TOELICHTING
I. Algemeen
1. Aanleiding en doel
De premiesubsidieregeling voor de brede weersverzekering uit titel 4.1 van de Regeling
Europese EZK- en LNV-subsidies (hierna: REES) wordt gewijzigd om:
-
1. de voor verzekerden financieel gunstige vrijstelling van assurantiebelasting mogelijk
te maken – om dit binnen de Europese steunkaders mogelijk te maken moet het maximale
subsidiepercentage iets naar beneden worden bijgesteld naar 63,7%;
-
2. de schadedrempel die verplicht in de brede weersverzekering polissen is opgenomen
te verlagen naar 20%;
-
3. de beoordeling van de redelijkheid van kosten van de premies (conform artikel 48,
tweede lid, onderdeel e, van verordening 809/2014) door de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: minister) vanaf 2020 op te nemen;
-
4. te voorkomen dat de uitvoerder bij kleine onvolkomenheden de als onevenredig beschouwde
maatregel volledige premieterugvordering moet opleggen door daarvoor een naar rato
premievermindering in de regeling mogelijk te maken;
-
5. de aanpassing van de termijnen voor het aanleveren van de documenten voor een aanvraag
tot (verlenging van) goedkeuring van de polisvoorwaarden.
2. Vrijstelling assurantiebelasting, wijziging maximale steunbedrag en schadedrempel
Na de regen- en hagelschade in 2016 en ernstige droogte in 2018 heeft de Tweede Kamer
via de motie van de leden Haersma Buma en van der Staaij1 aan het kabinet gevraagd om de voor risicomanagement als belangrijk aangemerkte brede
weersverzekering vrij te stellen van assurantiebelasting. In artikel XV van het Belastingplan
20202 komt de regering aan die wens tegemoet. Binnen de van toepassing zijnde Europese
staatssteunkaders is er ruimte voor deze gewenste aanpassingen, mits Nederland het
maximaal mogelijke subsidiepercentage naar beneden bijstelt van 65% naar 63,7%. Tevens
wil de minister de aantrekkelijkheid van de brede weersverzekering vergroten door
de verplichte schadedrempel in de regeling te verlagen van 30% naar 20%. Met deze
wijzigingen beoogt de regering om de voor risicomanagement als belangrijk aangemerkte
brede weersverzekering voor een aanmerkelijk grotere groep ondernemers bereikbaar
te maken.
Om dit mogelijk te maken is notificatie van de aanpassing van het maatregelfiche Brede
weersverzekering in het goedgekeurde POP3 vereist. De formele notificatie van het
maatregelfiche Brede weersverzekering is gedaan. De Europese Commissie zal voor eind
2019 haar officiële reactie hierop geven. In juli 2019 heeft de Commissie, naar aanleiding
van vooroverleg en ten behoeve van het opnemen van de vrijstelling assurantiebelasting
in het Belastingplan 2020, vooruitlopend op die officiële notificatie al aan de Nederlandse
regering geschreven dat deze beoogde aanpassingen van de subsidieregeling brede weersverzekering
EU-conform zijn.
Voor de notificatie van de aanpassing van het maatregelfiche Brede weersverzekering
toetst de Europese Commissie de maatregel aan het huidige beoordelingskader. Dit kader
is per 1 januari 2018 gewijzigd met de zogenaamde Omnibusverordening: Verordening
(EU) 2017/2393 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2017 tot wijziging
van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit
het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo), (EU) nr. 1306/2013
inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid,
(EU) nr. 1307/2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen
aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid,
(EU) nr. 1308/2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten
voor landbouwproducten en (EU) nr. 652/2014 tot vaststelling van bepalingen betreffende
het beheer van de uitgaven in verband met de voedselketen, diergezondheid en dierenwelzijn,
alsmede in verband met plantgezondheid en teeltmateriaal (PbEU 2017, L 350) (hierna:
verordening 2017/2393). Verordening 2017/2393 heeft zowel de schadedrempel als het
huidige maximale steunbedrag gewijzigd.
2.1 Wijziging schadedrempel
In artikel 37, eerste lid, eerste alinea, van verordening 1305/2013 staat waaraan
een brede weersverzekering moet voldoen om in aanmerking te komen voor steun. Hierin
is ook een schadedrempel opgenomen. Steun wordt verleend voor verzekeringen ter dekking
van ongunstige weersomstandigheden waarbij meer dan 30% van de gemiddelde jaarproductie
van de laatste drie jaar of van de gemiddelde productie van drie van de laatste vijf
jaar verloren is gegaan, de hoogste en de laagste productie in laatstgenoemd geval
niet meegerekend.
