Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 12 februari 2019, nr. IENW/BSK-2019/15152, tot wijziging van de Regeling basisveiligheidsnormen stralingsbescherming in verband met aanvulling van het overgangsrecht van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Handelende in overeenstemming met de Minister voor Medische Zorg en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 76, derde lid, van de Kernenergiewet en de artikelen 2.3, eerste lid en 4.7, eerste lid, van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling basisveiligheidsnormen stralingsbescherming wordt als volgt gewijzigd:

A

In hoofdstuk 12 worden na artikel 12.7 de volgende artikelen ingevoegd:

Artikel 12.8 (nadere regels overgangsrecht, handelingen met natuurlijke bronnen)

  • 1. Ten aanzien van een werkzaamheid als bedoeld in artikel 12.8, eerste lid, van het besluit, waarvoor ingevolge het Besluit stralingsbescherming een melding is gedaan en die op grond van dat lid is aangemerkt als een handeling met natuurlijke bronnen, waarvoor op grond van het besluit een vergunningplicht of registratieplicht is gaan gelden, wordt voor 6 februari 2020 een daartoe strekkende aanvraag ingediend.

  • 2. Tot het tijdstip waarop de beslissing op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid onherroepelijk van kracht is geworden geldt de melding als een tijdelijke vergunning of tijdelijke registratie.

Artikel 12.9 (nadere regels overgangsrecht, overige voorheen meldingsplichtige handelingen)

  • 1. Ten aanzien van een andere handeling dan bedoeld in artikel 12.11, eerste lid, van het besluit, waarvoor ingevolge het Besluit stralingsbescherming een melding is gedaan en waarvoor op grond van het besluit een vergunningplicht of registratieplicht is gaan gelden, wordt voor 6 februari 2020 een daartoe strekkende aanvraag ingediend.

  • 2. Tot het tijdstip waarop de beslissing op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid onherroepelijk van kracht is geworden geldt de melding als een tijdelijke vergunning of tijdelijke registratie.

Artikel 12.10 (nadere regels overgangsrecht, overige voorheen niet meldingsplichtige of vergunningplichtige handelingen)

  • 1. Ten aanzien van een andere handeling dan bedoeld in artikel 12.11, tweede lid, van het besluit of een werkzaamheid als bedoeld in het Besluit stralingsbescherming die voor 6 februari 2018 werd verricht en waarvoor op grond van het Besluit stralingsbescherming geen meldingsplicht of vergunningplicht gold, terwijl die handeling, of ingevolge het besluit als handeling aangemerkte werkzaamheid, op grond van het besluit kennisgevingsplichtig, registratieplichtig of vergunningplichtig is geworden, wordt voor 1 juni 2019 de daartoe strekkende kennisgeving of aanvraag om een registratie of vergunning ingediend.

  • 2. Tot het tijdstip waarop de beslissing op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid onherroepelijk van kracht is geworden, geldt de aanvraag als een tijdelijke vergunning of een tijdelijke registratie.

Artikel 12.11 (nadere regels overgangsrecht, afwijkende vergunningvoorschriften)

  • 1. In gevallen waarin een vergunning die is verleend op grond van het Besluit stralingsbescherming een voorschrift bevat dat niet in overeenstemming is met het bepaalde bij of krachtens het besluit en de vergunninghouder toepassing wil blijven geven aan dat voorschrift, vraagt hij voor 6 februari 2020 een ontheffing als bedoeld in artikel 11.7 van het besluit of andere toepasselijke ontheffing krachtens het besluit aan.

  • 2. Tot het tijdstip waarop de beslissing op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid onherroepelijk van kracht is geworden kan het vergunningvoorschrift waarvoor de ontheffing is aangevraagd worden toegepast.

B

In bijlage 2.1, onderdeel B, subonderdeel III.A, wordt in de eerste kolom, na ‘artikel 10.6, zesde, onderscheidenlijk vijfde of zevende lid’ een komma geplaatst, en wordt aan het slot toegevoegd ‘van het besluit’.

C

In de tabel bij Bijlage 4.1, onder regel genummerd 3, laatste zin, wordt ‘10>A/D” vervangen door ‘10 > A/D ≥ 1’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 6 februari 2018.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

TOELICHTING

1. Inleiding

In verband met vragen en onduidelijkheden in de praktijk is het nodig de Regeling basisveiligheidsnormen stralingsbescherming op enkele punten te wijzigen. Deze wijzigingsregeling voorziet daarin.

2. Achtergrond

2.1. Overgangsrecht Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming en Regeling basisveiligheidsnormen stralingsbescherming

Het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (verder: Bbs) dat het Besluit stralingsbescherming (verder: Bs) heeft vervangen is op 6 februari 2018 in werking getreden. Tegelijk met het Bbs zijn de Regeling basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (verder: Rbs) en de ANVS-Verordening basisveiligheidsnormen stralingsbescherming in werking getreden, alsmede de Regeling stralingsbescherming beroepsmatige blootstelling 2018 en de Regeling stralingsbescherming medische blootstelling.

In hoofdstuk 12 van het Bbs zijn overgangsrechtelijke bepalingen opgenomen. In hoofdstuk 12 van de Rbs zijn nadere overgangsbepalingen opgenomen, met grondslag in artikel 76, derde lid, van de Kernenergiewet.

De vigerende overgangsbepalingen hebben onder andere betrekking op de meldingen en vergunningen die op grond van het Bs zijn gedaan aan, respectievelijk verleend door, het bevoegd gezag: de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS). Het gaat om reeds op grond van het Bs verrichte meldingen en verleende vergunningen voor bepaalde handelingen met bronnen, waarop de nieuwe instrumenten van het Bbs (kennisgevingen, registraties en vergunningen) dienen aan te sluiten om een doelmatige overgang van oud naar nieuw recht te bewerkstelligen en onnodige complicaties in de uitvoering te voorkomen. De nadere overgangsbepalingen ingevolge deze wijzigingsregeling zijn nodig ter aanvulling voor enkele abusievelijk nog niet, of niet expliciet, geregelde overgangssituaties waar in de praktijk vragen over zijn gerezen. Daarbij wordt aangesloten bij de vigerende verplichtingen en het overgangsrecht van Bbs en Rbs. Er is geen sprake van nieuwe verplichtingen.

2.2. Het overgangsrecht in de praktijk

Een voorbeeld van een nog niet geregelde situatie is die waarin een werkzaamheid onder het Bs niet meldingsplichtig was op grond van artikel 103 van dat besluit, maar als handeling als bedoeld in artikel 3.9 van het Bbs wel registratieplichtig is geworden. Zo is er nog een aantal praktijksituaties waar het bestaande overgangsrecht nog niet in voorziet.

3. Nadere overgangsregels (artikel I, onderdeel A)

In verband met het voorgaande is besloten om in aanvulling op de overgangs-bepalingen van hoofdstuk 12 van het Bbs en hoofdstuk 12 van de Rbs nadere overgangsbepalingen met een aanvullende overgangstermijn op te nemen. Het gaat om de volgende bepalingen.

3.1. Nieuw artikel 12.8

Ten eerste betreft het overgangsrecht voor reeds op grond van artikel 103, eerste lid, van het Bs gedane meldingen voor werkzaamheden met van nature voorkomend radioactief materiaal die onder het Bbs zijn aangewezen als registratieplichtige of vergunningplichtige handeling. Ingevolge artikel 12.8, derde lid, van het Bbs geldt een dergelijke onder het Bs gedane melding als een kennisgeving als bedoeld in artikel 3.11, eerste lid, van het Bbs.

Voor deze situaties wordt in het nieuwe artikel 12.8 van de Rbs een overgangstermijn opgenomen en wordt daarin bepaald dat voor 6 februari 2020 een aanvraag om registratie of vergunning moet worden ingediend. De aanvraag geldt tevens als kennisgeving (artikel 3.11, tweede lid, Bbs). Totdat de beslissing op de aanvraag onherroepelijk van kracht is geworden geldt de melding als een tijdelijke vergunning of tijdelijke registratie (artikel 12.8, tweede lid). Indien niet binnen de gestelde termijn een registratie of vergunning wordt aangevraagd kan daar in het kader van het toezicht en verdere handhaving tegen worden opgetreden.

