Besluit van de Autoriteit Consument en Markt van 23 oktober 2019 met kenmerk ACM/UIT/508954 tot wijziging van de voorwaarden als bedoeld in artikel 12b van de Gaswet betreffende diversion voor virtuele interconnectiepunten

De Autoriteit Consument en Markt,

Gelet op artikel 12f, eerste lid van de Gaswet;

Besluit

ARTIKEL I

De Transportcode gas LNB wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 2.1.7.1 komt als volgt te luiden:

2.1.7.1

  • 1. Diversion betreft het recht van een erkende programmaverantwoordelijke om gecontracteerde entrycapaciteit of exitcapaciteit te verplaatsen naar een ander op dezelfde locatie gelegen entrypunt respectievelijk exitpunt onder de voorwaarde dat er geen extra beslag op transportcapaciteit wordt gelegd.

  • 2. In het geval van diversion tussen twee virtuele interconnectiepunten ligt minimaal een van de interconnectiepunten die geïntegreerd zijn tot een van beide virtuele interconnectiepunten op dezelfde locatie als een van de interconnectiepunten die geïntegreerd zijn tot het andere virtuele interconnectiepunt.

  • 3. In het geval van diversion tussen een virtueel interconnectiepunt en een binnenlands entry- of exitpunt ligt minimaal één van de interconnectiepunten die geïntegreerd zijn tot het virtuele interconnectiepunt op dezelfde locatie als het betreffende binnenlandse entry- of exitpunt.

B

Artikel 2.1.7.2 komt als volgt te luiden:

2.1.7.2

  • 1. Diversion wordt aangevraagd via een formulier dat de netbeheerder van het landelijk gastransportnet op zijn website publiceert.

  • 2. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet weigert de aanvraag indien de aangevraagde diversion extra beslag op transportcapaciteit legt.

  • 3. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet publiceert op zijn website voor welke combinaties van entry- en exitpunten diversion wordt aangeboden.

C

Artikel 2.1.7.3 komt als volgt te luiden:

2.1.7.3

  • 1. Diversion van een binnenlands entry- of exitpunt naar een interconnectiepunt of van een interconnectiepunt naar een ander interconnectiepunt wordt gecontracteerd en aan erkende programmaverantwoordelijken toegewezen via een veiling op het interconnectiepunt waar de capaciteit naartoe wordt verplaatst.

  • 2. Bovenop de reserveringsprijs zal, indien zich dat in de veiling voordoet, een veilingtoeslag in rekening worden gebracht.

  • 3. Voor de duur, de omvang en de prijs waarvoor de erkende programmaverantwoordelijke diversion heeft aangevraagd en in de veiling entry- of exitcapaciteit ten behoeve van diversion heeft gecontracteerd, wordt hij van zijn betalingsverplichting ontslagen op het punt waar de capaciteit vandaan wordt verplaatst. Als de reserveringsprijs lager is dan de te betalen prijs op het punt waar de capaciteit vandaan wordt verplaatst, wordt de erkende programmaverantwoordelijke enkel van zijn betalingsverplichting ontslagen voor zover de te betalen prijs op het punt waar de capaciteit naartoe wordt verplaatst dekkend is.

  • 4. Diversion, bedoeld in het eerste lid, kan voor een jaar-, kwartaal- of maandcapaciteitsproduct worden gecontracteerd.

D

Artikel 2.1.7.4 komt als volgt te luiden:

2.1.7.4

  • 1. Diversion op de overige entry- of exitpunten wordt gecontracteerd en aan erkende programmaverantwoordelijken toegewezen volgens het first come first served principe.

  • 2. De duur van diversion, bedoeld in het eerste lid, is niet korter dan een dag.

  • 3. Indien de te betalen prijs op het entry- of exitpunt waar capaciteit heen verplaatst wordt lager is dan de te betalen prijs op het oorspronkelijke entry- of exitpunt, wordt de erkende programmaverantwoordelijke op het oorspronkelijke punt enkel van zijn betalingsverplichting ontslagen voor zover de te betalen prijs op het entry-of exitpunt waar de capaciteit heen wordt verplaatst dekkend is.

  • 4. Bij de berekening van de te betalen prijs wordt gebruik gemaakt van de multiplicatoren en seizoensfactoren die gelden op het oorspronkelijke entry-of exitpunt.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 23 oktober 2019

Autoriteit Consument en Markt, namens deze: F.J.H. Don bestuurslid

Als u rechtstreeks belanghebbende bent, kunt u bezwaar maken tegen dit besluit. Stuur uw gemotiveerde bezwaarschrift naar de Autoriteit Consument en Markt, Juridische Zaken, postbus 16326, 2500 BH Den Haag. Graag ontvangen wij uw bezwaarschrift binnen zes weken na de dag waarop dit besluit bekend is gemaakt. In uw bezwaarschrift kunt u de Autoriteit Consument en Markt verzoeken in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter

TOELICHTING

1 Samenvatting

  • 1. Met dit besluit stelt de Autoriteit Consument en Markt (hierna: de ACM) wijzigingen vast in de Transportcode gas LNB, waarmee het mogelijk wordt om de dienst diversion aan te bieden op virtuele interconnectiepunten. Diversion houdt in dat Gasunie Transport Services (hierna: GTS) op verzoek van een marktpartij gecontracteerde capaciteit op een entry- of exitpunt verplaatst naar een ander entry- of exitpunt. Dat is alleen mogelijk als de punten waartussen capaciteit wordt verplaatst op dezelfde locatie zijn gelegen.

  • 2. In een virtueel interconnectiepunt (hierna: VIP) worden twee of meer interconnectiepunten tussen twee aangrenzende entry-/exitsystemen geïntegreerd. Aangezien een VIP geen locatie heeft, zou dit betekenen dat de dienst diversion niet kan worden aangeboden op VIP’s. Met dit codebesluit worden de bepalingen over de dienst diversion aangepast zodat het toch mogelijk wordt voor GTS om deze dienst aan te bieden op VIP’s. Hierbij wordt uitgegaan van de locaties van de interconnectiepunten die zijn samengevoegd tot een VIP.

2 Aanleiding en gevolgde procedure

  • 3. De ACM stelt op grond van artikel 12f van de Gaswet regelgeving vast voor de energiemarkt. Dit besluit is tot stand gekomen op basis van een voorstel van Netbeheer Nederland dat de ACM op 19 februari 2019 heeft ontvangen. Aanleiding voor dit voorstel is het voornemen van GTS om virtuele interconnectiepunten op te richten. Met dit voorstel wil Netbeheer Nederland het mogelijk maken dat GTS de dienst diversion kan aanbieden op virtuele interconnectiepunten, wanneer deze zijn opgericht.

  • 4. De ACM is van mening dat het voorstel geen technische voorschriften bevat bedoeld in Richtlijn 2015/1535. Om die reden zijn de voorwaarden in dit besluit niet in ontwerp ter notificatie aangeboden.

3 Beoordeling

3.1 Procedureel

  • 5. De ACM constateert dat het voorstel op 24 januari 2019 in een overleg met representatieve organisaties is besproken. In het voorstel is een verslag opgenomen van dit overleg en de indieners hebben in het voorstel aangegeven welke gevolgtrekkingen zij hebben verbonden aan de zienswijzen die organisaties naar voren hebben gebracht. Naar het oordeel van de ACM voldoet het voorstel daarmee aan de vereisten bedoeld in artikel 12d van de Gaswet.

3.2 Inhoudelijk

  • 6. De ACM constateert dat de dienst diversion marktpartijen een mogelijkheid biedt om gebruik te maken van geboekte transportcapaciteit, die anders mogelijk ongebruikt zou blijven. Deze dienst draagt daarmee bij aan het doelmatig functioneren van de gasvoorziening en de ontwikkeling van het handelsverkeer op de gasmarkt. Gezien de huidige codetekst kan GTS deze dienst echter niet aanbieden op de virtuele interconnectiepunten, omdat virtuele interconnectiepunten geen fysieke locatie hebben. De voorgestelde wijziging maakt het aanbieden van de dienst diversion op virtuele interconnectiepunten mogelijk door uit te gaan van de locaties van de interconnectiepunten die bijdragen aan het virtuele interconnectiepunt.

    Dit zorgt ervoor dat partijen ook op virtuele interconnectiepunten optimaal gebruik kunnen maken van de geboekte transportcapaciteit. Naar de mening van de ACM draagt de voorgestelde aanpassing daarom ook bij aan de voorgenoemde belangen.

  • 7. De ACM komt tot het oordeel dat de wijzigingen die Netbeheer Nederland voorstelt niet in strijd zijn met de belangen, regels en eisen bedoeld in artikel 12f, eerste en tweede lid, van de Gaswet.

  • 8. De ACM heeft grammatica, spelling en interpunctie in het codevoorstel waar nodig gecorrigeerd. Daarnaast heeft de ACM tekstuele aanpassingen gedaan ten opzichte van de voorgestelde tekstuele wijzigingen om de codebepalingen te verduidelijken. Tevens stelt de ACM met dit besluit artikel 2.1.7.4 ongewijzigd vast. Dit heeft tot doel om de bepalingen van dit artikel weer te geven in artikelleden, zoals dit besluit dat ook doet voor de andere artikelen van paragraaf 2.1.7.

4 Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

  • 9. Met dit artikel wordt aan het bestaande artikel 2.1.7.1, twee onderdelen toegevoegd. Het eerste onderdeel maakt diversion mogelijk tussen twee virtuele interconnectiepunten. Het tweede onderdeel maakt diversion tussen een virtueel interconnectiepunt en een binnenlands entry- of exitpunt mogelijk. Diversion kan alleen als de desbetreffende entry- of exitpunten fysiek op dezelfde locatie liggen. Daarom is in beide onderdelen vereist dat diversion alleen mogelijk is, als beide virtuele interconnectiepunten tenminste één interconnectiepunt bevatten op dezelfde locatie, resp. minimaal één van de onderliggende interconnectiepunten van het virtuele interconnectiepunt op dezelfde locatie ligt als het binnenlandse entry- of exitpunt.

  • 10. De ACM heeft de formulering van deze onderdelen aangepast ten opzichte van de voorgestelde tekst, zodat wordt aangesloten bij de definitie van virtueel interconnectiepunt in Verordening 2017/459. In deze verordening is een virtueel interconnectiepunt gedefinieerd als: ‘twee of meer interconnectiepunten die dezelfde twee aangrenzende entry/exit-systemen verbinden en die zijn geïntegreerd met het doel één enkele capaciteitsdienst te leveren’.

Artikel I, onderdeel B

  • 11. Met dit artikel voegt de ACM een onderdeel toe aan artikel 2.1.7.2, waarin expliciet wordt gemaakt dat de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de aanvraag voor diversion weigert als deze leidt tot een extra beslag op de transportcapaciteit.

  • 12. Er is sprake van extra beslag op de transportcapaciteit wanneer de aangevraagde diversion ertoe zou leiden dat de transportcapaciteit van het betreffende virtuele interconnectiepunt of het cluster van interconnectiepunten zou worden overschreden.

Artikel I, onderdeel C

  • 13. Met dit artikel wijzigt de ACM artikel 2.1.7.3 om duidelijk te maken dat bij diversion naar een interconnectiepunt de veiling van de capaciteit op het interconnectiepunt waar de capaciteit naartoe wordt verplaatst, leidend is. Daarnaast wordt in de bestaande bepaling over de betalingsverplichting verduidelijkt om welke punt het steeds gaat: het punt waar de capaciteit vandaan wordt verplaatst, of het punt waar de capaciteit naartoe wordt verplaatst.

  • 14. De ACM kiest er bij de wijziging van dit artikel voor om in afwijking van het voorstel te spreken over ‘interconnectiepunt’ in plaats van (virtueel) interconnectiepunt. De aanduiding interconnectiepunt kan namelijk ook betekenen dat het gaat om een virtueel interconnectiepunt.

    Dit concludeert de ACM op grond van de definitie van interconnectiepunt in Verordening 2017/459. Deze luidt: ‘fysiek of virtueel punt dat aangrenzende entry/exit-systemen met elkaar verbindt of dat een entry/exit-systeem verbindt met een interconnector, voor zover voor deze punten boekingsprocedures voor netgebruikers gelden’ (onderstreping ACM).

Artikel I, onderdeel D

  • 15. Dit artikel is opgenomen om de bestaande tekst van dit artikel weer te geven in verschillende artikelleden. Hierbij is één tekstuele verduidelijking opgenomen.

Autoriteit Consument en Markt, namens deze: F.J.H. Don bestuurslid

Naar boven