Artikel 1, zestiende lid, van verordening 2017/2393 wijzigt artikel 37, eerste lid,
eerste alinea, van verordening 1305/2013. Deze door de regering ook gewenste wijziging
houdt in dat de schadedrempel van 30% wordt verlaagd naar 20%.
2.2 Wijziging maximale steunbedrag
Op grond van artikel 37, vijfde lid, juncto bijlage II, van verordening 1305/2013
mag de steun voor de brede weersverzekering het maximale steunpercentage van 70% van
de verschuldigde verzekeringspremie niet overschrijden. Dit percentage was voorheen
65% maar is gewijzigd naar 70% door artikel 1, zevenentwintigste lid, van verordening
2017/2393.
Daarnaast wijzigt het maximale steunbedrag wegens de vrijstelling van de assurantiebelasting
voor de brede weersverzekering. Momenteel wordt alleen steun verleend door middel
van een subsidie over de premie en met ingang van 1 januari 2020 wordt daarnaast ook
steun verleend in de vorm van een belastingvoordeel door een vrijstelling van de assurantiebelasting.
Omdat maximaal 70% steun is toegestaan over de premie en de 21% vrijstelling van assurantiebelasting
gezamenlijk (dus 70% steun over 121% = 84,7%), kan de steun worden verdeeld over enerzijds
21% belastingvrijstelling en maximaal 63,7% (84,7 – 21 = 63,7%) premiesubsidie over
de netto-premie. Zie ook onderstaande figuur.

Figuur 1: wijziging van het maximale steunbedrag met als voorbeeld een maximale steunintensiteit
per € 100,– netto verzekeringspremie.
3. Loss ratio
Op grond van artikel 48, tweede lid, onderdeel e, van verordening 809/2014 en artikel
62, tweede lid, van verordening 1305/2013 moeten lidstaten voorzien in een verificatie
van de redelijkheid van de kosten die zijn ingediend voor bijstand in het kader van
de brede weersverzekering. Om een adequate evaluatie van de redelijkheid van kosten
te kunnen uitvoeren wordt aan de hand van door de verzekeraar aangeleverde gegevens
de ‘loss ratio’ van het verzekeringsproduct brede weersverzekering berekend. De loss
ratio is een sleutelprestatie-indicator met behulp waarvan bepaald kan worden hoe
levensvatbaar een verzekering is. Met behulp van een loss ratio wordt per verzekeringsmaatschappij
aangetoond of de premies van het afgelopen jaar redelijk zijn.
Voor de berekening van de loss ratio moet de verzekeraar jaarlijks het totaalbedrag
aan schade-uitkeringen overleggen. Het betreft bedrijfsgegevens die vertrouwelijk
worden behandeld. Omdat de brede weersverzekering relevant is voor schade als gevolg
van meer structurele oorzaken (zoals droogte) en voor incidentele oorzaken (zoals
een hagelbui) zijn er jaarlijks verschillen in de schadeclaims. Daarom worden de analyses
van de redelijkheid van kosten gebaseerd op een cumulatieve loss ratio: de verhouding
tussen vergoedingen voor een reeks van jaren en betaalde premies tijdens die periode.
Daarbij zal Nederland een 5-jaars cumulatieve loss ratio ter hoogte van 0,5 als signaleringsnorm
hanteren. Jaarlijks wordt in het goedkeuringsbesluit over het verloop van het door
de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO.nl) berekende cumulatieve loss
ratio kengetal gerapporteerd.
Wanneer bij de goedkeuringsprocedure voor het jaar t de 5-jaars cumulatieve loss ratio
van het jaar t-1 bij een verzekeringsmaatschappij onder de 0,5 ligt, zal RVO.nl als
betaalorgaan de verzekeringsmaatschappij om een nadere toelichting op de redelijkheid
van premies (mede in relatie tot de omvang van reserves, herverzekeringskosten e.d.)
vragen. Indien geconcludeerd wordt dat niet meer gesproken kan worden van redelijkheid
van kosten bij een polis dan dient de verzekeraar maatregelen te nemen zodat het 5-jaar
cumulatieve loss ratio het jaar daarop weer 0,5 of hoger is. De verzekeraar moet aangeven
welke maatregelen hij gaat nemen. Indien niet afdoende gewaarborgd is dat het meerjarig
loss ratio getal beneden de signaleringswaarde blijft, bijvoorbeeld doordat de verzekeraar
niet tijdig de te nemen maatregelen doorgeeft, wordt de goedkeuring geweigerd.
4. Verlaging subsidiebedrag bij kleine onvolkomenheden
In de regeling wordt verhelderd wat er gebeurt in het geval van kleine onvolkomenheden.
Dit speelt zich af in de volgende situaties: indien niet tijdig de documenten voor
de subsidieaanvraag zijn aangeleverd en indien niet tijdig het bijgestelde premiebedrag
is betaald (wegens aanpassing van het subsidieplafond of in andere situaties zoals
wegens het onvoldoende opgeven van percelen).
In de eerste situatie geldt de systematiek van artikel 13, eerste lid, tweede alinea,
verordening 640/2014. Op grond van dit artikel moet een subsidieaanvraag – inclusief
de betalingsbevestiging – tijdig worden ingediend en wordt latere indiening gesanctioneerd
met een korting op de subsidie van 1% per werkdag. Indien de termijn met meer dan
25 kalenderdagen wordt overschreden wordt de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard
en wordt geen steun verleend.
De tweede situatie is dat niet tijdig het bijgestelde premiebedrag is betaald. Het
premiebedrag kan zijn bijgesteld omdat het in de systematiek van de premiesubsidieregeling
brede weersverzekering met een jaarlijks subsidieplafond mogelijk is dat als gevolg
van de groeiende deelname aan deze verzekering niet de maximale aangevraagde subsidie
kan worden verleend, maar een naar beneden bijgesteld subsidiepercentage (artikel
4.1.5 van de REES). Daarnaast kan ook een verlaging zijn opgelegd vanwege het onvoldoende
opgeven van verzekerde percelen. In de op lage administratieve uitvoeringskosten ingerichte
werkwijze met de verzekeraars is het in die situatie mogelijk dat de landbouwondernemer
van de verzekeraar een aanvullende rekening krijgt door de lagere vaststelling. Om
voor de volledige premiesubsidie in aanmerking te komen dient hetzelfde bedrag door
de landbouwondernemer voor 1 juli in het volgend jaar betaald te zijn. Indien door
administratieve onvolkomenheden dat niet is gebeurd acht de minister een volledige
terugvordering van de premiesubsidie een onevenredige maatregel. Om die reden wordt
een premiesubsidieverlaging naar rato in deze regelingswijziging opgenomen.
5. Regeldruk
De premiesubsidieregeling brede weersverzekering binnen de Regeling Europese EZK-
en LNV-subsidies is ‘lean and mean’ ingericht op zo laag mogelijke administratieve
kosten voor zowel de landbouwondernemer als de verzekeraar en RVO.nl. Dit is gerealiseerd
door koppeling van de subsidieaanvraag in de Gecombineerde Data-inwinning en directe
gegevens- en geldstromen tussen RVO.nl en de verzekeraars. Dit proces blijft ongewijzigd;
de voor de landbouwondernemers belangrijke wijzigingen van het percentage van de maximale
subsidie en de schadedrempel veranderen daar niets aan.
De extra gegevensuitwisseling tussen verzekeraars en RVO.nl over de totale jaarlijkse
schade-uitkering op een polis is noodzakelijk in verband met de door Nederland verplicht
uit te voeren beoordeling van de redelijkheid van kosten. De Europese Commissie heeft
Nederland daar in de audit Brede weersverzekering, gedaan in 2018, op gewezen. Deze
beoordeling van het loss ratio kengetal heeft Nederland op aanbeveling van de WUR
en in overleg met de Europese Commissie en met de verzekeraars uitgewerkt.
De wijziging van de datum waarop de verlengingsgoedkeuring ingediend moet zijn is
gericht op het zo efficiënt mogelijk inrichten van het proces voor zowel de verzekeraars
als RVO.nl.
Het extra aan te leveren totaalbedrag aan schade-uitkeringen in het voorgaande jaar
zit in de informatiesystemen van de verzekeraars en kan na 31 december daaruit opgeroepen
worden. Door de aanleverdatum voor de verlengingsaanvraag te verleggen naar 15 januari
kunnen de verzekeraars alle voor de verlenging benodigde documenten inclusief dat
bedrag in één keer aanleveren bij RVO.nl, waardoor begin maart de polissen voor het
nieuwe verzekeringsjaar door de verzekeraars in de markt gezet kunnen worden. Met
deze stroomlijning van de processen kan de doorlooptijd verkort worden en wordt de
administratieve drukte zowel bij RVO als bij de verzekeraars beperkt.
De naar rato premiebijstelling is in de regeling gebracht om op voorhand administratieve
alsook juridische lasten te voorkomen in voorzienbare situaties met een beperkte betekenis.
II. Artikelen
Artikel I, onderdelen A en B
Artikel 4.1.3 en 4.1.6 gaan beiden over gronden voor het afwijzen van subsidie voor
de premie voor de brede weersverzekering. In lijn met de andere titels uit de REES
worden deze artikelen samengevoegd. Artikel 4.1.6, tweede lid, wordt elders opgenomen
(zie de toelichting bij artikel I, onderdeel D).
Daarnaast wordt voor de goede orde in artikel 4.1.3, vierde lid, in de aanhef een
verwijzing opgenomen naar artikel 13, eerste lid, tweede alinea, verordening 640/2014.
Op grond van dit artikel moet een subsidieaanvraag tijdig worden ingediend en wordt
bij een te late indiening het subsidiebedrag verlaagd met een korting van 1% per werkdag.
Indien de termijn met meer dan 25 kalenderdagen wordt overschreden wordt de aanvraag
niet-ontvankelijk verklaard en wordt geen steun verleend. Aangezien deze sanctie rechtstreeks
uit verordening 640/2014 voortvloeit, is zij niet in deze regeling opgenomen.
Artikel I, onderdeel C
In artikel 4.1.4, eerste lid, is de hoogte van de subsidie vastgesteld. Het maximale
subsidiebedrag is gewijzigd als gevolg van de vrijstelling van de assurantiebelasting
en door verordening 2017/2393. Zie hierover ook paragraaf 2.2 van het algemeen deel
van deze toelichting. Het gewijzigde maximale subsidiebedrag, exclusief belastingen,
wordt aangepast naar 63,7%.
Artikel I, onderdeel D
Artikel 4.1.6 vervalt omdat de artikelleden zijn verplaatst. Artikel 4.1.6, eerste
lid, is als nieuw vierde lid opgenomen bij de andere afwijzingsgronden in artikel
4.1.3. Artikel 4.1.3 en 4.1.6 gaan beiden over gronden voor het afwijzen van subsidie
voor de premie voor de brede weersverzekering. Artikel 4.1.6, tweede lid, betreft
echter een mogelijkheid om de subsidie te verlagen indien de minister de subsidie
lager vaststelt dan het aangevraagde subsidiebedrag. Dit is geen afwijzingsgrond maar
een verplichting voor de landbouwer om het verschil tussen beide subsidiebedragen
aan de verzekeraar te voldoen. Deze verplichting hoort thuis in artikel 4.1.18 met
betrekking tot onverschuldigde betalingen, sancties en terugvorderingen (zie artikel
I, onderdeel I). Daarom wordt artikel 4.1.6, tweede lid, opgenomen als nieuw artikellid
in artikel 4.1.18.
Artikel I, onderdeel E
Artikel 4.1.10 voorziet in een aanvraagprocedure voor verzekeraars om de door hen
ontwikkelde brede weersverzekeringen te laten goedkeuren door de minister. De datum
waarvoor verzekeraars deze aanvraag voor nieuwe polissen ingediend moeten worden was
1 februari voorafgaand aan het jaar waar de polissen zouden gaan gelden. Wanneer een
nieuwe polis per 1 december formeel wordt ingediend is voldoende tijd voor RVO.nl
om de beoordeling van de polis af te ronden voor een goedkeuringsbesluit voor het
eerstvolgende verzekeringsjaar.
Artikel I, onderdelen F & H
Artikel 1, zestiende lid, van verordening 2017/2393 wijzigt artikel 37, eerste lid,
eerste alinea, van verordening 1305/2013. De wijziging houdt in dat de schadedrempel
van 30% wordt verlaagd naar 20%. Zie hierover ook paragraaf 2.1 van het algemeen deel
van deze toelichting. De wijziging van de schadedrempel wordt doorgevoerd in artikel
4.1.11, eerste lid, onder a, onderdeel 1, en in artikel 4.1.14, eerste lid.