3.2. Nieuwe artikelen 12.9 en 12.10

Artikel 12.11 van het Bbs bevat overgangsrecht voor:

  • a. handelingen die ingevolge artikel 21 van het Bs meldingsplichtig waren (artikel 12.11, eerste lid), en

  • b. handelingen of blootstellingssituaties die op grond van artikel 21 Bs niet meldingsplichtig waren (artikel 12.11, tweede lid).

De nieuwe artikelen 12.9 en 12.10 van de Rbs bevatten aanvullend overgangsrecht voor andere dan de in artikel 12.11, eerste of tweede lid, van het Bbs bedoelde handelingen, dat vergelijkbaar is met het overgangsrecht van dat artikel. Reeds uit het Bbs volgende verplichtingen in de overgangssituatie worden daarmee geëxpliciteerd. Van nieuwe verplichtingen of risico’s voor de volksgezondheid is daarmee geen sprake.

Het nieuwe artikel 12.9 van de Rbs bevat overgangsrecht voor andere dan in artikel 12.11, eerste lid, van het Bbs bedoelde handelingen waarvoor op grond van artikel 21 van het Bs een melding is gedaan en die door het Bbs registratie- of vergunningplichtig zijn geworden. De ondernemer is verplicht voor 6 februari 2020 een aanvraag om registratie of vergunning in te dienen. De eerdere melding onder het Bs geldt als tijdelijke vergunning of registratie totdat de beslissing op de aanvraag onherroepelijk van kracht is geworden (artikel 12.9, tweede lid, van de Rbs). Dit omvat ook bronnen die eerder zijn gemeld en in de vergunning zijn genoemd maar geen deel van de vergunning uitmaken.

Het nieuwe artikel 12.10 van de Rbs bevat overgangsrecht voor andere dan in artikel 12.11, tweede lid, van het Bbs bedoelde handelingen of werkzaamheden waarvoor geen meldingsplicht ingevolge artikel 21 van het Bs gold en waarvoor ingevolge het Bbs een kennisgeving moet worden gedaan of een registratie of vergunning moet worden aangevraagd. Het gaat om handelingen of werkzaamheden met radioactieve stoffen die voorheen waren vrijgesteld op grond van het Bs, maar waarvoor met de inwerkingtreding van het Bbs een kennisgeving moet worden gedaan dan wel een aanvraag om registratie of vergunning moet worden gedaan, bijvoorbeeld als gevolg van de verlaging van de waarden voor vrijstelling of vrijgave van radioactieve stoffen. De ondernemer is verplicht voor 1 juni 2019 een kennisgeving te doen of een aanvraag om registratie of vergunning in te dienen (artikel 12.10, eerste lid). Indien enkel een kennisgevingsplicht geldt, leidt deze verder niet tot een beslissing op die kennisgeving. Ingeval van een aanvraag om vergunning of registratie geldt de aanvraag ook steeds als een kennisgeving, dit volgt uit artikel 3.11, tweede lid, van het Bbs. Dit maakt dezelfde constructie mogelijk als in de artikelen 12.8, tweede lid, en 12.9, tweede lid. Totdat de beslissing op de aanvraag onherroepelijk van kracht is geworden geldt de aanvraag als een tijdelijke registratie of vergunning (artikel 12.10, tweede lid). Indien niet binnen de gestelde termijn een kennisgeving wordt gedaan of een registratie of vergunning wordt aangevraagd kan daar in het kader van het toezicht en verdere handhaving tegen worden opgetreden.

3.3. Nieuw artikel 12.11

Voor vergunningvoorschriften die niet (meer) in overeenstemming zijn met de geldende bepalingen van het Bbs en waarvoor nog geen ontheffing op grond van artikel 11.7 van het Bbs (of bijv. artikel 4.6 van het Bbs) is verleend, kan de ondernemer alsnog een ontheffing als bedoeld aanvragen. Het nieuwe artikel 12.11 van de Rbs bepaalt dat het verzoek om ontheffing voor 6 februari 2020 moet worden gedaan indien de ondernemer toepassing aan die vergunningvoorschriften wil blijven geven. Totdat de beslissing op een aanvraag onherroepelijk van kracht is geworden kan het vergunningvoorschrift waarvoor de ontheffing is aangevraagd worden toegepast. Indien niet binnen de gestelde termijn een ontheffing wordt aangevraagd is toepassing van het desbetreffende voorschrift daarna niet langer toegestaan en kan daar in het kader van het toezicht en verdere handhaving tegen worden opgetreden.

