbeheersingsbeleid van het ministerie opgedragen.

  • 3. De portefeuillehouder crisisbeheersing van het ministerie legt aan de bestuursraad van het ministerie verantwoording af over het functioneren van het DCC-IenW.

Artikel 3

  • 1. Er is een DCC-IenW.

  • 2. Het DCC-IenW staat onder leiding van het hoofd DCC-IenW.

  • 3. Het hoofd DCC-IenW legt over het gevoerde crisisbeheersingsbeleid verantwoording af aan de portefeuillehouder crisisbeheersing van het ministerie.

  • 4. De werkwijze van het DCC-IenW staat beschreven in het Handboek Crisisbeheersing van het DCC-IenW.

Artikel 4

Het DCC-IenW heeft tot taak het fungeren als het departementaal coördinatiecentrum voor crisisbeheersing en het zijn van knooppunt van en voor de informatievoorziening bij crises of een dreiging daarvan. Daartoe is het DCC-IenW in ieder geval verantwoordelijk voor:

  • a. het ontwikkelen en implementeren van een samenhangend departementaal crisisbeheersingsbeleid;

  • b. het inrichten en beheren van een departementale crisisbeheersingsorganisatie en de aansluiting van de diensten van het ministerie daarop;

  • c. het inrichten en beheren van een piketorganisatie die permanent bereikbaar is;

  • d. het inrichten en beheren van een structuur voor informatiecoördinatie bij een crisis of de dreiging daarvan;

  • e. het bewaken van het proces en het coördineren van informatiestromen bij een crisis of de dreiging daarvan;

  • f. het zo nodig opschalen van de departementale crisisbeheersingsstructuur;

  • g. het faciliteren van overlegstructuren en adviesnetwerken omtrent crisisbeheersing;

  • h. het coördineren van het opleiden, trainen en oefenen van de departementale crisisbeheersingsorganisatie en het opstellen van een beleidsplan daarvoor;

  • i. het verzorgen van de aansluiting van de diensten van het ministerie op de nationale crisisorganisatie, onder meer door het fungeren als centraal contactpunt met het Nationaal Centrum Crisisbeheersing en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid bij crises en terreuraanslagen of de dreiging daarvan;

  • j. het inrichten en beheren van een projectorganisatie Grootschalige Evenementen en het vervullen van de rol van projectcoördinator bij een crisis of de dreiging daarvan, indien het Handboek Grootschalige Evenementen wordt geactiveerd;

  • k. het inrichten en beheren van een interdepartementale crisisbeheersingsorganisatie ten behoeve van het nemen van stralingsbeschermende maatregelen bij een ongeval met een categorie A-object als bedoeld in artikel 38 van de Kernenergiewet en de aansluiting daarvan op de nationale crisisstructuur, alsmede het coördineren van vragen vanuit het ministerie en de nationale crisisstructuur aan de voorzitter van het Crisis Expert Team straling en nucleair;

  • l. het zorgdragen voor en zo nodig geven van opdrachten aan de Milieu Ongevallen Dienst van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu;

  • m. het zorgdragen voor de inrichting, werking en kwaliteitsborging van het Landelijk Laboratorium Netwerk terreuraanslagen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu;

  • n. het zorgdragen voor de inrichting, werking en kwaliteitsborging van het Crisis Expert Team milieu en drinkwater, alsmede het coördineren van vragen vanuit het ministerie en de nationale crisisstructuur aan de voorzitter daarvan;

  • o. het fungeren als eerste aanspreekpunt binnen het ministerie voor inkomende en uitgaande bijstandsverzoeken om operationele ondersteuning van of door het ministerie, bij een incident, calamiteit of crisis of de dreiging daarvan, voor zover deze verzoeken worden ingediend via het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid;

  • p. het inrichten en beheren van het piketnummer van het DCC-IenW ten behoeve van het meldpunt Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen en de onverwijlde doormelding van meldingen naar de Inspectie Leefomgeving en Transport;

  • q. het (laten) uitvoeren van evaluaties van de crisisbeheersing bij daadwerkelijk opgetreden crises.

Artikel 5

  • 1. Binnen het ministerie fungeert het OCM-IenW.

  • 2. In het OCM-IenW zijn met hun crisiscoördinatoren in ieder geval vertegenwoordigd:

    • a. de directoraten-generaal van het ministerie;

    • b. de hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

    • c. de directie Communicatie;

    • d. het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut;

    • e. de Inspectie Leefomgeving en Transport;

    • f. ProRail;

    • g. de LVNL;

    • h. de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming;

    • i. indien wenselijk, andere diensten van het ministerie of andere bestuurs- of adviesorganen die functioneren binnen de beleidsterreinen van het ministerie.

  • 3. Het hoofd DCC-IenW is voorzitter van het OCM-IenW.

Artikel 6

  • 1. Aan de portefeuillehouder crisisbeheersing van het ministerie wordt mandaat verleend om, in voorafgaand overleg met de betrokken directeur-generaal en met inachtneming van een instructie van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, verzoeken als bedoeld in artikel 4, onderdeel o, af te doen, mits de begrote kosten niet meer dan € 1 miljoen bedragen.

  • 2. Aan de portefeuillehouder crisisbeheersing van het ministerie wordt machtiging verleend om alle handelingen ter voorbereiding en ter uitvoering van de aanvraag tot steunverlening, bedoeld in het eerste lid, te verrichten.

  • 3. De portefeuillehouder crisisbeheersing van het ministerie kan met betrekking tot zijn bevoegdheden, bedoeld in het tweede lid, machtiging verlenen aan een functionaris van het DCC-IenW.

Artikel 7

Dit besluit wordt elke vijf jaar geëvalueerd.

Artikel 8

Het Besluit DCC-V&W wordt ingetrokken.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit tot instelling van het Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (DCC-IenW) formaliseert de samenvoeging van de crisisorganisaties van de voormalige Ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (DCC-VROM) en Verkeer en Waterstaat (DCC-V&W), alsmede de crisisorganisatie van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Sinds 1 april 2012 zijn de voormalige DCC’s samengevoegd tot het toenmalige DCC-IenM, inmiddels het DCC-IenW, als coördinatiecentrum crisisbeheersing van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: het ministerie). Per 1 januari 2017 is de crisisorganisatie van de ILT toegevoegd aan het DCC. Het besluit tot instelling van het voormalige DCC-V&W, het Besluit DCC-V&W, wordt bij dit besluit ingetrokken (artikel 8 van het onderhavige besluit).

Het DCC-IenW is het departementaal coördinatiecentrum voor crisisbeheersing en het knooppunt van en voor de informatievoorziening bij crises of de dreiging daarvan op de beleidsterreinen van het ministerie. Zij wordt geacht voor elk type crisis binnen één of meer beleidsterreinen van het ministerie ingezet te kunnen worden, zoals vliegtuigcrashes, grootschalige rampen met gevaarlijke stoffen, drinkwatertekorten, overstromingen, verkeersinfarcten, weeralarmen, maar ook nucleaire stralingsongevallen en terrorisme. De uitvoering van de werkzaamheden van het DCC-IenW is hoofdzakelijk gericht op Nederland en aangrenzende landen. Er wordt echter ook geanticipeerd op crises in Caribisch Nederland en de andere autonome landen binnen het Koninkrijk.

Organisatie DCC-IenW (artikel 2)

Het DCC-IenW is ingesteld ten behoeve van het gehele ministerie. Het hoofd DCC-IenW legt over het gevoerde beleid en de werkzaamheden van het DCC-IenW op het gebied van crisisbeheersing verantwoording af aan de portefeuillehouder crisisbeheersing van het ministerie, zijnde de directeur-generaal Rijkswaterstaat. Deze legt als portefeuillehouder aan de bestuursraad van het ministerie verantwoording af over het functioneren van het DCC-IenW. Het DCC-IenW fungeert in feite als stafafdeling ten behoeve van de portefeuillehouder. Het jaarplan crisisbeheersing wordt overlegd aan de bestuursraad van het ministerie.

Lokale of regionale situaties, ongevallen, incidenten of gebeurtenissen worden in de meeste gevallen opgevangen door de op dat niveau opererende overheden (zoals de gemeente, de veiligheidsregio en het waterschap). Dit geldt ook voor organisaties met specifieke (lokale) belangen (zoals Schiphol, ProRail of drinkwaterbedrijven). Afhankelijk van de aard en de reikwijdte van deze gebeurtenissen kunnen bovenregionale of nationale belangen waarvoor het ministerie verantwoordelijk is, geraakt worden. Dan is het van belang dat een faciliteit is ingericht voor het monitoren van de ontwikkelingen en gevolgen. Daartoe onderhoudt het DCC-IenW een piketorganisatie (zie artikel 4, onderdeel c).

