Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 22 oktober 2019, nr. WJZ / 19062822, houdende wijziging van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies in verband met subsidie voor tijdelijke stopzetting visserijactiviteiten vanwege Brexit

Gelet op artikel 33, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 149);

Gelet op artikel 3, eerste en derde lid, van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies en artikel 2.3 van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

Aan hoofdstuk 3 van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies wordt een titel toegevoegd, luidende:

Titel 3.11. Tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten vanwege Brexit

Artikel 3.11.1. Begripsomschrijvingen

In deze titel wordt verstaan onder:

controleverordening:

Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PbEU L 343);

eigenaar van een vissersvaartuig:

degene te wiens naam het vissersvaartuig in het visserijregister, bedoeld in artikel 4 van het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998, is geregistreerd;

gegevens van het volgsysteem voor vaartuigen:

gegevens als bedoeld in artikel 4, twaalfde lid, van de controleverordening.

Artikel 3.11.2. Subsidiabele activiteiten
  • 1. De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan de eigenaar van een vissersvaartuig met een lengte van ten minste twaalf meter voor het gedurende ten minste drie en ten hoogste dertien maal een volledige ononderbroken week stopzetten van visserijactiviteiten met dat vissersvaartuig.

  • 2. De subsidie, bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend verstrekt, indien het Verenigd Koninkrijk geen toegangsrechten tot zijn wateren verleent aan Unievissersvaartuigen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 5, van verordening 1380/2013 voor visserijactiviteiten op het moment dat de toepassing van de Verdragen op het Verenigd Koninkrijk is geëindigd op grond van artikel 50, derde lid, van het Verdrag inzake de Europese Unie.

  • 3. Als een volledige ononderbroken week als bedoeld in het eerste lid wordt beschouwd zeven achtereenvolgende dagen, van 0.00 uur van de eerste dag tot en met 23.59 uur van de zevende dag.

  • 4. In afwijking van het derde lid bedraagt een volledige ononderbroken week voor een vissersvaartuig met een brutotonnage van meer dan 1.200 BT, waarmee de pelagische visserij wordt uitgeoefend, acht achtereenvolgende dagen, van 0.00 uur van de eerste dag tot en met 23.59 uur van de achtste dag.

  • 5. De minister verstrekt de subsidie, bedoeld in het eerste lid, ook voor het gedurende een of twee maal een volledige ononderbroken week stopzetten van visserijactiviteiten met een vissersvaartuig, indien het Verenigd Koninkrijk toegang verleent tot zijn wateren aan Unievissersvaartuigen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 5, van verordening 1380/2013 voor visserijactiviteiten op een tijdstip na het moment, bedoeld in het tweede lid, en voor 25 december 2020.

  • 6. Geen subsidie wordt verstrekt voor de stopzetting van visserijactiviteiten met een vissersvaartuig van 25 december 2019 tot en met 1 januari 2020.

Artikel 3.11.3. Hoogte subsidie
  • 1. De hoogte van de subsidie bedraagt het aantal volledige ononderbroken weken dat de visserijactiviteiten met het vissersvaartuig daadwerkelijk zijn stopgezet, vermenigvuldigd met:

    • a. € 5.000,–, indien het een vissersvaartuig met een vermogen van 300pk of minder betreft;

    • b. € 10.000,–, indien het een vissersvaartuig met een vermogen van meer dan 300pk betreft.

  • 2. Artikel 1.3 is niet van toepassing op deze titel.

Artikel 3.11.4. Verdeling subsidieplafond

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 3.11.5. Realisatietermijn

De stopzetting van visserijactiviteiten vindt plaats voor 25 december 2020.

Artikel 3.11.6. Afwijzingsgronden

De minister besluit afwijzend op een aanvraag, indien:

  • a. het vissersvaartuig niet is geregistreerd in het visserijregister, bedoeld in artikel 4 van het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998;

  • b. uit gegevens van het volgsysteem voor vaartuigen niet blijkt dat het vissersvaartuig in de twee kalenderjaren voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag gedurende ten minste 120 dagen in de wateren van het Verenigd Koninkrijk is geweest;

  • c. er ten aanzien van het vissersvaartuig al een subsidie als bedoeld in artikel 3.11.2, eerste lid, is verleend en de aanvrager ten aanzien van die subsidie geen aanvraag tot subsidievaststelling heeft ingediend ten aanzien van het volledige aantal weken waarvoor de subsidie is verleend;

  • d. in het geval de subsidie zou worden verleend, het aantal volledige weken dat de visserijactiviteiten met het vissersvaartuig zijn stopgezet meer bedraagt dan 39.

Artikel 3.11.7. Indiening aanvraag tot subsidieverlening

Artikel 3.1.4, aanhef en onderdelen b en g, is niet van toepassing op deze titel.

Artikel 3.11.8. Verplichtingen subsidieontvanger
  • 1. Gedurende de volledige ononderbroken week, bedoeld in artikel 3.11.2, eerste lid, worden alle visserijactiviteiten met het vissersvaartuig stopgezet.

  • 2. Aan het eerste lid is voldaan, indien uit de gegevens van het volgsysteem voor vaartuigen blijkt dat het vissersvaartuig de haven niet heeft verlaten.

  • 3. De satellietvolgapparatuur, bedoeld in artikel 9 van de controleverordening, is tijdens de volledige duur van de stopzetting ingeschakeld.

  • 4. Artikel 2.17 is niet van toepassing op deze titel.

Artikel 3.11.9. Aanvraag subsidievaststelling
  • 1. In afwijking van artikel 2.20, eerste lid, wordt de aanvraag tot subsidievaststelling gedaan uiterlijk zes weken na de datum, bedoeld in artikel 3.11.5, eerste lid.

  • 2. Artikel 3.1.5, aanhef en onderdelen b, c en d, is niet van toepassing op deze titel.

  • 3. De aanvraag tot subsidievaststelling bevat een overzicht van de volledige ononderbroken weken waarin de visserijactiviteiten met het vissersvaartuig zijn stopgezet.

Artikel 3.11.10. Vervaltermijn

Deze titel vervalt met ingang van 1 juli 2022, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn verleend.

ARTIKEL II

In de tabel in artikel 3, tweede lid, van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2019 wordt onder de rij van Titel 3.10 een rij ingevoegd, luidende:

Titel 3.11 Tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten vanwege Brexit

3.11.2

   

De dag na inwerkingtreding van de Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit houdende wijziging van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies in verband met subsidie voor tijdelijke stopzetting visserijactiviteiten vanwege Brexit t/m 01-12-2020

€ 8.000.000

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dag waarop de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie heeft plaatsgevonden, met dien verstande dat deze regeling niet in werking treedt indien met ingang van deze dag een terugtrekkingsakkoord als bedoeld in artikel 50, tweede lid, van het Verdrag betreffende de Europese Unie van kracht is geworden dat voorziet in toegangsrechten voor visserijactiviteiten tot de wateren van het Verenigd Koninkrijk voor Unievissersvaartuigen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 5, van verordening 1380/2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 22 oktober 2019

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

1. Inleiding

Met deze regeling wordt een subsidiemodule voor de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten toegevoegd aan de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies (REES).

2. Aanleiding en doel

De Europese Unie en de Nederlandse overheid willen met steungelden uit het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (hierna: EFMZV) op basis van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 149) (hierna: verordening 508/2014) bijdragen aan de verwezenlijking van het nieuwe gemeenschappelijke visserijbeleid, zoals is verwoord in Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PbEU 2013, L 354) (hierna: verordening 1380/2013).

Artikel 33 van verordening 508/2014 geeft de mogelijkheid tot financiering van tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten, indien een dergelijke stopzetting het rechtstreekse gevolg is van bepaalde instandhoudingsmaatregelen, voorzien in bepaalde Unie- of nationale visserijbeheerplannen, of voortvloeit uit de niet-verlenging van partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij of protocollen daarbij. Nederland heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt in zijn Operationeel Programma en financiert deze typen tijdelijke stopzettingen dus niet in deze programmaperiode.

Artikel 33 van verordening 508/2014 is gewijzigd1 om lidstaten in staat te stellen tijdelijke stopzettingen te financieren, indien in het geval van een Brexit Unievissersvaartuigen hun toegangsrechten verliezen tot de wateren van het Verenigd Koninkrijk. Van deze mogelijkheid tot financieren van tijdelijke stopzettingen maakt Nederland gebruik om de gevolgen van een dergelijk toegangsverlies te beperken. De visserijactiviteiten met vissersvaartuigen die toegang hadden tot de wateren van het Verenigd Koninkrijk, kunnen namelijk verlegd worden naar andere wateren waar zij nog wel toegang toe hebben, hetgeen de visserijinspanning op die wateren aanzienlijk kan verhogen. Indien een aantal van deze vissers besluit hun visserijactiviteiten tijdelijk stop te zetten, dan wordt die visserijinspanning beperkt en daarmee de mogelijke negatieve effecten daarvan. Onderhavige subsidiemodule voorziet in een subsidie hiervoor.

3. Opzet van de subsidiemodule

3.1. Algemeen

Met onderhavige regeling wordt een nieuwe titel toegevoegd aan hoofdstuk 3 van de REES. In deze titel is de subsidiemodule inzake de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten vanwege Brexit opgenomen.

3.2. Doel van de subsidie

Doel van de subsidie is het stimuleren van de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten met vissersvaartuigen waarmee in substantiële mate de visserij in de wateren van het Verenigd Koninkrijk is uitgeoefend. Subsidiëring is enkel aan de orde, indien deze visserijactiviteiten niet meer in de wateren van het Verenigd Koninkrijk kunnen worden uitgevoerd, in het geval deze vissersvaartuigen hun toegangsrechten tot die wateren verliezen door het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie en zonder dat na dit vertrek voor deze vissersvaartuigen in toegang tot deze wateren is voorzien. Dit is tot uitdrukking gebracht in artikel 3.11.2, tweede lid.

3.3. Subsidiabele activiteiten

Subsidie wordt ingevolge artikel 3.11.2, eerste lid, verstrekt voor de stopzetting van visserijactiviteiten met een vissersvaartuig. Om voor subsidie in aanmerking te komen, mag een aanvraag voor subsidieverlening betrekking hebben op minimaal drie en maximaal dertien weken. Deze ondergrens van drie weken is gekozen om met het oog op het beperken van de uitvoeringskosten te verzekeren dat er alleen voldoende substantiële aanvragen worden gedaan. De bovengrens van dertien weken is ingegeven door het belang te voorkomen dat het subsidieplafond al wordt bereikt door het verstrekken van subsidie aan een beperkt aantal vaartuigen. Overigens wordt de hoogte van de subsidie vastgesteld op basis van het aantal weken dat de visserijactiviteiten daadwerkelijk zijn stopgezet; dit aantal kan lager zijn dan het aantal aangevraagde weken, maar kan niet minder zijn dan het minimum van drie.

Het gaat voorts om volledige weken, dat wil zeggen zeven aaneengesloten gehele dagen (artikel 3.11.2, derde lid). Met vissersvaartuigen worden doorgaans namelijk slechts gedurende een gedeelte van een volledige week visserijactiviteiten uitgevoerd en voorkomen moet worden dat enkel het stopzetten van visserijactiviteiten wordt gesubsidieerd op dagen waarop die activiteiten toch niet zouden plaatsvinden.

Het aanlanden van vis is een visserijactiviteit, die dan ook niet mag plaatsvinden in de volledige ononderbroken week dat de visserijactiviteiten zijn stopgezet. Vissersvaartuigen die verse vis aanlanden moeten hun vis in één ononderbroken losbeurt aanlanden (artikel 8, vijfde lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij). Dit zal dus altijd aan het begin van een periode zijn waarin een vissersvaartuig zich in de haven bevindt. Dit is anders bij een vissersvaartuig uit de pelagische sector waarmee bevroren vis wordt aangeland. Zij zijn uitgezonderd van de plicht om vis in één ononderbroken losbeurt aan te landen (artikel 8, zevende lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij). Deze vissersvaartuigen kunnen dus over een langere periode dat zij zich in de haven bevinden vis aanlanden. Dit verschil tussen vissersvaartuigen uit de pelagische sector en andere vissersvaartuigen is tot uitdrukking gebracht in de bepaling dat een volledige week acht dagen bedraagt voor vissersvaartuigen uit de pelagische sector (artikel 3.11.2, vierde lid).

Een denkbaar scenario is dat na het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie alsnog een akkoord tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk wordt gesloten waarin de toegang tot Britse wateren van Europese vissersvaartuigen wordt geregeld. In dat geval wordt overeenkomstig artikel 3.11.2, tweede lid, geen subsidie meer verstrekt. Het is denkbaar dat op dat moment vissersvaartuigen minder dan de ondergrens van drie volledige en ononderbroken weken hebben stilgelegen, waardoor zij voor die weken geen subsidie zouden ontvangen. Dit zou een onredelijke uitkomst zijn, omdat het niet bereiken van de ondergrens hen in die omstandigheid niet te verwijten is. Ingevolge artikel 3.11.2, vijfde lid, is de ondergrens van drie weken daarom niet van toepassing in dit geval.

In artikel 3.11.2, zesde lid, is tot slot bepaald dat de te subsidiëren stopzetting van visserijactiviteiten ook niet plaatsvinden tussen 25 december 2019 en 1 januari 2020. Het is gebruikelijk dat er geen visserijactiviteiten worden uitgevoerd tijdens de Kerst en de daarop volgende dagen. Het ligt dan ook niet in de rede om de stopzetting van visserijactiviteiten gedurende die dagen te subsidiëren.

3.4. Begunstigden

Begunstigden van deze subsidie zijn de eigenaren van vissersvaartuigen die zijn ingeschreven in het visserijregister, bedoeld in artikel 4 van het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998 (artikel 3.11.2, eerste lid). In het visserijregister wordt per vissersvaartuig één eigenaar ingeschreven, ook indien het vissersvaartuig meerdere eigenaren heeft. Het is die eigenaar aan wie de subsidie wordt verleend en betaald. Is er sprake van meerdere eigenaren, dan bepalen hun onderlinge verhoudingen in welke mate de mede-eigenaren profiteren van de subsidie. Het gaat voorts om vissersvaartuigen met een lengte van twaalf meter of meer, omdat deze schepen dienen te zijn uitgerust met satellietvolgapparatuur.

Artikel 33 van verordening 508/2014 biedt ook de mogelijkheid om de vissers, die werkzaam zijn op het vissersvaartuig, te subsidiëren voor de periode waarin de visserijactiviteiten met het vissersvaartuig worden stopgezet. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Wel zijn de arbeidskosten deels meegenomen in het vaste bedrag dat wordt vergoed aan de eigenaar van het vissersvaartuig voor het stopzetten van de visserijactiviteiten (zie paragraaf 3.5). Dit geeft de ruimte voor de eigenaren om de vissers die werkzaam zijn op zijn vissersvaartuig te betalen gedurende de stopzetting van de visserijactiviteiten, iets waar – afhankelijk van de contractuele relatie tussen eigenaar en visser – ook een verplichting toe kan bestaan.

3.5. Hoogte subsidie

De hoogte van de subsidie wordt bepaald door het aantal weken dat daadwerkelijk de visserijactiviteiten met het vissersvaartuig zijn stopgezet te vermenigvuldigen met een vast bedrag per week (artikel 3.11.3, eerste lid). Deze methode heeft het voordeel dat er bij voorbaat duidelijk is voor de aanvragers welk bedrag zij per week zullen ontvangen en dat de uitvoering wordt vergemakkelijkt, zowel voor de aanvrager als voor het bevoegde gezag, omdat er geen gemaakte subsidiabele kosten behoeven te worden onderbouwd en gecontroleerd. Om die reden is artikel 1.3 van de REES, inzake de subsidiabele kosten, buiten toepassing verklaard voor onderhavige subsidiemodule (artikel 3.11.3, tweede lid).

De berekening van het vaste bedrag per week is gebaseerd op een rapport van Wageningen Economic Research, waarin de kosten en baten per week van Nederlandse vissersvaartuigen in beeld zijn gebracht.2 Hierbij gaat het om de op het moment van opstellen van deze regeling meest recente beschikbare cijfers van het jaar 2017.

In het rapport wordt onderscheid gemaakt tussen vier categorieën vissersvaartuigen: kotters met een vermogen van 300pk of minder (hierna: kotters ≤ 300pk), vaartuigen die gebruik maken van de flyshoot vismethode (hierna: flyshooters), kotters met een vermogen van meer dan 300pk (hierna: kotters > 300pk) en trawlers. Uit de cijfers blijkt dat de kosten en baten van de categorieën flyshooters en kotters > 300pk goed vergelijkbaar zijn. De kosten en baten van de categorie kotters ≤ 300pk liggen aanmerkelijk lager en die van de trawlers zeer veel hoger. Op basis van deze cijfers is er gekozen voor twee vaste bedragen per week: één voor vissersvaartuigen met een vermogen van 300pk of minder en één voor vissersvaartuigen met een vermogen van meer dan 300pk. De categorie vissersvaartuigen met een vermogen van 300pk of minder komt overeen met de categorie kotters ≤ 300pk uit het rapport. De categorie vissersvaartuigen met een vermogen van meer dan 300pk omvat de categorieën flyshooters, kotters >300pk en de trawlers uit het rapport.

Het vaste bedrag per week is afgeleid van de kosten per kalenderweek om visserijactiviteiten uit te voeren met een vissersvaartuig, zoals opgenomen in het rapport. Het rapport maakt daarbij onderscheid tussen vaste kosten, arbeidskosten, proportioneel variabele kosten en gemengd variabele kosten. Gekozen is om het vaste bedrag te baseren op een optelsom van de volledige vaste kosten en een deel van de arbeidskosten en gemengd variabele kosten per kalenderweek. Vaste kosten worden immers gemaakt ongeacht de activiteiten van het vaartuig en dat geldt ook voor een deel van de gemengd variabele kosten. Arbeidskosten zijn in beginsel variabel, maar afhankelijk van de contractuele relatie tussen eigenaar en bemanning van het vissersvaartuig kan doorbetaling toch aan de orde zijn als er geen visserijactiviteiten worden verricht; evenzeer zou de bemanning andere werkzaamheden kunnen verrichten en uit dien hoofde inkomsten ontvangen. Gelet hierop is er voor gekozen om de arbeidskosten gedeeltelijk mee te nemen in de berekening van het vaste bedrag; dat biedt de eigenaren de ruimte om de bemanning te betalen bij het stopzetten van visserijactiviteiten, ook in gevallen waarin hij daartoe niet gehouden zou zijn.

Het vaste bedrag per week voor de categorie vissersvaartuigen met een vermogen van 300pk of minder is gebaseerd op de cijfers uit het rapport van de corresponderende categorie kotters ≤ 300pk. Aangezien de subsidie per volledige ononderbroken week wordt berekend, wordt uitgegaan van de kosten per kalenderweek zoals weergegeven in het rapport. Voor de categorie vissersvaartuigen met een vermogen van meer dan 300pk is het vaste bedrag gebaseerd op een gewogen gemiddelde van de categorieën flyshooters en kotters > 300pk uit het rapport. De weging is gebaseerd op de relatieve omvang van het aantal vaartuigen dat onder die categorie valt.

De trawlers, actief in de pelagische sector, vallen ook onder de categorie vissersvaartuigen met een vermogen van meer dan 300pk. Het vaste bedrag per week dat voor die categorie is gekozen is niet gebaseerd op de kosten die deze categorie vissersvaartuigen maakt per kalenderweek. Deze kosten zijn dermate hoog dat, als deze kosten zouden zijn gebruikt om een gemiddelde voor deze categorie te berekenen, er een bedrag uit zou zijn gekomen die voor de andere vissersvaartuigen in deze categorie ver boven hun opbrengsten per kalenderweek ligt. Dat is niet wenselijk. Evenmin wenselijk zou het zijn om een apart vast bedrag per week voor deze categorie in de subsidiemodule op te nemen, omdat dat bedrag erg hoog zou zijn in relatie tot het subsidieplafond, waardoor het subsidieplafond dan snel overschreden zou worden als er slechts aan enkele trawlers subsidie zou worden verleend. In de overweging om voor de pelagische trawlers niet een apart tarief op te nemen, speelt tevens mee dat deze schepen meer mogelijkheden hebben om naar andere visgronden uit te wijken. Ook omringende lidstaten geven geen subsidie voor het stilliggen van deze schepen.

3.6. Aanvragen voor subsidie, verdeling subsidieplafond en realisatietermijn

Op grond van artikel 3.11.4 wordt het subsidieplafond verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen. In artikel 3.11.7 is opgenomen dat een aanvraag niet alle gegevens behoeft te bevatten die worden genoemd in artikel 3.1.4 van de REES, waarin voor alle subsidiemodules in het kader van het EFMZV is bepaald welke gegevens de aanvrager bij een aanvraag moet indienen. Deze gegevens worden gezien het karakter van de subsidie niet als noodzakelijk gezien voor de beoordeling van de aanvraag.

De stopzetting van visserijactiviteiten moet hebben plaatsgevonden voor 25 december 2020 (artikel 3.11.5). Ook hier is de week van Kerst niet meegenomen, zie daarover paragraaf 3.3 van deze toelichting. Voor de goede orde zij opgemerkt dat de subsidie wordt verleend voor een bepaald aantal volledige ononderbroken weken stopzetten van visserijactiviteiten. De begunstigde wordt ook geacht dit aantal weken de visserijactiviteiten stop te zetten. Mochten op het moment dat de realisatietermijn (25 december 2020) is overschreden, de visserijactiviteiten niet het volledige aantal weken zijn stopgezet, dan zal de subsidie worden vastgesteld ter hoogte van het daadwerkelijke aantal weken dat de visserijactiviteiten zijn stopgezet, vermenigvuldigd met het toepasselijke vaste bedrag per week. Als de visserijactiviteiten minder dan het minimale aantal van drie weken zijn stopgezet, dan zal de subsidie op nul worden vastgesteld. Een uitzondering hierop is de situatie dat voor afloop van de realisatietermijn de toegang tot de Britse wateren is geregeld.

3.7 Afwijzingsgronden

Artikel 33 van verordening 508/2014 brengt een aantal beperkingen aan in de potentiële groep vissersvaartuigen ten aanzien waarvan onderhavige subsidie kan worden verleend. In de eerste plaats moet het gaan om vissersvaartuigen die als actief zijn geregistreerd. Hieraan wordt invulling gegeven door te bepalen dat de subsidie wordt geweigerd, indien het vissersvaartuig niet in het visserijregister is ingeschreven (artikel 3.11.6, onderdeel a). Ingevolge het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998 mogen vissersvaartuigen pas in gebruik worden genomen na inschrijving in het visserijregister door de eigenaar en wordt het vaartuig uitgeschreven als het niet meer gebruikt wordt als vissersvaartuig.

In de tweede plaats komen alleen vissersvaartuigen in aanmerking waarmee in de twee kalenderjaren voorafgaand aan de datum van indiening van de steunaanvraag gedurende ten minste 120 dagen visserijactiviteiten zijn verricht in de wateren van het Verenigd Koninkrijk (artikel 3.11.6, onderdeel b). Hiermee wordt uitvoering gegeven aan twee eisen uit verordening 508/2014, te weten dat met het vaartuig in de twee kalenderjaren voorafgaande aan de aanvraag gedurende ten minste 120 dagen visserijactiviteiten moeten zijn verricht en dat alleen die vissersvaartuigen in aanmerking komen die in significante mate afhankelijk zijn van toegang tot de wateren van het Verenigd Koninkrijk. Ten aanzien van deze afwijzingsgrond is – teneinde de uitvoeringskosten en de regeldruk te beperken – gekozen om gebruik te maken van de gegevens die bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit berusten in het kader van het Vessel Monitoring System (hierna: VMS). Ingevolge de controleverordening van het Gemeenschappelijke Visserijbeleid dient elk vissersvaartuig van twaalf meter lang of meer voorzien te zijn van satellietvolgapparatuur, waarmee gegevens omtrent de positie van het vaartuig worden verzonden aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Uit deze gegevens dient te blijken dat het vaartuig in de twee kalenderjaren voorafgaande aan de subsidieaanvraag gedurende ten minste 120 dagen in de wateren van het Verenigd Koninkrijk is geweest. Als dit niet uit de VMS-gegevens blijkt, dan wordt de aanvraag afgewezen. Onder een dag aanwezig zijn in de wateren van het Verenigd Koninkrijk, wordt verstaan een doorlopende periode van 24 uur of deel daarvan, gedurende welke een vaartuig buitengaats is en aanwezig is in het betreffende gebied.

Bij het beoordelen van de VMS-gegevens worden de gegevens gebruikt van het vaartuig, ten aanzien waarvan subsidie wordt aangevraagd. Hiervoor is leidend het unieke Europese identificatienummer waaronder het vissersvaartuig in het visserijregister is ingeschreven. Of het vissersvaartuig in deze periode van eigenaar is gewisseld of dat het kenteken van het vissersvaartuig is gewijzigd, is daarbij niet relevant.

In de derde plaats wordt een aanvraag op grond van artikel 3.11.6, onderdeel c, afgewezen, indien ten aanzien van het betreffende vissersvaartuig al een subsidie voor stilligging in het kader van deze module is verleend en ten aanzien van deze subsidie nog geen verzoek tot subsidievaststelling is gedaan. Het gaat hierbij om een verzoek tot subsidievaststelling voor het aantal weken ten aanzien waarvan de subsidie is verleend; wordt een aanvraag tot subsidievaststelling voor een lager aantal weken gedaan, dan is onderhavige afwijzingsgrond ook van toepassing. Met deze afwijzingsgrond wordt voorkomen dat een aanvrager meerdere subsidieaanvragen op hetzelfde moment kan doen en op die wijze meer dan het maximum van dertien weken aanvraagt.

Tot slot verzekert artikel 3.11.6, onderdeel d, dat wordt voldaan aan de eis uit artikel 33, tweede lid, van verordening 508/2014 dat de steun mag worden verleend voor een maximale duur van negen maanden, door te bepalen dat een aanvraag wordt afgewezen indien, in het geval de subsidie zou worden verleend, het totaal aantal volledige weken dat de visserijactiviteiten met dat vissersvaartuig zijn stopgezet, meer zou bedragen dan 39. Het in de verordening genoemde maximum van negen maanden is omgerekend naar 39 weken (negen maanden is gelijk aan ¾ jaar, hetgeen gelijk is aan 39 weken), omdat de regeling is gebaseerd op volledige weken stilligging.

3.8 Verplichtingen subsidieontvanger

Ingevolge artikel 33, eerste lid, van verordening 508/2014 kan steun worden verleend voor de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten. Het vierde lid van artikel 33 bepaalt voorts dat de visserijactiviteiten met het betreffende vissersvaartuig daadwerkelijk moeten worden opgeschort en dat de bevoegde autoriteit zich ervan vergewist dat het betrokken vissersvaartuig tijdens de periode van de tijdelijke stopzetting alle visserijactiviteiten heeft stopgezet. Aan deze eisen is invulling gegeven in artikel 3.11.8, eerste en tweede lid, waarin is bepaald dat de visserijactiviteiten met het vissersvaartuig moeten worden opgeschort tijdens de volledige weken waarvoor subsidie is verleend, en dat daaraan in elk geval is voldaan als uit de gegevens uit het hiervoor genoemde VMS-systeem blijkt dat het betreffende vissersvaartuig gedurende die week in de haven heeft gelegen. Dit zal ambtshalve worden getoetst op het moment dat de subsidieontvanger zijn aanvraag tot subsidievaststelling heeft gedaan. Om deze ambtshalve toetsing mogelijk te maken, is bepaald dat de satellietvolgapparatuur op het betreffende vissersvaartuig gedurende de volledige periode van het stopzetten van de visserijactiviteiten moet zijn ingeschakeld (artikel 3.11.8, derde lid). In beginsel geldt deze verplichting al op grond van artikel 9 van de controleverordening, maar dat regime kent daar een aantal uitzonderingen op, bijvoorbeeld dat de zender onder voorwaarden mag worden uitgeschakeld als het vaartuig zich in een haven bevindt. Van deze uitzondering mag dus geen gebruik worden gemaakt gedurende de periode ten aanzien waarvan subsidie wordt verleend.

Gezien het feit dat de subsidiehoogte in deze module wordt bepaald op grond van een vast bedrag per eenheid, ontbreekt de noodzaak dat de subsidieontvanger een administratie bijhoudt in de zin van artikel 2.17 van de REES. Die bepaling is dan ook buiten toepassing verklaard voor deze module (artikel 3.11.8, vierde lid).

3.9 Subsidievaststelling

Artikel 2.20, eerste lid, van de REES bepaalt dat een aanvraag tot subsidievaststelling binnen dertien weken na het einde van de subsidiabele activiteiten moet worden ingediend. In afwijking daarvan is in artikel 3.11.9 bepaald dat de aanvraag tot subsidievaststelling kan worden gedaan tot uiterlijk zes weken na de in artikel 3.11.5 genoemde uiterlijke datum voor de realisatie van de subsidiabele activiteiten.

Zoals hiervoor is toegelicht, hoeven bij een aanvraag niet alle gegevens te worden aangeleverd die zijn voorgeschreven in het algemene deel van hoofdstuk 3. Hetzelfde geldt voor de aanvraag tot subsidievaststelling (artikel 3.11.9, derde lid). Daarbij is het voldoende dat de subsidieontvanger aangeeft welke volledige weken hij heeft stil gelegen (tweede lid).

4. Staatssteun

Op grond van artikel 8, tweede lid, van verordening 508/2014 zijn de artikelen 107, 108 en 109 betreffende steunmaatregelen van de staten van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) niet van toepassing op betalingen die de lidstaten doen op grond van en in overeenstemming met die verordening en die binnen de werkingssfeer van artikel 42 VWEU vallen. De steun die op grond van artikel 33, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van verordening 508/2014 via onderhavige subsidiemodule gegeven kan worden, valt binnen deze categorie. Deze subsidiemodule voldoet aan en reikt niet verder dan wat de bepalingen van verordening 508/2014 mogelijk maken. De betalingen die op grond van deze subsidiemodule plaatsvinden, dienen ter uitvoering van verordening 508/2014 en het operationeel programma dat gebaseerd is op deze verordening. Bovendien vallen de subsidiabele activiteiten binnen het toepassingsgebied en de doelstellingen van verordening 1380/2013 (zie de artikelen 1 en 2 van deze verordening), wat maakt dat zij binnen de werkingssfeer van artikel 42 VWEU vallen.

5. Berekening administratieve lasten

Deze regeling heeft regeldrukeffecten. De regeldrukkosten voor de subsidiemodule voor tijdelijke stopzetting visserijactiviteiten bedragen in totaal € 13.427 voor de subsidieperiode en gaan gepaard met de aanvraag, uitvoering en eindverantwoording van activiteiten onder deze subsidiemodule. Dit is 0,17% van het totale subsidiebudget van € 8.000.000. De berekening is gebaseerd op de inschatting dat 100 aanvragen worden ingediend.

6. Uitvoering

De uitvoering van deze subsidiemodules is in handen van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Deze module wordt uitvoerbaar en handhaafbaar geacht.

7. Inwerkingtreding

De inwerkingtreding van deze regeling is onlosmakelijk verbonden met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk in geval er geen terugtrekkingsakkoord tot stand komt met een overgangsperiode. Artikel III van deze regeling brengt dit tot uitdrukking. Hiermee wordt afgeweken van het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn. Deze afwijking wordt gerechtvaardigd omdat dit aanmerkelijke ongewenste private nadelen voorkomt. Het is namelijk van belang dat eigenaren van vissersvaartuigen een beroep kunnen doen op deze subsidiemodule op het moment dat zij toegang tot de wateren van het Verenigd Koninkrijk verliezen. Dit geeft de doelgroep duidelijkheid en zekerheid en kan bijdragen aan het voorkomen dat op dat moment de visserijdruk in andere wateren toeneemt.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Verordening (EU) 2019/497 van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 508/2014 wat betreft bepaalde voorschriften met betrekking tot het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie (PbEU L 85I).

X Noot
2

Zie voor publicatie: http://edepot.wur.nl/495797

Naar boven