3.4. Overige onderdelen (artikel I, onderdelen B en C)

Onderdeel B betreft een technische correctie. Onderdeel C bevat een reparatie van bijlage 4.1 van de Rbs. Bijlage 4.1 behoort bij de artikelen 1.1 en 4.2 van de Rbs en betreft begrippen en indeling van radioactieve stoffen in categorieën met het oog op het beveiligingsplan. De derde categorie van de indeling wordt gevormd door de radioactieve stoffen waarvan de A/D waarde lager is dan 10, maar gelijk of hoger dan 1. Doordat dit laatste element ontbrak werd ten onrechte de indruk gewekt dat alle radioactieve stoffen met een A/D waarde lager dan 10 in deze categorie zouden moeten worden ingedeeld. Dat wordt door dit onderdeel hersteld.

4. Regeldrukeffecten, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

De additionele overgangsbepalingen van de wijzigingsregeling (artikel I, onderdeel A) leiden niet tot een wijziging van de administratieve of regeldruk zoals beschreven in de regeldrukparagraaf van hoofdstuk III van het algemeen deel van de nota van toelichting bij het besluit. Deze komen ten goede aan de rechtszekerheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. De technische en redactionele correcties ingevolge artikel I, onderdelen B en C, van de wijzigingsregeling in bijlagen 2.1 en 4.1 van de Rbs, hebben geen invloed op de regeldrukeffecten. Om deze reden is afgezien van een hernieuwde toets op regeldrukeffecten, deze zijn reeds opgenomen in het Bbs en getoetst door het adviescollege toetsing regeldruk (ATR).

De handhaafbaarheids- en uitvoerbaarheidstoetsen van de betrokken inspecties hebben tot aanvulling en verduidelijking van de tekst van artikelen en toelichting geleid.

5. Consultatie en notificatie

Deze regeling is mede tot stand gekomen op uitdrukkelijk verzoek van de betrokken bedrijfssectoren; de aanvullende overgangstermijnen en technische correcties zijn met hen afgestemd. Van internetconsulatie is afgezien omdat het technische reparaties en aanvullingen van het overgangsrecht betreft ter ondersteuning van de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid en consultatie naar verwachting niet meer tot wijzigingen zou leiden. De wijzigingsregeling heeft geen (negatieve) gevolgen voor de rechtspositie of lastendruk van burgers en bedrijven.

De wijzigingsregeling bevat, afgezien van enige redactionele verbeteringen, overgangsrechtelijke bepalingen, waarbij geen wijziging plaatsvindt van reeds genotificeerde bepalingen ter implementatie van de richtlijn 2013/59/EURATOM van de Raad van 5 december 2013 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming tegen de gevaren verbonden aan de blootstelling aan ioniserende straling, en houdende intrekking van de Richtlijnen 89/618/Euratom, 90/641/Euratom, 96/29/Euratom, 97/43/Euratom en 2003/122/Euratom. In verband hiermee is (hernieuwde of dubbele) notificatie op grond van artikel 33, derde alinea, van het op 25 maart 1957 te Rome tot stand gekomen Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Trb. 1957, 92), niet aan de orde.

6. Inwerkingtreding

Ingevolge artikel II werkt deze wijzigingsregeling terug tot en met de datum van inwerkingtreding van het besluit, 6 februari 2018. Hierdoor wordt bereikt dat de ondernemers die niet over een geldige registratie of geldige vergunning beschikken voor de handelingen die zij verrichtten voor genoemde datum en die handelingen na die datum zijn blijven verrichten, gedurende dat tijdvak niet in overtreding zijn geweest. Wat betreft de inwerkingtreding van deze regeling is afgezien van de toepassing van de vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijn (aanwijzing voor de regelgeving 4.17) omdat dit, gelet op de doelgroep, aanmerkelijke ongewenste private of publieke nadelen voorkomt en omdat het mede reparatieregelgeving betreft.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

Naar boven