Binnen het reguliere proces van het DCC-IenW vindt een constante monitoring en duiding plaats van relevante signalen op het gebied van crisisbeheersing. Deze signalen betreffen meldingen van Rijkswaterstaat en crisispartners, zoals meldkamers van het Nationaal Crisiscentrum (NCC), de veiligheidsregio’s en andere departementale coördinatiecentra crisisbeheersing. Uitgangspunt daarbij is dat in beginsel elk incident, elke calamiteit en elke ramp een beleidsterrein van het ministerie kan raken. Daarnaast zijn er binnen de beleidsterreinen van het ministerie enkele crisispartners, zoals drinkwaterbedrijven, ProRail, Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) en de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) waarmee wordt samengewerkt. Bovendien wordt informatie gehaald of verkregen van andere partners binnen het netwerk, zoals de ILT.

Taak en verantwoordelijkheden van het DCC-IenW (artikel 3)

Het DCC-IenW heeft primair tot taak het fungeren als het departementaal coördinatiecentrum voor crisisbeheersing en het zijn van knooppunt van en voor de informatievoorziening bij crises of een dreiging daarvan. Om invulling en uitvoering te geven aan deze algemene taak heeft het DCC-IenW een aantal specifieke verantwoordelijkheden, die hieronder worden toegelicht. De werkwijze van het DCC-IenW staat beschreven in het Handboek Crisisbeheersing. Dit handboek wordt regelmatig, maar minimaal eens in de drie jaar, geëvalueerd en waar nodig geactualiseerd. Het Handboek legt op hoofdlijnen de verantwoordelijkheden en kerntaken vast van de belangrijkste actoren binnen de departementale crisisstructuur.

Departementaal crisisbeheersingsbeleid (artikel 4, onderdeel a)

Het DCC-IenW is verantwoordelijk voor een samenhangend departementaal crisisbeheersingsbeleid. De hoofdlijnen van het crisisbeheersingsbeleid en de departementale crisisorganisatie zijn vastgelegd in het Handboek Crisisbeheersing van het DCC-IenW.

Departementale crisisbeheersingsorganisatie (artikel 4, onderdeel b)

Het DCC-IenW is verantwoordelijk voor de inrichting en het beheer van een departementale crisisbeheersingsorganisatie en de aansluiting daarop van de diensten die onderdeel zijn van (de hoofdstructuur van) het ministerie.

Onder departementale crisisorganisatie wordt de organisatiestructuur verstaan waarbinnen de coördinatie en besluitvorming plaatsvindt over het geheel van maatregelen, communicatie en voorzieningen die het ministerie treffen. Dit gebeurt in samenwerking met de diensten die onderdeel zijn van het ministerie, waaronder ook de ILT en Rijkswaterstaat als agentschappen van het ministerie. Waar nodig wordt samengewerkt met publieke en private netwerkpartners. Het DCC-IenW is verantwoordelijk voor een samenhangende, integrale crisisbeheersingsorganisatie.

Dit wordt gerealiseerd door het opstellen van een organisatieplan crisisbeheersing per dienst of directoraat-generaal, waarmee de relatie op het gebied van crisisbeheersing tussen de diensten van de hoofdstructuur van het ministerie en het DCC-IenW wordt vormgegeven. Het DCC-IenW adviseert de diensten bij de vaststelling van een crisisorganisatieplan en bewaakt de samenhang met het Handboek Crisisbeheersing.

Voor de departementale crisisbeheersingsorganisatie is aansluiting met het directoraat-generaal Luchtvaart en Maritieme Zaken, het directoraat-generaal Milieu en Internationaal, het directoraat-generaal Mobiliteit, het directoraat-generaal Water en Bodem, de hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, de directie Communicatie, het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, de ILT en Rijkswaterstaat noodzakelijk (zie ook artikel 5, tweede lid).

Piketorganisatie (artikel 4, onderdeel c)

Het DCC-IenW is verantwoordelijk voor de inrichting en het beheer van een piketorganisatie die continu – 24 uur per dag en 365 dagen per jaar – bereikbaar en beschikbaar is. De piketorganisatie is onderdeel van de departementale crisisorganisatie en daarmee van het DCC-IenW. De piketorganisatie bestaat uit een fungerend hoofd (hoofd piket), een crisismanager en een medewerker crisisbeheersing.

Informatiecoördinatie en procesbewaking (artikel 4, onderdelen d en e)

Het DCC-IenW is verantwoordelijk voor de inrichting en het beheer van een structuur voor informatiecoördinatie, alsmede procesbewaking en de daadwerkelijke uitvoering van de informatiecoördinatie bij een crisis of de dreiging daarvan. Het DCC-IenW werkt vanuit de basisopvatting dat crisisbeheersing netwerkmanagement is. Het onderhoudt daartoe niet alleen relaties met diensten die onderdeel zijn van het ministerie, maar ook met zogenaamde ketenpartners en regionale, departementale, nationale, overzeese en internationale crisispartners. Ten behoeve van haar rol als informatiecoördinator richt het DCC-IenW informatielijnen in met deze partners. Het DCC-IenW beheert ten behoeve van deze taak een crisismanagementsysteem. In samenwerking met (crisis)coördinatoren van binnen en buiten het ministerie (zie bijvoorbeeld artikel 5, tweede lid) worden de aard, omvang en ernst van de signalen beoordeeld, gevalideerd, geduid en ingeschat op bestuurlijk-politieke relevantie. Zo nodig wordt de informatie doorgezet binnen het ministerie.

Opschaling, overlegstructuren en adviesnetwerken (artikel 4, onderdelen f en g)

Het DCC-IenW is verantwoordelijk voor de opschaling van de departementale crisisbeheersingstructuur en het faciliteren van de verschillende crisisbeheersingsoverlegstructuren en adviesnetwerken. Deze structuur voorziet in een basisbezetting DCC, een Voorbereidingsgroep en een Coördinatiegroep, zoals beschreven in het Handboek Crisisbeheersing.

De door de piketorganisatie verkregen informatie kan naar aard, reikwijdte en urgentie leiden tot het opschalen van de departementale crisisorganisatie naar een basisbezetting van het DCC-IenW. Als meerdere beleidsterreinen binnen het ministerie worden geraakt en er tevens crisisbesluiten, crisismaatregelen of crisiscommunicatie vanuit het ministerie nodig zijn, kan verder worden opgeschaald naar een Voorbereidingsgroep of Coördinatiegroep. In deze laatste groep nemen de directeuren-generaal die het aangaat deel. Het DCC-IenW vervult in dit kader de procesbewaking en informatiecoördinatie tijdens een crisis, en faciliteert verschillende crisisbeheersingsoverlegstructuren, inclusief diverse crisisadviesnetwerken.

Opleiden, trainen en oefenen (artikel 4, onderdeel h)

Het DCC-IenW coördineert het opleiden, trainen en oefenen van de departementale crisisorganisatie. Dit betreft primair de personen van binnen en buiten het ministerie die onderdeel uitmaken van de crisisbeheersingsstructuur. Onderdeel van deze taak is dat een beleidsplan voor het opleiden, trainen en oefenen (OTO-beleidsplan) wordt opgesteld.

Aansluiting op de nationale crisisstructuur (artikel 4, onderdeel i)

Het DCC-IenW verzorgt de aansluiting van de diensten van het ministerie op de nationale crisisstructuur. Het DCC-IenW is daarmee het eerste aanspreekpunt voor het NCC en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) bij crises en terreuraanslagen of de dreiging daarvan. De nationale crisisstructuur en de rol van het DCC-IenW daarbinnen is vastgelegd in het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming. Dit Handboek wordt met enige regelmaat geactualiseerd door een besluit van de ministerraad.

Projectorganisatie Grootschalige Evenementen (artikel 4, onderdeel j)

Het DCC-IenW is verantwoordelijk voor het inrichten van een projectorganisatie Grootschalige Evenementen en vervult de rol van projectcoördinator, indien het Handboek Grootschalige Evenementen wordt geactiveerd. Die activering vindt plaats in geval van een crisis of de dreiging ervan.

Een evenement is een grootschalig evenement als wordt vastgesteld dat de effecten van het evenement op het beleidsterrein van het ministerie zodanig zijn dat brede projectcoördinatie noodzakelijk is. Dit kan het geval zijn bij evenementen die door de NCTV worden gekwalificeerd als nationaal evenement. Een voorbeeld hiervan is de Nucleair Security Summit 2014, die effecten had op de bereikbaarheid via spoor, weg en civiel luchtverkeer.

Als een crisis of de dreiging ervan bij een dergelijk evenement gevreesd wordt, besluit de portefeuillehouder crisisbeheersing van het ministerie op advies van het DCC-IenW over het activeren van het Handboek Grootschalige Evenementen. Het handboek biedt een leidraad voor de coördinatie van activiteiten van het ministerie en organisaties die onder verantwoordelijkheid van het ministerie vallen bij grootschalige evenementen. De projectorganisatie draagt zorg voor de onderlinge afstemming en coördinatie van activiteiten binnen het ministerie en de daarbij betrokken beleidsdirecties, uitvoeringsorganisaties en partners. De taken van de aangewezen projectcoördinator zijn procedureel en gericht op het coördineren van de voorbereidingen op het grootschalige evenement. Inhoudelijke besluitvorming verloopt via de bestaande verantwoordingslijnen.

Interdepartementale crisisbeheersingsorganisatie nucleaire veiligheid (artikel 4, onderdeel k)

Het DCC-IenW is verantwoordelijk voor het inrichten van een interdepartementale crisisorganisatie ten behoeve van het nemen van stralingsbeschermende maatregelen bij een zogenaamd A-ongeval. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat is verantwoordelijk voor de coördinatie van de voorbereiding op stralingsongevallen met categorie A-objecten of de dreiging daarvan. Deze coördinerende verantwoordelijkheid heeft ook betrekking op de respons, de besluitvorming over stralingsgerelateerde crisismaatregelen, de crisiscommunicatie daarover en de uitvoering daarvan. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat doet dit samen met andere bewindspersonen, die bij deze stralingsgerelateerde crisismaatregelen zijn betrokken (zoals de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) en de veiligheidsregio’s waar het ongeval plaatsvindt en die in het effectgebied liggen. Bij een ongeval met een A-object schaalt ook de nationale crisisorganisatie op onder coördinerende verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie en Veiligheid.

Contactpunt en regie externe organisaties (artikel 4, onderdelen l tot en met n)

Het DCC-IenW onderhoudt contact met verschillende externe organisaties die van belang zijn voor de crisisbeheersing. Zij fungeert ook vaak als centraal aanspreekpunt van of naar die organisaties en ziet erop toe dat deze goed functioneren.

Ten eerste is het DCC-IenW namens de minister zorgdrager en opdrachtgever voor de Milieu Ongevallen Dienst (MOD) van het Rijksinstituut Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Die dienst kan bij een incident met chemische of biologische stoffen gealarmeerd worden. De MOD ondersteunt de brandweer en lokale hulpverleners door het maken van risicoschattingen van de effecten op de gezondheid en het milieu. Dit wordt gedaan door het meten van gevaarlijke stoffen in lucht, bodem en water en het doen van verspreidingsberekeningen. De MOD beschikt over geavanceerde meetapparatuur waarmee ter plekke metingen kunnen worden gedaan. Ook is een team van deskundigen beschikbaar op het gebied van monstername, metingen en analyses, verspreidingsberekeningen en toxicologie. De expertise van de MOD is 24 uur per dag beschikbaar. Ten behoeve van de responsorganisatie bij een (dreigende) crisis beheert het RIVM het meetwagenpark van de MOD en het Mobiele Chemisch-Biologisch Laboratorium.

Het DCC-IenW is ten tweede systeemverantwoordelijk voor het Landelijk Laboratorium Netwerk terreuraanslagen (LLN-ta) en ziet toe op de inrichting, werking en kwaliteitsborging ervan. Een belangrijk onderdeel van de respons bij terreuraanslagen waarbij chemische, biologische, radiologische en nucleaire stoffen betrokken zijn, is het uitvoeren van metingen en analyses. Het doel hiervan is het vaststellen van de aard van de gebruikte stoffen en agentia, de mate van verspreiding en het bepalen van de ernst van de mogelijke gevolgen van een terreuraanslag. In Nederland is een aantal laboratoria beschikbaar dat veelal unieke faciliteiten heeft voor het uitvoeren van metingen en analyses. Deze laboratoria hebben zich georganiseerd in het LLN-ta. Het loket LLN-ta fungeert als aanspreekpunt voor het LLN-ta en is ondergebracht bij het RIVM. Hier onderhoudt het DCC-IenW contact mee.

Ten derde is het DCC-IenW systeemverantwoordelijk voor het Crisis Expert Team milieu en drinkwater (CET-md) en ziet toe op de inrichting, werking en kwaliteitsborging van het CET-md. Bij complexe incidenten in Nederland op het gebied van milieu en drinkwater werken nationale kennisinstituten samen, die gespecialiseerde kennis en deskundigheid in huis hebben over gevaarlijke stoffen en hun effecten op de volksgezondheid, het milieu, de landbouw en de voedselketen. De netwerkstructuur van het CET-md bundelt die specifieke deskundigheid in één advies. Tegenstrijdige adviezen worden hierdoor voorkomen. Dankzij de snelle en samenhangende advisering kunnen de juiste maatregelen worden genomen ter bescherming van mens en milieu. Het Rijk, de veiligheidsregio’s, gemeenten en drinkwaterbedrijven kunnen een beroep doen op de kennis en expertise van het CET-md, 24 uur per dag en 7 dagen per week. Een verzoek tot inzet van het CET-md wordt ingediend door de door daartoe aangewezen vraagregisseur. Dat is het DCC-IenW, zowel ten aanzien van vragen vanuit het ministerie als ten behoeve van het Rijk, indien de nationale crisisorganisatie is opgeschaald.

Verzoeken om bijstand (onderdeel o)

Het DCC-IenW is het eerste aanspreekpunt (single point of contact) voor bijstandsverzoeken om operationele ondersteuning bij incidenten, calamiteiten en crises in binnen- en buitenland te verlenen. Het DCC-IenW is in dit verband het eerste aanspreekpunt voor bijstandsverzoeken die worden ingebracht vanwege het NCC, bijvoorbeeld via het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC). Dit geldt ook voor uitgaande bijstandsverzoeken ten behoeve van de ondersteuning van diensten van het ministerie, waarvoor het NCC, bijvoorbeeld via het LOCC, optreedt als coördinator. Voor zover deze bijstandsverzoeken door of vanwege het NCC worden gecoördineerd, verloopt het indienen en inwilligen van een bijstandsverzoek via het DCC-IenW. Dit betreft bijvoorbeeld verzoeken om militaire ondersteuning in het openbaar belang (aan het Ministerie van Defensie), het verlenen van nationale noodhulp (inclusief noodhulp in Caribisch Nederland en de autonome landen binnen het Koninkrijk), internationale noodhulpverzoeken afkomstig van het Emergency Response Coordination Centre van de Europese Commissie, het United Nations Office for the Coordination of Humanitarian Affairs of internationale noodhulpverzoeken om responscapaciteiten bij stralingsongevallen. Dergelijke verzoeken vergen een snelle beslissing (zie verder bij de toelichting op artikel 6).

Meldpunt Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen (artikel 4, onderdeel p)

Op grond van de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen geldt voor aanbieders van essentiële diensten en andere vitale aanbieders een meldplicht bij het Nationaal Cyber Security Center (NCSC) in het geval van een incident met aanzienlijke gevolgen voor de continuïteit van de verleende dienst alsmede in het geval van een inbreuk op de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen die aanzienlijke gevolgen kan hebben voor de continuïteit van de verleende dienst. Aanbieders van essentiële diensten melden op grond van die wet – in het eerstgenoemde geval – ook bij hun sectorale toezichthouder. Bij het Besluit aanwijzing toezichthoudende ambtenaren Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen zijn de ambtenaren van de ILT belast met het toezicht op de naleving van de wet door aanbieders van essentiële diensten.

Het DCC-IenW is door de bestuursraad van het ministerie aangewezen als meldpunt voor de ILT. Het DCC-IenW zet een binnenkomende melding onverwijld door naar de ILT. Ook de vitale aanbieder Keren en Beheren en beheerders van een aantal aangewezen waterkeringen of onderdelen daarvan doen melding zowel bij het NCSC als op het piketnummer van het DCC-IenW. De houders van een vergunning en bedrijven als bedoeld in de Kernenergiewet doen hun sectorale melding bij het crisisloket ANVS.

Het Overleg Crisismanagement Infrastructuur en Waterstaat (artikel 5)

Onder het DCC-IenW functioneert het overlegorgaan Overleg Crisismanagement Infrastructuur en Waterstaat (OCM-IenW)

In het OCM-IenW zitten crisiscoördinatoren van verschillende directies binnen het ministerie, alsmede crisiscoördinatoren van organisaties van buiten het ministerie. Bij die laatste organisaties kan worden gedacht aan zelfstandige bestuursorganen, zoals LVNL en de ANVS, maar ook aan private partijen zoals ProRail. In het OCM-IenW zitten in ieder geval crisiscoördinatoren van de directoraten-generaal, de hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, de directie Communicatie, het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut en de ILT. Het OCM-IenW wordt voorgezeten door het hoofd DCC-IenW. Doel van het overleg is het onderling afstemmen van onderwerpen die van belang zijn voor een samenhangend crisisbeheersingsbeleid binnen het ministerie.

Mandaat, volmacht en machtiging voor verzoeken om bijstand (artikel 6)

De beslissing tot het indienen of inwilligen van een verzoek om bijstand, zoals bedoeld in artikel 4, onderdeel o, kan vanwege de noodsituatie een versnelde afdoening vereisen. Daarom is in artikel 7, eerste lid, voorzien in een mandaat.

De aanleiding voor deze bepaling zijn ervaringen uit het verleden waarbij besluitvorming naar aanleiding van bijstandsverzoeken niet altijd snel kon plaatsvinden, omdat op ministerieel niveau goedkeuring vereist was. In een noodsituatie moet adequaat kunnen worden gereageerd. Aan de portefeuillehouder crisisbeheersing is daarom het mandaat toegekend om namens de minister een verzoek om bijstand in te dienen dan wel in te willigen.

Er is niet gekozen voor een begrotingspost voor het financieren van noodhulp vanwege het ad-hoc karakter ervan. Het is beter hierover per verzoek te beslissen. Voor bepaalde noodhulpvormen bestaat reeds een structuur, bijvoorbeeld voor het inzetten van noodpompen door het DCC, de environmental assessment unit van het RIVM of de inzet van experts in het kader van het verlenen van noodhulp onder het noodhulpmechanisme van de Europese Unie of de Verenigde Naties. Vanzelfsprekend zullen dergelijke noodhulpvormen overeenkomstig de daarvoor in het leven geroepen voorzieningen verlopen.

Om te voorkomen dat vergaande besluiten in mandaat worden voorbereid en genomen zonder de beleidsverantwoordelijke directeur-generaal te hebben geconsulteerd, is voorgeschreven dat voorafgaand overleg vereist is met de desbetreffende directeur-generaal.

Het mandaat tot verzoeken om bijstand of het inwilligen van bijstand is wat betreft de kosten die met de steun gemoeid zijn beperkt tot de grens van 1 miljoen euro. Begrenzing wordt noodzakelijk geacht om ongelimiteerd besluiten te voorkomen. De steun kan bovendien enkel plaatsvinden met inachtneming van een door de minister opgestelde instructie waarin procedure en randvoorwaarden worden beschreven. Zo kan ook worden voorkomen dat onbegrensd herhaaldelijk steun plaatsvindt met bedragen tot 1 miljoen euro.

Besluiten die buiten de grens van 1 miljoen euro vallen, zullen door de minister zelf worden genomen, aangezien het mandaat daar niet op van toepassing is.

Evaluatie (artikel 7)

Het is belangrijk dat het besluit periodiek wordt geëvalueerd, zodat het actueel blijft en toekomstige inzichten en behoeften met regelmaat worden verwerkt.

Inwerkingtreding (artikel 9)

Dit besluit treedt in werking op de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant. Aangezien dit buiten het ministerie geen gevolgen heeft, wordt het gerechtvaardigd geacht af te wijken van de systematiek van de vaste verandermomenten als bedoeld in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven