Regeling van de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 18 oktober 2019, nr. WJZ/ 19234952, tot wijziging van de Regeling nationale EZ-subsidies en Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2019 in verband met het herstel van technische gebreken en leemten alsmede het aanbrengen van andere wijzigingen van ondergeschikte aard

De Ministers van Economische Zaken en Klimaat en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 3, derde lid, van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies, en de artikelen 2, eerste lid, 4, onderdelen a tot en met e en h, 5, eerste en tweede lid, 16, 17, eerste lid, onderdeel b, en vierde lid, 19, tweede lid, 23, onderdeel b, 25, 34, eerste lid, 42, eerste lid, 44, tweede lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

Besluiten:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZ-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsbepalingen eco-innovatie en jonge landbouwer vervallen.

2. De begripsbepaling innovatieclusters wordt vervangen door:

innovatiecluster:

innovatiecluster als bedoeld in artikel 2, onderdeel 92, van de algemene groepsvrijstellingsverordening en paragraaf 1.3, onderdeel s, van het O&O&I-steunkader;.

3. De begripsbepaling minister komt te luiden:

minister:

  • a. Minister van Economische Zaken en Klimaat, voor zover het een subsidie als bedoeld in artikel 2 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies betreft; of

  • b. Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, voor zover het een subsidie als bedoeld in artikel 2a van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies betreft;.

B

In artikel 1.2, tweede lid, wordt ‘artikel 12, vierde lid, van het besluit’ vervangen door ‘artikel 12, derde lid, van het besluit’.

C

In artikel 1.9, vierde lid, wordt ‘maximaal’ vervangen door ‘ten hoogste’ en wordt ‘staatssteunals’ vervangen door ‘staatssteun als’.

D

Aan hoofdstuk 1 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 1.10. Openstelling

  • 1. De minister kan op grond van deze regeling uitsluitend subsidie verstrekken indien hij de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag tot subsidieverlening heeft opengesteld door vaststelling van een subsidieplafond en een periode voor indiening van de aanvraag.

  • 2. De minister kan de openstelling beperken tot bepaalde activiteiten, categorieën van aanvragers of een bepaald aantal aanvragen.

  • 3. De minister kan verschillende subsidieplafonds vaststellen voor verschillende activiteiten of categorieën van aanvragers.

E

In de artikelen 2.2.2, 2.3.2, 2.5.2, 2.7.2, 2.10.2, 3.3.2, 3.4.2, 3.5.10, 3.5.17, 3.7.2, 3.8.2, 3.9.2, 3.10.2, 3.10.12b, 3.11.2, 3.16.2, 3.16.7, 3.16.11a, 3.16.12, 3.17.2, 3.19.2, 3.21.2, 3.22.2, 4.2.9, 4.2.16, 4.2.23, 4.2.30, 4.2.37, 4.2.44, 4.2.51, 4.2.58, 4.2.65, 4.2.72, 4.2.79, 4.2.86, 4.2.107, 4.2.113, 4.2.121, 4.3.2, 4.4.2, 4.7.2 en 4a.2.2 wordt in het opschrift ‘Subsidieaanvraag’ telkens vervangen door ‘Subsidieverstrekking’.

F

Artikel 2.3.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid wordt ‘genoemd in het vijfde lid’ vervangen door ‘genoemd in het vierde lid’.

2. In het zesde lid wordt ‘bedoeld in het tweede lid, onderdeel f, en het zesde lid, onderdeel b’ vervangen door ‘bedoeld in het tweede lid, onderdeel f, en het vijfde lid, onderdeel b’.

G

In artikel 2.5.6, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, wordt ‘hetgeen aantoonbaar wordt gemaakt met’ vervangen door ‘hetgeen blijkt uit’.

H

In de artikelen 2.5.8, tweede lid, onderdeel a, 3.2.8, tweede lid, onderdeel a, 3.2.15, tweede lid, onderdeel a, 3.3.10, tweede lid, onderdeel a, 3.4.28, tweede lid, onderdeel a, 3.5.25, tweede lid, onderdeel a, 3.6.12, tweede lid, onderdeel a, 3.7.10, tweede lid, onderdeel a, 3.8.13, tweede lid, onderdeel a, 3.9.13, tweede lid, onderdeel a, 3.10.12, tweede lid, onderdeel a, 3.11.9, onderdeel a, 3.12.12, onderdeel a, 3.13.11, onderdeel a, 3.13a.11, onderdeel a, 3.14.11, eerste lid, onderdeel a, 3.16.19, tweede lid, onderdeel a, 3.17.12, tweede lid, onderdeel a, 3.20.9, tweede lid, onderdeel a, 4.2.3, tweede lid, onderdeel a, 4.3.16, tweede lid, onderdeel a, 4.4.10, eerste lid, onderdeel a, 4.7.9, eerste lid, onderdeel a, en 4a.2.11, tweede lid, onderdeel b, wordt ‘het KvK-nummer’ telkens vervangen door ‘het nummer waarmee de onderneming is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel’.