Verder wordt verhelderd, door het laten vervallen van de zinsnede ‘voor zover dat’,
dat in artikel 4.1.11, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 1°, een schadedrempel
is opgenomen als voorwaarde voor goedkeuring van de brede weersverzekering. Dit betekent
dat indien het verlies boven de drempel is, het gehele verlies vergoed mag worden
(en dus niet enkel het verlies boven de drempel).
Artikel I, onderdeel G
Artikel 4.1.12 voorziet in een verlengingsprocedure van de reeds goedgekeurde polisvoorwaarden.
In het tweede lid staat de datum waarvoor de verzekeraar het verzoek tot verlenging
van de goedkeuring moet indienen. Deze datum is 1 december maar wordt verlaat naar
15 januari. Zo hebben verzekeraars meer tijd om de polisvoorwaarden in te dienen en
kunnen alle benodigde gegevens (ook het bedrag van de schade-uitkeringen t.b.v. de
loss ratio berekening) in één keer worden doorgegeven. Deze aanpassing volgt uit op
efficiency gerichte afstemming van de procedures bij de verzekeraars en RVO.nl. Het
derde lid blijft van toepassing zodat de minister ook nu zes weken heeft om op het
verzoek te beslissen.
De werkwijze om de redelijkheid van kosten voor dit gesubsidieerde verzekeringsproduct
te beoordelen aan de hand van het vijfjarig cumulatieve loss ratio cijfer is ontwikkeld
in overleg met de Europese Commissie. Zie hierover ook paragraaf 3 van het algemeen
deel van deze toelichting. In het vierde lid is opgenomen dat om de vijfjarige cumulatieve
loss ratio van de brede weersverzekering te kunnen berekenen verzekeraars gevraagd
wordt om jaarlijks bij de verlenging van de polisvoorwaarden het totaalbedrag aan
schade-uitkeringen te overleggen. In het vijfde lid is uitgewerkt hoe RVO.nl de redelijkheid
van de kosten beoordeelt. Hiervoor wordt gekeken of dit kengetal meerjarig onder de
signaleringswaarde van 0,5 blijft. In dat geval krijgt de verzekeraar de kans om aan
te geven hoe hij verbeteringen wil doorvoeren. Indien de verzekeraar dat nalaat, danwel
indien niet afdoende gewaarborgd is dat het meerjarig loss ratio getal beneden de
signaleringswaarde blijft, kan RVO.nl na onderzoek en raadplegen van experts verlenging
van de polisgoedkeuring onthouden.
Artikel I, onderdeel I
Artikel 4.1.18 gaat over onverschuldigde betalingen, sancties en terugvorderingen.
Het nieuwe vierde lid betreft het oude artikel 4.1.6, tweede lid. Artikel 4.1.6, tweede
lid, betreft een mogelijkheid om de subsidie te verlagen indien de minister de subsidie
lager vaststelt dan het aangevraagde subsidiebedrag. De subsidie kan lager worden
vastgesteld wegens aanpassing van het subsidieplafond of in andere situaties zoals
wegens het onvoldoende opgeven van percelen. Dit is geen afwijzingsgrond maar een
verplichting voor de landbouwer om het verschil tussen beide subsidiebedragen aan
de verzekeraar te voldoen. Dit artikellid hoort daarom niet thuis in artikel 4.1.6
en wordt daarom opgenomen in artikel 4.1.18.
Het nieuwe vijfde lid is opgenomen zodat het mogelijk wordt om de subsidie evenredig
percentueel te kunnen verlagen indien het verschil tussen de subsidiebedragen gelet
op artikel 4.1.18, vierde lid, slechts deels vóór 1 juli volgend op het jaar van de
aanvraag aan de verzekeraar is betaald.
Voor de goede orde wordt nog opgemerkt dat er ook andere mogelijkheden zijn om de
subsidie evenredig percentueel te verlagen. Dit is geregeld in artikel 4.1, tweede
lid, van de Beleidsregel verlagen subsidie POP. Verder wordt verwezen naar paragraaf
4 van het algemeen deel van deze toelichting.
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020. De wijzigingen, waaronder
het nieuwe subsidiepercentage, gelden enkel voor nieuwe aanvragen die overeenkomstig
artikel 4.1.2, tweede lid, van de REES tussen 1 maart en 15 mei in de verzamelaanvraag
zijn ingediend.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten