Regeling 75 jaar vrijheid

HOOFDSTUK I DEFINITIES

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Het fonds:

Mondriaan Fonds.

b. Het bestuur:

het bestuur van het Mondriaan Fonds.

c. Bevoegd adviesorgaan:

een onder welke benaming dan ook door het bestuur aangewezen adviseur of adviescommissie aan wie is opgedragen aanvragen op grond van deze regeling te beoordelen.

d. SMH:

Stichting Musea en Herinneringscentra WOII.

e. Leden van de SMH:

Airborne museum Oosterbeek, Bevrijdingsmuseum Zeeland, Fries Verzetsmuseum, Herinneringskamp Westerbork, Indisch Herinneringscentrum, Joods Cultureel Kwartier/Hollandse schouwburg, Museon Den Haag, Museum Rotterdam ’40-45’ NU, Nationaal Bevrijdingsmuseum Groesbeek, Nationaal Monument Kamp Amersfoort, Nationaal Monument Kamp Vught, Oorlogsmuseum Overloon, Onderduikmuseum Aalten en Verzetsmuseum Amsterdam.

f. Herinneringscentra:

voormalig kamp Westerbork, Nationaal Monument kamp Vught, Nationaal Monument Kamp Amersfoort, het Oranjehotel en het Indisch Herinneringscentrum (IHC) in Den Haag.

g. Grassroot:

een zelfstandig initiatief dat dienstbaar is aan het borgen van de herinnering aan WOII in de komende 5 jaar en een toevoeging vormt aan die herinnering. Het initiatief is niet verbonden aan een professionele (erfgoed)organisatie, niet in het museumregister ingeschreven, is openbaar toegankelijk en kan een stichting, een vereniging of een individu zijn.

h. Subsidie bouwkundige uitbreiding of verbouwing:

een bijdrage voor een bouwkundige uitbreiding of verbouwing voor SMH leden, met uitzondering van de herinneringscentra.

i. Subsidie herinrichting vaste opstelling:

een bijdrage voor een duurzame presentatie van de vaste collectie in en vlak voor en na WOII.

j. Subsidie innovatieve presentatievormen:

een bijdrage voor presentatievormen die de gebeurtenissen voorafgaand, in en vlak na WOII op een vernieuwende wijze toegankelijk maken voor het publiek.

k. Subsidie digitalisering:

een bijdrage aan de digitalisering van materiaal uit WOII om de toegankelijkheid en vindbaarheid voor een passend publiek op duurzame wijze te vergroten.

l. Subsidie onderzoek:

een bijdrage aan toegepast of wetenschappelijk onderzoek over de aanloop naar, tijdens of vlak na WOII in Nederland en/of de voormalige koloniën.

m. Lump sum subsidie:

een bijdrage voor Grassroot-initiatieven die openbaar toegankelijke projecten realiseren gericht op de herinnering aan WOII.

n. Aanvrager:

degene die een aanvraag doet.

o. Nederland:

het Koninkrijk der Nederlanden, bestaande uit Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten en de bijzondere gemeentes Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.

HOOFDSTUK II DOEL

Artikel 2

In 2019 en 2020 is het 75 jaar geleden dat Nederland werd bevrijd en er een einde kwam aan WOII. Om de grootheid van het lustrum te benadrukken heeft het kabinet besloten om eenmalig € 15 miljoen te investeren in de herinnering aan WOII. Doel van deze investering is dat ook de komende jaren, als de ooggetuigen wegvallen, de gebeurtenissen voorafgaand, in en vlak na WOII op indringende wijze verteld kan blijven worden, op een manier die de komende generaties aanspreekt en verbonden is met het belang van de waarden vrijheid en democratie.

Daartoe kan het bestuur van het fonds volgens de bepalingen vastgesteld in dit reglement subsidies verstrekken.

HOOFDSTUK III ALGEMEEN

Artikel 3

  • 1. De aanvrager dient in Nederland gevestigd te zijn.

  • 2. De aanvraag dient betrekking te hebben op gebeurtenissen in de aanloop naar, tijdens of vlak na WOII in Nederland en/of de voormalige koloniën.

Artikel 4

  • 1. Bij de verlening van de subsidie wordt de periode waarover de subsidie zich uitstrekt bepaald.

  • 2. Subsidies worden niet met terugwerkende kracht verstrekt.

  • 3. Het recht op een bijdrage vervalt bij overlijden, faillissement of schuldsanering van de persoon, of faillissement van de instelling waaraan een subsidie is toegekend.

  • 4. De subsidie heeft een maximale looptijd van drie jaar, tenzij er sprake is van zwaarwegende omstandigheden die door de aanvrager zijn gemotiveerd.

Artikel 5

Tijdens de periode waarin een aanvrager aanspraak maakt op een subsidie van het fonds of een andere voorziening gefinancierd uit publieke middelen kan geen subsidie worden verstrekt die naar het oordeel van het bestuur in dezelfde dekking van kosten voorziet.

Artikel 6

  • 1. Het bestuur kan een subsidieplafond instellen voor één of meerdere subsidies.

  • 2. Bij bestuursbesluit wordt bepaald bij welke subsidie soorten een subsidieplafond wordt ingesteld en op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3. De besluiten, zoals bedoeld in het tweede lid, worden bekendgemaakt op de website van het fonds.

  • 4. Het bestuur stelt één of meer aanvraagrondes per subsidiesoort vast. De bijbehorende indiendata worden tijdig bekend gemaakt.

  • 5. Bij de openstelling van een aanvraagronde kan het bestuur voor die ronde nadere voorwaarden stellen.

  • 6. Het bestuur kan voor iedere aanvraagronde, als bedoeld in het vorige lid, het budget per subsidiesoort vaststellen.

Artikel 7

Aan de verstrekking van de subsidie kan het bestuur nadere verplichtingen verbinden met betrekking tot de uitvoering van het plan, de presentatie van de resultaten, de verslaglegging en de afrekening van de subsidie.

Artikel 8

Geen subsidie wordt verstrekt:

  • aan of voor leden van de Raad van Toezicht van het fonds;

  • aan of voor medewerkers van het fonds, onder wie het bestuur;

  • aan of voor een aanvrager die lid dan wel plaatsvervangend lid is van de adviescommissie die aanvragen voor de betreffende subsidie beoordeelt.

HOOFDSTUK IV AANVRAAGPROCEDURE

Artikel 9

  • 1. Een aanvrager die voor een subsidie in aanmerking wenst te komen, dient bij het fonds een aanvraag daartoe in met gebruikmaking van een voor dit doel door het bestuur te verstrekken aanvraagformulier.

  • 2. Een aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als het volledig ingevulde aanvraagformulier tijdig is ontvangen, volgens de in de toelichting bij het formulier vermelde richtlijnen is ingevuld en vergezeld gaat van het in de toelichting bij het formulier aangegeven documentatie- en informatiemateriaal.

HOOFDSTUK V ADVISERING

Artikel 10

  • 1. In verband met advisering over toekenning van subsidies benoemt het bestuur, een poule van adviseurs.

  • 2. Uit deze poule worden vaste en flexibele commissies samengesteld.

  • 3. Het bestuur benoemt de adviseurs en ontslaat deze.

  • 4. Niet tot adviseur kan worden benoemd:

    • a. een lid van de Raad van Toezicht;

    • b. (een lid van) het bestuur;

    • c. een medewerker van het fonds;

  • 5. Adviseurs melden hun functies en nevenfuncties schriftelijk aan het bestuur van het fonds.

  • 6. Het bestuur kan ad-hoc-adviseurs benoemen.

  • 7. Het bestuur kan een adviseur tussentijds uit zijn functie ontslaan.

  • 8. Adviseurs genieten een door het bestuur vast te stellen vacatiegeld en een vergoeding van de reiskosten.

Artikel 11.

  • 1. De adviescommissies hebben tot taak het bestuur te adviseren over de voorgelegde aanvragen met inachtneming van het bepaalde in de desbetreffende regeling.

  • 2. De adviescommissies dienen voor een door het bestuur te bepalen datum hun adviezen en aanbevelingen schriftelijk ter kennis te brengen van het bestuur.

  • 3. Al hetgeen de adviseurs uit hoofde van deze functie ter kennis komt, is strikt vertrouwelijk.

  • 4. De vergaderingen van de adviescommissies zijn niet openbaar.

Artikel 12.

  • 1. De adviescommissies vergaderen zo vaak het fonds dit nodig acht.

  • 2. Het bestuur voegt een of meerdere medewerkers als secretaris toe aan elke adviescommissie. De secretaris roept op tot de vergaderingen. Deze maakt van het ter vergadering verhandelde notulen op, die door deze en de voorzitter worden geaccordeerd.

  • 3. Het bureau formuleert in voorkomende gevallen, voorafgaande aan de commissievergadering, een preadvies. Het preadvies bindt de adviescommissie niet.

Artikel 13.

  • 1. Adviseurs voeren een aanvullend gesprek met aanvragers voor zover dit voor een verantwoorde advisering noodzakelijk is, en brengen hiervan verslag uit aan de adviescommissie.

  • 2. De adviescommissies dienen zich bij hun oordeel over een aanvraag te baseren op de door de aanvrager verstrekte gegevens.

  • 3. De adviescommissie stelt de adviezen vast bij meerderheid van stemmen. Adviezen worden geaccordeerd door de voorzitter en de secretaris.

  • 4. Ieder lid, dan wel plaatsvervangend lid van de adviescommissie, alsmede de voorzitter heeft één stem.

  • 5. Wanneer geen stemmenmeerderheid als bedoeld in het eerste lid wordt bereikt, brengt de adviescommissie een negatief advies uit.

  • 6. De stemverhouding, alsmede de overwegingen die tot het uiteindelijke advies hebben geleid, worden door de secretaris als bedoeld in artikel 12 lid 2 genotuleerd.

  • 7. Ieder lid van de adviescommissie is bevoegd een afwijkende mening in de adviezen op te doen nemen.

  • 8. Geldige adviezen van een adviescommissie kunnen slechts tot stand komen indien minimaal drie stemgerechtigde personen aanwezig zijn.

  • 9. Leden van de adviescommissie zijn niet gerechtigd hun persoonlijke advies naar buiten te brengen indien dit afwijkend is. De commissie ‘praat met één mond’.

Artikel 14.

  • 1. Indien in een adviescommissievergadering kwesties aan de orde komen waarbij een adviseur middellijk of onmiddellijk een eigen belang heeft, of kan hebben of wanneer het gaat om belangen van rechtspersonen waarbij hij als lid van het bestuur, adviseur of commissaris of functionaris is betrokken, dan woont hij de beraadslaging en besluitvorming over het desbetreffende onderwerp niet bij. Het is de plicht van de adviseur om dit onverwijld aan de secretaris mede te delen. Het is de taak van de secretaris om dit gedurende het beoordelingsproces strikt te bewaken.

  • 2. Bij aanvang van iedere adviescommissievergadering controleert de secretaris of de betrokken adviseurs een belang hebben bij de beraadslaging en besluitvorming. Bij twijfel besluit het bestuur.

HOOFDSTUK VI BESLUIT

Artikel 15

  • 1. Indien de aanvraag in behandeling wordt genomen, legt het bestuur de aanvraag ter advisering voor aan het hiertoe ingestelde adviesorgaan.

  • 2. Besluiten over aanvragen worden genomen binnen dertien weken na de laatste dag van de inzendtermijn, tenzij in een deelregeling een andere beslistermijn is bepaald.

  • 3. Aan de verlening van een subsidie kunnen geen rechten worden ontleend met betrekking tot een volgende aanvraag.

HOOFDSTUK VII DE SUBSIDIES

A. Subsidie bouwkundige uitbreiding of verbouwing

Artikel 16. Toepasselijkheid
  • 1. Subsidies voor een bouwkundige uitbreiding of verbouwing kunnen worden verstrekt aan musea die lid zijn van de Stichting Musea en Herinneringscentra ’40-’45.

  • 2. Geen bijdrage kan worden toegekend aan de Herinneringscentra.

  • 3. Een subsidie kan worden verstrekt voor:

    • een bouwkundige uitbreiding;

    • het door een verbouwing duurzaam toegankelijk maken voor een (nieuw) publiek waaronder minder validen;

    • een tegemoetkoming in de ontwikkelfase van het bouwkundige uitbreidings- of verbouwingsplan (haalbaarheidsonderzoek).

  • 4. In de toelichting bij het aanvraagformulier zijn de hoogte van de subsidiebedragen, de maximale tegemoetkoming en de hoogte van de eigen bijdrage van de aanvrager genoemd.

  • 5. In afwijking van artikel 4 lid 2 kan een subsidie worden verstrekt voor een verbouwing die reeds gestart is. De subsidie kan dan alleen worden verstrekt voor kosten die nog niet zijn gemaakt.

Artikel 17. Aanvraag

Naast de bepalingen in het aanvraagformulier en de toelichting daarbij dient de aanvraag vergezeld te gaan van:

  • een onderbouwd werk- en bouwplan;

  • een motivering waarin de ideeën over de bouwkundige uitbreiding of de verbouwing, zoals de verwachtingen over het publieksbereik worden onderbouwd;

  • informatie over de architect, waaronder een cv;

  • een motivering van de keuze voor de architect;

  • een dekkende begroting met offertes en, indien van toepassing, een omschrijving van de eigen financiële bijdrage van de aanvrager.

Artikel 18. Beoordeling
  • 1. Bij de beoordeling of een aanvraag voor een subsidie bouwkundige uitbreiding of verbouwing voldoet aan de in artikel 2 geformuleerde doelstelling weegt het bevoegd adviesorgaan de onderstaande aspecten in onderlinge samenhang.

    • de meerwaarde van de uitbreiding of verbouwing.

    • de kwaliteit van het (ver)bouwplan;

    • de rol en kwaliteit van de architect

    • duurzaamheid van de uitvoering;

    • ook wordt de manier meegewogen waarop op inspirerende wijze een passend publiek wordt bereikt en actief aan de instelling wordt verbonden;

    • het bereiken van nieuwe en jonge doelgroepen weegt positief mee in de beoordeling.

  • 2. Indien het bevoegd adviesorgaan de in het tweede lid van dit artikel bedoelde aspecten niet van voldoende belang acht, komt het tot een negatief advies over de aanvraag. Indien het bevoegd adviesorgaan de in het tweede lid van dit artikel bedoelde aspecten wel van voldoende belang acht, komt het tot een positief advies over de aanvraag.

  • 3. Een positief advies kan vergezeld gaan van een aanbeveling over de hoogte van de toe te kennen financiële bijdrage.

  • 4. Het bestuur kan het bevoegd adviesorgaan verzoeken de positieve adviezen in volgorde van prioriteit te rangschikken op basis van het oordeel zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

B. Subsidie herinrichting

Artikel 19. Toepasselijkheid
  • 1. Subsidies voor een herinrichting kunnen worden verstrekt aan instellingen die ingeschreven zijn in het Museumregister en in het bezit zijn van een collectie op het gebied van WOII.

  • 2. Een subsidie kan worden verstrekt voor:

    • de herinrichting van de vaste WOII-opstelling met een sta-tijd van minimaal vijf jaar.

    • een tegemoetkoming in de ontwikkelfase van de herinrichting (haalbaarheidsonderzoek).

  • 3. Geen subsidie wordt verstrekt voor bouwkundige voorzieningen of voor reguliere exploitatie.

  • 4. In de toelichting bij het aanvraagformulier zijn de hoogte van de subsidiebedragen, de maximale tegemoetkoming en de hoogte van de eigen bijdrage van de aanvrager genoemd.

  • 5. In afwijking van artikel 4 lid 2 kan een subsidie worden verstrekt voor een herinrichting die reeds gestart is. De subsidie kan dan alleen worden verstrekt voor kosten die nog niet zijn gemaakt.

Artikel 20. Aanvraag

Naast de bepalingen in het aanvraagformulier en de toelichting daarbij dient de aanvraag vergezeld te gaan van:

  • een overzicht van de activiteiten van de instelling in de drie voorafgaande jaren;

  • feitelijke gegevens instelling;

  • een programmaplan;

  • een presentatieplan, waarin toegelicht wordt hoe een passend publiek wordt betrokken;

  • een motivering;

  • een begroting met offertes;

  • indien van toepassing toezeggingen van uitnodigende en/of deelnemende partijen.

Artikel 21 Beoordeling
  • 1. Bij de beoordeling of een aanvraag voor een subsidie herinrichting voldoet aan de in artikel 2 geformuleerde doelstelling weegt het bevoegd adviesorgaan de onderstaande aspecten in onderlinge samenhang.

    • Is de kwaliteit van de collectie van bijzonder nationaal of belangrijk regionaal belang?

    • Is het voorgelegde plan op overtuigende wijze voorbeeldstellend of anderszins bijzonder?

    • Is de kwaliteit en de positie van de betrokken instelling van belang voor het levend houden van de herinneringen aan WOII?

    • Wordt op inspirerende wijze een passend publiek bereikt, waarbij het bereiken van nieuwe jonge doelgroepen positief wordt meegewogen?

    • Wordt de collectie op duurzame wijze toegankelijk gemaakt?

    • Interactieve presentatietechnieken wegen positief mee in de beoordeling;

    • Samenwerking met andere instellingen of platforms weegt positief mee in de beoordeling.

  • 2. Indien het bevoegd adviesorgaan de in het eerste lid van dit artikel bedoelde aspecten niet van voldoende belang acht, komt het tot een negatief advies over de aanvraag. Indien het bevoegd adviesorgaan de in het eerste lid van dit artikel bedoelde aspecten wel van voldoende belang acht, komt het tot een positief advies over de aanvraag.

  • 3. Een positief advies kan vergezeld gaan van een aanbeveling over de hoogte van de toe te kennen financiële bijdrage.

  • 4. Het bestuur kan het bevoegd adviesorgaan verzoeken de positieve adviezen in volgorde van prioriteit te rangschikken op basis van het oordeel zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

C. Subsidie vernieuwende presentatievormen

Artikel 22. Toepasselijkheid
  • 1. Subsidies voor vernieuwende presentatievormen kunnen worden verstrekt aan rechtspersonen die geen winstoogmerk hebben.

  • 2. Een subsidie kan worden verstrekt voor presentatievormen die de gebeurtenissen voorafgaand en in en vlak na WOII op een vernieuwende wijze toegankelijk maken voor het publiek.

  • 3. Geen subsidie wordt verstrekt voor bouwkundige voorzieningen of voor reguliere presentaties of exploitatie.

  • 4. In de toelichting bij het aanvraagformulier zijn de hoogte van de subsidiebedragen, de maximale tegemoetkoming en de hoogte van de eigen bijdrage van de aanvrager genoemd.

Artikel 23. Aanvraag

Naast de bepalingen in het aanvraagformulier en de toelichting daarbij dient de aanvraag vergezeld te gaan van:

  • een overzicht van de activiteiten van de instelling in de drie voorafgaande jaren.

    feitelijke gegevens instelling;

  • een projectplan, waarin wordt toegelicht op welke wijze de presentatievorm vernieuwend is;

  • een presentatieplan, waarin toegelicht wordt hoe een passend nieuwe publiek wordt

  • betrokken;

  • een motivering;

  • een begroting met offertes;

  • indien van toepassing toezeggingen van uitnodigende en/of deelnemende partijen.

Artikel 24. Beoordeling
  • 1. Bij de beoordeling of een aanvraag voor een subsidie vernieuwende presentatievorm voldoet aan de in artikel 2 geformuleerde doelstelling weegt een bevoegd adviesorgaan de onderstaande aspecten in onderlinge samenhang.

    • Is de kwaliteit van de te presenteren collectie of het verhaal van bijzonder belang?

    • Is het voorgelegde plan op overtuigende wijze vernieuwend of anderszins bijzonder?

    • Is de kwaliteit en de positie van de betrokken instelling, van belang voor het levend houden van de herinneringen aan WOII.

    • Wordt op inspirerende wijze een passend publiek bereikt? Het bereiken van nieuwe en jonge doelgroepen weegt positief mee in de beoordeling.

    • Is de presentatievorm duurzaam en heeft deze een langdurig effect? Wordt deze op duurzame wijze toegankelijk gemaakt?

    • Interactieve presentatietechnieken wegen positief mee in de beoordeling.

    • Samenwerking met andere instellingen of platforms weegt positief mee in de beoordeling.

  • 2. Indien het bevoegd adviesorgaan de in het eerste lid van dit artikel bedoelde aspecten niet van voldoende belang acht, komt het tot een negatief advies over de aanvraag. Indien het bevoegd adviesorgaan de in het eerste lid van dit artikel bedoelde aspecten wel van voldoende belang acht, komt het tot een positief advies over de aanvraag.

  • 3. Een positief advies kan vergezeld gaan van een aanbeveling over de hoogte van de toe te kennen financiële bijdrage.

  • 4. Het bestuur kan het bevoegd adviesorgaan verzoeken de positieve adviezen in volgorde van prioriteit te rangschikken op basis van het oordeel zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

D. Subsidie Digitalisering

Artikel 25.
  • 1. Subsidies voor digitalisering kunnen worden verstrekt aan musea en/of erfgoedinstellingen die ingeschreven zijn in het Museumregister en/of een Anbi status hebben, publiekstoegankelijk zijn en in het bezit zijn van een collectie op het gebied van WOII.

  • 2. Een subsidie kan worden verstrekt voor digitalisering met als doel de toegankelijkheid en vindbaarheid voor een passend publiek op duurzame wijze te vergroten.

  • 3. De gedigitaliseerde data moeten openbaar toegankelijk zijn, aansluiten bij het NOB (Netwerk Oorlogsbronnen) en voldoen aan de nieuwe richtlijnen van DERA (NDE).

  • 4. Aanvragers beschikken over een datasysteem (bijvoorbeeld adlib).

  • 5. Geen subsidie wordt verstrekt voor hardware, bouwkundige voorzieningen of voor reguliere presentaties of vaste lasten.

  • 6. In de toelichting bij het aanvraagformulier zijn de hoogte van de subsidiebedragen, de maximale tegemoetkoming en de hoogte van de eigen bijdrage van de aanvrager genoemd.

Artikel 26. Aanvraag

Naast de bepalingen in het aanvraagformulier en de toelichting daarbij dient de aanvraag vergezeld te gaan van:

  • een overzicht van de activiteiten van de instelling in de drie voorafgaande jaren;

  • feitelijke gegevens instelling;

  • een projectplan;

  • een gebruikersplan; hoe gaan de gedigitaliseerde gegevens gebruikt worden?

  • een motivering;

  • een begroting met offertes;

  • indien van toepassing toezeggingen van uitnodigende en/of deelnemende partijen.

Artikel 27. Beoordeling
  • 1. Bij de beoordeling of een aanvraag voor een subsidie digitalisering voldoet aan de in artikel 2 geformuleerde doelstelling weegt een bevoegd adviesorgaan de onderstaande aspecten in onderlinge samenhang.

    • Is het van belang dat het te digitaliseren materiaal bewaard wordt?

    • Wordt het materiaal toegankelijk en vindbaar voor een passend publiek?

    • Wordt het materiaal door digitalisering duurzaam geborgd?

    • Wordt op inspirerende wijze een passend publiek bereikt? Het bereiken van nieuwe en jonge doelgroepen weegt positief mee in de beoordeling.

    • Samenwerking met andere instellingen of platforms weegt positief mee.

  • 2. Indien het bevoegd adviesorgaan de in het eerste lid van dit artikel bedoelde aspecten niet van voldoende belang acht, komt het tot een negatief advies over de aanvraag. Indien het bevoegd adviesorgaan de in het eerste lid van dit artikel bedoelde aspecten wel van voldoende belang acht, komt het tot een positief advies over de aanvraag.

  • 3. Een positief advies kan vergezeld gaan van een aanbeveling over de hoogte van de toe te kennen financiële bijdrage.

  • 4. Het bestuur kan het bevoegd adviesorgaan verzoeken de positieve adviezen in volgorde van prioriteit te rangschikken op basis van het oordeel zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

E. Subsidie Onderzoek

Artikel 28
  • 1. Subsidies voor onderzoek kunnen worden verstrekt aan erfgoedinstellingen, musea en individuele onderzoekers.

  • 2. Een subsidie kan worden verstrekt voor onderzoek naar gebeurtenissen in de aanloop, tijdens of vlak na WOII.

  • 3. Het onderzoek waarvoor een aanvraag wordt ingediend dient een bijdrage te leveren aan de versterking en de verdieping van de kennis van WOII in Nederland en/of de voormalige koloniën.

  • 4. Het onderzoek betreft een nieuw of onderbelicht thema of bekende thema’s in een nieuwe vorm met landelijke of internationale maatschappelijke betekenis.

  • 5. Geen subsidie wordt verstrekt voor vaste lasten.

  • 6. In de toelichting bij het aanvraagformulier zijn de hoogte van de subsidiebedragen en de maximale tegemoetkoming en de hoogte van de eigen bijdrage van de aanvrager genoemd.

Artikel 29. Aanvraag

Naast de bepalingen in het aanvraagformulier en de toelichting daarbij dient de aanvraag vergezeld te gaan van:

  • een overzicht van de activiteiten van de aanvrager uit de drie voorgaande jaren;

  • indien de aanvraag door een instelling wordt ingediend, feitelijke gegevens van de instelling;

  • indien de aanvraag door een individu wordt ingediend moet de aanvraag voorzien zijn van een aanbeveling van een instelling of een wetenschappelijk onderzoeker en van een door de aanvrager uitgevoerd onderzoek;

  • een projectplan;

  • een presentatieplan, op welke wijze wordt het onderzoek toegankelijk voor een passend publiek;

  • een motivering;

  • een begroting met offertes;

  • indien van toepassing toezeggingen van uitnodigende en/of deelnemende partijen.

Artikel 30. Beoordeling
  • 1. Bij de beoordeling of een aanvraag voor een subsidie onderzoek voldoet aan de in artikel 2 geformuleerde doelstelling weegt een bevoegd adviesorgaan de onderstaande aspecten in onderlinge samenhang.

    • Heeft het onderzoek een meerwaarde ten opzichte van reeds bestaande onderzoeken?

    • Worden de uitkomsten van het onderzoek met een passend publiek gedeeld?

    • Verbinding met een actueel onderwerp kan positief worden meegewogen.

    • In de advisering kan variatie van onderwerpen meegewogen worden.

  • 2. Indien het bevoegd adviesorgaan de in het eerste lid van dit artikel bedoelde aspecten niet van voldoende belang acht, komt het tot een negatief advies over de aanvraag. Indien het bevoegd adviesorgaan de in het eerste lid van dit artikel bedoelde aspecten wel van voldoende belang acht, komt het tot een positief advies over de aanvraag.

  • 3. Een positief advies kan vergezeld gaan van een aanbeveling over de hoogte van de toe te kennen financiële bijdrage.

  • 4. Het bestuur kan het bevoegd adviesorgaan verzoeken de positieve adviezen in volgorde van prioriteit te rangschikken op basis van het oordeel zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

F. Lump sum subsidies

Artikel 31 Toepasselijkheid
  • 1. Lump sum subsidies kunnen worden verstrekt aan grassroots, zoals bedoeld in artikel 1 onder g.

  • 2. Een subsidie kan worden verstrekt voor het realiseren van openbaar toegankelijke projecten op het gebied van de gebeurtenissen in de aanloop, tijdens of vlak na de oorlog.

  • 3. In de toelichting bij het aanvraagformulier zijn de hoogte van de subsidiebedragen en de maximale tegemoetkoming en de hoogte van de eigen bijdrage van de aanvrager genoemd.

  • 4. Een aanvraag voor een lump sum subsidie wordt niet in behandeling genomen als een eerdere aanvraag voor een lump sum subsidie is gehonoreerd en het project nog niet is afgerond.

Artikel 32. Aanvraag

Naast de bepalingen in het aanvraagformulier en de toelichting daarbij dient de aanvraag vergezeld te gaan van:

  • feitelijke gegevens initiatief;

  • een projectplan;

  • een motivering;

  • een presentatieplan;

  • een begroting;

  • indien van toepassing toezeggingen van uitnodigende en/of deelnemende partijen.

Artikel 33 Beoordeling
  • 1. Bij de beoordeling of een aanvraag voor een lump sum subsidie voldoet aan de in artikel 2 geformuleerde doelstelling weegt een bevoegd adviesorgaan de onderstaande aspecten in onderlinge samenhang.

    • Is plan waarvoor wordt aangevraagd het een toevoeging aan de herinnering aan de gebeurtenissen in WOII?

    • Wordt het project toegankelijk en vindbaar voor een passend publiek?

    • Het bereiken van nieuwe en jonge doelgroepen weegt positief mee in de beoordeling.

    • Samenwerking met andere instellingen of platforms weegt positief mee

  • 2. Indien het bevoegd adviesorgaan de in het eerste lid van dit artikel bedoelde aspecten niet van voldoende belang acht, komt het tot een negatief advies over de aanvraag. Indien het bevoegd adviesorgaan de in het eerste lid van dit artikel bedoelde aspecten wel van voldoende belang acht, komt het tot een positief advies over de aanvraag.

  • 3. Een positief advies kan vergezeld gaan van een aanbeveling over de hoogte van de toe te kennen financiële bijdrage.

  • 4. Het bestuur kan het bevoegd adviesorgaan verzoeken de positieve adviezen in volgorde van prioriteit te rangschikken op basis van het oordeel zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

HOOFDSTUK VIII AAN DE SUBSIDIE VERBONDEN VERPLICHTINGEN

Artikel 34

  • 1. De subsidie wordt door de ontvanger besteed aan de totstandkoming van de in de aanvraag beschreven activiteiten.

  • 2. De ontvanger meldt onverwijld aan het bestuur als de ontvanger niet (meer) aan één van de in dit reglement gestelde voorwaarden voldoet

  • 3. De ontvanger van de subsidie plaatst het logo en/of de naam van het Ministerie van VWS en het fonds op alle publiciteitsuitingen die betrekking hebben op de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt.

  • 4. Een subsidie wordt verleend onder de verplichting dat de aanvrager de documentatie behorende bij de aanvraag, het verslag en de documentatie behorende bij dit verslag aan het fonds overdraagt en aan het bestuur het recht toekent het verslag of delen daarvan alsmede de documentatie te publiceren of anderszins openbaar te maken.

  • 5. Aan de verstrekking van de subsidie kan het bestuur andere dan de in dit artikel genoemde verplichtingen verbinden ter zake van de uitvoering van het plan, de presentatie van de resultaten, de verslaglegging en de afrekening van de subsidie.

Artikel 35. Beslissing en vaststelling subsidies lager dan € 25.000

  • 1. In de beschikking voor een subsidie tot een bedrag van € 25.000 wordt de looptijd van de subsidie vermeld en de datum waarop de eventuele activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2. In de in het eerste lid bedoelde beschikking wordt de termijn vermeld waarin de subsidie uiterlijk door het bestuur ambtshalve wordt vastgesteld.

  • 3. De ontvanger van een in het eerste lid van dit artikel bedoelde subsidie dient onmiddellijk aan het fonds te melden, als aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel vóór de in de beschikking vermelde datum waarop deze uiterlijk moeten zijn verricht zullen worden verricht of als niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichting zal worden voldaan.

  • 4. Naar aanleiding van een in het derde lid bedoelde melding kan, al naar gelang de aard daarvan de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of kunnen nadere afspraken worden gemaakt over de aanpassing van de verplichtingen, zoals bijvoorbeeld een verlenging van de termijn waarin de gesubsidieerde activiteiten moeten hebben plaatsgevonden.

  • 5. Het bestuur kan de ontvanger van een in het eerste lid bedoelde subsidieverzoeken aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 6. Degene aan wie een subsidie als bedoeld in het eerste lid van dit artikel is verstrekt kan verzocht worden een verslag over de activiteiten, waarvoor de subsidie is verstrekt in te dienen, voorzien van deugdelijke visuele documentatie.

  • 7. Indien aannemelijk is dat gesubsidieerde activiteiten niet geheel, niet tijdig of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zullen worden of zijn verricht of dat de daadwerkelijke subsidiabele kosten lager zijn dan begroot, kan het bestuur de subsidie verlagen dan wel de toekenning intrekken. Reeds betaalde bedragen inclusief wettelijke rente kunnen worden verrekend dan wel worden teruggevorderd.

Artikel 36. Beslissing en vaststelling subsidies van € 25.000 tot € 125.000

  • 1. Subsidies tussen de € 25.000 en € 125.000 worden als voorschot uitgekeerd binnen zes weken na de positieve beslissing. In de beschikking tot subsidieverlening wordt de datum vermeld waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2. Indien de periode van de uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan 12 maanden bedraagt, kan maximaal één keer per 12 maanden een tussentijds voortgangsverslag worden gevraagd.

  • 3. De bij wijze van voorschot uitgekeerde subsidie als bedoeld in dit artikel bedraagt maximaal 90% van de het subsidiebedrag. De resterende 10% zal na goedkeuring van de in het zesde en zevende lid bedoelde verantwoording worden uitbetaald.

  • 4. De ontvanger van een in het eerste lid van dit artikel bedoelde subsidie dient onmiddellijk aan het fonds te melden als aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel vóór de in de beschikking vermelde datum waarop deze uiterlijk moeten zijn verricht zullen worden verricht of als niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichting zal worden voldaan.

  • 5. Naar aanleiding van een in het vierde lid van dit artikel bedoelde melding kan, al naar gelang de aard daarvan, de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of kunnen nadere afspraken worden gemaakt over de aanpassing van de verplichtingen, zoals een verlenging van de termijn waarin de gesubsidieerde activiteiten moeten hebben plaatsgevonden.

  • 6. De ontvanger van een in het eerste lid van dit artikel verleende subsidie dient binnen het in de toelichting gestelde aantal maanden na de door het bestuur gesubsidieerde periode een verslag over de verrichte werkzaamheden in te dienen, voorzien van deugdelijke visuele documentatie. Het bestuur kan verzoeken om aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht en dat is voldaan aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 7. Degene aan wie een subsidie als bedoeld in het eerste lid van dit artikel is verleend, kan verzocht worden een overzicht van de gedane uitgaven en de verkregen inkomsten, zoveel mogelijk gestaafd met bewijsstukken in te dienen.

  • 8. Indien aannemelijk is dat gesubsidieerde activiteiten niet geheel, niet tijdig of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zullen worden of zijn verricht of dat de daadwerkelijke subsidiabele kosten lager zijn dan begroot, kan het bestuur de subsidie verlagen dan wel de toekenning intrekken. Reeds betaalde bedragen inclusief wettelijke rente kunnen worden verrekend dan wel naar rato worden teruggevorderd.

Artikel 37 Beslissing en vaststelling subsidies hoger dan € 125.000

  • 1. Subsidies die meer bedragen dan € 125.000 worden als voorschot uitgekeerd binnen zes weken na de positieve beslissing als bedoeld in artikel 11. In de beschikking tot subsidieverlening wordt de datum vermeld waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2. Indien de periode van de uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan 12 maanden bedraagt, kan maximaal één keer per 12 maanden een tussentijds voortgangsverslag worden gevraagd.

  • 3. De bij wijze van voorschot uitgekeerde subsidie als bedoeld in dit artikel bedraagt maximaal 90% van de het subsidiebedrag. De resterende 10% zal na goedkeuring van het in het zesde en zevende lid bedoelde verantwoording worden uitbetaald.

  • 4. De ontvanger van een in het eerste lid van dit artikel bedoelde subsidie dient onmiddellijk aan het fonds te melden als aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel vóór de in de beschikking vermelde datum waarop deze uiterlijk moeten zijn verricht zullen worden verricht of als niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichting zal worden voldaan.

  • 5. Naar aanleiding van een in het vierde lid bedoelde melding kan, al naar gelang de aard daarvan de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of kunnen nadere afspraken worden gemaakt over de aanpassing van de verplichtingen, zoals bijvoorbeeld een verlenging van de termijn waarin de gesubsidieerde activiteiten moeten hebben plaatsgevonden.

  • 6. De ontvanger van een in het eerste lid verleende subsidie dient binnen twee maanden na de door het fonds gesubsidieerde periode een verslag over de verrichte werkzaamheden in te dienen, voorzien van deugdelijke visuele documentatie en aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht en dat is voldaan aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 7. Degene aan wie een subsidie als bedoeld in het eerste lid van dit artikel is verleend, dient binnen twee maanden na de door het bestuur gesubsidieerde periode een overzicht van de gedane uitgaven en de verkregen inkomsten, zoveel mogelijk gestaafd met bewijsstukken in te dienen. Daarbij kan tevens verzocht worden om een accountantsverklaring over te leggen.

  • 8. Indien aannemelijk is dat gesubsidieerde activiteiten niet geheel, niet tijdig of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zullen worden of zijn verricht of dat de daadwerkelijke subsidiabele kosten lager zijn dan begroot, kan het bestuur de subsidie verlagen dan wel de toekenning intrekken. Reeds betaalde bedragen inclusief wettelijke rente kunnen worden verrekend dan wel worden teruggevorderd.

HOOFDSTUK IX BEZWAAR

Artikel 38.

Bezwaarschriften worden conform de procedure in artikel 16 van het Algemeen Reglement van het Mondriaan Fonds behandeld.

HOOFDSTUK X. SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 39

  • 1. In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het bestuur.

  • 2. Het bestuur kan om zwaarwegende redenen afwijken van deze regeling.

  • 3. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2019.

  • 4. Deze regeling wordt aangehaald als Regeling 75 jaar vrijheid en wordt bekendgemaakt door kennisgeving ervan in de Staatscourant.

Naar boven