Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatscourant 2019, 56094 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatscourant 2019, 56094 | Besluiten van algemene strekking |
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op artikel XLVI van de Wet opheffing bedrijfslichamen;
Besluit:
Dit besluit wordt met de bijlage geplaatst in de Staatscourant en toegezonden aan beide Kamers der Staten-Generaal.
’s-Gravenhage, 7 oktober 2019
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Tegen dit besluit kan degene wiens belang daarbij rechtstreeks is betrokken, binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, t.a.v. de afdeling Juridische Zaken, p/a VOPBO, Postbus 7377, 2701 AJ Zoetermeer
Met de inwerkingtreding van de Wet opheffing bedrijfslichamen (Wob) op 1 januari 2015 zijn de zeventien Product- en bedrijfschappen opgeheven. In artikel XXXIX, derde lid, werd de Minister van EZ bevoegd alle rechtshandelingen te verrichten met het oog op de vereffening van het vermogens van de schappen. Op 1 januari 2019 is de Wob aangepast en werd de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de Minister) verantwoordelijk voor de laatste fase van de vereffening van de vermogens van de schappen.
Voor u ligt de Rekening en verantwoording van de vereffening van het vermogen van het Hoofdproductschap Akkerbouw (HPA). Het schriftelijk verslag, opgenomen in Deel I, gaat vergezeld van een slotbalans op 31 december 2017 en een rekening van baten en lasten over de periode 2015–2017 die zijn opgenomen in Deel II, en een bijlage waarin het stappenplan van de vereffening wordt toegelicht.
Het Ontwerp van de Rekening en verantwoording heeft conform artikel XLVI, vierde lid, van de Wob 8 weken ter inzage gelegen op het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Hiervan is op 19 april 2019 mededeling gedaan in de Staatscourant nr. 23196. In deze periode hebben zich geen nieuwe schuldeisers gemeld. Het voorliggende document is de definitief vastgestelde Rekening en verantwoording van de vereffening van het vermogen van het Hoofdproductschap Akkerbouw.
Na vereffening resteert voor HPA een saldo van € 0.
Conform artikel XLVI, achtste lid, van de Wob zendt de Minister de vastgestelde Rekening en verantwoording van de vereffening van het vermogen van HPA aan de beide Kamers der Staten-Generaal.
Inhoudsopgave |
|
Deel I, Schriftelijk verslag |
|
1. |
Achtergrond |
2. |
Het Hoofdproductschap Akkerbouw |
3. |
Verplichtingen jegens oud-werknemers |
4. |
Vorderingen van het schap |
5. |
Vorderingen op het schap |
6. |
Projectsubsidies |
7. |
Overgedragen financiële middelen |
8. |
Juridische claims |
9. |
Materiële vaste activa |
10. |
Financiële vaste activa |
11. |
Overige zaken in het kader van de vereffening |
12. |
Archiefbescheiden |
13. |
Bezwaren ingediend naar aanleiding van de terinzagelegging door de Minister |
14. |
Verwerking van de ingediende bezwaren in de Rekening en verantwoording |
15. |
Bestemming van het resterende vermogen |
Deel II, Financiële gegevens |
|
Algemeen |
|
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling |
|
Slotbalans op 31-12-2017 |
|
Toelichting op de Slotbalans |
|
Staat van Baten en Lasten over de periode 2015–2017 |
|
Toelichting op de Staat van Baten en Lasten |
|
Bijlage |
|
Stappenplan waarlangs de vermogens van de schappen zijn vereffend |
Product- en bedrijfschappen, ook wel schappen genoemd, waren publiekrechtelijke samenwerkingsverbanden van representatieve ondernemers- en werknemersorganisaties die activiteiten ontplooiden ten behoeve van een branche of sector van het bedrijfsleven. Een schap verrichtte taken die individuele ondernemers of verenigingen van ondernemers en werknemers ieder voor zich niet konden verrichten, maar die met het oog op het algemeen belang of het belang van de branche of sector noodzakelijk werden geacht. Deze taken werden gefinancierd door, op basis van verordeningen, heffingen op te leggen aan alle ondernemingen in de betreffende sector. Schappen voerden ook taken in medebewind uit, die voortvloeiden uit overheidswet- en regelgeving en die ten goede kwamen aan de hele samenleving. Deze taken werden door de betreffende minister opgedragen aan een schap en gefinancierd door het departement en/of de Europese Unie (EU). Het merendeel van de medebewindstaken diende ter uitvoering van Europese regelgeving op het gebied van de landbouw, waaronder marktordeningsmaatregelen in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de EU. Maar het betrof ook taken op het gebied van plant- en diergezondheid, dierenwelzijn en voedselveiligheid en gezondheid. Schappen waren er in uiteenlopende branches en sectoren zoals onder meer de tuinbouw, de akkerbouw, de detailhandel en de horeca. Representatieve organisaties van ondernemers en werknemers in een bedrijfstak bepaalden zelf of zij een schap wilden laten instellen. Daarom hadden sommige sectoren van het bedrijfsleven wel een schap en andere niet.
Het stelsel van schappen werd ook wel de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (hierna: PBO) genoemd. Voor de schappen vormde de Wet op de bedrijfsorganisatie (1950) (hierna: Wbo) de juridische basis. Vanaf de oprichting van het eerste schap in 1954, het inmiddels opgeheven Landbouwschap, zijn tot de jaren ’60 van de vorige eeuw uiteindelijk 56 schappen ontstaan. Dit aantal is in de loop der jaren teruggelopen naar 37. Met een hergroeperingsoperatie in 1997 is het aantal schappen vervolgens via opheffing en samenvoeging verder teruggebracht tot het uiteindelijke aantal van 17; 11 productschappen en 6 bedrijfschappen.
Een schap (in de Wbo: bedrijfslichaam) werd, volgens de laatstelijk daarvoor geldende bepalingen in de Wbo, ingesteld bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) op voordracht van de betrokken Minister(s). In eerdere versies van de Wbo heeft instelling ook plaatsgevonden bij wet respectievelijk bij verordening van de Sociaal-Economische Raad (SER). De betrokken Minister(s) wonnen over het voornemen een schap in te stellen, eerst advies in van de SER. De SER hoorde, voordat hij advies uitbracht, de representatieve ondernemers- en werknemersorganisaties uit de betreffende marktsector. De leden van het bestuur van een schap werden benoemd door de representatieve ondernemers- en werknemersorganisaties.
De SER had wettelijk de taak om toezicht op de schappen uit te oefenen. De Bestuurskamer van de SER had onder meer taken op het terrein van de samenstelling en representativiteit van de besturen van de schappen. De Toezichtkamer van de SER hield onder meer toezicht op de verordeningen en besluiten, de financiën (heffingsverordeningen, begrotingen en jaarrekeningen) en de bevoegdheden (inclusief de principes van goed bestuur) van de schappen.
Al jarenlang waren er in het Parlement langlopende discussies over het bestaansrecht van de schappen. Destijds zijn door het Kabinet, mede gelet op de door de Tweede Kamer aangenomen motie Aptroot c.s. van 16 februari 2011, meerdere alternatieven tot omvorming respectievelijk voortzetting van de schappen onderzocht. Op 20 december 2011 werd door een meerderheid van de Tweede Kamer de motie van Aptroot aangenomen waarin het Kabinet werd opgeroepen om de schappen af te schaffen. In het regeerakkoord “Bruggen slaan” van oktober 2012 werd vastgelegd dat de schappen zouden worden opgeheven. Hieraan is gevolg gegeven met het ontwerp van de Wet opheffing bedrijfslichamen (Wob), het daarop volgende parlementaire traject en de inwerkingtreding van de Wob per 1 januari 2015.
Als gevolg van het opheffen van de schappen is hoofdstuk 2 van de Wbo komen te vervallen. De publieke taken van de schappen, onder meer op het gebied van plant-, dier- en volksgezondheid, zijn met een deel van de betrokken medewerkers van de desbetreffende schappen overgegaan naar het (toenmalige) Ministerie van Economische Zaken (EZ) en naar het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS); in samenhang met deze overgang van taken is de daarop van toepassing zijnde regelgeving gewijzigd. De overige taken van de schappen die niet als publiek werden beschouwd, zijn beëindigd, dan wel in de vorm van private initiatieven voortgezet.
Met de inwerkingtreding van de Wob per 1 januari 2015 zijn de zeventien schappen opgeheven. Conform de Wob, artikel XXXIX, derde lid, werd de Minister van EZ (thans: Economische Zaken en Klimaat; hierna de Minister) bevoegd alle rechtshandelingen te verrichten met het oog op de vereffening van het vermogen van een schap, waaronder het vervreemden van onroerende en roerende zaken en het voldoen en innen van vorderingen. Onder verantwoordelijkheid van de plaatsvervangend secretaris-generaal is de uitvoering van deze taak belegd bij de Vereffeningsorganisatie PBO (VOPBO). In artikel XL is bepaald dat de kosten van de vereffening van het vermogen van een schap ten laste komen van het vermogen van het desbetreffende schap.
In juli 2017 heeft de Minister schriftelijk gerapporteerd aan beide Kamers over de stand van de vereffening over de periode 2015–2016 (vergaderjaar 2016-2017, 33 910, nr. 27).
Op 1 januari 2019 is de Wob aangepast en werd de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: LNV) verantwoordelijk voor de laatste fase van de vereffening van de vermogens van de schappen.
Zodra de vereffening van het vermogen van een schap is afgerond, brengt de VOPBO daarover verslag uit aan de Minister van LNV in de vorm van een Ontwerp Rekening en verantwoording. Nadat de in de Wob vastgelegde hoor- en wederhoor procedure is doorlopen, stelt de Minister van LNV de Rekening en verantwoording van een schap vast en stuurt deze naar de Eerste en Tweede Kamer. Op grond van artikel XLVII, vierde lid, van de Wob draagt de Minister van LNV er zorg voor dat een batig saldo een bestemming krijgt die ten nutte komt van het deel van het bedrijfsleven dat betrokken was bij het desbetreffende schap. In geval van een nadelig saldo geeft de Minister van LNV op basis van artikel XLI, vierde lid, van de Wob aan hoe hier mee om te zullen gaan.
Op grond van de Wbo werd in 2003 het Hoofdproductschap Akkerbouw (hierna: HPA) ingesteld als opvolger van het in 1956 opgerichte Hoofdproductschap Akkerbouw dat fungeerde als koepelorganisatie van de akkerbouwproductschappen. Als overkoepelend dan wel samenbindend orgaan had HPA als wettelijke taak het behartigen van de belangen van de gehele akkerbouwbranche en het belang van de Nederlandse samenleving. Vanaf 2007 was HPA de werkorganisatie van de Productschappen Akkerbouw, Diervoeder en Wijn.
Meer in het bijzonder behartigde HPA sector overschrijdende zaken op het gebied van voedsel en voeding, arbeid en arbeidsomstandigheden.
Het HPA-medebewind was gebaseerd op de uitvoering van marktordeningen in het kader van het Europese landbouwbeleid. Als delegated body LNV maakte HPA deel uit van de Nederlandse delegatie voor het overleg bij de Europese Commissie.
De medewerkers van de voormalige PBO hadden een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Met de inwerkingtreding van de Wob per 1 januari 2015 zijn conform artikel XXXVII, vierde lid, de rechten en verplichtingen uit de arbeidsovereenkomsten van de voormalige medewerkers van de PBO ongewijzigd overgegaan op de Staat (lees: de Minister van EZK) als rechtsverhouding naar burgerlijk recht, dus niet naar ambtelijk recht. Op deze arbeidsovereenkomsten zijn de collectieve arbeidsovereenkomst (cao) voor de PBO van toepassing en de in het kader van de opheffing van de PBO afgesloten Sociale Plannen.
De medewerkers van de vier akkerbouw schappen (HPA en de Productschappen Akkerbouw, Diervoeder en Wijn) waren administratief in dienst bij HPA. Vooruitlopend op de opheffing van het Pensioenfonds Productschappen (PfP) in 2015 zijn de medewerkers van PfP in december 2014 in dienst gekomen van HPA.
Op 1 januari 2015 ontvingen 73 oud-medewerkers van HPA een uitkering in het kader van het Sociaal Plan Productschappen. In de jaren daarna is een aantal oud-medewerkers met pensioen gegaan of maakt om andere redenen geen gebruik meer van de regelingen. Vanaf 2018 maken 48 oud-medewerkers nog aanspraak op een uitkering waaronder één oud medewerker die tot 1 juli 2018 werkzaam was bij de VOPBO. Naar verwachting zal het Sociaal Plan voor HPA doorlopen tot in 2029. Voor een toelichting wordt verwezen naar Deel II, paragraaf 6.1.1. van dit verslag.
Op 1 januari 2015 ontvingen 9 oud-medewerkers van PfP een uitkering in het kader van het Sociaal Plan Productschappen. In de jaren daarna is een aantal oud-medewerkers met pensioen gegaan of maakt om een andere reden geen gebruik meer van de regelingen. Vanaf 2018 maken 5 oud-medewerkers nog aanspraak op een uitkering. Naar verwachting zal het Sociaal Plan voor de oud-medewerkers van PfP doorlopen tot in 2026. Voor een toelichting wordt verwezen naar Deel II, paragraaf 6.1.2. van dit verslag.
De pensioenaanspraken van de voormalige werknemers van de productschappen waren ondergebracht bij het Pensioenfonds Productschappen (PfP), zo ook van de medewerkers van het PfP zelf. Vanaf 2015 zijn de pensioenaanspraken verzekerd bij het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds in een collectief pensioencontract met levenslange uitkeringsgarantie. Voor de oud-werknemers met recht op een wachtgelduitkering is de pensioenopbouw voortgezet voor de duur van de voor hen resterende wachtgeldperiode.
Op 1 januari 2015 heeft de VOPBO de rechten en plichten van HPA overgenomen tot zowel het opleggen als het innen van (achterstallige) heffingen.
Voor HPA zijn geen (achterstallige) heffingen opgelegd.
Op 31 december 2014 stonden er geen vorderingen uit hoofde van heffingen open voor HPA.
Er was op 31 december 2014 nog één overige vordering. Voor een toelichting wordt verwezen naar Deel II, paragraaf 2.2 van dit verslag.
Ter uitvoering van artikel XLV, eerste lid, van de Wob is de datum van de aanvang van de vereffening per 1 oktober 2015 bekend gemaakt in de Staatscourant nr. 31964 van 29 september 2015. Hierbij zijn degenen die een (nog niet bekende) vordering op een schap hadden, opgeroepen deze vordering binnen negen maanden (derhalve voor 1 juli 2016) schriftelijk in te dienen bij de VOPBO onder vermelding van de grondslag van de vordering.
Voor HPA heeft bovengenoemde bekendmaking geen reacties opgeleverd.
Subsidies werden toegekend onder het regiem van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waarbij de besturen van de voormalige schappen voorwaarden stelden aan de begunstigden. In de regel werd de toekenning van het volledige subsidiebedrag over een aantal jaren verdeeld waarbij jaarlijks op basis van een aantal voorwaarden een voorschot van 80% opgevraagd kon worden. Dit gold ook voor de toegekende subsidies die nog enkele jaren na de opheffing van het schap doorliepen.
De VOPBO voerde uit wat in de beschikkingen tot subsidieverlening was vastgelegd en had geen bevoegdheid tot het toekennen van wijzigingen daarin. Periodiek (en bij de uiteindelijke vaststelling van een subsidie) werd nagegaan of de begunstigden aan de voorwaarden voldeden. Dit gebeurde op basis van jaarlijks over te leggen verantwoordingsinformatie, zoals inhoudelijke tussentijdse- en eindrapportages, kostenverantwoordingen, jaarrekeningen en, indien van toepassing, controleverklaringen. Ook diende tijdig gerapporteerd te worden als er zich gebeurtenissen voordeden die van negatieve invloed konden zijn op de naleving van de gestelde subsidievoorwaarden, zodat noodzakelijke maatregelen ter voorkoming of beperking van de gevolgen (vertraging, bijstellen van doelstellingen) tijdig getroffen konden worden. Bleek bij de vaststelling van een project dat niet alle gelden volledig besteed waren aan de gestelde doelen dan werden deze gelden in de vorm van vrijval weer toegevoegd aan het vermogen van het voormalig schap.
Op 1 januari 2015 had HPA geen projectsubsidies uitstaan die afgehandeld moesten worden.
Voor de opheffing van de schappen had een aantal besturen bij privaatrechtelijke overeenkomst financiële middelen overgedragen aan private partijen. In deze overeenkomsten waren verplichtingen gesteld aan de ontvangende partij.
Periodiek werd door de VOPBO nagegaan of de ontvangende partijen aan deze verplichtingen voldeden. Centraal daarbij stond de vraag of de overgedragen middelen waren besteed aan de overeengekomen doelstellingen: de uitvoering en financiering van activiteiten ten behoeve van de sector. Dit gebeurde op basis van verantwoordingsinformatie, zoals begrotingen, kostenverantwoordingen, jaarrekeningen en, zo nodig, controleverklaringen. Indien ontvangende partijen niet aan de bij overeenkomst gestelde verplichtingen voldeden, konden sancties worden opgelegd als deze in de overdrachtsovereenkomsten waren vastgelegd. Een mogelijke sanctie was het terugvorderen van (een deel van) de eerder overgedragen middelen. Als er zich gebeurtenissen voordeden die van negatieve invloed konden zijn op de naleving van de verplichtingen (zoals dreigende discontinuïteit, onderbesteding of liquiditeitsproblemen) dan diende de ontvangende partij zo snel mogelijk hierover informatie te verstrekken aan de VOPBO.
Op 1 januari 2015 had HPA geen Overgedragen middelen die afgehandeld moesten worden.
Met het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Vereffeningsorganisatie PBO van 27 februari 2015 heeft de Minister mandaat, volmacht en machtiging verleend aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) voor het behandelen van bezwaar- en beroepschriften van de voormalige PBO. Dit betreft het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, het instellen van (hoger) beroep en het behandelen van eventueel hieruit voortkomende verzoeken om informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob-verzoeken). Voor de behandeling van civiele zaken is mandaat en machtiging verleend aan de Directie Wetgeving en Juridische Zaken (WJZ) van EZ(K)/LNV, met daar waar opportuun inschakeling van de Landsadvocaat.
Op 1 januari 2015 had HPA geen juridische procedures lopen die afgehandeld moesten worden. In de periode 2015–2017 zijn geen nieuwe procedures aangemeld.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Ten tijde van de vereffening kwam één dossier aan de orde dat een niet-reguliere vordering bevatte. Dit dossier wordt hieronder toegelicht.
De Subsidieregeling duurzame ontwikkeling cacao- en chocoladesector (2003- 2008) werd uitgevoerd door een door de Minister ingestelde begeleidingscommissie. HPA beheerde het geoormerkte budget voor de cacaosector.
De voor de regeling beschikbare middelen vinden hun oorsprong in de liquidatie van de cacaobuffervoorraad. Volgens opeenvolgende internationale cacao-overeenkomsten, waarbij Nederland partij was, werd ten behoeve van de prijsstabilisatie een buffervoorraad cacao aangehouden. In de cacao-overeenkomst van 1993 werd vastgelegd geen buffervoorraad meer aan te houden. Dit leidde er toe dat de nog aanwezige buffervoorraad geliquideerd werd. Een deel van het liquidatiesaldo kwam met de regeling beschikbaar voor duurzame projecten in de cacao- en chocoladesector. Vanaf 1 januari 2004 konden aanvragen voor een subsidie worden ingediend bij het secretariaat Cacao dat bij HPA was ondergebracht. Na 2008 zijn geen nieuwe aanvragen voor projecten meer in behandeling genomen. Bij de opheffing van HPA op 1 januari 2015 waren alle lopende projecten betaald of vrijgevallen en werd het overgebleven geoormerkte budget overgedragen aan de VOPBO.
Medio 2017 gaf het ministerie aan dat het overgebleven budget zou worden ingezet ten bate van de realisatie van de intentieverklaring ”duurzame cacaoconsumptie- en productie”. Hierna werd na aftrek van beheer- en administratieve kosten, het resterend budget (€ 2.412.00) overgedragen aan het toenmalig Ministerie van EZ. Voor meer informatie wordt verwezen naar Deel II, paragraaf 7.4. van dit verslag.
Alle archiefbescheiden die vanaf januari 2015 zijn overgedragen aan de VOPBO, zijn behandeld en geselecteerd overeenkomstig de Archiefwet 1995. Op 22 januari 2018 ontving de VOPBO de door de Algemeen Rijksarchivaris ondertekende verklaring van overbrenging als bedoeld in artikel 9, lid 3, van het Archiefbesluit 1995, van het archief van de vier akkerbouw schappen, waaronder dat van HPA, over de periode (1930) 1956–2014.
De archiefbescheiden die niet in aanmerking kwamen voor overbrenging naar het Nationaal Archief maar wel nog een aantal jaren (wettelijk) bewaard moeten blijven, zijn opgeslagen bij de firma Oasis in Leidschendam. Door het tekenen van de “Overeenkomst bewaren en vernietigen” van 30 november 2017 is toestemming verleend voor het vernietigen van de documenten per januari 2031 (einde wettelijke bewaartermijn voor de documenten van de vier akkerbouw schappen). Na de vereffening wordt de Overeenkomst overgedragen aan het Ministerie van LNV.
De archiefbescheiden die na 1 januari 2015 zijn opgebouwd en nog een aantal jaren bewaard moeten blijven, worden na de vereffening eveneens opgeslagen bij de firma Oasis.
De archiefbescheiden van HPA die aan de VOPBO waren overgedragen en voor digitale archivering in aanmerking kwamen, zijn – onder de naam HPA – opgeslagen in een digitaal archief dat na de vereffening wordt overgedragen aan het Ministerie van LNV.
De fysieke persoonlijke pensioendossiers werden voor 1 januari 2015 door PfP overgedragen aan ABP/APG.
De archiefbescheiden van PfP die niet in aanmerking kwamen voor overbrenging naar ABP/APG maar nog wel een aantal jaren (wettelijk) bewaard moeten blijven, werden opgeslagen bij de firma Iron Mountain. In september 2017 zijn deze dossiers overgebracht naar de firma Oasis. Tevens is toestemming verleend voor het vernietigen van de documenten per januari 2023 (einde wettelijke bewaartermijn van deze documenten).
De digitale archiefbescheiden van PfP die aan de VOPBO zijn overgedragen, zijn - onder de naam PfP - opgeslagen in een digitaal archief dat na de vereffening wordt overgedragen aan het Ministerie van LNV.
In overeenstemming met artikel XLVI, vierde lid, van de Wob is op 19 april 2019 in de Staatscourant nr. 23196 bekend gemaakt dat de Ontwerp Rekening en verantwoording van de vereffening van het vermogen van HPA vanaf 1 mei 2019 gedurende 8 weken op het Ministerie van LNV ter inzage is gelegd en digitaal is op te vragen. In deze periode kan iedere schuldeiser bezwaren tegen dit ontwerp inbrengen bij de Minister van LNV.
Voor HPA zijn geen bezwaren of opmerkingen ingediend.
Niet van toepassing.
Na de vereffening van het vermogen van HPA is overgebleven:
een saldo van € 0.
Namens de Minister - aanvankelijk de Minister van EZ(K), later de Minister van LNV - heeft de Vereffeningsorganisatie PBO (VOPBO) de vereffening uitgevoerd. De opdracht was om op doelmatige en zorgvuldige wijze alle (mogelijke) verplichtingen met betrekking tot de vermogens van de schappen af te wikkelen. De veelal financiële werkzaamheden werden uitgevoerd door oud-medewerkers van de schappen die goed waren ingewerkt in de materie en in de historie. Alle werkzaamheden op personeel en facilitair gebied werden eveneens door oud-medewerkers uitgevoerd. Daarnaast was een oud medewerker van een van de schappen overgekomen voor de afwikkeling van de projectsubsidies en een oud-medewerker van de Sociaal-Economische Raad (SER) voor de afwikkeling van de meer algemene dossiers. Specialistische werkzaamheden op juridisch, personeels- en (incidenteel) op financieel gebied werden in overleg met de VOPBO uitgevoerd door medewerkers van de daarvoor door de Minister gemandateerde directies van EZ(K)/LNV. Voor enkele juridisch zeer specialistische dossiers werd de Landsadvocaat ingehuurd. In bijlage I. is het stappenplan opgenomen waarlangs de vermogens van de schappen zijn vereffend.
Begin 2015 werden allereerst de afsluitende jaarrekeningen 2014 van de schappen opgesteld. Daarna kon een start gemaakt worden met de vereffeningswerkzaamheden. Begonnen werd met het opleggen van (achterstallige) heffingen en het actief innen van de vorderingen. De niet voorziene opbrengsten zijn als incidentele baten toegevoegd aan het vermogen van de desbetreffende schappen. Ook het afhandelen van de subsidieprojecten door de jaren heen heeft veel vrijval opgeleverd dat als incidentele baten weer is toegevoegd aan de vermogens van de schappen. In de vereffeningsverslagen van de desbetreffende schappen is dit zichtbaar gemaakt.
In 2014 hebben de besturen van de schappen overdrachtsdocumenten opgesteld en daarin aangegeven welke werkzaamheden na 1 januari 2015 nog uitgevoerd moesten worden. In de loop van de vereffening werd duidelijk dat een deel van de vereffeningswerkzaamheden niet was voorzien in deze documenten. Begin 2015 was niet duidelijk hoeveel projectsubsidies afgewikkeld moesten worden. In de loop van de vereffening bleken dit er ruim 550 te zijn; sommige vrij overzichtelijk om financieel vast te stellen maar andere zeer ingewikkeld. Een aantal juridische claims was (zeer) complex waardoor er veel tijd nodig was om ze af te handelen. Voor deze uitvoeringskosten waren geen voorzieningen getroffen. De uitvoering van de sociale plannen was extern belegd en loopt voor de meeste schappen nog jaren door. De kosten van deze werkzaamheden waren veelal niet meegenomen in de voorzieningen. In zijn algemeenheid had bijna geen enkel schap een voorziening getroffen voor de afwikkeling van de archiefbescheiden. Dit gold ook voor de kosten van de ICT-voorzieningen die nodig waren om de vereffeningswerkzaamheden goed uit te kunnen voeren. Alle kosten van de vereffening zijn conform artikel XL van de Wob ten laste gebracht van de vermogens van de schappen.
Bij de berekeningen voor het vaststellen van de voorzieningen waren de schappen uitgegaan van het worst case scenario (100% voorzien). Door enkele schappen werden de voorzieningen voor de sociale plannen in de loop van 2014 naar beneden bijgesteld.
Dit alles heeft er toe geleid dat er in de loop van de vereffening voor de meeste schappen meerdere keren extra dotaties gedaan moesten worden aan de voorzieningen voor de kosten van de vereffeningswerkzaamheden en/of voor de uitvoering van de sociale plannen.
Samenvattend heeft de vereffening van de vermogens van de schappen langer geduurd dan in 2014 was voorzien en waren de voorzieningen voor de vereffeningskosten te laag ingeschat. Ook waren de kosten van de werkzaamheden voor de uitvoering van de sociale plannen na de vereffening niet of nauwelijks in de voorzieningen opgenomen.
Op verzoek van de plaatsvervangend secretaris-generaal van het Ministerie van EZK heeft de Auditdienst Rijk (ADR) een opdracht tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden bij de VOPBO uitgevoerd. Deze opdracht was op basis van negen onderzoeksvragen gericht op de inrichting van de slotbalansen op 31 december 2017 en de onderbouwing van de daarin opgenomen vermogensposities. De opdracht is in maart 2019 afgerond.
Discontinuïteit
Met opheffing van de bedrijfslichamen op 1 januari 2015 is de continuïteitsveronderstelling komen te vervallen. De jaarrekening 2014 van HPA is dan ook opgesteld uitgaande van liquidatie van het geheel der werkzaamheden van de organisatie. Ook ten aanzien van de financiële verantwoording over de vereffening van het vermogen van HPA is dit van toepassing.
Waarderingsgrondslagen
De grondslagen van waardering zijn op liquidatiebasis en zijn als volgt:
– vorderingen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde onder aftrek van een voorziening voor oninbaarheid;
– liquide middelen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde;
– schulden zijn gewaardeerd tegen de bedragen die noodzakelijk zijn om de desbetreffende posten contractueel af te wikkelen;
– voorzieningen zijn gevormd voor in rechte afdwingbare of feitelijke verplichtingen die op balansdatum bestaan waarbij het waarschijnlijk is dat dit leidt tot een uitstroom van middelen en waarvan de omvang op betrouwbare wijze is in te schatten en zijn gewaardeerd tegen nominale waarde tegen de beste schatting van de bedragen die nodig zijn om de verplichtingen af te wikkelen;
– baten en lasten zijn verantwoord in het jaar waarop deze betrekking hebben.
ACTIVA |
31-12-2017 |
1-1-2015 |
|||
---|---|---|---|---|---|
€ |
€ |
||||
1. Vaste activa |
|||||
1.1 Materiele vaste activa |
– |
– |
|||
1.2 Financiële vaste activa |
– |
– |
|||
2. Vlottende activa |
|||||
Vorderingen op korte termijn |
|||||
2.1 Uit hoofde van heffingen |
– |
– |
|||
2.2 Overige vorderingen |
– |
1.050 |
|||
2.3 Te verrekenen inzake subsidies |
– |
– |
|||
2.4 Lopende interest |
– |
21.867 |
|||
2.5 Rekeningen courant |
1.045.500 |
– |
|||
2.6 Rekening courant Pwijn |
266.334 |
299.722 |
|||
2.7 Overige overlopende activa |
27.331 |
7.125.470 |
|||
Totaal vlottende activa |
1.339.165 |
7.448.109 |
|||
3. Liquide middelen |
|||||
Tegoeden bij banken |
7.255.033 |
13.202.033 |
|||
Totaal liquide middelen |
7.255.033 |
13.202.033 |
|||
TOTAAL ACTIVA |
8.594.198 |
20.650.142 |
PASSIVA |
31-12-2017 € |
1-1-2015 € |
|||
---|---|---|---|---|---|
4. Eigen vemogen |
|||||
4.1 Algemene reserve |
– |
– |
|||
4.2 Bestemmingsreserve |
– |
– |
|||
Totaal eigen vermogen |
– |
– |
|||
5. Bestemmingsfondsen |
– |
– |
|||
6. Voorzieningen |
|||||
6.1.1 Voorziening sociaal plan |
5.014.453 |
13.318.700 |
|||
6.1.2 Voorziening sociaal plan Pensioenfonds Productschappen |
1.236.851 |
– |
|||
6.2.1 Voorziening vereffeningskosten |
291.720 |
820.300 |
|||
6.2.2 Voorziening vereffeningskosten Pensioenfonds Productschappen |
32.578 |
– |
|||
6.3 Voorziening risico's afbouw schap |
– |
– |
|||
6.4 Voorziening WGA |
– |
– |
|||
6.5 Overige voorzieningen |
– |
– |
|||
Totaal voorzieningen |
6.575.602 |
14.139.000 |
|||
7. Vlottende passiva |
|||||
7.1 Te betalen inzake subsidies |
– |
– |
|||
7.2 Rekening courant PA |
1.333.376 |
1.583.263 |
|||
7.3 Rekening courant PDV |
279.323 |
2.456.873 |
|||
7.4 Diverse crediteuren en transitoria |
405.897 |
2.471.006 |
|||
Totaal vlottende passiva |
2.018.596 |
6.511.142 |
|||
TOTAAL PASSIVA |
8.594.198 |
20.650.142 |
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
De op 1 januari 2015 openstaande vordering is in de loop van 2015 ontvangen.
Niet van toepassing.
De lopende interest betreft de in de maand januari ontvangen interest over het voorgaande boekjaar.
De rekening courant betreft de verrekening van de kosten van de vereffeningsorganisatie en de verrekening van de kosten van de medewerkers die vanuit de schappen zijn gaan werken voor de VOPBO. De kosten van deze medewerkers zijn op basis van urenregistratie doorberekend aan het schap waarvoor werkzaamheden zijn verricht. Bovendien fungeert HPA als kassier ten behoeve van alle betalingen en ontvangsten van de Vereffeningsorganisatie PBO. Deze rekening courant verhoudingen worden jaarlijks afgerekend.
HPA fungeert als centrale bankier voor de Productschappen Diervoeder (PDV), Akkerbouw (PA) en Wijn (PWijn). Alle ontvangsten en betalingen ten behoeve van deze schappen worden in een rekening courant verhouding vastgelegd. Op 31 december 2017 heeft HPA een vordering op PWijn. Deze vordering is het gevolg van, en gelijk aan, de som van het negatieve eigen vermogen op 1 januari 2015 en het negatieve resultaat over de periode 2015–2017 bij PWijn. HPA financierde de negatieve algemene reserve op 31 december 2017 van PWijn voor.
31-12-2017 € |
31-12-2016 € |
31-12-2015 € |
1-1-2015 € |
||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Vordering MinEZK inzake het MB aandeel sociaal plan |
– |
– |
– |
6.877.448 |
|||
Vooruitbetaalde pensioenpremies |
– |
35.632 |
63.710 |
83.362 |
|||
Te ontvangen afrekening PfP |
– |
– |
18.322 |
||||
Te ontvangen omzetbelasting |
– |
– |
– |
111.029 |
|||
Vooruitbetaalde facturen |
– |
– |
– |
25.309 |
|||
Waarborgsommen Post.NL |
– |
– |
– |
10.000 |
|||
Te ontvangen niet bestede subsidie ten behoeve van PDV |
27.331 |
– |
– |
– |
|||
Balans |
27.331 |
35.632 |
63.710 |
7.125.470 |
De begrote vordering op het ministerie - aanvankelijk het Ministerie van EZ(K), later het Ministerie van LNV - inzake het medebewind (MB) aandeel in het sociaal plan betreft de kosten van medewerkers die in het verleden medebewindtaken uitvoerden bij het schap. Deze vordering is met ingang van 31 december 2015 in mindering gebracht op de Voorziening Sociaal Plan. Voor een toelichting wordt verwezen naar paragraaf 6.1.1.
De vooruitbetaalde pensioenpremies betreft een vordering op oud-medewerkers die een uitkering sociaal plan ontvangen volgens de ouderenregeling. Het schap heeft deze premies in 2014 ingekocht bij het Pensioenfonds Productschappen (PfP). Maandelijks vindt inhouding bij de oud-medewerkers plaats.
Vanaf 2017 maken de vooruitbetaalde pensioenpremies onderdeel uit van de voorziening sociaal plan.
De te ontvangen afrekening pensioenpremies betreft de afrekening met het Pensioenfonds Productschappen over 2014.
De waarborgsommen van Post.NL zijn in 2015 retour ontvangen.
31-12-2017 € |
31-12-2016 € |
31-12-2015 € |
1-1-2015 € |
||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Spaartegoeden |
– |
7.000.000 |
7.000.000 |
7.000.000 |
|||
Rekening(en) courant |
7.255.033 |
4.411.920 |
6.146.210 |
6.202.033 |
|||
Balans |
7.255.033 |
11.411.920 |
13.146.210 |
13.202.033 |
De liquide middelen werden aangehouden bij de ABN-AMRO bank. Op 31 december 2017 is nog één bankrekening aangehouden.
Omdat HPA een beheersfunctie uitoefende, is er geen sprake van eigen vermogen.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
2017 € |
2016 € |
2015 € |
|||
---|---|---|---|---|---|
Stand per 1-1 |
5.116.638 |
5.896.685 |
13.318.700 |
||
Aandeel medebewind |
4.242.971 |
4.919.117 |
|||
Onttrekkingen |
– 1.298.721 |
– 1.463.872 |
– 2.213.866 |
||
Dotatie |
755.632 |
7.679 |
– |
||
Vrijval |
– |
– |
– 289.032 |
||
Aandeel medebewind |
– 3.802.067 |
– 4.242.971 |
– 4.919.117 |
||
Balans 31-12 |
5.014.453 |
5.116.638 |
5.896.685 |
De voorziening Sociaal Plan is getroffen door HPA ter dekking van de verplichtingen voortvloeiende uit het sociaal plan. De kosten worden, volgens een in 2014 vastgestelde verdeelsleutel, gedragen door de drie akkerbouw schappen PA, PDV, PWijn en het Ministerie van LNV, de laatste uit hoofde van in het verleden door medewerkers van het schap uitgevoerde medebewindtaken. De door te berekenen kosten worden per medewerker bepaald aan de hand van verdeelsleutels zoals door het schap in 2014 werden gehanteerd.
De vrijval in 2015 is het gevolg van de afkoop van oud-medewerkers van het recht op wachtgeld.
In 2017 is de voorziening sociaal plan herijkt wat voor HPA heeft geleid tot een dotatie van € 755.632. Deze dotatie komt voor rekening van de drie akkerbouw schappen. Naar verwachting zal de voorziening sociaal plan doorlopen tot in 2029.
2017 € |
2016 € |
2015 € |
|||
---|---|---|---|---|---|
Stand per 1-1 |
1.223.036 |
1.533.867 |
– |
||
Storting |
– |
– |
2.110.700 |
||
Onttrekkingen |
– 78.282 |
– 319.686 |
– 576.833 |
||
Dotatie |
92.097 |
8.855 |
– |
||
Vrijval |
– |
– |
– |
||
Balans 31-12 |
1.236.851 |
1.223.036 |
1.533.867 |
Het Pensioenfonds Productschappen (PfP) is in juli 2015 opgeheven. Al in december 2014 is het personeel van PfP in dienst getreden van HPA. In het eerste halfjaar van 2015 is door PfP een bedrag (€ 2.110.700) ten behoeve van de afwikkeling van de financiële en personele verplichtingen overgemaakt naar HPA. HPA, en per 1 januari 2015 de VOPBO, heeft de uitkeringen aan de oud-werknemers verzorgd vanaf de datum van boventalligheid. Naar verwachting zal de voorziening sociaal plan doorlopen tot in 2026.
2017 € |
2016 € |
2015 € |
|||
---|---|---|---|---|---|
Stand per 1-1 |
335.546 |
587.962 |
820.300 |
||
Onttrekkingen |
– 248.442 |
– 252.416 |
– 292.644 |
||
Dotatie |
204.616 |
– |
60.306 |
||
Balans 31-12 |
291.720 |
335.546 |
587.962 |
Voormalig HPA heeft de voorziening vereffeningskosten op basis van eigen inschattingen gevormd. Gebleken is dat de kosten van vereffening naar verwachting hoger uitvallen dan de oorspronkelijk getroffen voorziening. In 2015 heeft de vereffeningsorganisatie een nieuwe begroting opgesteld ten behoeve van de vereffeningskosten tot en met 31 december 2016, de op dat moment verwachte einddatum van de vereffeningsperiode. Voor HPA heeft dit in 2015 geleid tot een dotatie van € 60.306. In 2017 is de voorziening vereffeningskosten opnieuw herijkt. Deze herijking omvat alle kosten van vereffening tot het einde van de looptijd van het sociaal plan. Voor HPA heeft dit geleid tot een extra dotatie van € 204.616. In totaal is over de periode 2015-2017 een bedrag van € 264.922 extra gedoteerd ten behoeve van de akkerbouw schappen waarvoor HPA als centrale bankier fungeerde.
2017 € |
2016 € |
2015 € |
|||
---|---|---|---|---|---|
Stand per 1-1 |
– |
– |
– |
||
Onttrekkingen |
– 9.407 |
– |
– |
||
Dotatie |
41.985 |
– |
– |
||
Balans 31-12 |
32.578 |
– |
– |
Door voormalig PfP was geen voorziening vereffeningskosten getroffen. Dit is door de VOPBO, naar aanleiding van de herijking in 2017 alsnog gedaan. De kosten van vereffening betreffende PfP over 2015 en 2016 zijn rechtstreeks ten laste van het resultaat geboekt.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing
Niet van toepassing.
HPA fungeert als centrale bankier voor de Productschappen Diervoeder, Akkerbouw en Wijn. Alle ontvangsten en betalingen ten behoeve van deze schappen worden in een rekening courant verhouding vastgelegd. Op 31 december 2017 heeft HPA een schuld aan PA.
HPA fungeert als centrale bankier voor de Productschappen Diervoeder, Akkerbouw en Wijn. Alle ontvangsten en betalingen ten behoeve van deze schappen worden in een rekening courant verhouding vastgelegd. Op 31 december 2017 heeft HPA een schuld aan PDV.
31-12-2017 € |
31-12-2016 € |
31-12-2015 € |
1-1-2015 € |
||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Crediteuren |
125.759 |
491.662 |
42.058 |
53.243 |
|||
Rekening Courant |
252.677 |
133.509 |
150.709 |
– |
|||
Rekening Courant Verplichting PfP |
23.880 |
42.024 |
140.851 |
1.825 |
|||
Overige overlopende passiva |
3.581 |
2.433.393 |
2.481.455 |
2.415.938 |
|||
Balans |
405.897 |
3.100.588 |
2.815.073 |
2.471.006 |
De crediteurensaldi betreffen grotendeels facturen inzake vereffeningskosten.
De rekening courant betreft de verrekening van de kosten van de vereffeningsorganisatie en van de medewerkers die vanuit de schappen zijn gaan werken voor en betaald worden door de VOPBO. De VOPBO rekent de kosten van deze medewerkers op basis van urenregistratie door aan het schap waarvoor werkzaamheden zijn verricht.
De rekening courant verplichting PfP betreft de namens het PfP te betalen bedragen. Op 31 december 2015 betreft dit met name beleggings- (€ 100.000), accountants- (€ 15.000) archiverings- (€ 13.000) en overige te betalen kosten (€ 12.851). Op 31 december 2016 betreft dit beleggings- (€ 21.494) archiverings- (€ 11.409) en overige te betalen kosten (€ 9.121). Op 31 december 2017 betreft dit de verdeling van de reserves van PfP op 31 december 2017 (€ 20.850) en overige te betalen kosten (€ 3.030).
De overlopende passiva betreffen:
31-12-2017 € |
31-12-2016 € |
31-12-2015 € |
1-1-2015 € |
||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Internationale Cacao overeenkomst |
– |
2.412.571 |
2.413.336 |
2.411.714 |
|||
Te betalen MinEZ inzake Medebewind aandeel sociaal plan |
3.186 |
13.049 |
5.711 |
– |
|||
Te betalen inzake personeel |
395 |
7.694 |
62.307 |
13.629 |
|||
Overige overlopende passiva |
– |
79 |
101 |
– 9.405 |
|||
Balans |
3.581 |
2.433.393 |
2.481.455 |
2.415.938 |
Voor meer informatie over de internationale Cacao overeenkomst wordt verwezen naar Deel I, paragraaf 11 van dit verslag.
HPA beheerde het budget van de subsidieregeling duurzame ontwikkeling cacao- en chocolade-sector. Op 24 juli 2017 is het overgebleven budget overgedragen aan het toenmalig Ministerie van EZ.
De te betalen kosten personeel betreffen het gereserveerde nog uit te betalen vakantiegeld en verlof.
De overige overlopende passiva op 1 januari 2015 betreffen te betalen accountantskosten.
(€ 30.855) verminderd met te vorderen bedragen (€ 40.260) met betrekking tot het gebouw aan het Stadhouderplantsoen in Den Haag (voormalig kantoorgebouw HPA).
Niet van toepassing.
1-1-2015 t/m 31-12-2017 |
|||||
---|---|---|---|---|---|
€ |
€ |
||||
A. |
BATEN |
||||
1 |
Algemene Heffing |
– |
|||
2 |
Bestemmingsheffing |
– |
|||
3 |
Retributies |
– |
|||
4 |
Rente |
17 |
|||
5 |
Niet bestede subsidies |
– |
|||
6 |
Diensten aan derden |
– |
|||
7 |
Vergoeding voor opgedragen taken |
5.094 |
|||
8 |
Overige baten |
54.684 |
|||
9 |
PfP Opbrengst verkoop beleggingen |
74.792 |
|||
10 |
PfP Overige baten |
7.742 |
|||
11 |
PfP Overdracht vermogen |
296.365 |
|||
Totaal baten |
438.694 |
||||
B. |
LASTEN |
||||
1 |
Voorzitter/personeelskosten |
2.362 |
|||
2 |
Reis,-verblijf-en repres.kosten |
– |
|||
3 |
Huisvestingskosten |
10.775 |
|||
4 |
Bureaukosten |
8.156 |
|||
5 |
Vergaderkosten |
– |
|||
6 |
Subsidies ingekochte diensten tbv de sector |
||||
a) Subsidies |
– |
||||
b) Ingekochte diensten |
– |
||||
7 |
Ingekochte diensten tbv het schap |
33.377 |
|||
8 |
Overige lasten |
5.125 |
|||
9 |
PfP Voorzitter/personeelskosten |
12.738 |
|||
10 |
PfP Bureaukosten |
16.007 |
|||
11 |
PfP Ingekochte diensten tbv het schap |
145.460 |
|||
12 |
PfP Vereffeningskosten 2015-2016 |
37.267 |
|||
13 |
PfP Dotatie VZ Vereffeningskosten |
41.985 |
|||
14 |
PfP Dotatie VZ sociaal plan |
100.952 |
|||
15 |
PfP Overige lasten |
24.490 |
|||
Totaal lasten |
438.694 |
||||
Exploitatie resultaat (A minus B) |
– |
||||
Reserve 1-1-2015 |
– |
||||
Bestemmingsfonds 1-1-2015 |
– |
||||
Eigen Vermogen 1-1-2015 |
– |
||||
Reserve 31-12-2017 |
– |
||||
Bestemmingsfonds 31-12-2017 |
– |
||||
Eigen Vermogen 31-12-2017 |
– |
HPA
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Dit betreft de ontvangen rente over de tegoeden bij banken.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Dit betreft een nagekomen bate op het aan het Ministerie van LNV inzake het door te berekenen Medebewind aandeel sociaal plan.
In het verleden werden alle kosten van HPA toegerekend aan de drie akkerbouw schappen en medebewind. Daarom is gekozen de nagekomen lasten ten laste van de voorziening vereffeningskosten te brengen zodat deze kosten volgens de juiste vastgestelde verdeelsleutels worden doorberekend aan de drie akkerbouw schappen en het ministerie voor het aandeel Medebewind. Afwikkeling heeft via de baten plaatsgevonden.
In 2015 zijn de afrekeningen betreffende elektra en belastingen ontvangen wat heeft geleid tot een nagekomen bate van € 11.200.
PfP
De laatste beleggingen van het pensioenfonds zijn in 2017 verkocht. Dit heeft geleid tot een bate van € 74.792
PfP heeft in 2014 de opslag van het archief afgekocht ten behoeve van de opslag conform de wettelijke bewaartermijnen. Dit was een ander bedrijf dan waar de schappen de archieven hadden opgeslagen. De VOPBO heeft besloten ook het archief van PfP onder te brengen bij dit bedrijf. Dit bleek goedkoper en te zijn en heeft geleid tot een vrijval van € 7.742.
Ter afronding van alle nog lopende zaken heeft PfP zijn op 31 december 2014 resterende vermogen overgedragen aan HPA.
HPA
Tot en met april 2015 zijn er medewerkers actief geweest bij PfP. De kosten die hieruit voortvloeiden waren niet voorzien. Het betreft met name uitbetaling van verlof (€ 6.825), kosten van salarisverwerking (€ 1.644) afscheidskosten (€ 2.251) en nabetalingen i.v.m. indexatie van de salarissen over 2015 (€ 2.018).
Niet van toepassing.
Dit betreft nagekomen lasten betreffende beveiliging en de afrekening van gasleveranties.
Deze kosten vloeien deels voort uit contracten die afgesloten waren door het schap en nog niet opgezegd op 31 december 2014 en deels uit kosten ten behoeve van archivering.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Dit betreft de accountantskosten ten behoeve van de controle 2014 die hoger zijn uitgevallen dan ingeschat was (€ 6.897) en kosten ten behoeve van afkoop voor de opslag van het archief conform de wettelijke bewaartermijnen (€26.480).
De overige lasten betreffen bankkosten.
PfP
Dit betreft de afwikkeling van nog uit te betalen verlofuren van oud-medewerkers.
Deze kosten vloeien voort uit contracten die afgesloten waren door het schap en nog niet opgezegd op 31 december 2014.
Dit betreft onder andere provisie bij verkoop van beleggingen (€ 100.000), de kosten van toezicht door de Nederlandse Bank (€ 27.614) en accountantskosten ten behoeve van de controle over 2014 (€ 15.000).
PfP heeft geen voorziening vereffeningskosten getroffen. De kosten over 2015 en 2016 zijn daarom ten laste van het resultaat gebracht.
In 2017 heeft de VOPBO alsnog een voorziening vereffeningskosten getroffen. Voor een toelichting wordt verwezen naar paragraaf B.6.2.2.
Voor een toelichting wordt verwezen naar de balans onder paragraaf 6.1.
Dit bedrag betreft het resultaat na afwikkeling van alle verplichtingen verminderd met de nog ontvangen bedragen. Dit bedrag is uitgekeerd aan de schappen die in het verleden hebben bijgedragen aan de financiering van de opheffing van de werkorganisatie van het pensioenfonds op basis van de historische verdeelsleutels.
1. Het opstellen van de jaarrekeningen 2014 van de afzonderlijke schappen, voorzien van controleverklaringen door onafhankelijk accountants, en de vaststelling van de jaarrekeningen 2014 door de Minister van Economische Zaken (thans EZK) (afgerond juli 2015).
2. Het ter inzage leggen van de jaarrekeningen 2014 en de controleverklaringen van externe accountants door de Minister van EZK en het daarvan mededeling doen in de Staatscourant (afgerond juli 2015).
3. Het opstellen van boedelbeschrijvingen op bedrijfslichaam terstond na de vaststelling van de jaarrekeningen 2014 door de Minister van EZK, het ter inzage leggen daarvan op het ministerie en het daarvan mededeling doen in de Staatscourant (afgerond juli 2015).
4. Het bekendmaken van het tijdstip van de aanvang van vereffening met de oproep tot het indienen van vorderingen binnen een nader te bepalen termijn van minstens zes maanden na bekendmaking (de aanvang van de vereffening werd gesteld op 1 oktober 2015, vorderingen konden worden ingediend tot 1 juli 2016, nieuwe vorderingen werden niet gemeld).
5. Het voldoen van bekende vorderingen (afgerond 31-12-2017).
6. Het toezenden van een tussentijds verslag over het verloop van de vereffening van de vermogens van de bedrijfslichamen door de Minister van EZK naar beide Kamers der Staten-Generaal (toegezonden juli 2017).
7. In het geval dat bekende vorderingen op het vermogen van een voormalig bedrijfslichaam zijn voldaan en geen toekomstige vorderingen meer bekend zijn, het beëindigen van de vereffening van het vermogen van het schap (31 december 2017).
8. Ten behoeve van het beëindigen van de vereffening van het vermogen van een bedrijfslichaam, het opstellen van de ontwerp rekening en verantwoording en het ter inzage leggen van de rekening en verantwoording door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) (ter inzage legging in 2de kwartaal 2019, nieuwe vorderingen werden niet gemeld).
9. Het vaststellen van de rekening en verantwoording inzake het vereffende vermogen van een bedrijfslichaam door de Minister van LNV (3de kwartaal 2019).
10. Het toezenden van de door de Minister van LNV vastgestelde rekening en verantwoording inzake het vermogen van een bedrijfslichaam aan beide Kamers der Staten-Generaal (vanaf 4de kwartaal 2019).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2019-56094.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.