Besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid van 23 september 2019, nr. 2692428 houdende instelling van de Commissie Implementatie nieuw Wetboek van Strafvordering (Instellingsbesluit Commissie Implementatie nieuw Wetboek van Strafvordering)

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Justitie en Veiligheid;

b. commissie:

de commissie, bedoeld in artikel 2, eerste lid.

Artikel 2 Instelling en taak

  • 1. De commissie heeft tot taak samen met de politie, het openbaar ministerie, de Raad voor de rechtspraak, de Nederlandse Orde van Advocaten, de bijzondere opsporingsdiensten, en de Koninklijke marechaussee:

    • a) de inspanningen in kaart te brengen die nodig zijn bij deze organisaties om het nieuwe Wetboek van Strafvordering te kunnen invoeren en

    • b) op basis daarvan een breed onderschreven voorstel voor de implementatie inclusief kostenraming op te stellen.

  • 2. De commissie brengt daarover advies uit aan de directeur-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving van het ministerie van Justitie en Veiligheid.

  • 3. De commissie heeft voorts tot taak de maatschappelijke relevantie van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering voor het voetlicht te brengen en doet daartoe alles wat zij nodig acht.

Artikel 3 Samenstelling, benoeming en ontslag

  • 1. Met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit worden tot lid van de commissie benoemd:

    • a. prof. dr. mr. R.M. Letschert, rector magnificus Maastricht University, tevens voorzitter;

    • b. prof.dr.mr. M.F.H. Hirsch Ballin, hoogleraar aan de Vrije Universiteit Amsterdam

    • c. drs. A.H.M. de Jong, werkzaam bij ABDTOPConsult;

    • d. drs. K. Louwes, hoofdinspecteur Maatschappelijke Zorg bij de inspectie Gezondheidszorg en Jeugd;

  • 2. De benoeming geschiedt voor de duur van de commissie.

  • 3. De voorzitter en overige leden kunnen (op eigen verzoek of wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden) worden geschorst en ontslagen door de minister.

  • 4. Bij tussentijds vertrek van een commissielid zoals in het vorige lid bedoeld, kan de minister een ander lid benoemen.

Artikel 4 Secretariaat

  • 1. De minister voorziet in het secretariaat van de commissie.

Artikel 5 Werkwijze

  • 1. De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 2. De commissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 6 Vergoeding

  • 1. Aan de voorzitter wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 18, trede 10 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 16/36.

  • 2. Aan het lid genoemd in artikel 3 onder b wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 18, trede 10 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 8/36.

Artikel 7 Archiefbescheiden

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden de eventuele bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot 1 september 2019.

Artikel 9 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Implementatie nieuw Wetboek van Strafvordering.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

’s-Gravenhage, 23 september 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

TOELICHTING

1. Inleiding en aanleiding

Invoering van het nieuwe Wetboek van Strafvordering is van essentieel belang voor burgers, de samenleving als geheel én professionals in de strafrechtketen.

Voor de burger biedt het nieuwe wetboek heldere regels, meer rechtszekerheid voor het slachtoffer en betere ondersteuning. Voor de samenleving als geheel biedt het nieuwe wetboek, door vereenvoudiging van bevoegdheden, stroomlijning van procedures en kortere doorlooptijden, een slagvaardig strafprocesrecht waarmee politie en OM criminaliteit effectiever kunnen bestrijden. Voor professionals in de strafrechtspleging biedt het nieuwe wetboek meer mogelijkheden om effectiever en efficiënter te werken. Zowel door vereenvoudiging van bevoegdheden en stroomlijnen van procedures, als door de flexibiliteit om werkprocessen naar de behoefte van de strafrechtsketen en de stand van de techniek in te vullen

Het nieuwe Wetboek van Strafvordering is een efficiënt (korte doorlooptijden, vereenvoudigde regels, flexibele afdoeningsmogelijkheden), modern (volledig techniekonafhankelijk) en evenwichtig (versterking positie slachtoffer, heldere waarborgen verdachte) wetboek. Een wetboek dat overtuigt door zijn kwaliteit de komende decennia weer voldoende houvast biedt.

Dát nieuwe Wetboek van Strafvordering is (na verwerking van alle inbreng uit de consultatie en ander verband) sinds mei 2019 in concept gereed.

Aan de hand van ontwerpteksten is een aantal jaren geleden al een aanvang gemaakt met de beoordeling van wat nodig is voor (de voorbereiding van) de implementatie van het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Eind 2017 is door een aantal ketenpartijen een eerste raming gemaakt van de verwachte implementatiekosten. Het algemene beeld bij de eerste ramingen is dat deze optellen tot incidentele kosten, waarvan de financiële dekking niet kan worden gevonden in de meerjarenplanning van de begroting van het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Het voorgaande in ogenschouw genomen, zijn de taken van de commissie tweeledig.

De commissie brengt, samen met de praktijkorganisaties1 de implementatie-inspanningen en -kosten in kaart en doet een gezamenlijk voorstel voor de implementatie inclusief kostenraming. Dit zal in belangrijke mate bijdragen aan het doel om te komen tot een door alle praktijkorganisaties en het departement gedragen advies over hoe deze implementatie kan worden vormgegeven. Dit advies is cruciaal voor het zetten van de volgende stap: het realiseren van de financiering van de implementatie van het nieuwe wetboek.

Daarmee samenhangend heeft de commissie de belangrijke taak om bij te dragen aan het voor het voetlicht brengen van de maatschappelijke relevantie van de modernisering van het Wetboek van strafvordering. De externe commissie symboliseert daarmee dat de implementatie van het nieuwe wetboek een maatschappelijke opgave is, die verder reikt dan alleen de strafrechtketen.

2. Planning en werkwijze

De commissie is op 1 september 2019 gestart met haar werkzaamheden. De praktijkorganisaties en het kerndepartement JenV worden tussentijds op de hoogte gehouden van de voortgang. Voor de start van het onderzoek zal aan de commissie een overzicht worden verstrekt met een inventarisatie van alle inspanningen die tot op heden hebben plaatsgevonden.

De commissie is onafhankelijk, bepaalt haar eigen werkwijze en zal ambtelijk worden ondersteund vanuit het ministerie van JenV.

3. Opdrachtgever

De DGRR is opdrachtgever van het onderzoek en neemt de resultaten in ontvangst. De DGRR deelt deze resultaten met de Bestuursraad (breed) van het ministerie van JenV.


X Noot
1

Waar hier wordt gesproken over ‘de praktijkorganisaties’ wordt gedoeld op de organisaties die direct betrokken zijn bij het traject van het nieuwe wetboek, te weten: Rechtspraak, Openbaar Ministerie, politie, Koninklijke Marechaussee, platform Bijzondere Opsporingsdiensten en de advocatuur (inclusief gefinancierde rechtsbijstand).

Naar boven