De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op de artikelen 2, eerste en tweede lid, en 3, eerste en tweede lid, van het
Remigratiebesluit;
Besluit:
TOELICHTING
De wijziging van de Remigratieregeling betreft de wijziging van de bij de regeling
behorende bijlage 2. In deze bijlage zijn de brutobedragen van de remigratie-uitkeringen
opgenomen.
In bijlage 2 van deze regeling zijn de gewijzigde bedragen voor een remigratie-uitkering
opgenomen. Op grond van artikel 3, eerste lid, van het Remigratiebesluit worden de
brutobedragen van de remigratie-uitkeringen jaarlijks aangepast aan de hand van de
helft van het percentage waarmee in het voorafgaande kalenderjaar de bijstandsnormen
zijn gewijzigd. De bedragen zijn in de berekening geïndexeerd aan de hand van de helft
van de stijging van de bijstandsnorm voor gehuwden (inclusief vakantie-uitkering)
die geldt op 31 december van het voorgaande jaar ten opzichte van dezelfde norm die
geldt op 31 december in het jaar daarvoor.
Op grond van artikel 17, derde lid, van het Remigratiebesluit is de jaarlijkse aanpassing
van de bedragen van de remigratie-uitkering niet van toepassing op personen die vóór
1 april 2000 zijn geremigreerd. Voor deze personen, met uitzondering van personen
die wonen in landen die zijn ingedeeld in de categorieën D, E, F of in Portugal, blijven
dan ook de uitkeringsbedragen gelden zoals die voor die datum zijn toegekend.
Voor de gerechtigden die wonen in landen die zijn ingedeeld in de categorieën D, E
(waaronder Spanje), F en in Portugal, waarbij rekening wordt gehouden met inhouding
in Nederland van loonbelasting op de remigratie-uitkering, gaat de bruto-uitkering
per 1 januari 2019 omhoog. Dit heeft te maken met een wijziging van de Wet op de loonbelasting
1964 (Wet lb 1964) die met ingang van 1 januari 2019 in werking is getreden. Bij die
wijziging zijn aan artikel 20 van de Wet lb 1964 twee nieuwe leden drie en vier toegevoegd.
Met ingang van 1 januari 2019 mag op grond van artikel 20, derde lid, voor werknemers
die in een andere lidstaat van de Europese Unie, in een andere staat die partij is
bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, in Zwitserland of
op de BES eilanden wonen, bij de berekening van de verschuldigde loonbelasting alleen
nog het deel van de heffingskorting voor de loonbelasting dat betrekking heeft op
de arbeidskorting in aanmerking worden genomen. Omdat de arbeidskorting echter alleen
van toepassing is voor de werknemer die loon uit tegenwoordige arbeid geniet (artikel
22a, eerste lid, Wet lb 1964) en de remigratie-uitkering op grond van artikel 11,
tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting loon uit vroegere dienstbetrekking
is, hebben remigranten geen recht op arbeidskorting en kan dan ook bij de berekening
van de verschuldigde loonbelasting het deel van de heffingskorting dat betrekking
heeft op de arbeidskorting niet in aanmerking worden genomen. Dit heeft als gevolg
dat voor gerechtigden die wonen in Spanje en Portugal meer loonbelasting moet worden
ingehouden. Om deze gerechtigden echter hetzelfde nettobedrag te garanderen zijn de
brutobedragen van de remigratie-uitkering voor gerechtigden in die landen verhoogd.
Verder mag op grond van artikel 20, vierde lid, Wet lb 1964 voor werknemers die wonen
buiten de EU, de EER, Zwitserland of de BES-eilanden geen rekening meer worden gehouden
met het deel van de heffingskorting dat op de loonbelasting betrekking heeft. Dit
heeft als gevolg dat voor gerechtigden buiten Nederland, de EU, EER, Zwitserland en
de BES-eilanden (gerechtigden die wonen in derdenlanden) meer loonbelasting moet worden
ingehouden. Om ook deze gerechtigden hetzelfde nettobedrag te garanderen zijn de brutobedragen
van de remigratie-uitkering voor gerechtigden die wonen in die landen eveneens verhoogd.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees