Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatscourant 2019, 56061 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatscourant 2019, 56061 | Besluiten van algemene strekking |
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op artikel XLVI van de Wet opheffing bedrijfslichamen;
Besluit:
Dit besluit wordt met de bijlage geplaatst in de Staatscourant en toegezonden aan beide Kamers der Staten-Generaal.
’s-Gravenhage, 7 oktober 2019
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Tegen dit besluit kan degene wiens belang daarbij rechtstreeks is betrokken, binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, t.a.v. de afdeling Juridische Zaken, p/a VOPBO, Postbus 7377, 2701 AJ Zoetermeer
Rekening en verantwoording van de vereffening van het vermogen van het
Met de inwerkingtreding van de Wet opheffing bedrijfslichamen (Wob) op 1 januari 2015 zijn de zeventien Product- en bedrijfschappen opgeheven. In artikel XXXIX, derde lid, werd de Minister van EZ bevoegd alle rechtshandelingen te verrichten met het oog op de vereffening van het vermogens van de schappen. Op 1 januari 2019 is de Wob aangepast en werd de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de Minister) verantwoordelijk voor de laatste fase van de vereffening van de vermogens van de schappen.
Voor u ligt de Rekening en verantwoording van de vereffening van het vermogen van het Bedrijfschap Horeca en Catering (BHC). Het schriftelijk verslag, opgenomen in Deel I, gaat vergezeld van een slotbalans op 31 december 2017 en een rekening van baten en lasten over de periode 2015–2017 die zijn opgenomen in Deel II, en een bijlage waarin het stappenplan van de vereffening wordt toegelicht.
Het Ontwerp van de Rekening en verantwoording heeft conform artikel XLVI, vierde lid, van de Wob 8 weken ter inzage gelegen op het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Hiervan is op 19 april 2019 mededeling gedaan in de Staatscourant nr. 23196. In deze periode hebben zich geen nieuwe schuldeisers gemeld. Het voorliggende document is de definitief vastgestelde Rekening en verantwoording van de vereffening van het vermogen van het Bedrijfschap Horeca en Catering.
Na vereffening resteert voor BHC een batig saldo van € 267.589.
Conform artikel XLVII van de Wob draagt de Minister er zorg voor dat het saldo een bestemming krijgt die ten nutte komt van het deel van het bedrijfsleven dat betrokken was bij BHC.
Conform artikel XLVI, achtste lid, van de Wob zendt de Minister de vastgestelde Rekening en verantwoording van de vereffening van het vermogen van BHC aan de beide Kamers der Staten-Generaal.
Deel I, Schriftelijk verslag |
|
1. |
Achtergrond |
2. |
Het Bedrijfschap Horeca en Catering |
3. |
Verplichtingen jegens oud-werknemers |
4. |
Vorderingen van het schap |
5. |
Vorderingen op het schap |
6. |
Projectsubsidies |
7. |
Overgedragen financiële middelen |
8. |
Juridische claims |
9. |
Materiële vaste activa |
10. |
Financiële vaste activa |
11. |
Overige zaken in het kader van de vereffening |
12. |
Archiefbescheiden |
13. |
Bezwaren ingediend naar aanleiding van de terinzagelegging door de Minister |
14. |
Verwerking van de ingediende bezwaren in de Rekening en verantwoording |
15. |
Bestemming van het resterende vermogen |
Deel II, Financiële gegevens |
|
Algemeen |
|
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling |
|
Slotbalans op 31-12-2017 |
|
Toelichting op de Slotbalans |
|
Staat van Baten en Lasten over de periode 2015–2017 |
|
Toelichting op de Staat van Baten en Lasten |
|
Bijlage |
|
Stappenplan waarlangs de vermogens van de schappen zijn vereffend |
Product- en bedrijfschappen, ook wel schappen genoemd, waren publiekrechtelijke samenwerkingsverbanden van representatieve ondernemers- en werknemersorganisaties die activiteiten ontplooiden ten behoeve van een branche of sector van het bedrijfsleven. Een schap verrichtte taken die individuele ondernemers of verenigingen van ondernemers en werknemers ieder voor zich niet konden verrichten, maar die met het oog op het algemeen belang of het belang van de branche of sector noodzakelijk werden geacht. Deze taken werden gefinancierd door, op basis van verordeningen, heffingen op te leggen aan alle ondernemingen in de betreffende sector. Schappen voerden ook taken in medebewind uit, die voortvloeiden uit overheidswet- en regelgeving en die ten goede kwamen aan de hele samenleving. Deze taken werden door de betreffende minister opgedragen aan een schap en gefinancierd door het departement en/of de Europese Unie (EU). Het merendeel van de medebewindstaken diende ter uitvoering van Europese regelgeving op het gebied van de landbouw, waaronder marktordeningsmaatregelen in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de EU. Maar het betrof ook taken op het gebied van plant- en diergezondheid, dierenwelzijn en voedselveiligheid en gezondheid. Schappen waren er in uiteenlopende branches en sectoren zoals onder meer de tuinbouw, de akkerbouw, de detailhandel en de horeca. Representatieve organisaties van ondernemers en werknemers in een bedrijfstak bepaalden zelf of zij een schap wilden laten instellen. Daarom hadden sommige sectoren van het bedrijfsleven wel een schap en andere niet.
Het stelsel van schappen werd ook wel de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (hierna: PBO) genoemd. Voor de schappen vormde de Wet op de bedrijfsorganisatie (1950) (hierna: Wbo) de juridische basis. Vanaf de oprichting van het eerste schap in 1954, het inmiddels opgeheven Landbouwschap, zijn tot de jaren ’60 van de vorige eeuw uiteindelijk 56 schappen ontstaan. Dit aantal is in de loop der jaren teruggelopen naar 37. Met een hergroeperingsoperatie in 1997 is het aantal schappen vervolgens via opheffing en samenvoeging verder teruggebracht tot het uiteindelijke aantal van 17; 11 productschappen en 6 bedrijfschappen.
Een schap (in de Wbo: bedrijfslichaam) werd, volgens de laatstelijk daarvoor geldende bepalingen in de Wbo, ingesteld bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) op voordracht van de betrokken Minister(s). In eerdere versies van de Wbo heeft instelling ook plaatsgevonden bij wet respectievelijk bij verordening van de Sociaal-Economische Raad (SER). De betrokken Minister(s) wonnen over het voornemen een schap in te stellen, eerst advies in van de SER. De SER hoorde, voordat hij advies uitbracht, de representatieve ondernemers- en werknemersorganisaties uit de betreffende marktsector. De leden van het bestuur van een schap werden benoemd door de representatieve ondernemers- en werknemersorganisaties.
De SER had wettelijk de taak om toezicht op de schappen uit te oefenen. De Bestuurskamer van de SER had onder meer taken op het terrein van de samenstelling en representativiteit van de besturen van de schappen. De Toezichtkamer van de SER hield onder meer toezicht op de verordeningen en besluiten, de financiën (heffingsverordeningen, begrotingen en jaarrekeningen) en de bevoegdheden (inclusief de principes van goed bestuur) van de schappen.
Al jarenlang waren er in het parlement langlopende discussies over het bestaansrecht van de schappen. Destijds zijn door het Kabinet, mede gelet op de door de Tweede Kamer aangenomen motie Aptroot c.s. van februari 2011, meerdere alternatieven tot omvorming respectievelijk voortzetting van de schappen onderzocht. In december 2011 werd door een meerderheid van de Tweede Kamer de motie Aptroot aangenomen waarin het Kabinet werd opgeroepen om de schappen af te schaffen. In het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ van oktober 2012 werd vastgelegd dat de schappen zouden worden opgeheven. Hieraan is gevolg gegeven met het ontwerp van de Wet opheffing bedrijfslichamen (Wob), het daarop volgende parlementaire traject en de inwerkingtreding van de Wob op 1 januari 2015.
Als gevolg van het opheffen van de schappen is hoofdstuk 2 van de Wbo komen te vervallen. De publieke taken van de schappen, onder meer op het gebied van plant-, dier- en volksgezondheid, zijn met een deel van de betrokken medewerkers van de desbetreffende schappen overgegaan naar het (toenmalige) Ministerie van Economische Zaken (EZ) en naar het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS); in samenhang met deze overgang van taken is de daarop van toepassing zijnde regelgeving gewijzigd. De overige taken van de schappen die niet als publiek werden beschouwd, zijn beëindigd, dan wel in de vorm van private initiatieven voortgezet.
Met de inwerkingtreding van de Wob op 1 januari 2015 zijn de zeventien schappen opgeheven. Conform de Wob, artikel XXXIX, derde lid, werd de Minister van EZ (thans Economische Zaken en Klimaat; hierna de Minister) bevoegd alle rechtshandelingen te verrichten met het oog op de vereffening van het vermogen van een schap, waaronder het vervreemden van onroerende en roerende zaken en het voldoen en innen van vorderingen. Onder verantwoordelijkheid van de plaatsvervangend secretaris-generaal is de uitvoering van deze taak belegd bij de Vereffeningsorganisatie PBO (VOPBO). In artikel XL is bepaald dat de kosten van de vereffening van het vermogen van een schap ten laste komen van het vermogen van het desbetreffende schap.
In juli 2017 heeft de Minister schriftelijk gerapporteerd aan beide Kamers over de stand van de vereffening over de periode 2015–2016 (vergaderjaar 2016-2017, 33 910, nr. 27).
Op 1 januari 2019 is de Wob aangepast en werd de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: LNV) verantwoordelijk voor de laatste fase van de vereffening van de vermogens van de schappen.
Zodra de vereffening van het vermogen van een schap is afgerond, brengt de VOPBO daarover verslag uit aan de Minister van LNV in de vorm van een Ontwerp Rekening en verantwoording. Nadat de in de Wob vastgelegde hoor- en wederhoor procedure is doorlopen, stelt de Minister van LNV de Rekening en verantwoording van een schap vast en stuurt deze naar de Eerste en Tweede Kamer. Op grond van artikel XLVII, vierde lid, van de Wob draagt de Minister van LNV er zorg voor dat een batig saldo een bestemming krijgt die ten nutte komt van het deel van het bedrijfsleven dat betrokken was bij het desbetreffende schap. In geval van een nadelig saldo geeft de Minister van LNV op basis van artikel XLI, vierde lid, van de Wob aan hoe hier mee om te zullen gaan.
Op grond van de Wbo werd in 2003 het Bedrijfschap Horeca en Catering (hierna: BHC) ingesteld als opvolger van het Bedrijfschap voor het Hotel-, Restaurant-, Café- en Pension- en Kamerverhuurbedrijf en Aanverwante bedrijven dat in 1955 was opgericht. Met de toevoeging van de bedrijfstak Catering werd in 2003 de werkingssfeer van het bedrijfschap uitgebreid.
Net als de andere schappen kreeg BHC tot taak om een het algemeen belang dienende bedrijfsuitoefening te bevorderen bij de ondernemingen waarvoor het was ingesteld maar ook het behartigen van het gemeenschappelijk belang van die ondernemingen en van de daarbij betrokken personen. Meer specifiek lagen de taken in activiteiten op het gebied van het ontwikkelen van een kenniscentrum, een hotelclassificatie en een hygiënecode, het verzamelen en verwerken van statistische gegevens, het doen van voorlichting en promotie en het bevorderen van ondernemerschap. Ook waren er taken op het gebied van arbeid en arbeidsmarkt, scholing, veiligheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen.
BHC voerde geen taken in medebewind uit.
De medewerkers van de voormalige PBO hadden een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Met de inwerkingtreding van de Wob op 1 januari 2015 zijn conform artikel XXXVII, vierde lid, de rechten en verplichtingen uit de arbeidsovereenkomsten van de voormalige medewerkers van de PBO ongewijzigd overgegaan op de Staat (lees: de Minister van EZK) als rechtsverhouding naar burgerlijk recht, dus niet naar ambtelijk recht. Op deze arbeidsovereenkomsten zijn de collectieve arbeidsovereenkomst (cao) voor de PBO van toepassing en de in het kader van de opheffing van de PBO afgesloten Sociale Plannen.
Op 1 januari 2015 ontvingen 15 oud-medewerkers van BHC een uitkering in het kader van het Sociaal Plan Bedrijfschappen. In de jaren daarna zijn drie oud-medewerkers met pensioen gegaan of maken om andere redenen geen gebruik meer van de regelingen. Vanaf 2018 maken 12 oud-medewerkers van BHC nog aanspraak op een uitkering waaronder één oud medewerker die nog werkzaam is bij de VOPBO. Naar verwachting zal het Sociaal Plan voor BHC doorlopen tot in 2027.
De pensioenaanspraken van de voormalige werknemers van BHC waren bij het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) verzekerd in een collectief pensioencontract met levenslange uitkeringsgarantie. Voor de oud-werknemers met recht op een wachtgelduitkering is de pensioenopbouw voortgezet voor de duur van de voor hen resterende wachtgeldperiode.
Op 1 januari 2015 heeft de VOPBO de rechten en plichten van BHC overgenomen tot zowel het opleggen als het innen van (achterstallige) heffingen.
Voor BHC zijn geen (achterstallige) heffingen opgelegd.
Alle nog openstaande vorderingen uit hoofde van heffingen zijn door BHC op 31 december 2014 overgedragen aan een deurwaarderskantoor. Deze fungeerde in eerste aanleg als incassobureau. Bij onvoldoende resultaat kon worden overgegaan tot betekening van de vordering en in het uiterste geval tot het uitvaardigen van een dwangbevel.
In de periode 2015–2017 zijn alle vorderingen geïncasseerd of bij gebleken oninbaarheid, afgeboekt.
Er waren op 31 december 2014 nog een aantal overige vorderingen. Voor een toelichting wordt verwezen naar deel II, paragraaf 2.2 van dit verslag.
Ter uitvoering van artikel XLV, eerste lid, in de Wob is de datum van de aanvang van de vereffening per 1 oktober 2015 bekend gemaakt in de Staatscourant nr. 31 964 van 29 september 2015. Hierbij zijn degenen die een (nog niet bekende) vordering op een schap hadden, opgeroepen deze vordering binnen negen maanden (derhalve voor 1 juli 2016) schriftelijk in te dienen bij de VOPBO onder vermelding van de grondslag van de vordering.
Voor BHC heeft bovengenoemde bekendmaking geen reacties opgeleverd.
Subsidies werden toegekend onder het regiem van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waarbij de besturen van de voormalige schappen voorwaarden stelden aan de begunstigden. In de regel werd de toekenning van het volledige subsidiebedrag over een aantal jaren verdeeld waarbij jaarlijks op basis van een aantal voorwaarden een voorschot van 80% opgevraagd kon worden. Dit gold ook voor de toegekende subsidies die nog enkele jaren na de opheffing van het schap doorliepen.
De VOPBO voerde uit wat in de beschikkingen tot subsidieverlening was vastgelegd en had geen bevoegdheid tot het toekennen van wijzigingen daarin. Periodiek (en bij de uiteindelijke vaststelling van een subsidie) werd nagegaan of de begunstigden aan de voorwaarden voldeden. Dit gebeurde op basis van jaarlijks over te leggen verantwoordingsinformatie, zoals inhoudelijke tussentijdse en eindrapportages, kostenverantwoordingen, jaarrekeningen en, indien van toepassing, controleverklaringen. Ook diende tijdig gerapporteerd te worden als er zich gebeurtenissen voordeden die van negatieve invloed konden zijn op de naleving van de gestelde subsidievoorwaarden, zodat noodzakelijke maatregelen ter voorkoming of beperking van de gevolgen (vertraging, bijstellen van doelstellingen) tijdig getroffen konden worden. Bleek bij de vaststelling van een project dat niet alle gelden volledig besteed waren aan de gestelde doelen dan werden deze gelden in de vorm van vrijval weer toegevoegd aan het vermogen van het voormalig schap.
Op 1-1-2015 had BHC 3 projectsubsidies uitstaan. Deze waren bij de toekenning ervan in 2014 voor 100% bevoorschot. In de periode 2015–2017 zijn alle projectsubsidies vastgesteld. Er was geen vrijval.
Voor de opheffing van de schappen had een aantal besturen bij privaatrechtelijke overeenkomst financiële middelen overgedragen aan private partijen. In deze overeenkomsten waren verplichtingen gesteld aan de ontvangende partij.
Periodiek werd door de VOPBO nagegaan of de ontvangende partijen aan deze verplichtingen voldeden. Centraal daarbij stond de vraag of de overgedragen middelen waren besteed aan de overeengekomen doelstellingen: de uitvoering en financiering van activiteiten ten behoeve van de sector. Dit gebeurde op basis van verantwoordingsinformatie, zoals begrotingen, kostenverantwoordingen, jaarrekeningen en zo nodig controleverklaringen. Indien ontvangende partijen niet aan de bij overeenkomst gestelde verplichtingen voldeden, konden sancties worden opgelegd als deze in de overdrachtsovereenkomsten waren vastgelegd. Een mogelijke sanctie was het terugvorderen van (een deel van) de eerder overgedragen middelen. Als er zich gebeurtenissen voordeden die van negatieve invloed konden zijn op de naleving van de verplichtingen (zoals dreigende discontinuïteit, onderbesteding of liquiditeitsproblemen) dan diende de ontvangende partij zo snel mogelijk hierover informatie te verstrekken aan de VOPBO.
Op 1 januari 2015 had BHC geen ‘Overgedragen middelen’ die afgehandeld moesten worden.
Met het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Vereffeningsorganisatie PBO van 27 februari 2015 heeft de Minister mandaat, volmacht en machtiging verleend aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) voor het behandelen van bezwaar- en beroepschriften van de voormalige PBO. Dit betreft het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, het instellen van (hoger) beroep en het behandelen van eventueel hieruit voortkomende verzoeken om informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob-verzoeken). Voor de behandeling van civiele zaken is mandaat en machtiging verleend aan de Directie Wetgeving en Juridische Zaken (WJZ) van EZ(K)/LNV, met daar waar opportuun inschakeling van de Landsadvocaat.
Uit hoofde van heffingen had BHC op 1 januari 2015 geen juridische procedures lopen die afgehandeld moesten worden. In de periode 2015 -2017 zijn geen nieuwe juridische procedures gemeld.
Op 1 januari 2015 had BHC twee niet- reguliere claims lopen die hieronder worden toegelicht.
In zomer 2014 overlegde het bestuur van BHC met de Coöperatie Horeca (hierna: de Coöperatie) over een mogelijke overdracht van het ICT-product (app) ‘Mijn Horeca’. De totale ontwikkelkosten van ’Mijn Horeca’ waren op dat moment geraamd op € 0;5 mln., de kosten van de laatste versie die de Coöperatie wilde overnemen op € 1,5 mln. Hangende een aantal onderzoeken werden de onderhandelingen in najaar 2014 door BHC stop gezet. Als reactie hierop diende de Coöperatie bij BHC een schadeclaim in van € 250.000 op grond van onrechtmatige daad. BHC wees schriftelijk iedere aansprakelijkheid af.
Bij de start van de vereffening gaf de Coöperatie te kennen de app ‘Mijn Horeca’ nog steeds over te willen nemen. Tegelijkertijd werd aangegeven de claim van € 250.000 te handhaven als ‘Mijn Horeca’ niet zou worden overgedragen. Na een aantal gesprekken tussen de VOPBO, de Directie Wetgeving en Juridische Zaken (WJZ) van EZK en de Coöperatie waarin geen overeenstemming werd bereikt, werd besloten de waarde van ‘Mijn Horeca’ te laten taxeren. In juni 2016 taxeerde een beëdigd makelaar in hard- en software de waarde op € 20.000. Dit leidde tot veel vragen en discussies. Uiteindelijk konden in voorjaar 2017 de app ‘Mijn Horeca’ en de domeinnaam mijnhoreca.nl ‘om niet’ overgedragen worden aan de Coöperatie. In de door beide partijen ondertekende overeenkomsten van overdracht ziet de Coöperatie permanent af van schadeclaims en hebben beide partijen niets meer van elkaar te vorderen.
In 2014 had KPMG Meijburg, in opdracht van het bestuur van BHC, de Belastingdienst verzocht tot btw-teruggaaf van de door BHC betaalde btw (€ 150.000) over de kosten die gemaakt waren voor de ontwikkeling van de app ‘Mijn Horeca’ in de laatste twee kwartalen van 2014. Omdat de ontwikkeling van de app ‘Mijn Horeca’ meerdere jaren in beslag had genomen, was het verzoek tot btw teruggaaf de opstap tot een verzoek tot algehele teruggaaf voor alle afgedragen btw (afgerond € 1.050.000).
Vanaf 2015 zette KPMG Meijburg in opdracht van de VOPBO de onderhandelingen met de Belastingdienst voort. De Belastingdienst bleef op haar standpunt staan dat verzoeken tot btw-teruggaaf wat betreft de tijdvakken voorafgaand aan de laatste twee van 2014 niet ontvankelijk waren. Ook stelde de Belastingdienst dat aangezien de app ‘Mijn Horeca’ een publieke taak betrof btw teruggaaf eigenlijk niet aan de orde was. Zienswijzen die niet werden gedeeld door de VOPBO en WJZ. De VOPBO heeft dit na overleg met externe adviseurs geprobeerd te weerleggen. Het finale bod van de Belastingdienst in januari 2016 was € 250.000. Uiteindelijk werd in overleg met de plaatsvervangend secretaris-generaal van EZK besloten dit bod te accepteren wat in juni 2016 bekrachtigd werd in een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 900 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Het bedrag werd op 5 augustus 2016 bijgeschreven op de rekening van BHC.
Na aftrek van de kosten van KPMG Meijburg werd een bedrag van € 204.625 via de baten toegevoegd aan de algemene reserve van BHC. Voor een toelichting wordt verwezen naar Deel II, paragraaf A.10 van dit verslag.
Dit betreft het kantoorpand van BHC en de bijbehorende grond die in februari 2015 voor € 1 mln. verkocht zijn.
Eind 2014 had het bestuur van BHC de voorlopige koopakte ondertekend voor de verkoop van het kantoorpand op de Baron de Coubertinlaan 6 in Zoetermeer. De definitieve koopovereenkomst werd in februari 2015 getekend door de manager VOPBO, hiertoe gemandateerd door de Minister waarna het pand werd overgedragen aan de nieuwe eigenaar. In de periode daarna heeft het nog de nodige inspanningen gekost om alle lopende zaken af te wikkelen zoals het nalopen en opzeggen van contracten, afhandelen WOZ-aanslagen en dergelijke.
De verkoop is gerealiseerd voor de boekwaarde op 31 december 2014.
Niet van toepassing.
Ten tijde van de vereffening kwamen dossiers aan de orde die een niet-reguliere vordering bevatten, of die niet direct naar een vordering van of op BHC waren te herleiden en evenmin als personele aangelegenheid waren aan te merken. De meest relevante c.q. omvangrijkste daarvan zijn hieronder kort beschreven.
In 2015 had het CPI het verzoek bij de VOPBO neergelegd om de URL ‘Kenniscentrumhoreca.nl’ over te nemen van BHC om daarmee het domein voort te zetten en de aanwezige content veilig te stellen voor de sector. Besloten werd eerst de mogelijke overdracht van de app ‘Mijn Horeca’ aan de Coöperatie af te wikkelen. Eind 2016 werd het overleg weer opgepakt. Na consultatie van de Koninklijke Horeca Nederland (KHN) die ook belangstelling had getoond om de URL plus content over te nemen, werd in maart 2017 het domein via een Overeenkomst van overdracht overgedragen aan het CPI.
In 2015 had de KHN het verzoek bij de VOPBO neergelegd om de URL ‘Hotelsterren.nl’ over te nemen van BHC. De URL ‘Hotelclassificatie.nl’ was in 2014 al overgenomen door KHN waarbij BHC een projectsubsidie had toegekend om het domein plus de content voort te zetten. De URL ‘Hotelsterren.nl’ was een aanvulling hierop en werd in sept 2015 overgedragen aan KHN.
In de loop van de vereffening vroeg het Nederlands Horeca Gilde periodiek om extra informatie over bestuursbesluiten met betrekking tot subsidietoekenningen in 2014 en de jaren daarvoor, zoals achterliggende documenten en de gronden waarop het bestuur subsidies had toegewezen. Openbare stukken zijn toegestuurd of er werd aangegeven waar deze in te zien zijn. Verder gaf de VOPBO aan uit te voeren wat in de subsidietoekenningen was vastgelegd maar geen bevoegdheid of kennis te hebben om aan te geven waarom bepaalde projectsubsidies in de jaren voor 2015 waren toegekend en andere mogelijk niet. Uiteindelijk werd aangeraden hierover contact op te nemen met voormalig bestuurders van BHC.
Alle archiefbescheiden die vanaf januari 2015 zijn overgedragen aan de VOPBO, zijn behandeld en geselecteerd overeenkomstig de Archiefwet 1995. Op 13 maart 2015 met een aanvulling op 15 november 2018 ontving de VOPBO de door de Algemeen Rijksarchivaris ondertekende verklaringen van overbrenging als bedoeld in artikel 9, lid 3, van het Archiefbesluit 1995, van het archief van BHC over de periode 1955–2014.
Op 16 december 2015 ontving de VOPBO de door de unitmanager Archief van de Stichting Nederlands Instituut voor beeld en Geluid ondertekende verklaring van overneming door middel van schenking van audiovisueel materiaal van BHC uit de periode 1986–2002 dat ‘vanuit (cultureel) historisch oogpunt van nationaal belang wordt geacht’.
Op 3 maart 2015 ontving de VOPBO een bevestiging van de manager Acquisitie van het NIOD voor ‘het schenken van de documenten die betrekking hebben op de horecasector en het reilen en zeilen van Bedrijfshoreca gedurende de Tweede Wereldoorlog’.
De archiefbescheiden die niet in aanmerking kwamen voor overbrenging naar het Nationaal Archief maar wel nog een aantal jaren (wettelijk) bewaard moeten blijven, zijn opgeslagen bij de firma Oasis in Leidschendam. Door het tekenen van de ‘Overeenkomst bewaren en vernietigen’ van 30 november 2017 is toestemming verleend voor het vernietigen van de documenten per januari 2026 (einde wettelijke bewaartermijn voor de documenten van BHC). Na de vereffening wordt de Overeenkomst overgedragen aan het ministerie van LNV.
De archiefbescheiden die na 1 januari 2015 zijn opgebouwd en nog een aantal jaren bewaard moeten blijven, worden na de vereffening eveneens opgeslagen bij de firma Oasis.
De archiefbescheiden die aan de VOPBO waren overgedragen en voor digitale archivering in aanmerking kwamen, zijn – onder de naam BHC – opgeslagen in een digitaal archief dat na de vereffening wordt overgedragen aan het Ministerie van LNV.
In overeenstemming met artikel XLVI, vierde lid, van de Wob is op 19 april 2019 in de Staatscourant nr. 23196 bekend gemaakt dat het Ontwerp van de Rekening en verantwoording van de vereffening van het vermogen van BHC vanaf 1 mei 2019 gedurende 8 weken op het ministerie van LNV ter inzage is gelegd en digitaal op te vragen. In deze periode kon iedere schuldeiser bezwaren tegen dit ontwerp inbrengen bij de Minister van LNV.
Voor BHC zijn geen bezwaren ingediend.
Met betrekking tot de teksten in de paragrafen 8.1 en 11.2 werden twee opmerkingen geplaatst.
In overleg met betrokkenen zijn de opmerkingen verwerkt.
Na de vereffening van het vermogen van BHC is overgebleven:
een batig saldo van € 267.589
De Minister draagt er zorg voor dat dit saldo een bestemming krijgt die ten nutte komt van het deel van het bedrijfsleven dat betrokken was bij BHC.
Namens de Minister – aanvankelijk de Minister van EZ(K), later de Minister van LNV – heeft de Vereffeningsorganisatie PBO (VOPBO) de vereffening uitgevoerd. De opdracht was om op doelmatige en zorgvuldige wijze alle (mogelijke) verplichtingen met betrekking tot de vermogens van de schappen af te wikkelen. De veelal financiële werkzaamheden werden uitgevoerd door oud-medewerkers van de schappen die goed waren ingewerkt in de materie en in de historie. Alle werkzaamheden op personeel en facilitair gebied werden eveneens door oud-medewerkers uitgevoerd. Daarnaast was een oud medewerker van een van de schappen overgekomen voor de afwikkeling van de projectsubsidies en een oud-medewerker van de Sociaal-Economische Raad (SER) voor de afwikkeling van de meer algemene dossiers. Specialistische werkzaamheden op juridisch, personeels- en (incidenteel) op financieel gebied werden in overleg met de VOPBO uitgevoerd door medewerkers van de daarvoor door de Minister gemandateerde directies van EZ(K)/LNV. Voor enkele juridisch zeer specialistische dossiers werd de Landsadvocaat ingehuurd. In bijlage I. is het stappenplan opgenomen waarlangs de vermogens van de schappen zijn vereffend.
Begin 2015 werden allereerst de afsluitende jaarrekeningen 2014 van de schappen opgesteld. Daarna kon een start gemaakt worden met de vereffeningswerkzaamheden. Begonnen werd met het opleggen van (achterstallige) heffingen en het actief innen van de vorderingen. De niet voorziene opbrengsten zijn als incidentele baten toegevoegd aan het vermogen van de desbetreffende schappen. Ook het afhandelen van de subsidieprojecten door de jaren heen heeft veel vrijval opgeleverd dat als incidentele baten weer is toegevoegd aan de vermogens van de schappen. In de vereffeningsverslagen van de desbetreffende schappen is dit zichtbaar gemaakt.
In 2014 hebben de besturen van de schappen overdrachtsdocumenten opgesteld en daarin aangegeven welke werkzaamheden na 1 januari 2015 nog uitgevoerd moesten worden. In de loop van de vereffening werd duidelijk dat een deel van de vereffeningswerkzaamheden niet was voorzien in deze documenten. Begin 2015 was niet duidelijk hoeveel projectsubsidies afgewikkeld moesten worden. In de loop van de vereffening bleken dit er ruim 550 te zijn; sommige vrij overzichtelijk om financieel vast te stellen maar andere zeer ingewikkeld. Een aantal juridische claims was (zeer) complex waardoor er veel tijd nodig was om ze af te handelen. Voor deze uitvoeringskosten waren geen voorzieningen getroffen. De uitvoering van de sociale plannen was extern belegd en loopt voor de meeste schappen nog jaren door. De kosten van deze werkzaamheden waren veelal niet meegenomen in de voorzieningen. In zijn algemeenheid had bijna geen enkel schap een voorziening getroffen voor de afwikkeling van de archiefbescheiden. Dit gold ook voor de kosten van de ICT-voorzieningen die nodig waren om de vereffeningswerkzaamheden goed uit te kunnen voeren. Alle kosten van de vereffening zijn conform artikel XL van de Wob ten laste gebracht van de vermogens van de schappen.
Bij de berekeningen voor het vaststellen van de voorzieningen waren de schappen uitgegaan van het worst case scenario (100% voorzien). Door enkele schappen werden de voorzieningen voor de sociale plannen in de loop van 2014 naar beneden bijgesteld.
Dit alles heeft er toe geleid dat er in de loop van de vereffening voor de meeste schappen meerdere keren extra dotaties gedaan moesten worden aan de voorzieningen voor de kosten van de vereffeningswerkzaamheden en/of voor de uitvoering van de sociale plannen.
Samenvattend heeft de vereffening van de vermogens van de schappen langer geduurd dan in 2014 was voorzien en waren de voorzieningen voor de vereffeningskosten te laag ingeschat. Ook waren de kosten van de werkzaamheden voor de uitvoering van de sociale plannen na de vereffening niet of nauwelijks in de voorzieningen opgenomen.
Op verzoek van de plaatsvervangend secretaris-generaal van het ministerie van EZK heeft de Auditdienst Rijk (ADR) een opdracht tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden bij de VOPBO uitgevoerd. Deze opdracht was op basis van negen onderzoeksvragen gericht op de inrichting van de slotbalansen op 31 december 2017 en de onderbouwing van de daarin opgenomen vermogensposities. De opdracht is in maart 2019 afgerond.
Discontinuïteit
Met opheffing van de bedrijfslichamen op 1 januari 2015 is de continuïteitsveronderstelling komen te vervallen. De jaarrekening 2014 van BHC is dan ook opgesteld uitgaande van liquidatie van het geheel der werkzaamheden van de organisatie. Ook ten aanzien van de financiële verantwoording over de vereffening van het vermogen van BHC is dit van toepassing.
Waarderingsgrondslagen
De grondslagen van waardering zijn op liquidatiebasis en zijn als volgt:
− vorderingen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde onder aftrek van een voorziening voor oninbaarheid;
− liquide middelen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde;
− schulden zijn gewaardeerd tegen de bedragen die noodzakelijk zijn om de desbetreffende posten contractueel af te wikkelen;
− voorzieningen zijn gevormd voor in rechte afdwingbare of feitelijke verplichtingen die op balansdatum bestaan waarbij het waarschijnlijk is dat dit leidt tot een uitstroom van middelen en waarvan de omvang op betrouwbare wijze is in te schatten en zijn gewaardeerd tegen nominale waarde tegen de beste schatting van de bedragen die nodig zijn om de verplichtingen af te wikkelen;
− baten en lasten zijn verantwoord in het jaar waarop deze betrekking hebben.
ACTIVA |
31-12-2017 |
1-1-2015 |
|||
---|---|---|---|---|---|
€ |
€ |
||||
1. Vaste activa |
|||||
1.1 Materiele vaste activa |
|||||
Gebouw |
– |
1.000.000 |
|||
– |
1.000.000 |
||||
1.2 Financiële vaste activa |
– |
– |
|||
2. Vlottende activa |
|||||
Vorderingen op korte termijn |
|||||
2.1 Uit hoofde van heffingen |
– |
141.673 |
|||
2.2 Overige vorderingen |
– |
12.406 |
|||
2.3 Te verrekenen inzake subsidies |
– |
– |
|||
2.4 Lopende interest |
– |
36.509 |
|||
2.5 Rekeningen courant |
58.854 |
– |
|||
2.6 Overlopende activa |
– |
79.187 |
|||
Totaal vlottende activa |
58.854 |
269.775 |
|||
3. Liquide middelen |
|||||
Tegoeden bij banken |
4.210.811 |
5.098.230 |
|||
Totaal liquide middelen |
4.210.811 |
5.098.230 |
|||
TOTAAL ACTIVA |
4.269.665 |
6.368.005 |
|||
PASSIVA |
31-12-2017 |
1-1-2015 |
|||
---|---|---|---|---|---|
€ |
€ |
||||
4. Eigen vemogen |
|||||
4.1 Algemene reserve |
267.589 |
251.888 |
|||
4.2 Bestemmingsreserve |
– |
– |
|||
Totaal eigen vermogen |
267.589 |
251.888 |
|||
5. Bestemmingsfondsen |
– |
– |
|||
6. Voorzieningen |
|||||
6.1 Voorziening sociaal plan |
3.859.817 |
5.642.468 |
|||
6.2 Voorziening vereffeningskosten |
76.687 |
250.000 |
|||
6.3 Voorziening risico's |
– |
– |
|||
6.4 Voorziening WGA |
– |
– |
|||
6.5 Overige voorzieningen |
– |
– |
|||
Totaal voorzieningen |
3.936.504 |
5.892.468 |
|||
7. Vlottende passiva |
|||||
7.1 Te betalen inzake subsidies |
– |
– |
|||
7.2 Diverse crediteuren en transitoria |
65.572 |
223.649 |
|||
Totaal vlottende passiva |
65.572 |
223.649 |
|||
TOTAAL PASSIVA |
4.269.665 |
6.368.005 |
Voor een toelichting op de materiele vaste activa wordt verwezen naar Deel I, paragraaf 9 van dit verslag.
Niet van toepassing.
31-12-2017 |
31-12-2016 |
31-12-2015 |
1-1-2015 |
||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
€ |
€ |
€ |
€ |
||||
Openstaande vorderingen |
– |
18.788 |
114.945 |
231.149 |
|||
Voorziening dubieuze debiteuren |
– |
–18.788 |
–102.363 |
–89.476 |
|||
Balans |
– |
– |
12.582 |
141.673 |
|||
De VOPBO heeft een actief invorderingsbeleid gevoerd waardoor in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2017 de vorderingen vrijwel volledig zijn geïncasseerd en de voorziening dubieuze debiteuren over de periode 2015 – 2017 grotendeels is vrijgevallen.
31-12-2017 |
31-12-2016 |
31-12-2015 |
1-1-2015 |
||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
€ |
€ |
€ |
€ |
||||
Openstaande vorderingen |
– |
15.945 |
15.945 |
24.306 |
|||
Voorziening dubieuze ov.debiteuren |
– |
–15.945 |
–15.945 |
–15.945 |
|||
Voorschot zorgpremies |
– |
– |
– |
2.220 |
|||
Waarborgsommen |
– |
– |
– |
1.825 |
|||
Balans |
– |
– |
– |
12.406 |
|||
De op 1 januari 2015 openstaande vorderingen zijn op één na ontvangen. Deze vordering bleek oninbaar en is in 2017 afgeboekt.
Niet van toepassing.
De lopende interest betreft de in de maand januari ontvangen interest over het voorgaande boekjaar. Door de teruglopende rentevergoedingen en een afname van de liquide middelen is dit bedrag jaarlijks afgenomen. In 2017 zijn de spaarrekeningen opgeheven en is geen sprake meer van lopende interest.
De rekening courant betreft de verrekening van de kosten van de vereffeningsorganisatie en van de medewerkers die vanuit de schappen zijn gaan werken voor de VOPBO. De kosten van deze medewerkers zijn op basis van urenregistratie doorberekend aan het schap waarvoor werkzaamheden zijn verricht.
31-12-2017 |
31-12-2016 |
31-12-2015 |
1-1-2015 |
||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
€ |
€ |
€ |
€ |
||||
Te ontvangen bedragen |
– |
212 |
4.018 |
7.946 |
|||
Te vorderen btw |
– |
– |
71.241 |
71.241 |
|||
Balans |
– |
212 |
75.259 |
79.187 |
De te ontvangen bedragen op 1 januari 2015 bestonden uit over 2014 door te berekenen huisvestings- en bureaukosten aan huurders van het BHC pand (€ 7.946) welke in 2015 zijn gefactureerd en ontvangen. Op 31 december 2015 was dit een te ontvangen bedrag van het deurwaarderskantoor (€ 3.806) en een depot ten behoeve van een postbus (€ 212). Dit laatste bedrag bleek niet meer ontvangen te worden en is afgeboekt.
Het te vorderen btw-bedrag is in februari 2016 ontvangen.
31-12-2017 |
31-12-2016 |
31-12-2015 |
1-1-2015 |
||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
€ |
€ |
€ |
€ |
||||
Spaar tegoeden |
– |
4.503.691 |
4.500.000 |
5.000.000 |
|||
Rekening(en) courant |
4.210.811 |
209.983 |
580.686 |
98.230 |
|||
Balans |
4.210.811 |
4.713.674 |
5.080.686 |
5.098.230 |
|||
De liquide middelen werden voornamelijk aangehouden bij de ING bank en voor een klein deel bij de ABN AMRO bank. Op 31 december 2017 is nog één bankrekening aangehouden bij de ING bank.
2017 |
2016 |
2015 |
|||
---|---|---|---|---|---|
€ |
€ |
€ |
|||
Stand per 1-1 |
321.068 |
106.015 |
251.888 |
||
Exploitatie resultaat |
–53.479 |
215.053 |
–145.873 |
||
Balans 31-12 |
267.589 |
321.068 |
106.015 |
Het exploitatieresultaat over 2015 – 2017 ad € 15.701 is geheel ten gunste gekomen van de algemene reserve.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
2017 |
2016 |
2015 |
||||
---|---|---|---|---|---|---|
€ |
€ |
€ |
||||
Stand per 1-1 |
4.211.861 |
4.684.435 |
5.642.468 |
|||
Onttrekkingen |
–344.513 |
–472.574 |
–958.033 |
|||
Dotatie |
– |
– |
– |
|||
Vrijval |
–7.531 |
– |
– |
|||
Balans 31-12 |
3.859.817 |
4.211.861 |
4.684.435 |
|||
De voorziening is getroffen ter dekking van de verplichtingen voortvloeiende uit het sociaal plan.
In 2017 is de voorziening sociaal plan herijkt. Voor BHC heeft dit geleid tot een vrijval van € 7.531. Naar verwachting zal voor BHC het sociaal plan doorlopen tot in 2027.
Het kortlopende deel (< 1 jr.) van de voorziening bedraagt € 472.026.
2017 |
2016 |
2015 |
||||
---|---|---|---|---|---|---|
€ |
€ |
€ |
||||
Stand per 1-1 |
106.586 |
275.954 |
250.000 |
|||
Onttrekkingen |
–103.362 |
–169.368 |
–214.046 |
|||
Dotatie |
73.463 |
– |
240.000 |
|||
Vrijval |
– |
– |
– |
|||
Balans 31-12 |
76.687 |
106.586 |
275.954 |
In 2014 is door BHC een voorziening getroffen voor de kosten van vereffening op basis van eigen inschattingen. Gebleken is dat de kosten van de vereffening hoger uitvallen dan de oorspronkelijk getroffen voorziening. In 2015 heeft de vereffeningsorganisatie een nieuwe inschatting gemaakt voor de voorziening van de vereffeningskosten tot en met 31 december 2016, de op dat moment verwachte einddatum van de vereffeningsperiode. Voor BHC heeft dit in 2015 geleid tot een dotatie van € 240.000. In 2017 is de voorziening vereffeningskosten opnieuw herijkt. Deze herijking omvat alle kosten van de vereffening tot aan het einde van de looptijd van het sociaal plan. Voor BHC heeft dit geleid tot een extra dotatie van € 73.463. In totaal is er € 313.463 extra gedoteerd.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
31-12-2017 |
31-12-2016 |
31-12-2015 |
1-1-2015 |
||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
€ |
€ |
€ |
€ |
||||
Crediteuren |
– |
536 |
2.539 |
117.556 |
|||
Te verrekenen loonheffing / btw |
– |
– |
– |
32.108 |
|||
Rekening courant |
65.417 |
107.416 |
129.097 |
– |
|||
Overlopende passiva |
155 |
9.917 |
21.809 |
73.985 |
|||
Balans |
65.572 |
117.869 |
153.445 |
223.649 |
|||
Voor alle jaren geldt dat de op 31 december openstaande crediteuren in het begin van het volgende jaar volledig zijn betaald.
Het te verrekenen bedrag loonheffing / btw betreft af te dragen btw. Dit bedrag is in 2015 betaald.
De rekening courant betreft de verrekening van de kosten van de vereffeningsorganisatie en van de medewerkers die vanuit de schappen zijn gaan werken voor de VOPBO. De kosten van deze medewerkers zijn op basis van urenregistratie doorberekend aan het schap waarvoor werkzaamheden zijn verricht.
De overlopende passiva betreffen:
31-12-2017 |
31-12-2016 |
31-12-2015 |
1-1-2015 |
||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
€ |
€ |
€ |
€ |
||||
No te betalen Accountantskosten |
– |
– |
– |
15.258 |
|||
Nog te betalen kosten voortvloeiend uit verkoop gebouw |
– |
– |
– |
22.341 |
|||
Nog te betalen huisvestingskosten |
– |
– |
16.459 |
||||
Nog te betalen aan personeel |
124 |
6.343 |
9.945 |
1.185 |
|||
Overige overlopende passiva |
31 |
3.574 |
11.864 |
18.742 |
|||
Balans |
155 |
9.917 |
21.809 |
73.985 |
Niet van toepassing.
1-1-2015 t/m 31-12-2017 |
||||||
---|---|---|---|---|---|---|
€ |
||||||
A. |
BATEN |
|||||
1 |
Algemene Heffing |
|||||
2 |
Bestemmingsheffing |
|||||
3 |
Retributies |
|||||
4 |
Rente |
|||||
5 |
Niet bestede subsidies |
|||||
6 |
Diensten aan derden |
|||||
7 |
Vergoeding voor opgedragen taken |
|||||
8 |
Overige baten |
|||||
9 |
Vrijval Sociaal plan |
|||||
10 |
Incidentele bate btw n.a.v. claim |
|||||
Totaal baten |
||||||
B. |
LASTEN |
|||||
1 |
Voorzitter/personeelskosten |
2.162 |
||||
2 |
Reis,-verblijf-en repres.kosten |
– |
||||
3 |
Huisvestingskosten |
43.550 |
||||
4 |
Bureaukosten |
28.357 |
||||
5 |
Vergaderkosten |
– |
||||
6 |
Subsidies ingekochte diensten tbv de sector |
– |
||||
a) Subsidies |
– |
|||||
b) Ingekochte diensten |
– |
|||||
7 |
Ingekochte diensten tbv het schap |
59.962 |
||||
8 |
Dotatie voorziening vereffeningskosten |
313.463 |
||||
9 |
Overige lasten |
60.862 |
||||
Totaal lasten |
508.356 |
|||||
Exploitatie resultaat (A minus B) |
15.701 |
|||||
Reserve 1-1-2015 |
251.888 |
|||||
Bestemmingsfonds 1-1-2015 |
– |
|||||
Eigen Vermogen 1-1-2015 |
251.888 |
|||||
Reserve 31-12-2017 |
267.589 |
|||||
Bestemmingsfonds 31-12-2017 |
– |
|||||
Eigen Vermogen 31-12-2017 |
267.589 |
De nagekomen baten betreffen grotendeels de vrijval op de voorziening voor dubieuze debiteuren. Ook zijn er bedragen ontvangen uit faillissementen en via de deurwaarder op vorderingen die al waren afgeboekt.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Dit betreft de ontvangen rente over de tegoeden bij banken.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
De overige baten bestaan grotendeels uit ontvangen huuropbrengsten van 1 januari tot en met 8 februari 2015 (€ 19.378) en baten die betrekking hebben op alsnog geïncasseerde en inmiddels afgeboekte heffingen uit oudere jaren (€ 41.782).
De vrijval is een gevolg van de herijking van het sociaal plan in 2017.
De incidentele baten vloeien voort uit de afwikkeling van een geschil met de belastingdienst inzake een teruggaaf van btw. Op het ontvangen bedrag van € 250.000 zijn de kosten van fiscaal juridisch advies in mindering gebracht. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar Deel I, paragraaf 11 van dit verslag.
Dit betreft niet opgenomen verlof van een medewerker.
Niet van toepassing.
Deze kosten vloeien voort uit contracten die afgesloten waren door het schap en nog niet opgezegd op 31 december 2014.
Deze kosten vloeien voort uit contracten die afgesloten waren door het schap en nog niet opgezegd op 31 december 2014.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Hieronder zijn gerapporteerd de nagekomen kosten voor ICT zaken (€ 44.486), en accountantskosten (€ 15.476).
Zie de toelichting op de balans onder paragraaf 6.2.
De overige lasten zijn als volgt opgebouwd:
Incassokosten |
€ 53.793 |
|
Bankkosten |
€ 2.229 |
|
Diverse overige lasten |
€ 4.840 |
|
€ 60.862 |
1. Het opstellen van de jaarrekeningen 2014 van de afzonderlijke schappen, voorzien van controleverklaringen door onafhankelijk accountants, en de vaststelling van de jaarrekeningen 2014 door de Minister van Economische Zaken (thans EZK) (afgerond juli 2015).
2. Het ter inzage leggen van de jaarrekeningen 2014 en de controleverklaringen van externe accountants door de Minister van EZK en het daarvan mededeling doen in de Staatscourant (afgerond juli 2015).
3. Het opstellen van boedelbeschrijvingen op bedrijfslichaam terstond na de vaststelling van de jaarrekeningen 2014 door de Minister van EZK, het ter inzage leggen daarvan op het ministerie en het daarvan mededeling doen in de Staatscourant (afgerond juli 2015).
4. Het bekendmaken van het tijdstip van de aanvang van vereffening met de oproep tot het indienen van vorderingen binnen een nader te bepalen termijn van minstens zes maanden na bekendmaking (de aanvang van de vereffening werd gesteld op 1 oktober 2015, vorderingen konden worden ingediend tot 1 juli 2016, nieuwe vorderingen werden niet gemeld).
5. Het voldoen van bekende vorderingen (afgerond 31-12-2017).
6. Het toezenden van een tussentijds verslag over het verloop van de vereffening van de vermogens van de bedrijfslichamen door de Minister van EZK naar beide Kamers der Staten-Generaal (toegezonden juli 2017).
7. In het geval dat bekende vorderingen op het vermogen van een voormalig bedrijfslichaam zijn voldaan en geen toekomstige vorderingen meer bekend zijn, het beëindigen van de vereffening van het vermogen van het schap (31 december 2017).
8. Ten behoeve van het beëindigen van de vereffening van het vermogen van een bedrijfslichaam, het opstellen van de ontwerp rekening en verantwoording en het ter inzage leggen van de rekening en verantwoording door de Minister Van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) (ter inzage legging in 2de kwartaal 2019, nieuwe vorderingen werden niet gemeld).
9. Het vaststellen van de rekening en verantwoording inzake het vereffende vermogen van een bedrijfslichaam door de Minister van LNV (3de kwartaal 2019).
10. Het toezenden van de door de Minister van LNV vastgestelde rekening en verantwoording inzake het vermogen van een bedrijfslichaam aan beide Kamers der Staten-Generaal (vanaf 4de kwartaal 2019).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2019-56061.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.