I

In het opschrift van artikel 2.9.2 wordt ‘Subsidiabele activiteiten’ vervangen door ‘Subsidieverstrekking’.

J

Het opschrift van artikel 3.2.3a komt te luiden:

Artikel 3.2.3a. Private bijdragen.

K

In artikel 3.2.8, derde lid, onderdeel d, wordt ‘het KvK-nummer van de deelnemer en onderzoekinstelling’ vervangen door ‘het nummer waarmee de deelnemer onderscheidenlijk de onderzoekinstelling is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel’.

L

Het opschrift van artikel 3.2.10a komt te luiden:

Artikel 3.2.10a. Private bijdragen.

M

In artikel 3.3.3, tweede lid, wordt ‘dit hoofdstuk’ vervangen door ‘deze titel’.

N

Artikel 3.4.2, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De minister verdeelt de aan deze activiteiten verbonden subsidieplafonds voor de paragrafen 3.4.2, 3.4.3a, 3.4.4 en 3.4.6 op volgorde van binnenkomst van de aanvragen en voor paragraaf 3.4.5 op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

O

Het opschrift van artikel 3.4.3a komt te luiden:

Artikel 3.4.3a. Informatieverplichting.

P

Het opschrift van artikel 3.4.8 komt te luiden:

Artikel 3.4.8. Verstrekking MIT-kennisvoucher

Q

In artikel 3.4.13 wordt ‘verleend’ vervangen door ‘verstrekt’.

R

Artikel 3.4.15c wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 3.4.15c1. Informatieverplichtingen.

2. In het eerste lid wordt ‘worden genoemd’ vervangen door ‘wordt genoemd’.

3. Het derde en vierde lid vervallen.

S

Na artikel 3.4.15c1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.4.15c2. Start en realisatietermijn

  • 1. Met de uitvoering van het innovatieadviesproject wordt gestart binnen vier maanden na de subsidieverlening.

  • 2. Het innovatieadviesproject wordt uitgevoerd binnen twaalf maanden na de start van het project.

T

Het opschrift van artikel 3.4.15d komt te luiden:

Artikel 3.4.15d. Afwijzingsgronden.

U

In artikel 3.4.18, tweede lid, wordt ‘maximaal’ vervangen door ‘ten hoogste’.

V

Artikel 3.4.19 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘Het maximum subsidiebedrag bedraagt’ vervangen door ‘De subsidie bedraagt ten hoogste’.

2. In het tweede lid wordt ‘maximaal’ vervangen door ‘ten hoogste’ en wordt ‘een maximum van’ vervangen door ‘ten hoogste’.

3. In het derde lid wordt ‘maximaal’ vervangen door ‘ten hoogste’.

W

Artikel 3.5.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsbepaling IPC-penvoerder komt te luiden:

IPC-penvoerder:

rechtspersoon zonder winstoogmerk met volledige rechtsbevoegdheid, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, die volgens haar statuten tot doel heeft de belangen van ondernemingen te behartigen en hier volgens feitelijk handelen ook aantoonbaar minimaal één jaar ervaring mee heeft, en:

  • a. namens de IPC-deelnemers optreedt als projectleider van een IPC-verband en het overkoepelend plan uitvoert als bedoeld in paragraaf 3.5.4, of

  • b. de mogelijkheden onderzoekt om in samenwerking met ten minste één soortgelijke organisatie uit een ander land te komen tot collectief onderzoek en dit onderzoek laat uitvoeren, als bedoeld in paragraaf 3.5.3, en niet werkzaam is in een van de sectoren die ingevolge artikel 1 van de algemene de-minimisverordening is uitgesloten van de toepassing van die verordening;.

2. In de alfabetische volgorde wordt de volgende begripsbepaling ingevoegd:

IPC-verband:

samenwerkingsverband bestaande uit de IPC-penvoerder en ten minste tien en ten hoogste twintig niet met een andere IPC-deelnemer of de IPC-penvoerder in een groep verbonden MKB-ondernemers;.

3. De begripsbepaling regionaal IPC-project vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van de begripsbepaling overkoepelend plan door een punt.

X

Artikel 3.5.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 3.5.2. Verhouding tussen IPC-penvoerder en IPC-verband.

2. Het tweede en derde lid vervallen, onder vernummering van het vierde lid tot tweede lid.

Y

Artikel 3.5.22, onderdeel f, vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel e door een punt.

Z

In artikel 3.5.25, derde lid, aanhef, wordt ‘als bedoeld in artikel 3.5.4, 3.5.10 en 3.5.17’ vervangen door ‘als bedoeld in de artikelen 3.5.10 en 3.5.17’.

AA

Artikel 3.5.26 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt ‘3.5.4, eerste lid, onderdeel a,’.

2. In het tweede lid wordt ‘artikel 3.5.4, eerste lid, onderdeel b, 3.5.10, onderdeel a, en 3.5.17, eerste lid, onderdeel b’ vervangen door ‘de artikelen 3.5.10, eerste lid, onderdeel b, en 3.5.17, eerste lid, onderdeel b’.

BB

Het opschrift van artikel 3.6.10 komt te luiden:

Artikel 3.6.10. Terugbetaling.

CC

Artikel 3.9.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na ‘subsidie’ ingevoegd ‘met een terugbetalingsverplichting als bedoeld in artikel 42 van het besluit’.

2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.

DD

Artikel 3.9.3 komt te luiden:

Artikel 3.9.3. Hoogte subsidie

  • 1. De subsidie heeft betrekking op experimentele ontwikkeling en bedraagt 25% van de subsidiabele kosten.

  • 2. Het percentage, genoemd in het eerste lid, wordt verhoogd met:

    • a. 10 procentpunten, indien de aanvrager een middelgrote onderneming is en de subsidiabele kosten worden gemaakt en betaald door de middelgrote onderneming; of

    • b. 20 procentpunten, indien de aanvrager een kleine onderneming is en de subsidiabele kosten worden gemaakt en betaald door de kleine onderneming.

  • 3. Indien het project daadwerkelijke samenwerking behelst en voldaan is aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 25, zesde lid, onderdeel b, onder i, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, wordt het percentage verhoogd met:

    • a. 5 procentpunten, indien de aanvrager een kleine onderneming is en de subsidiabele kosten worden gemaakt en betaald door de kleine onderneming; of

    • b. 15 procentpunten, indien de aanvrager een andere onderneming is.

EE

Artikel 3.9.8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 3.9.8. Verplichtingen subsidieontvanger.

2. Het vijfde lid vervalt.

FF

In artikel 3.10.1, eerste lid, wordt in de begripsomschrijving van achtergestelde vordering, onder 2º, ‘artikel 277, tweede lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek’ vervangen door ‘artikel 277, tweede lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek’.

GG

Artikel 3.10.4 komt te luiden:

Artikel 3.10.4. Hoogte subsidie

De geldlening die op grond van de overeenkomst van geldlening ten hoogste kan worden geleend, bedraagt 50 procent van het investeringsbudget, doch ten hoogste € 6.000.000 per subsidieontvanger.

HH

Artikel 3.10.5 komt te luiden:

Artikel 3.10.5. Verdeling subsidieplafond

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

II

In artikel 3.11.6, derde lid, wordt ‘de voor de minister aangewezen kredietverstrekkers’ vervangen door ‘de door de minister aangewezen kredietverstrekkers’.

JJ

In artikel 3.12.2, vierde lid, wordt ‘in de zin van’ vervangen door ‘als bedoeld in’.

KK

Het opschrift van artikel 3.13.5 komt te luiden:

Artikel 3.13.5. Minimum hoogte lening voor garantstelling.

LL

Artikel 3.13a.1 wort als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, wordt ‘artikel 4, eerste lid, onderdeel 1)’ vervangen door ‘artikel 4, eerste lid, onderdeel 1’.

2. In het derde lid wordt ‘in de zin van’ vervangen door ‘als bedoeld in’.

MM

In artikel 3.13a.9, onderdeel d, wordt ‘titel 3.14.’ vervangen door ‘titel 3.14’.

NN

In artikel 3.14.5, tweede lid, onderdeel a, wordt ‘of’ vervangen door ‘, of’.

OO

Artikel 3.16.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt ‘in de vorm van een geldlening’ vervangen door ‘in de vorm van een subsidie met een terugbetalingsverplichting als bedoeld in artikel 42 van het besluit’.

2. Het derde en vierde lid vervallen.

PP

Artikel 3.16.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na ‘een vast uurtarief’ ingevoegd ‘van € 35’.

2. Het derde lid vervalt.

QQ

Na artikel 3.16.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.16.3a. Realisatietermijn

De termijn, bedoeld in artikel 23, onderdeel b, van het besluit bedraagt 24 maanden.

RR

Artikel 3.16.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervalt.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • g. indien voor het vernieuwingsfasetraject reeds door de minister subsidie is verstrekt;

  • h. indien met de uitvoering van het vernieuwingsfasetraject is begonnen voor de datum van de aanvraag.

SS

Artikel 3.16.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘in de vorm van een geldlening’ vervangen door ‘in de vorm van een subsidie met een terugbetalingsverplichting als bedoeld in artikel 42 van het besluit’.

2. Het derde en vierde lid vervallen.

TT

Artikel 3.16.8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na ‘een vast uurtarief’ ingevoegd ‘van € 35’.

2. Het derde lid vervalt.

UU

Na artikel 3.16.8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.16.8a. Realisatietermijn

De termijn, bedoeld in artikel 23, onderdeel b, van het besluit bedraagt 24 maanden.

VV

Aan artikel 3.16.9 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • f. indien voor het vroegefasetraject reeds door de minister subsidie is verstrekt;

  • g. indien met de uitvoering van het vroegefasetraject is begonnen voor de datum van de aanvraag.

WW

Artikel 3.16.13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na ‘een vast uurtarief’ ingevoegd ‘van € 35’.

2. Het derde lid vervalt.

XX

In artikel 3.16.20, tweede lid, wordt ‘dit hoofdstuk’ vervangen door ‘deze titel’.

YY

In artikel 3.17.2, tweede lid, wordt ‘een renteloze lening’ vervangen door ‘een subsidie met een renteloze terugbetalingsverplichting als bedoeld in artikel 42 van het besluit’.

ZZ

In de artikelen 3.17.7, onderdeel a, en 3.17.8, onderdeel d, wordt ‘de lening’ telkens vervangen door ‘de subsidie’.

AAA

Artikel 3.17.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 3.17.10. Terugbetaling van de subsidie.

2. In het derde lid wordt ‘de verstrekte lening’ vervangen door ‘de verstrekte subsidie’.

BBB

Het opschrift van artikel 4.5.2 komt te luiden:

Artikel 4.5.2. Subsidieverstrekking.

CCC

In artikel 5.6, in het opschrift van de bijlagen 1.1, 1.3, 2.5.1, 3.2.1, 3.4.1, 3.10.1, 3.10.2, 3.11.1, 3.11.2, 3.11.3, 3.12.1, 3.12.2, 3.13.1, 3.13a.1, 3.14.1, 3.19.1, 3.22.1, 4.2.1, 4.2.2, 4.2.3, 4.2.5, 4.2.6, 4.2.7, 4.2.8, 4.2.9, 4.2.11, 4.2.12, 4.2.15, 4.2.16, 4.3.1, 4.3.2, 4.4.1, 4.4.2, 4.6.1, 4.6.2 en 4.8.1, in de tekst van de bijlagen 1.3, 3.2.1, 3.10.1, 3.16.1, 4.2.1, 4.2.3, 4.2.4, 4.2.5, 4.2.7, 4.2.11, 4.2.12 en 4.3.2, en in de artikelen 1, eerste lid, 2, 3, onderdeel b, 7a, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, 25, eerste lid, aanhef, en 29, eerste, vijfde, zesde en achtste lid, van de in bijlage 2.5.1 opgenomen overeenkomst, de aanhef en de artikelen 1, onderdeel w, subonderdeel 4°, 3, eerste lid, aanhef, 4, vierde lid, 8, zevende lid, 10, tweede lid, en 12, tweede lid, onderdeel f, van de in bijlage 3.10.1 opgenomen overeenkomst, de aanhef en de artikelen 1, onderdeel v, subonderdeel 4°, 3, eerste lid, aanhef, 4, vierde lid, 8, zevende lid, en 10, tweede lid, onderdeel f, van de in bijlage 3.10.2 opgenomen overeenkomst, de artikelen 1, eerste lid, 2, 3, eerste lid, onderdelen b, aanhef, en c, 7, tweede lid, 20, eerste lid, aanhef, en 24, eerste, vijfde, zesde en negende lid, van de in bijlage 3.11.1 opgenomen overeenkomst, de artikelen 1, eerste lid, 2, 3, eerste lid, onderdelen b, aanhef, en c, 7, tweede lid, 20, eerste lid, aanhef, en 24, eerste, vijfde, zevende en tiende lid, van de in bijlage 3.11.2 opgenomen overeenkomst, de artikelen 1, eerste lid, 2, 3, eerste lid, onderdelen b, aanhef, en c, 6, derde lid, 7, tweede lid, 20, eerste lid, aanhef, en 24, eerste, vijfde, zesde en achtste lid, van de in bijlage 3.11.3 opgenomen overeenkomst, de artikelen 1, onderdeel f, 3, onderdelen d en k, en 12, eerste lid, onderdeel d, en de toelichting van de in bijlage 3.12.1 opgenomen overeenkomst, de artikelen 1, onderdeel f, 3, onderdelen d en k, en 12, eerste lid, onderdeel d, van de in bijlage 3.12.2 opgenomen overeenkomst, artikel 13, eerste lid, onderdeel d, van de in bijlage 3.13.1 opgenomen overeenkomst, de artikelen 3, onderdelen i en j, en 12, eerste lid, onderdeel d, van de in bijlage 3.13a.1 opgenomen overeenkomst, de artikelen 3, onderdeel f, tweede streepje, 9, eerste lid, aanhef en onderdeel c, en 16, eerste lid, onderdeel d, van de in bijlage 3.14.1 opgenomen overeenkomst, de aanhef, artikel 1, eerste lid, onderdeel e, derde streepje, en tweede lid, en bijlage 1 van de in bijlage 3.16.2 opgenomen overeenkomst, de aanhef, artikel 1, eerste lid, derde streepje, en tweede lid, en bijlage 1 van de in bijlage 3.16.3 opgenomen overeenkomst, de aanhef en de artikelen 1, onderdeel q, subonderdeel 2°, 3, eerste lid, aanhef, 8, zevende lid, 10, tweede lid, en 12, tweede lid, onderdelen b en f, van de in bijlage 3.22.1 opgenomen overeenkomst, wordt ‘Regeling nationale EZ-subsidies’ telkens vervangen door ‘Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies’.

DDD

In het opschrift van bijlage 4.2.4 wordt ‘regeling nationale Ez-subsidies’ vervangen door ‘Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies’.

EEE

In het opschrift van bijlage 4.2.10 wordt ‘regeling nationale EZ-subsidies’ vervangen door ‘Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies’.

ARTIKEL II

In het opschrift van artikel 1, in artikel 1, eerste lid, en in het opschrift van artikel 2 van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2019 wordt ‘Regeling nationale EZ-subsidies’ telkens vervangen door ‘Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies’.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 18 oktober 2019

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C. J. Schouten

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Aanleiding

Deze regeling strekt tot aanpassing van de Regeling nationale EZ-subsidies (hierna: RNES) waarin het grootste deel van de subsidiemodules is vervat op het terrein van zowel het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat als het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Ook bevat de RNES een aantal algemene bepalingen die van toepassing zijn op voormelde subsidiemodules. Deze algemene bepalingen vormen een nadere uitwerking of aanvulling op de bepalingen uit het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies (hierna: Kaderbesluit).

Met deze wijzigingsregeling worden zowel algemene bepalingen van de RNES als bepalingen die specifiek op subsidiemodules betrekking hebben, aangepast. Het gaat hierbij om het herstel van verschrijvingen, onjuiste verwijzingen en andere technische gebreken en leemten, en om andere wijzigingen van ondergeschikte aard.

2. Staatssteun

Op grond van de subsidiemodules die in de RNES opgenomen zijn, kan subsidie worden verstrekt. Het grootste deel van deze subsidiemodules bevat staatssteun die gerechtvaardigd wordt door een Europees steunkader. Enkele subsidiemodules bevatten geen staatssteun. De wijzigingen in de RNES hebben geen effect op de staatssteunaspecten van deze subsidiemodules.

3. Regeldruk

De wijzigingen die zijn opgenomen in deze regeling hebben geen gevolgen voor de regeldruk.

II. Artikelsgewijs

II.1 Artikel I (Regeling nationale EZ-subsidies)

Onderdelen A, W, X en FF

(artikelen 1.1, 3.5.1, 3.5.2, tweede en derde lid en 3.10.1, eerste lid)

In artikel 1.1 is een aantal begripsbepalingen geschrapt of aangepast. De begripsbepalingen eco-innovatie en jonge landbouwer zijn geschrapt, omdat deze niet (meer) in de RNES gebruikt worden.

Verder is de begripsbepaling ‘innovatieclusters’ vervangen door de begripsbepaling ‘innovatiecluster’. Hiermee wordt beoogd beter aan te sluiten bij de diverse steunkaders die ook een begripsbepaling van innovatiecluster (in enkelvoud) hanteren, in plaats van innovatieclusters (in meervoud).

Ook is de begripsbepaling van de minister aangepast. Voorheen werd onder ‘de minister’ de Minister van Economische Zaken verstaan. Inmiddels is deze opgevolgd door zowel de Minister van Economische Zaken en Klimaat als de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Beide ministers worden nu in de begripsbepaling genoemd, waarbij voor elk wordt verwezen naar het desbetreffende artikel van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies waarin de beleidsvelden van de beide ministers, waarop zij subsidie kunnen vertrekken, worden genoemd. Uit deze verwijzing valt af te leiden dat in de huidige RNES hoofdstuk 2 onder verantwoordelijkheid van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit valt en de hoofdstukken 3, 4 en 4a onder verantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken en Klimaat. Voor hoofdstuk 1 (Algemene bepalingen) geldt dat de bevoegde minister afhankelijk is van het onderwerp waar de subsidie betrekking op heeft; dit is ook de reden om naar de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies te verwijzen.

In artikel 3.5.1, dat is opgenomen in de subsidiemodule Innovatieprestatiecontracten (titel 3.5 van de RNES), is een aantal begripsbepalingen aangepast. In de begripsbepaling van ‘IPC-penvoerder’ is de nadere uitwerking van dit begrip, die zich in artikel 3.5.2, tweede lid (oud), bevond, aan de begripsomschrijving toegevoegd. Artikel 3.5.2, tweede lid (oud), is dan ook geschrapt. Met deze aanpassingen wordt ervoor gezorgd dat het begrip penvoerder slechts op één plaats is afgebakend binnen deze subsidiemodule. Om dezelfde reden is ook een begripsbepaling van ‘IPC-verband’ in artikel 3.5.1 ingevoegd ter vervanging van de bepaling hierover in artikel 3.5.2, derde lid (oud), die geschrapt is.

Verder is de begripsbepaling van ‘regionaal IPC-project’ vervallen, omdat paragraaf 3.5.2, die op dit soort projecten zag, is vervallen.

Onderdelen B, C, F, G, M, N, Q, R, Z, AA, II, JJ, LL, MM, NN, PP, RR, SS, TT, WW en XX

(artikelen 1.2, tweede lid, 1.9, vierde lid, 2.3.3, vijfde en zesde lid, 2.5.6, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, 3.3.3, tweede lid, 3.4.2, tweede lid, 3.4.13, 3.4.15c1, eerste lid (nieuw), 3.5.25, derde lid, aanhef, 3.5.26, eerste en tweede lid, 3.11.6, derde lid, 3.12.2, vierde lid, 3.13a.1, tweede en derde lid, 3.13a.9, onderdeel d, 3.14.5, tweede lid, onderdeel a, 3.16.3, tweede en derde lid, 3.16.4, eerste lid, 3.16.7, vierde lid, 3.16.8, tweede en derde lid, 3.16.13, tweede en derde lid, en 3.16.20, tweede lid)

In deze artikelen zijn onjuistheden aangepast. Het betreft hier aanpassingen van foutieve verwijzingen naar paragrafen en artikelen binnen de RNES, alsook onjuiste verwijzingen naar het Kaderbesluit. Daarnaast zijn verschrijvingen aangepast. Hierbij valt te denken aan correcties wegens het ontbreken van leestekens of het gebruik van verkeerde leestekens, woorden die abusievelijk aan elkaar geschreven waren en het gebruik van formuleringen in enkelvoud, in plaats van in meervoud.

Verder zijn er nog wat (technische) wijzigingen doorgevoerd. Deze variëren van het vernummeren van artikelleden, het maken van bondigere formuleringen en het samenvoegen van leden van artikelen (bijvoorbeeld op het gebied van vaste uurtarieven), alsook aanpassingen in verband met consistent woordgebruik, zoals het gebruik van de woorden ‘als bedoeld in’, in plaats van de woorden ‘in de zin van’, en op de juiste plaatsen het gebruik van de woorden ‘verstrekken van subsidie’ of ‘verlenen van subsidie’. In het geval dat er een bepaling over de verdeling van het subsidieplafond ontbrak, is deze toegevoegd in de desbetreffende subsidiemodule. Ook zijn de afwijzingsgronden die in bepaalde gevallen abusievelijk in het artikel over de subsidieaanvraag waren opgenomen, verplaats naar het artikel waarin alle afwijzingsgronden zijn opgenomen. Met de (technische) aanpassingen wordt beoogd alle vergelijkbare bepalingen in lijn met elkaar te brengen dan wel in lijn met de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Onderdelen C, U, V, GG en HH

(artikelen 1.9, vierde lid, 3.4.18, tweede lid, 3.4.19, 3.10.4 en 3.10.5)

In deze artikelen zijn de woorden ‘maximum’ of ‘maximaal’ vervangen door de woorden ‘ten hoogste’. Hiermee wordt beoogd een zelfde soort formulering te hanteren in de gevallen dat er bij een subsidie een bepaald maximum gehanteerd wordt, zoals bij de begrenzing van een tijdsperiode waarin bepaalde activiteiten uitgevoerd moeten worden, de steunintensiteit of het subsidiebedrag. In gevallen dat er binnen een subsidiemodule meerdere artikelen aanwezig waren die over de hoogte van het subsidiebedrag gingen, zijn deze (indien mogelijk) samengevoegd.

Onderdeel D (artikel 1.10)

Abusievelijk was er geen artikel in de RNES opgenomen dat de mogelijkheid om aanvragen voor subsidies op grond van die regeling koppelde aan de openstellingsregeling die jaarlijks wordt gepubliceerd. Die koppeling werd wel gelegd in de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies en is nu ook opgenomen in de RNES.

Onderdelen E, I en BBB

(artikelen 2.2.2, 2.3.2, 2.5.2, 2.7.2, 2.9.2, 2.10.2, 3.3.2, 3.4.2, 3.5.10, 3.5.17, 3.7.2, 3.8.2, 3.9.2, 3.10.2, 3.10.12b, 3.11.2, 3.16.2, 3.16.7, 3.16.11a, 3.16.12, 3.17.2, 3.19.2, 3.21.2, 4.2.9, 4.2.16, 4.2.23, 4.2.30, 4.2.37, 4.2.44, 4.2.51, 4.2.58, 4.2.65, 4.2.72, 4.2.79, 4.2.86, 4.2.107, 4.2.113, 4.2.121, 4.3.2, 4.4.2, 4.7.2, 4a.2.2 en 4.5.2)

In deze artikelen wordt een omschrijving gegeven van wie de subsidieontvanger is of subsidieontvangers zijn, wat de subsidiabele activiteiten zijn en in welke vorm de subsidie verstrekt wordt (bijvoorbeeld subsidie in de vorm van een subsidiebedrag, lening, garantstelling of een niet marktconforme verzekeringspremie). In deze artikelen bevindt zich dus de grondslag voor de subsidieverstrekking. Het opschrift van deze artikelen maakte dit echter niet altijd in voldoende mate duidelijk. Deze opschriften bevatte namelijk afwisselend de woorden ‘Subsidieaanvraag’, ‘Subsidiabele activiteiten’ en ‘Subsidie’ al dan niet met een aanduiding waar de subsidie op zag. Om te verduidelijken dat deze artikelen op de gehele subsidieverstrekking betrekking hebben, bevatten deze opschriften in het vervolg het woord ‘subsidieverstrekking’.

Onderdeel H

(artikelen 2.5.8, tweede lid, onderdeel a, 3.2.8, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, onderdeel d, 3.2.15, tweede lid, onderdeel a, 3.3.10, tweede lid, onderdeel a, 3.4.28, tweede lid, onderdeel a, 3.5.25, tweede lid, onderdeel a, 3.6.12, tweede lid, onderdeel a, 3.7.10, tweede lid, onderdeel a, 3.8.13, tweede lid, onderdeel a, 3.9.13, tweede lid, onderdeel a, 3.10.12, tweede lid, onderdeel a, 3.11.9, onderdeel a, 3.12.12, onderdeel a, 3.13.11, onderdeel a, 3.13a.11, onderdeel a, 3.14.11, eerste lid, onderdeel a, 3.16.19, tweede lid, onderdeel a, 3.17.12, tweede lid, onderdeel a, 3.20.9, tweede lid, onderdeel a, 4.2.3, tweede lid, onderdeel a, 4.3.16, tweede lid, onderdeel a, 4.4.10, eerste lid, onderdeel a, 4.7.9, eerste lid, onderdeel a, en 4a.2.11, tweede lid, onderdeel b)

In deze artikelen wordt aangegeven welke informatie de subsidieaanvrager in of bij de subsidieaanvraag moet aanleveren. Op grond van deze artikelen diende onder meer het KvK-nummer in de subsidieaanvraag vermeld te worden. In het vervolg geven deze artikelen aan dat de subsidieaanvrager in de subsidieaanvraag het nummer moet vermelden waarmee de onderneming is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel. Deze formulering is duidelijker en sluit beter aan bij andere wet- en regelgeving waar dit begrip gebruikt wordt.

Onderdelen J, L, O, P, R, T, X, BB, DD, JJ, KK en AAA

(artikelen 3.2.3a, 3.2.10a, 3.4.3a, 3.4.8, 3.4.15c1 (nieuw), 3.4.15d, 3.5.2, 3.6.10, 3.9.3, 3.12.2, 3.13.5 en 3.17.10)

Deze artikelen zijn aangepast om ervoor te zorgen dat deze een adequaat opschrift bevatten. Omdat vrijwel alle artikelen van de RNES een opschrift bevatten, is ook aan de artikelen die nog geen opschrift hadden een opschrift toegevoegd. Daarnaast zijn bepaalde opschriften aangepast, zodat deze beter aansluiten bij de (aangepaste) inhoud van het desbetreffende artikel.

Onderdelen R, S, OO, QQ, SS en UU

(artikelen 3.4.15c1, derde en vierde lid, 3.4.15c2, 3.16.2, derde lid, 3.16.3a, 3.16.7, derde lid, en 3.16.8a)

In diverse artikelen in de RNES zijn bepalingen over de realisatietermijn opgenomen. De realisatietermijn is de periode waarbinnen de subsidiabele activiteiten of het project uitgevoerd moeten zijn. De bepaling inzake de realisatietermijn was reeds bij (vrijwel) alle subsidiemodules in een afzonderlijk artikel ondergebracht die uitsluitend op de realisatietermijn betrekking had. Bij bepaalde subsidiemodules waren de bepalingen inzake de realisatietermijn echter opgenomen in het artikel dat over de subsidieaanvraag en /of informatieverplichting van de subsidieaanvrager ging. Met deze aanpassingen is ook voor de desbetreffende subsidiemodules de realisatietermijn in een afzonderlijk artikel opgenomen.

Onderdelen CC, DD, EE, OO, SS, YY, ZZ en AAA

(artikelen 3.9.2, 3.9.3, 3.9.8, vijfde lid, 3.16.2, 3.16.7, 3.17.2, 3.17.7, onderdeel a, 3.17.8, onderdeel d, en 3.17.10)

Deze artikelen zijn in lijn met het Kaderbesluit gebracht. De formulering van de voormelde artikelen, met uitzondering van artikel 3.9.8, kon ten onrechte de indruk wekken dat het in de desbetreffende subsidiemodules ging om subsidie in de vorm van een (privaatrechtelijke) lening of krediet. Deze subsidiemodules hebben echter betrekking op een subsidie met een (publiekrechtelijke) terugbetalingsverplichting als bedoeld in artikel 42 van het Kaderbesluit. Om dit te verduidelijken zijn deze artikelen aangepast.

Ook is artikel 3.9.3 aangepast. In artikel 3.9.3 wordt voor de subsidiemodule Innovatiekredieten (titel 3.9 van de RNES) aangegeven welke percentages aan steunintensiteit vallen binnen de marges van het toepasselijke Europese steunkader (artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening). Omdat bij een eerdere wijziging van deze subsidiemodule een gedeelte van deze van toepassing zijnde percentages abusievelijk geschrapt was, zijn deze (in overeenstemming met de huidige uitvoeringspraktijk) wederom opgenomen in artikel 3.9.3. In het eerste lid wordt bepaald dat de subsidie betrekking heeft op experimentele ontwikkeling en de steunintensiteit 25% van de subsidiabele kosten bedraagt. In het tweede lid wordt overeenkomstig artikel 25, zesde lid, onderdeel a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening bepaald dat de percentages voor kleine of middelgrote ondernemingen met 20 procentpunten respectievelijk 10 procentpunten worden opgehoogd. Daarnaast geeft het derde lid aan dat naast voormelde verhoging het percentage (conform artikel 25, zesde lid, onderdeel b, onder i, van de algemene groepsvrijstellingsverordening) nog verder wordt opgehoogd, indien het project daadwerkelijke samenwerking behelst en voldaan is aan ten minste één van de voorwaarden, bedoeld in artikel 25, zesde lid, onderdeel b, onder i, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Dit betekent dat het project daadwerkelijke samenwerking moet behelzen:

  • tussen ondernemingen waarvan er ten minste één een mkb-onderneming is, of wordt uitgevoerd in ten minste twee lidstaten of in een lidstaat en in een overeenkomstsluitende partij bij de EER-overeenkomst, en geen van de ondernemingen meer dan 70% van de in aanmerking komende kosten voor haar rekening neemt, of

  • tussen een onderneming en één of meer organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, waarbij deze organisaties ten minste 10% van de in aanmerking komende kosten dragen en het recht hebben hun eigen onderzoeksresultaten te publiceren.

Artikel 25, zesde lid, onderdeel b, onder i, van de algemene groepsvrijstellingsverordening maakt hiervoor een (extra) ophoging mogelijk met 15 procentpunten. Dit betekent dat voor deze gevallen het percentage voor grote ondernemingen op 40 procent uitkomt en voor middelgrote ondernemingen op 50 procent. Voor kleine ondernemingen zou het subsidiebedrag uitkomen op 60 procent van de subsidiabele kosten. Er is echter voor gekozen om het totale percentage voor kleine ondernemingen ook te maximeren op 50 procent van de subsidiabele kosten. De reden hiervoor is dat het eigen financiële risico voor de onderneming voldoende hoog moet blijven om niet-marktconform gedrag van de ondernemingen te voorkomen. Dit sluit ook aan bij de huidige uitvoeringspraktijk van deze subsidiemodule. Daarom is deze extra ophoging voor kleine ondernemingen beperkt.

Verder is het vijfde lid van artikel 3.9.8 geschrapt. In dit artikel wordt onder meer bepaald dat bij de subsidiemodule Innovatiekredieten de subsidie binnen tien jaar moet worden terugbetaald. Aanvullend werd in het vijfde lid van artikel 3.9.8 bepaald dat deze termijn naar aanleiding van een ontheffingsverzoek als bedoeld in artikel 42, vijfde lid, van het Kaderbesluit kon worden verlengd. De mogelijkheid tot verlenging van de termijn blijkt echter al uit artikel 42, vierde lid, van het Kaderbesluit. Het vijfde lid van artikel 3.9.8 herhaalde dus in feite wat al in een hogere regeling (het Kaderbesluit) geregeld was. Daarbij was de verwijzing naar artikel 42, vijfde lid, van het Kaderbesluit onjuist. Om die reden is het vijfde lid van artikel 3.9.8 geschrapt.

Onderdelen CCC, DDD en EEE (artikel 5.6 en diverse bijlagen)

De citeertitel van de RNES is aangepast. Voorheen had de RNES betrekking op subsidies die door de Minister van Economische Zaken verstrekt werden. Inmiddels is deze minister opgevolgd door zowel de Minister van Economische Zaken en Klimaat als de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In de citeertitel van de RNES is verduidelijkt dat deze betrekking heeft op de subsidieverstrekking op de beleidsterreinen van beide ministers. Ook in de diverse bijlagen bij de RNES zijn de verwijzingen overeenkomstig de nieuwe citeertitel aangepast.

II.2 Artikel II (Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2019)

De naamswijziging van de RNES wordt ook doorgevoerd in de verwijzingen naar die regeling in de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2019.

II.3 Artikel III (inwerkingtreding)

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Met de inwerkingtreding van deze regeling wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden en minimaal twee maanden voordien bekend worden gemaakt. Het betreft hier reparatieregelgeving waarvoor op grond van aanwijzing 4.17, vijfde lid, onderdeel c, van de Aanwijzingen voor de regelgeving afwijking van de systematiek van de vaste verandermomenten is gerechtvaardigd.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven