Beleidsregel van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 28 oktober 2019, nr. WJZ/ 19200370, omtrent de uitleg van het begrip 'technisch wetenschappelijk onderzoek' bij de behandeling van aanvragen van een S&O-verklarig

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op de artikelen 1, eerste lid, onderdeel p, onder 1˚, en 23 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen en artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1

Het in artikel 1, eerste lid, onderdeel p, onder 1˚, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen gehanteerde begrip 'technisch wetenschappelijk onderzoek' wordt zo uitgelegd dat de aanvraag van een S&O-verklaring niet wordt afgewezen vanwege het feit dat:

  • a. het resultaat van het onderzoek geen toepassing kan vinden in een technisch nieuw fysiek product of productieproces;

  • b. de resultaten van het onderzoek niet reproduceerbaar zijn of de statistische betrouwbaarheid van het onderzoek niet inzichtelijk is;

  • c. de aanvrager in het onderzoek geen nieuwe concepten, wetmatigheden of theorieën ontwikkelt;

  • d. de aanvrager in het onderzoek geen onbekend werkingsprincipe verklaart.

Artikel 2

De Beleidsregel van de Minister van Economische Zaken van 4 december 2004, nr. WJZ 4076023, omtrent de uitleg van het begrip 'technisch wetenschappelijk onderzoek' bij de behandeling van aanvragen van een S&O-verklaring (Stcrt. 2004, 240) wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 28 oktober 2019

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

TOELICHTING

1. Aanleiding en doel

Op 1 januari 2005 is de Beleidsregel van de Minister van Economische Zaken van 4 december 2004, nr. WJZ 4076023, omtrent de uitleg van het begrip 'technisch wetenschappelijk onderzoek' bij de behandeling van aanvragen van een S&O-verklaring (Stcrt. 2004, 240, hierna: de oude beleidsregel) in werking getreden. Hiermee werd het mogelijk de term ‘technisch wetenschappelijk onderzoek’ uit het begrip ‘speur- en ontwikkelingswerk’ (S&O), opgenomen in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA), op enkele punten iets ruimer uit te leggen. In een bijlage bij de toelichting van de oude beleidsregel waren ter verduidelijking enkele voorbeelden opgenomen van onderzoeken die bij toepassing van de beleidsregel S&O kunnen vormen.1 De voorbeelden uit de bijlage zijn echter dusdanig verouderd dat dit geen actuele en goede voorbeelden meer zijn, waardoor deze hun belang hebben verloren. Aanvragers kunnen echter ten onrechte in de veronderstelling verkeren dat dit actuele en goede voorbeelden zijn.

Gelet op bovenstaande is besloten om de oude beleidsregel te vervangen door onderhavige beleidsregel, waarin geen bijlage met voorbeelden meer is opgenomen. Voorbeelden zullen in het vervolg worden opgenomen in de WBSO handleiding, die elk jaar door de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO.nl) wordt gepubliceerd. De voorbeelden in de handleiding kunnen dan eenvoudig worden geactualiseerd.

Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de verwijzing naar artikel 1, eerste lid, onderdeel p, van de WVA te preciseren tot subonderdeel 1°.

2. Speur- en ontwikkelingswerk en uitleg technisch wetenschappelijk onderzoek

Ingevolge artikel 23 van de WVA beoordeelt de Minister van Economische Zaken en Klimaat verzoeken om afgifte van S&O-verklaringen. Het beschikken over een S&O-verklaring is een voorwaarde voor het verkrijgen van een vermindering van loonbelasting en premie voor volksverzekeringen.

De S&O-verklaring wordt door een S&O-belastingplichtige of een S&O-inhoudingsplichtige gevraagd op basis van diens voornemen in het tijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft S&O te gaan verrichten. De wet geeft in artikel 1, eerste lid, onder p, van de WVA een definitie van S&O. Het gaat om systematisch georganiseerde en in een lidstaat van de Europese Unie verrichte werkzaamheden, direct en uitsluitend gericht op technisch-wetenschappelijk onderzoek, of op de ontwikkeling van voor de betrokken ondernemer technisch nieuwe fysieke producten, onderdelen van fysieke producten, fysieke productieprocessen, onderdelen van fysieke productieprocessen, programmatuur of onderdelen van programmatuur.

Met artikel 1 van onderhavige beleidsregel (die een voortzetting betreft van de oude beleidsregel) wordt op enkele punten een iets ruimere uitleg gegeven aan het in de wet gehanteerde begrip ‘technisch wetenschappelijk onderzoek’ dan tot 2005 werd gehanteerd bij de beoordeling van aanvragen. Bij de beoordeling van technisch wetenschappelijk onderzoek wordt onder meer onderzocht of het onderzoek technisch is. Tot 2005 was de eis dat het resultaat van het onderzoek kan leiden tot toepassing in technisch nieuwe fysieke producten of technisch nieuwe fysieke productieprocessen. In een aantal gevallen is het echter voor een aanvrager moeilijk tevoren al concreet te maken in welke fysieke producten of productieprocessen het resultaat van zijn onderzoeksactiviteiten kan worden toegepast.

Vanaf 2005 kunnen, op grond van deze beleidsregel en zijn voorganger, ook onderzoeken waarvan niet van tevoren is aan te geven of zij tot toepassing in technisch nieuwe fysieke producten of technische nieuwe fysieke productieprocessen kunnen leiden, als speur- en ontwikkelingswerk worden aangemerkt. Ook worden bij de beoordeling van aanvragen inzake technisch-wetenschappelijk onderzoek iets minder hoge eisen gesteld aan de mate van wetenschappelijkheid van het onderzoek. Zo is het niet nodig dat in het onderzoek nieuwe concepten, wetmatigheden of theorieën worden ontwikkeld. Het voorgaande betekent uiteraard niet dat de wetenschappelijkheid niet meer vereist is. Zo is het nodig dat de aanvrager zelf theoretische of praktische kennis genereert in het onderzoek en zelf een verklaring zoekt voor een verschijnsel, die niet is te geven op basis van algemeen toegankelijke kennis.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer


X Noot
1

Deze bijlage bij de toelichting op de beleidsregel was per abuis als bijlage bij de integrale versie van de beleidsregel zelf op wetten.overheid.nl opgenomen.

Naar boven