Timmerindustrie 2019/2024

Sociaal en Werkgelegenheidsfonds

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 oktober 2019 tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek van de stichting Fondsen Administratie Timmerindustrie namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Partij ter ener zijde: de Nederlandse Branchevereniging voor de Timmerindustrie;

Partijen ter andere zijde: FNV en CNV Vakmensen.nl.

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I

Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III, IV, V en VI is bepaald:

HOOFDSTUK 1 - DEFINITIES EN WERKINGSSFEER

Artikel 1 - Definities

  • 1. Onder deze collectieve arbeidsovereenkomst (nader ook genoemd deze cao) wordt verstaan de overeenkomst met de daarbij behorende bijlagen, statuten en reglementen, welke een integraal onderdeel van deze cao uitmaken.

  • 2.

    • Onder ‘werkgever’ wordt verstaan elke natuurlijke of rechtspersoon die, bij een bedrijfsuitvoering als bedoeld in artikel 2, in Nederland arbeid doet verrichten door één of meer werknemers.

    • Onder ‘werkgever’ wordt eveneens verstaan een samenwerkingsverband welke is opgericht met het doel om met een (jeugdige) werknemer een arbeidsovereenkomst te sluiten en deze een opleiding te geven volgens de richtlijnen van de landelijke organen zoals genoemd in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (Staatsblad 1995, 501).

  • 3. Onder ‘werknemer’ wordt verstaan hij/zij die in Nederland werkzaam is ingevolge een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 Burgerlijk Wetboek bij een werkgever als bedoeld in lid 2 van dit artikel.

    Niet als ‘werknemer’ wordt beschouwd:

    • de vakantiewerker;

    • de stagiair(e)

  • 4.

    • a. Onder ‘jeugdige werknemer’ wordt verstaan een werknemer beneden de leeftijd van 21 jaar.

    • b. Onder ‘volwassen werknemer’ wordt verstaan een werknemer van 21 jaar en ouder.

  • 5.

    • a. Onder de ‘AOW-gerechtigde leeftijd’ wordt verstaan de in artikel 7, onderdeel A, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd.

  • 6.

    • a. Onder ‘garantieloon’ wordt verstaan het loon waarop de werknemer, na toepassing van artikel 23 of 26 krachtens artikel 28 van de geldende cao voor de Timmerindustrie per 4 weken of per kalendermaand recht kan doen gelden.

    • b. Onder ‘individueel overeengekomen loon’ (‘grondslag BTER’ loon) wordt verstaan het loon waarop de werknemer krachtens zijn arbeidsovereenkomst recht heeft.

  • 7. Onder ‘Vakraad’ wordt verstaan een door partijen ingesteld orgaan waarin werkgevers en werknemers zitting hebben op basis van gelijkheid.

  • 8. Onder ‘Overzicht premie’ (zoals opgenomen in bijlage A) wordt verstaan het door partijen vast te stellen overzicht waarin opgenomen hetgeen de werkgever in relatie tot het voor de werknemer geldende maand of 4-weken loon verschuldigd is aan premies en bijdragen ten behoeve van de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie (bestaande uit premies voor scholing & werkgelegenheid, opleiding & ontwikkeling, de collectieve ongevallenverzekering, aanvullingen op werknemersverzekeringen, vervoer stoffelijk overschot, re-integratie, palliatief- en rouwverlof en pensioenpremie).

  • 9.

    • a. Onder ‘OR’ of ‘Ondernemingsraad’ wordt verstaan een ondernemingsraad als bedoeld in de Wet op de Ondernemingsraden.

    • b. Onder ‘Personeelsvertegenwoordiging of ‘PVT’ wordt verstaan het vertegenwoordigend orgaan van werknemers zoals bedoeld in de Wet op de Ondernemingsraden.

    • c. Onder ‘Personeelsvergadering’ wordt verstaan de vergadering zoals bedoeld in de artikelen 35b en 36a van de Wet op de Ondernemingsraden, t.w. een bijeenkomst met het voltallige personeel die tenminste twee maal per jaar moet worden gehouden en waarin bestuurder en werknemers van de onderneming overleggen over onderwerpen die de onderneming en de positie van de werknemers betreffen.

  • 10. Onder ‘STIFA’ wordt verstaan de Stichting Fondsen Administratie Timmerindustrie te Bussum.

  • 11. Onder ‘APG’ wordt verstaan de ondernemingen onder leiding van de te Heerlen gevestigde naamloze vennootschap: APG Groep N.V.

  • 12.

    • a. Met ‘gehuwde werknemer’ wordt gelijkgesteld de (on)gehuwde werknemer die duurzaam een gezamenlijke huishouding voert met een andere (on)gehuwde en dit door middel van een notarieel vastgelegde samenlevingsovereenkomst en/of partnerregistratie aan de werkgever bekend heeft gemaakt.

    • b. Met ‘echtgeno(o)t(e)’ wordt gelijkgesteld de (on)gehuwde partner waarmee een werknemer in de zin van deze cao een gezamenlijke huishouding voert en dit door middel van een notarieel vastgelegde samenlevingsovereenkomst en/of partnerregistratie aan de werkgever bekend heeft gemaakt.

    • c. Met ‘huwelijk’ wordt gelijkgesteld het geregistreerde partnerschap.

  • 13.  Onder ‘timmerwerk’ worden onder meer begrepen:

    • het vervaardigen van (kunststof/composiet) kozijnen, ramen, trappen, deuren, gevelvullende elementen, andere houtconstructies zoals betonmallen;

    • de producten in het kader van de lijm- en/of houtbouw, zoals gelijmde dragende houtconstructies, kapelementen, uit elementen opgebouwde demontabele keten, hallen, scholen, tuin- en zomerhuisjes, carports, stallen en dergelijke alsmede onderdelen van bouwsystemen zoals bijvoorbeeld scheidingswanden.

  • 14. Onder ‘vervaardigen van timmerwerk’ wordt mede begrepen: het op de bouwplaats stellen en afwerken van in eigen fabriek gereed gemaakte producten;

  • 15. Onder ‘houtbouw’ wordt mede begrepen:

    • het vervaardigen en toeleveren van alle ‘verplaatsbare houten verblijfsruimten’ als verzamelnaam van twee soorten producten, te weten:

      • de ruimten die in een onderneming geheel gebruiksklaar gemaakt worden en waarvoor op de plaats van bestemming geen of zo goed als geen verdere bewerking meer nodig is;

      • de systeembouw: dat is het procedé en alle variaties daarop waarbij voor zover uitsluitend of in hoofdzaak – gemeten naar de loonsom – bouwelementen van hout en kunststof/composiet in de fabriek worden gemaakt maar op de plaats van bestemming worden gemonteerd.

    • wagenbouw voor zover de wagens naar bestemming niet mobiel zijn en de vervoersfunctie ondergeschikt is, zoals houten stacaravans, keet-, schaft- en woonwagens en casco-opbouw waaronder wordt verstaan: de houten opbouw van casco’s van beton en/of staal met als eindproduct het woonschip;

    • het op de bouwplaats stellen en afwerken van in eigen fabriek gemaakte producten.

Artikel 2 - Werkingssfeer

  • 1. De bepalingen van deze cao zijn van toepassing op ondernemingen of afdelingen van ondernemingen waarin het bedrijf is gericht op productie (respectievelijk dienstverlening) voor of aan derden op het gebied van:

    • a. het met gemechaniseerde productiemiddelen vervaardigen van timmerwerk van hout of kunststof/composiet;

    • b. de vervaardiging van timmerwerk, maar waarin tevens de activiteiten zijn gericht op verhuur en lease;

    • c. het verrichten van loon-, zaag en/of schaafwerk, direct ten behoeve van de vervaardiging van timmerwerk;

    • d. de vervaardiging van kunststof/composiet timmerwerk en waar niet tevens de cao Metaal en Techniek en/of de cao voor de Kunststof- en Rubberindustrie c.q. de algemeen verbindend verklaringen van deze cao’s van toepassing zijn.

  • 2. Deze cao is niet van toepassing op:

    • a. Ondernemingen of delen van ondernemingen, waarvoor de cao voor de Groothandel in Hout c.q. de algemeen verbindend verklaring van deze cao van toepassing is. Dit geldt ook voor ondernemingen of delen van ondernemingen waarvoor de cao voor de Houtverwerkende Industrie c.q. de algemeen verbindend verklaring van toepassing is;

    • b. Werkzaamheden die resulteren in het optrekken van een traditioneel bouwwerk;

    • c. Een timmerfabriek die onderdeel is van een onderneming, waarvoor de landelijke cao voor het Bouwbedrijf – of een in haar plaats getreden regeling – geldt en de producten van bedoelde timmerfabriek in hoofdzaak worden gebruikt in het kader van de bouwwerkzaamheden van die onderneming.

    • d. Deze cao is eveneens niet van toepassing op de navolgende ondernemingen: Berkvens Deurenfabriek BV te Someren, Berkvens Houtindustrie Nederland BV te Someren, Java Deurenfabriek BV te Velsen, KegroDeuren BV te Groesbeek, alsmede Svedex BV en Svedex Deuren BV te Varsseveld.

    • e. Ondernemingen of delen van ondernemingen die in hoofdzaak – gemeten naar de loonsom – gericht zijn op productie (respectievelijk dienstverlening) voor of aan derden in andere dan de in artikel 2 lid 1 sub a t/m d genoemde gebieden.

    • f. Een afzonderlijke afdeling, welke afdeling in hoofdzaak – gemeten naar de loonsom – is gericht op productie (respectievelijk dienstverlening) voor of aan derden in andere dan de in artikel 2 lid 1 sub a t/m d genoemde gebieden. Afzonderlijke afdelingen worden aanwezig geacht indien iedere bedrijfsuitoefening feitelijk als zelfstandige eenheid is georganiseerd.

HOOFDSTUK 2 - ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 4 - De Stichting Vakraad voor de Timmerindustrie

  • 1. Door de werkgevers- en werknemersorganisaties is een orgaan ingesteld genaamd ‘De Vakraad voor de Timmerindustrie’, hierna te noemen de ‘Vakraad’. In dit orgaan hebben werkgevers en werknemers zitting op basis van gelijkheid.

  • 2. De Vakraad is bevoegd uit zijn midden instanties of commissies in te stellen bestaande uit ten minste één werkgevers- en een werknemerslid.

Artikel 5 - Werkingssfeeronderzoeken

  • 1. Onder ‘werkingssfeeronderzoeken’ wordt verstaan onderzoeken naar de vraag of ondernemingen werkzaamheden verrichten of gaan verrichten die al dan niet onder de werkingssfeer vallen van de cao voor de Timmerindustrie en de cao Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie.

  • 2. De Vakraad stelt namens partijen werkingssfeeronderzoeken in indien gerede twijfel over de toepasselijkheid van de cao bestaat, zulks ter beoordeling aan de Vakraad. Een melding wordt schriftelijk ingediend bij de Vakraad (Postbus 24, 1400 AA Bussum).

  • 3. De Vakraad is namens partijen beslissingsbevoegd om uitspraken te doen over de werkingssfeeronderzoeken.

Artikel 6 - Dispensatieverzoeken

  • 1. Onder ‘dispensatieverzoek’ wordt verstaan een verzoek van een werknemer of werkgever tot dispensatie van (een deel van) een of meer bepalingen van de cao voor de Timmerindustrie en de cao Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie.

  • 2. Een dispensatieverzoek wordt schriftelijk ingediend bij de Vakraad (Postbus 24, 1400 AA Bussum).

  • 3. De Vakraad is namens partijen bij de cao beslissingsbevoegd om uitspraken te doen.

  • 4. De procedure, bevoegdheden en werkwijze zijn in het reglement Dispensatie neergelegd. Dit reglement maakt als bijlage C deel uit van deze cao.

Artikel 7 - Geschillen

  • 1. Onder ‘geschillen’ wordt verstaan geschillen tussen werkgever en werknemer over de toepassing en/of interpretatie van een of meer bepalingen van de cao’s.

  • 2. De Vakraad is namens partijen beslissingsbevoegd om uitspraken te doen over geschillen die hun oorsprong vinden in deze cao.

  • 3. Een verzoek om een uitspraak te doen in een geschil wordt schriftelijk ingediend bij de Vakraad (Postbus 24, 1400 AA Bussum).

  • 4. De procedure, bevoegdheden, en werkwijze zijn in het reglement Geschillen neergelegd. Dit reglement maakt als bijlage D onderdeel uit van deze cao.

Artikel 8 - Naleving

  • 1. De werkgever is gehouden de bepalingen van de cao voor de Timmerindustrie en de cao Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie na te leven.

  • 2. Onder ‘nalevingonderzoeken’ wordt verstaan onderzoeken naar de vraag of een werkgever de bepalingen van de cao’s naleeft.

  • 3. De Vakraad stelt namens partijen nalevingonderzoeken in. Een melding wordt schriftelijk ingediend bij de Vakraad (Postbus 24, 1400 AA Bussum).

  • 4. De werkgever dient te allen tijde mee te werken aan een nalevingonderzoek.

  • 5. De Vakraad is door partijen belast met het houden van toezicht op de nalevingonderzoeken en namens partijen beslissingsbevoegd om uitspraken te doen over de nalevingonderzoeken.

  • 6. Wanneer de cao’s niet worden nageleefd door de werkgever, kan een schadevergoedingsactie worden ingesteld.

  • 7. De schadevergoeding dient ter dekking van de kosten van het onderzoek, gevoerde procedures en geleden imagoschade.

  • 8. De procedure, bevoegdheden en werkwijze zijn in het reglement Naleving neergelegd. Dit reglement maakt als bijlage E onderdeel uit van deze cao.

HOOFDSTUK 3 - SOCIAAL EN WERKGELEGENHEIDSFONDS TIMMERINDUSTRIE EN BIJDRAGEVERPLICHTINGEN

Artikel 9 - Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie

De bepalingen van:

  • de Statuten en Reglementen van de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie

  • alsook nadere uitvoeringsvoorschriften van organisatorische aard, welke door het bestuur van genoemde Stichting wordt gegeven binnen het kader en de doelstellingen van haar statuten en reglementen die zijn opgenomen in Hoofdstuk 4 van deze cao vormen een integraal onderdeel van deze cao.

Artikel 10 - Bijdrage- en premie verplichtingen

  • 1.

    • a. Krachtens de bepalingen van de reglementen van het in artikel 9 bedoelde fonds is de werkgever voor de tijd waarop de werknemer in zijn dienst betaalde arbeid heeft verricht dan wel doorbetaling van loon heeft genoten, jegens hem gehouden tot het storten van de voorgeschreven bijdragen en premies in het in artikel 9 genoemde fonds en conform het overzicht premie bijlage A, met dien verstande dat die verplichtingen over zaterdagen en zondagen niet op de werkgever rusten, tenzij de op zaterdag en zondag verrichte arbeid aanving voor 07.00 uur en/of eindigde na 17.00 uur, waarbij de normale arbeidsduur niet wordt overschreden. Tot de normale arbeidsduur worden eveneens gerekend de uren vrijaf die de werknemer opneemt in de vorm van vrije tijd, gelijk aan de duur van het overwerk.

    • b. De werkgever betaalt hetgeen hij ten aanzien van een bij hem in dienst zijnde werknemer aan premies en bijdragen is verschuldigd aan het in artikel 9 genoemde fonds aan de STIFA dan wel aan APG.

    • c. De werkgever dient per loonbetaling tijdvak van vier weken of een kalendermaand de uit lid 1a voortvloeiende door hem verschuldigde bijdragen en premies aan de STIFA dan wel aan APG te betalen. Deze betaling dient binnen 14 dagen na afloop van elk hiervoor bedoeld loonbetaling tijdvak te geschieden.

    • d. De in lid 1a bedoelde premies en bijdragen dienen te worden vastgesteld aan de hand van een door APG dan wel de STIFA aan de werkgever te verstrekken overzicht premie, zoals opgenomen in bijlage A.

    • e. Indien door de werkgever geen bijdragen als bedoeld in lid 1a van dit artikel voor een bij hem in dienst zijnde werknemer worden gestort, ontvangt de betreffende werknemer, indien sprake is van tien weken of meer achterstand, daarvan melding.

    • f. Als de werkgever niet voldaan heeft aan de verplichtingen als bedoeld in het vorige lid onder c voor wat betreft de opgave van de verschuldigde premies is de werkgever vaststellingsrente verschuldigd met ingang van dag 15 na afloop van het desbetreffende loonbetalingstijdvak. De vaststellingsrente is gelijk aan de wettelijke rente.

    • g. Als de werkgever niet voldaan heeft aan de verplichtingen als bedoeld in het vorige lid onder c voor wat betreft tijdige betaling van de verschuldigde premies is de werkgever invorderingsrente verschuldigd met ingang van dag 15 na afloop van de dag waarop de premie is vastgesteld. De invorderingsrente is gelijk aan de wettelijke rente.

Artikel 11 - Invordering en sanctionering

  • 1.

    • a. Indien de werkgever zijn bijdrage- en premie verplichtingen jegens het in artikel 9 genoemde fonds niet nakomt, heeft dit fonds, alsmede APG en de STIFA een zelfstandig recht op invordering jegens de werkgever.

    • b. In geval van nalatigheid door een werkgever is de invorderingsgerechtigde (STIFA c.q. APG) bevoegd nadere incassomaatregelen te treffen, alsmede de wettelijke rente over de achterstallige bedragen te heffen. De kosten van invordering zullen op de betreffende werkgever worden verhaald.

  • 2. Achterstand in het nakomen door de werkgever ten aanzien van de in artikel neergelegde verplichtingen kan voor de werknemer een dringende reden opleveren, als bedoeld in artikel 7:679 BW, tot onmiddellijke beëindiging van de dienstbetrekking.

HOOFDSTUK 4 - STATUTEN EN REGLEMENTEN SOCIAAL EN WERKGELEGENHEIDSFONDS TIMMERINDUSTRIE

STATUTEN STICHTING SOCIAAL EN WERKGELEGENHEIDSFONDS TIMMERINDUSTRIE

Artikel 1 - Naam, duur en zetel

Naam, zetel en duur

  • 1. De stichting draagt de naam:

    Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie.

  • 2. De stichting heeft haar zetel te Bussum.

  • 3. De stichting is opgericht voor onbepaalde tijd.

Artikel 2 - Definities

In deze statuten wordt verstaan onder:

a. SSWT:

de in artikel 1 genoemde stichting;

b. deze Cao:

de Collectieve Arbeidsovereenkomst Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie;

c. werkgever:

de werkgever in de zin van deze cao;

d. werknemer:

de werknemer in de zin van deze cao;

e. werkgeversorganisaties:

de werkgeversorganisatie die partij is bij deze cao;

f. werknemersorganisaties:

de werknemersorganisaties die partij zijn bij deze cao

g. bestuur:

het bestuur als bedoeld in artikel 5 van de statuten;

h. STIFA:

de te Bussum gevestigde stichting: Stichting Fondsen Administratie Timmerindustrie;

i. APG:

de ondernemingen onder leiding van de te Heerlen gevestigde naamloze vennootschap: APG Groep N.V.;

j. reglementen:

de betreffende reglementen van de SSWT zoals bedoeld in artikel 8 van de statuten;

k. bedrijfstak:

de Timmerindustrie waaronder wordt verstaan de werkgevers en werknemers waarop deze cao van toepassing is;

Artikel 3 - Doel
  • 1. De SSWT heeft ten doel het financieren en subsidiëren van activiteiten die gericht zijn op het in sociaal opzicht optimaal functioneren van de bedrijfstak. Dit doel wordt in lid 2 van dit artikel nader uitgewerkt.

  • 2. Onder het doel van de SSWT als bedoeld in lid 1 wordt begrepen:

    • a. het financieren, subsidiëren en coördineren van projecten gericht op het bieden van werk binnen en buiten de bedrijfstak aan langdurig werklozen en andere met werkloosheid bedreigde werknemers vallende onder deze cao;

    • b. het bevorderen, coördineren, begeleiden, verzorgen en financieren van om-, her- en bijscholingsprojecten ten behoeve van werknemers binnen en buiten de bedrijfstak, vallende onder deze cao;

    • c.

      • i. het financieren en subsidiëren van opleidings- en ontwikkelingsprojecten ten behoeve van werknemers in de bedrijfstak vallende onder deze cao voortvloeiende uit de deelneming aan en de ontwikkeling van (beroeps)opleidingen en cursussen alsmede het bevorderen van de kwaliteit hiervan ter bewerkstelliging c.q. ter verhoging van de vakbekwaamheid van de werknemers;

      • ii. het financieren en subsidiëren van opleidings- en ontwikkelingsprojecten ten behoeve van werknemers in de bedrijfstak vallende onder deze cao voortvloeiende uit de (beleids)activiteiten en projecten op het gebied van de arbeidsvoorwaarden (inclusief de voorlichting over én de naleving hiervan), de verbetering van de werkprocessen in het kader van de arbeidsomstandigheden en de (duurzame) inzetbaarheid van de werknemers;

    • d. het financieren van de kosten van uitkeringen in geval van overlijden of blijvende invaliditeit als gevolg van een ongeval.

    • e. het verstrekken van aanvullingen op werknemersverzekeringen aan werknemers in de bedrijfstak;

    • f. het voorzien in een vergoedingsregeling verband houdend met het vervoer van het stoffelijk overschot van werknemers in de bedrijfstak;

    • g. het voorzien in een vergoedingsregeling bij re-integratie ten behoeve van werknemers in de bedrijfstak;

    • h. het voorzien in een vergoedingsregeling aan werkgevers bij verlof wegens palliatief- en rouwverlof;

    • i. het verstrekken van uitkeringen (ter vervanging van arbeidsinkomsten) aan degenen die, indien zij daarvoor conform de reglementen in aanmerking komen, vrijwillig hun dienstverband in de timmerindustrie en in aan deze bedrijfstak gelieerde ondernemingen of instellingen, die door het bestuur van de SSWT zijn toegelaten, beëindigen.

  • 3. De verwezenlijking van de in lid 2 genoemde doelstellingen is opgedragen aan de SSWT en is of wordt middels reglementen die zijn opgenomen als bijlage 1 tot en met 14, welke een geïntegreerd onderdeel uitmaken van deze cao, nader uitgewerkt.

Artikel 4 - Middelen

De SSWT tracht dit doel te bereiken door gelden te innen bij ondernemingen in de bedrijfstak en deze, met de andere baten van de SSWT, aan te wenden voor de financiering van de doelstellingen.

Artikel 5 - Bestuur
  • 1. Het bestuur van de SSWT bestaat uit tenminste zes leden, te weten tenminste drie werkgeversleden en tenminste drie werknemersleden.

  • 2. De werkgeversleden worden benoemd door de werkgeversorganisaties; de werknemersleden worden benoemd door de werknemersorganisaties.

  • 3. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en vervolgens een secretaris.

  • 4. Indien de voorzitter een werkgeverslid is dan wordt de secretaris gekozen uit de werknemersleden; is de voorzitter een werknemerslid dan wordt de secretaris gekozen uit de werkgeversleden.

  • 5. De bestuursleden worden benoemd voor een periode van drie jaar. Het bestuur stelt een rooster van aftreden op.

  • 6. Aftredende bestuursleden komen voor herbenoeming in aanmerking.

  • 7. In tussentijdse vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.

  • 8. De organisatie die een bestuurslid benoemt, kan te allen tijde dat bestuurslid ontslaan en in plaats daarvan een ander tot bestuurslid benoemen.

Artikel 6 - Bestuursvergaderingen
  • 1. De agenda voor de vergaderingen van het bestuur wordt met eventuele bijlagen door de in artikel 10 bedoelde ambtelijk secretaris casu quo directeur tenminste vier dagen voor de vergadering aan de leden toegezonden. Stukken en voorstellen die zijn ingekomen nadat de agenda is verzonden, kunnen alleen in behandeling worden genomen, indien hiertoe met volstrekte meerderheid van stemmen besloten wordt.

  • 2. Bij uitzondering kunnen, in spoedeisende gevallen ofwel in gevallen waarin geen twijfel mogelijk is, door de voorzitter en de secretaris voorlopige beslissingen en maatregelen worden genomen, die in de eerstvolgende vergadering van het bestuur ter bekrachtiging worden voorgedragen.

  • 3. In een vergadering van het bestuur mogen geen besluiten worden genomen, als niet tenminste de helft van het aantal werkgeversleden en ook de helft van het aantal werknemersleden aanwezig zijn. Een bestuurslid kan zich ter vergadering door een medebestuurslid laten vertegenwoordigen op overlegging van een schriftelijke, ter beoordeling van de voorzitter van de vergadering voldoende, volmacht. Een bestuurslid kan daarbij slechts voor één medebestuurslid als gevolmachtigde optreden.

  • 4. Indien in een vergadering van het bestuur meer werkgeversleden aanwezig zijn dan werknemersleden – of omgekeerd –, dan brengen de leden van de groep met de meeste aanwezigen samen evenveel stemmen uit als de andere groep leden.

  • 5. Over zaken wordt bij voorkeur mondeling en over personen schriftelijk gestemd.

  • 6. Alle besluiten worden, behoudens in de gevallen bedoeld in de artikelen 15 en 16 van deze statuten, genomen met een volstrekte meerderheid van stemmen.

  • 7. Indien de stemmen staken wordt de beslissing tot de volgende vergadering uitgesteld. Indien op die vergadering opnieuw de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn afgewezen zo het een stemming over zaken betreft en zal, indien het een stemming over personen betreft, het lot beslissen.

  • 8. Zolang in een bestuursvergadering alle in functie zijnde bestuursleden aanwezig zijn, kunnen geldige besluiten worden genomen over alle aan de orde komende onderwerpen, mits met algemene stemmen, ook al zijn de door de statuten gegeven voorschriften voor het oproepen en houden van vergaderingen niet in acht genomen.

  • 9. Het bestuur kan ook buiten vergadering besluiten nemen, mits alle bestuursleden in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk of op leesbare en reproduceerbare wijze langs elektronische weg hun mening te uiten. Van een aldus genomen besluit wordt onder bijvoeging van de ingekomen antwoorden door de secretaris een relaas opgemaakt, dat na medeondertekening door de voorzitter bij de notulen wordt gevoegd.

Artikel 7 - Bestuursbevoegdheden en vertegenwoordiging
  • 1. Het bestuur is belast met het besturen van de zaken van de SSWT, het beheer van haar vermogen, alsmede het innen van de gelden en het doen van uitkeringen. Het bestuur is bevoegd, met inachtneming van het in deze statuten bepaalde, tot het aangaan van overeenkomsten, zoals bedoeld in artikel 291 lid 2 boek 2 Burgerlijk Wetboek.

  • 2. Het bestuur beslist in alle zaken waarin de beslissing niet is opgedragen of gedelegeerd aan andere organen van de SSWT.

  • 3. De SSWT wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door het bestuur alsmede door de voorzitter en de secretaris gezamenlijk.

  • 4. Een niet voltallig bestuur blijft bevoegd.

Artikel 8 - Reglementen
  • 1. Het bestuur kan voor de uitvoering van zijn taak een of meer reglementen vaststellen.

  • 2. Een besluit tot vaststelling van een reglement wordt niet genomen dan nadat drie weken zijn verstreken sinds de dag waarop het voorstel van een (uitvoerings)reglement is toegezonden aan de werkgevers- en de werknemersorganisaties.

  • 3. In geval van wijziging van een reglement zijn de voorgaande leden van dit artikel van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De in lid 1. bedoelde reglementen mogen geen bepalingen bevatten welke in strijd zijn met deze statuten.

Artikel 9 - Delegatie
  • 1. Het bestuur kan uitdrukkelijk omschreven bevoegdheden delegeren aan STIFA dan wel aan APG en/of aan door het bestuur, al dan niet geheel uit zijn midden, benoemde paritaire commissies waarbij aan deze commissies toestemming kan worden verleend, volgens door het bestuur te stellen richtlijnen, een deel van deze bevoegdheden weer over te dragen aan STIFA casu quo APG. De gedelegeerde bevoegdheden worden door de commissies dan wel STIFA casu quo APG uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur.

  • 2. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder verantwoordelijkheid van het bestuur uitgevoerd.

Artikel 10 - Directie en secretariaat

Het bestuur laat zich bij de vervulling van zijn taak terzijde staan door een ambtelijk secretaris casu quo door een directeur.

Artikel 11 - Geldmiddelen
  • 1. De geldmiddelen van de SSWT bestaan uit:

    • a. bijdragen van werkgevers, welke zijn vastgesteld bij of krachtens een bepaling van deze cao of, bij gebreke daarvan, bij een door het bestuur van de SSWT vastgesteld reglement;

    • b. hetgeen door erfstelling, legaat of schenking wordt verkregen;

    • c. de inkomsten uit het vermogen van de SSWT;

    • d. renten;

    • e. overheidssubsidies;

    • f. geldleningen;

    • g. andere inkomsten en toevallige baten.

  • 2. Voor zover gelden van de SSWT voor belegging beschikbaar zin, worden deze gelden door het bestuur belegd op een minst risicovolle wijze, waarbij de daaraan in redelijkheid te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling in acht worden genomen.

  • 3. Het bestuur zal de kosten van beheer van de geldmiddelen, en de wijze van verrekening vaststellen.

Artikel 12 - Besteding van de geldmiddelen
  • 1. Het bestuur van de SSWT stelt (subsidiërings- en financierings)reglementen vast. Recht op verstrekking bestaat alleen indien wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn gesteld in die (subsidiërings- en financierings)reglementen.

    De geldmiddelen als bedoeld in artikel 11 worden aangewend:

    • a. tot het doen van uitkeringen, vergoedingen, subsidies en het verstrekken van financieringen als bedoeld in artikel 3;

    • b. tot het betalen aan daartoe bevoegde uitvoeringsorganen van pensioenpremies, alsmede van doelheffingen in het kader van de Sociale Verzekeringswetgeving en/of de Zorgverzekeringswet, alles voor zover deze premies en doelheffingen niet ten laste komen van de uitkeringsgerechtigde;

    • c. tot het inhouden van, ten laste van de uitkeringsgerechtigde komende, premies en doelheffingen als bedoeld onder sub b van dit lid, alsmede van verschuldigde loonbelasting en van andere afdrachten, bij de wet verplicht gesteld, ter zake van of verband houdende met de in artikel 3 bedoelde uitkeringen;

    • d. tot betaling van casu quo reservering voor de beheerskosten van de SSWT in het kader van de uitvoering van de in de statuten, reglementen en cao genoemde activiteiten.

  • 2. Van de gefinancierde en gesubsidieerde verenigingen, instellingen en personen:

    • a. wordt vooraf een begroting verlangd van de door hen aangevraagde gelden en het doel van de besteding welke begroting moet zijn gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen/activiteiten zoals bedoeld in artikel 3;

    • b. wordt jaarlijks een aan het bestuur van de SSWT af te leggen verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen middelen verlangd. Deze verantwoording dient te zijn voorzien van een goedkeurende verklaring van een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid. De verklaring dient te zijn gespecificeerd overeenkomstig de bestedingsdoelen en activiteiten genoemd in de statuten en zoals nader uitgewerkt in de (subsidiërings- en financierings)reglementen;

    • c. worden de ontvangen verantwoordingen opgenomen in de door de SSWT af te leggen rekening en verantwoording als bedoeld in artikel 14.

  • 3. Omtrent de financiering van projecten als bedoeld in het eerste lid van dit artikel voor zover deze het in de jaarlijkse begroting genoemd bedrag te boven gaat respectievelijk niet in de jaarlijkse begroting is opgenomen, dient afzonderlijke goedkeuring van de werkgevers- en werknemersorganisaties te worden aangevraagd.

  • 4. Omtrent de financiering van projecten waarvoor geen kredieten op de jaarlijkse begroting beschikbaar kunnen worden gesteld dient een aanvullende begroting te worden ingediend en goedgekeurd conform het bepaalde in artikel 13 lid 3.

  • 5. Op beslissingen van het bestuur omtrent de financierings- en subsidieaanvragen kan geen beroep worden ingesteld, onverlet de mogelijkheid een nieuwe aanvraag in te dienen.

Artikel 13 - Begroting
  • 1. Uiterlijk in de maand december worden de begrotingen van inkomsten en van uitgaven voor het eerstvolgende boekjaar vastgesteld. Deze begroting is gespecificeerd overeenkomstig de bestedingsdoelen en activiteiten genoemd in de statuten en zoals nader uitgewerkt in de (subsidiërings- en financierings) reglementen.

  • 2. De begroting van inkomsten en uitgaven behoeft de goedkeuring van de werkgeversorganisaties en van de werknemersorganisaties.

  • 3. De begroting van inkomsten en uitgaven is beschikbaar voor bij de SSWT betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties. Deze begroting is tevens beschikbaar voor alle bij de SSWT betrokken werkgevers en werknemers.

Artikel 14 - Jaarverslag, rekening en verantwoording
  • 1. Het boekjaar van de SSWT is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. Het bestuur van de SSWT stelt jaarlijks, binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, een verslag op, dat een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de SSWT aan het einde van het boekjaar en van de ontwikkeling daarvan gedurende het boekjaar; in dit verslag wordt door het bestuur rekenschap van het gevoerde beleid afgelegd.

    Het verslag is gespecificeerd overeenkomstig de bestedingsdoelen en activiteiten genoemd in de statuten en zoals nader uitgewerkt in de (subsidiërings- en financierings) reglementen.

    Uit het jaarverslag en de accountantsverklaring moet blijken dat de uitgaven zijn gedaan overeenkomstig de bestedingsdoelen genoemd in de statuten en zoals nader uitgewerkt in de (subsidiërings- en financierings)reglementen.

    De verklaringen van de subsidie-ontvangende instellingen maken deel uit van het jaarverslag.

  • 3. Het in lid 2 bedoelde verslag moet zijn gecontroleerd door een externe door het bestuur te benoemen registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid.

  • 4. Het verslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij de SSWT betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:

    • a. ten kantore van de SSWT;

    • b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.

  • 5. Het verslag en de accountantsverklaring worden toegezonden aan de werkgevers- en werknemersorganisaties en op aanvraag aan de bij de SSWT betrokken werkgevers en werknemers (tegen betaling van de daaraan verbonden kosten).

  • 6. De jaarstukken, bedoeld in lid 2 worden door het bestuur niet goedgekeurd en vastgesteld dan nadat één maand is verstreken sinds het bestuur de bedoelde stukken heeft toegezonden aan de werkgevers- en werknemersorganisaties.

Artikel 15 - Statutenwijziging
  • 1. Het bestuur is bevoegd tot wijziging van de statuten. Artikel 8 lid 2 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de aldaar genoemde termijn van drie weken gelezen dient te worden: twee maanden.

  • 2. Tot wijziging van de statuten kan door het bestuur worden besloten in een speciaal daartoe uitgeschreven vergadering.

  • 3. Een besluit tot wijziging van de statuten kan slechts genomen worden, wanneer tenminste twee/derde gedeelte van het aantal werkgeversbestuursleden, en tenminste twee/derde gedeelte van het aantal werknemersbestuursleden zich voor die statutenwijziging verklaren.

  • 4. De wijziging van de statuten moet bij notariële akte tot stand komen.

  • 5. De reglementen, alsmede de in deze statuten en in de reglementen aangebrachte wijzigingen, treden niet in werking alvorens een volledig exemplaar van die stukken onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin, door het bestuur ondertekend, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter Griffie van de Rechtbank binnen welk ressort de SSWT is gevestigd.

Artikel 16 - Ontbinding en liquidatie
  • 1. Ontbinding van de SSWT kan slechts plaatsvinden door het bestuur met goedkeuring van de werkgevers- en van de werknemersorganisaties. Het bepaalde in artikel 15 lid 1 tot en met 3 is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De werkgeversorganisaties en de werknemersorganisaties kunnen ieder de SSWT ontbinden door in een aangetekend schrijven mede te delen dat zij hun medewerking in de SSWT beëindigen. Nadat één jaar sinds bedoelde kennisgeving is verstreken, zal het bestuur overgaan tot ontbinding van de SSWT. Het bestuur is alsdan belast met de liquidatie en geeft een bestemming aan het batig saldo van de SSWT. Deze bestemming zal zoveel mogelijk liggen binnen het doel van de SSWT.

Artikel 17 - Slotbepaling

In alle gevallen waarin niet door deze statuten of de reglementen van de SSWT is voorzien beslist het bestuur.

BIJLAGE 1 SUBSIDIËRINGS- EN FINANCIERINGSREGLEMENT SCHOLING EN WERKGELEGENHEID

Als bedoeld in artikel 3 lid 2 sub a en b en artikel 12 van de statuten van de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie.

  • 1. In aanmerking voor financiering dan wel subsidiering komen:

  • 1.1 De kosten van de (om-, her- en bij)scholing in de bedrijfstak Timmerindustrie voortkomende uit:

  • 1.1.1 het verstrekken van vergoedingen aan werkgevers ter tegemoetkoming in de scholingskosten van hun werknemers (ook indien deze werknemers ten gevolge van een reorganisatie of bedrijfssluiting gedwongen zijn nieuw werk te zoeken)

  • 1.1.2 het verstrekken van vergoedingen aan werkgevers ter bestrijding van verletkosten gedurende de perioden van scholing van hun werknemers.

  • 1.1.3 het bevorderen van propaganda ter optimalisering van de scholingsparticipatie en de scholingsbereidheid van werknemers en werkgevers.

  • 1.1.4 het bevorderen van scholingsprojecten en werkervaringsplaatsen gericht op de tewerkstelling van langdurig werklozen en andere met werkloosheid bedreigde werknemers.

  • 1.1.5 de werkzaamheden van de instituten – gericht op scholing en werkervaringsplaatsen – om werkgevers en werknemers te begeleiden en stimuleren bij de deelname; en de kwaliteit van deze scholing en werkervaring, zowel op het niveau van de individuele onderneming als op het bedrijfstakniveau te garanderen c.q. te verhogen.

  • 1.2 De kosten van de werkzaamheden met betrekking tot het verrichten en publiceren van onderzoeken naar:

  • 1.2.1 de verwachte behoefte aan scholing en leerstofontwikkeling van werknemers in de bedrijfstak en het aan de hand daarvan bepalen van – en communiceren over – de gewenste aard en omvang van de scholingsprojecten

  • 1.2.2 de arbeidsmarkt voor de werknemers binnen de bedrijfstak Timmerindustrie ter vaststelling van de (toekomstige) werkgelegenheidssituatie en de benodigde aanvullende scholingsvereisten.

  • 1.3 De kosten van de werkzaamheden van de organisaties van werkgevers en werknemers, partijen bij deze cao, voortvloeiende uit:

  • 1.3.1 – de organisatie van de (om- her en bij) scholing en vorming in het kader van de inzetbaarheid ten behoeve van iedere werknemer binnen de bedrijfstak Timmerindustrie

  • 1.3.2 – de zakelijke voorlichting over scholings- en werkervaringsmogelijkheden

  • 1.3.3 – de aan de ondernemingen in het belang van een goed scholingsbeleid te verlenen diensten

  • 1.3.4 het in bestuurlijke zin deelnemen aan instituten gericht op:

    • de (om- her- en bij)scholing in het kader van de inzetbaarheid van werknemers

    • werkgelegenheids- en re-integratieprojecten die toegankelijk zijn voor werknemers

  • 1.4 De beheerskosten van de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie in het kader van de uitvoering van de in de statuten, reglementen en cao genoemde activiteiten.

  • 2. De aanvragen voor subsidiëring dan wel financiering dienen schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend, en wel:

    • voor éénmalige subsidies/financiering: zo spoedig mogelijk

    • voor periodieke subsidies/financiering: jaarlijks voor de 1ste november voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 3. Bij de aanvragen dient een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden te worden meegezonden. Deze begroting dient te zijn gespecificeerd overeenkomstig de voorschriften, zoals die zijn geformuleerd in artikel 12 tweede lid van de statuten van de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie.

  • 4. De verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen gelden dient door middel van een verklaring schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend, en wel:

    • voor éénmalige subsidies/financiering: zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 3 maanden, na besteding van deze gelden

    • voor periodieke subsidies/financiering: jaarlijks voor de 1ste april volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking had.

    De verklaring met betrekking tot de besteding van de gelden dient te worden gespecificeerd overeenkomstig de bestedingsdoelen respectievelijk de activiteiten, zoals die zijn geformuleerd in artikel 1 van dit reglement en maakt een integraal onderdeel uit van het in artikel 14, tweede lid van de statuten van de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie genoemde verslag.

    De verklaring met betrekking tot de besteding van de gelden dient te zijn gecontroleerd door een register accountant of accountants-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid.

  • 5. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden begroting c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.

  • 6. Tegen de beslissing van het bestuur over de toekenning van de gelden, kan geen beroep worden ingesteld, onverlet de mogelijkheid een nieuwe aanvraag in te dienen.

BIJLAGE 2 REGLEMENT DECLARATIE CURSUS- EN VERLETKOSTEN SCHOLING EN WERKGELEGENHEID VAN DE STICHTING SOCIAAL EN WERKGELEGENHEIDSFONDS TIMMERINDUSTRIE

Als bedoeld in artikel 3 lid 2 sub a en b en artikel 12 van de statuten van de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie.

Het bestuur heeft een aantal cursussen beoordeeld en goedgekeurd voor subsidiëring. Voor SSWT-erkende cursussen geldt de navolgende tegemoetkoming:

Cursuskosten: € 71,– per dagdeel; met een maximum van € 142,– per persoon per dag.

De vergoeding voor de cursuskosten bedraagt niet meer dan de werkelijke cursuskosten, exclusief BTW.

Verletkosten: € 18,– per uur; met een maximum van € 135,– per persoon per dag.

Vergoeding scholingsuren tijdens werkdagen tot 17.00 uur.

Totale subsidie: 11/2 x het aantal werknemers x € 220,– per bedrijf, per kalenderjaar, met een maximum van € 1.650,– per persoon per jaar, afhankelijk van het totale beschikbare bedrijfsbudget.

Algemene declaratie voorwaarden cursussen:

  • 1. Bedrijven die de voor hun werknemers (tevens tijdelijke krachten) voorgeschreven bijdragen en premies (ex art 10 lid 1 a hoofdstuk 3 van deze cao) afdragen, kunnen declaraties tot subsidiëring indienen bij de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie. Voor leerlingen die de beroepsopleiding volgen worden geen subsidies verstrekt.

  • 2. De Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie subsidieert per werknemer, in beginsel, de deelname aan één activiteit per jaar.

  • 3. De gekozen cursus moet aansluiten op het kennis- en ervaringsniveau van de cursist en verband houden met diens (eventueel toekomstige) functie.

  • 4. Zowel werkgever als werknemer dienen het declaratieformulier te ondertekenen.

  • 5. De Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie accepteert alleen declaraties die binnen 2 maanden na afronding van de cursus zijn ingezonden, onder overlegging van kopie factuur, betalingsbewijs en een getekende presentielijst. Bij meerjarige opleidingen en schriftelijke cursussen is tevens een diploma of certificaat verplicht.

    Daarnaast moeten de declaratieverzoeken uiterlijk op 31 januari van een volgend kalenderjaar ingezonden zijn. Is dit niet het geval, dan bestaat er geen recht meer op de tegemoetkoming in de cursus- en verletkosten, zoals bedoeld in dit reglement.

  • 6. Voor het verkrijgen van subsidie op niet (op voorhand) SSWT-erkende cursussen, moet het bedrijf vóór aanvang van de cursus een schriftelijk verzoek indienen via het Subsidieaanvraag formulier.

  • 7. Goedkeuring van OR/PVT is noodzakelijk in de volgende gevallen:

    • indien voor een werknemer meerdere cursussen noodzakelijk zijn in enig jaar

    • indien het bedrijf op basis van een meerjarig scholingsplan het budget van het jaar daarop reeds wil inzetten.

  • 8. Declaratie voorwaarden voor:

    • werknemers waarvan de werkgever geen scholingsbeleid voert

    • werknemers die het niet eens kunnen worden met hun werkgever over de persoonlijke ontwikkelingswensen van de werknemer binnen het bedrijf c.q. de Timmerindustrie

    • werknemers die om (dreigende) gezondheidsredenen, zich ook buiten de Timmerindustrie oriënteren.

    Deze werknemers hebben recht op een loopbaanadvies van de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie. Indien dit advies leidt tot concrete scholing dan is subsidiering mogelijk volgens de hierna volgende regeling.

    • a. De werknemer heeft recht op maximaal 20 uur per jaar betaald vrijaf voor het volgen van cursussen t.b.v. functies in de gehele hout- en meubelsector.

    • b. Indien het een SSWT-erkende cursus betreft, vergoedt de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie aan de werknemer hiervan de cursuskosten voor zover deze kosten op grond van de declaratievoorwaarden declarabel zijn. De verletvergoeding wordt conform de subsidieregeling uitbetaald aan de werkgever.

    • c. Indien het een niet SSWT-erkende cursus betreft, dient de werknemer vóór aanvang van de cursus een schriftelijk verzoek in d.m.v. het onder art. 6 genoemde aanvraagformulier.

    • d. Indien de werkgever in een bepaald jaar het verzoek van de werknemer niet honoreert, kan de werknemer 10 scholingsdagen meenemen naar een volgend jaar.

  • 9. De declaratieverzoeken zijn alleen in te dienen door middel van de SSWT-formulieren bij de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie Postbus 24, 1400 AA Bussum of via info@sswt.nl.

BIJLAGE 3 REGLEMENT ALGEMENE SUBSIDIEVOORWAARDEN ERKENNEN VAN VERWORVEN COMPETENTIES (EVC) VAN DE STICHTING SOCIAAL EN WERKGELEGENHEIDSFONDS TIMMERINDUSTRIE

Als bedoeld in artikel 3 lid 2 sub a en b en artikel 12 van de statuten van de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie. De werknemer heeft het recht om zijn eerder verworven competenties door middel van een door de overheid of branche-erkend diploma of certificaat erkend te krijgen.

Hiervoor geldt navolgend reglement:

Algemene subsidievoorwaarden EVC Timmerindustrie

  • 1. Bedrijven die de voor hun werknemers voorgeschreven bijdragen en premies (ex art 10 lid 1a hoofdstuk 3 van de cao Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie) afdragen, kunnen declaraties tot subsidiëring voor die werknemers indienen bij de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie.

  • 2. Voor leerlingen die een beroepsopleiding volgen worden geen subsidies verstrekt.

  • 3. Alleen werknemers die reeds vijf jaar werkervaring hebben kunnen deelnemen.

  • 4. Indien de werknemer voldoet aan de subsidiecriteria, dan wordt de naam van de kandidaat doorgegeven aan een erkende EVC-aanbieder voor het uitvoeren van de EVC procedure. Alléén voor kandidaten die via de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie zijn aangemeld, betaalt de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie na afloop van de EVC-procedure, de volledige kosten exclusief BTW per kandidaat aan de werkgever.

  • 5. Indien na een EVC gestart wordt met een beroepsopleiding, dan wel met bijscholing, dan zijn de reguliere subsidieregelingen van de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie van toepassing.

  • 6. De Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie accepteert alleen EVC-declaratieformulieren, die binnen 2 maanden na afronding van het EVC-project zijn ingediend.

  • 7. De declaratieverzoeken zijn alleen in te dienen door middel van formulieren van de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie bij de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie Postbus 24, 1400 AA Bussum, of via www.sswt.nl.

BIJLAGE 4 SUBSIDIËRINGS- EN FINANCIERINGSREGLEMENT OPLEIDING EN ONTWIKKELING

Als bedoeld in artikel 3 lid 2 sub c en artikel 12 van de statuten van de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie.

  • 1. In aanmerking voor subsidiering dan wel financiering komen:

  • 1.1 De kosten van de beroepsopleidingen in de bedrijfstak Timmerindustrie voortkomende uit:

  • 1.1.1 het verstrekken van vergoedingen aan werknemers ter tegemoetkoming in de door hem te betalen opleidingskosten

  • 1.1.2 het verstrekken van vergoedingen aan werkgevers ter bestrijding van verletkosten gedurende de perioden waarover zijn werknemers worden opgeleid

  • 1.1.3 het bevorderen van propaganda ter optimalisering van de opleidingsdeelname en de opleidingsbereidheid van werknemers en werkgevers.

  • 1.1.4 de werkzaamheden van de instituten voor de vakopleidingen gericht om werkgevers en werknemers te begeleiden bij de deelname; deze te stimuleren en de kwaliteit van de vakopleiding, zowel op het niveau van de individuele onderneming als op het bedrijfstakniveau te garanderen c.q. te verhogen.

  • 1A. In aanmerking voor subsidiering dan wel financiering komen ook de kosten van de beroepsopleidingen buiten de bedrijfstak Timmerindustrie, onder de voorwaarde dat de ontvangende bedrijfstak meefinanciert. Het betreft de kosten voortkomende uit:

  • 1A.1 het verstrekken van vergoedingen aan werknemers ter tegemoetkoming in de door hem te betalen opleidingskosten

  • 1A.2 het verstrekken van vergoedingen aan werkgevers ter bestrijding van verletkosten gedurende de perioden waarover zijn werknemers worden opgeleid

  • 1.2 De kosten van de werkzaamheden van onderzoeken naar:

  • 1.2.1 de verwachte opleidingsbehoefte van werknemers

  • 1.2.2 de invloeden op beroepsopleidingen van nieuwe methoden en technologische ontwikkelingen en het verwerken van, en het communiceren over deze resultaten in de beroepsopleidingen

  • 1.3 De kosten van werkzaamheden van de Vakraad voor de Timmerindustrie en diens commissies voortvloeiend uit diens taken zoals genoemd in hoofdstuk 1, artikel 1 zevende lid van deze cao en van de geldende cao voor de Timmerindustrie, te weten:

  • 1.3.1 het ontwikkelen en implementeren van beleid op het gebied van arbeidsomstandigheden, arbeidsmarkt, en projecten op het gebied van arbeidsvoorwaarden geen betrekking hebbend op cao overleg.

  • 1.3.2 het oordelen over de aan haar voorgelegde geschillen betrekking hebbend op de interpretatie van de cao, of inzake enig handelen of nalaten in strijd met enig artikel van de cao, of inzake een tussen werkgever en werknemer bestaand(e) arbeidsovereenkomst of reglement in de zin van artikel 7:613 BW of betrekking hebbend op enige andere tussen werkgever en werknemer bestaande arbeidsvoorwaarden in de ruimste zin.

    Tevens het oordelen over de geschillen inzake de toepassing van de werkingssfeer van de cao.

  • 1.3.3 het verlenen van dispensaties ten aanzien van door de werknemer en/of de werkgever gewenste afwijkingen van de gestelde cao-bepalingen.

  • 1.4 De kosten van de werkzaamheden van de organisaties van werkgevers en van werknemers, uitgezonderd de eigenlijke kosten van het cao-overleg en de uitwerking daarvan, voortvloeiende uit:

  • 1.4.1 het in bestuurlijke zin deelnemen aan vakopleidingorganen binnen de Timmerindustrie en aan instituten gericht op

    • de ontwikkeling van beroepsonderwijs en de afstemming in opleidingen en examens van het beroepsonderwijs gericht op werknemers

  • 1.4.2 de opleidingen in het kader van de vakbekwaamheid ten behoeve van iedere werknemer

  • 1.4.3 de aan ondernemingen en werknemers in het belang van goede arbeidsverhoudingen te verlenen diensten in het kader van het bevorderen van het goed functioneren van ondernemingsraden als vormen van overleg binnen de ondernemingen.

  • 1.4.4 de algemeen toegankelijke (zakelijke) informatie over de arbeidsvoorwaarden of andere voor de sector relevante voorschriften op arbeidsvoorwaardelijk terrein alsmede de vervaardiging van, uitgifte en verzending van de noodzakelijke hoeveelheid cao-boekjes ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in de branche Timmerindustrie.

  • 1.4.5 het geven van algemene voorlichting over de arbeidsvoorwaarden aan alle werkgevers en werknemers in de bedrijfstak en de hiermee verband houdende kennisbevordering van de betrokken werkgevers en werknemers over sectorrelevante onderwerpen. Kennisbevordering vindt plaats door middel van publicaties, sectorbijeenkomsten, het internet en via de consulenten.

  • 1.4.6 het organiseren en instandhouden van spaarregelingen ten behoeve van werkgevers en werknemers

  • 1.4.7 het verrichten en publiceren van onderzoek met betrekking tot de gevolgen van cao-afspraken voor de werknemers

  • 1.4.8 het volgen van de naleving van de arbeidsvoorwaarden

  • 1.5 De kosten van de werkzaamheden voortvloeiende uit:

  • 1.5.1 de activiteiten gericht op arbeidsvoorwaarden die zijn opgenomen in de met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid afgesloten Arboconvenanten

  • 1.5.2 de activiteiten van de commissie, die de projecten ter verbetering van de arbeidsomstandigheden binnen de Timmerindustrie initieert, begeleidt en uitvoert

  • 1.5.3 de activiteiten gericht op arbeidsvoorwaarden voortkomend uit het convenant Duurzaam Geproduceerd Hout en overige convenanten afgesloten met de Ministeries

  • 1.5.4 de kosten van het ontwikkelen en implementeren van kwaliteitsvoorschriften ter verbetering van de werkprocessen in het kader van de arbeidsomstandigheden en de inzetbaarheid van de werknemers in de bedrijfstak.

  • 1.6 De beheerskosten van de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie in het kader van de uitvoering van de in de statuten, reglementen en cao genoemde activiteiten.

  • 1.7 De kosten van het organiseren en in stand houden van de regeling ten behoeve van de collectieve ongevallenverzekering uitgezonderd de eigenlijke kosten van het cao overleg over deze regeling.

  • 1.8 De kosten van ontwikkelingstrajecten ter bevordering van een duurzame inzetbaarheid van de werknemers binnen de bedrijfstak timmerindustrie inclusief het hiertoe verstrekken van vergoedingen aan werkgevers en werknemers.

  • 2. De aanvragen voor subsidiëring dan wel financiering dienen schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend, en wel:

    • voor éénmalige subsidies/financiering: zo spoedig mogelijk

    • voor periodieke subsidies/financiering: jaarlijks voor de 1ste november voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 3. Bij de aanvragen dient een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden te worden meegezonden. Deze begroting dient te zijn gespecificeerd overeenkomstig voorschriften zoals die zijn geformuleerd in artikel 12 tweede lid van de statuten van de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie.

  • 4. De verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen gelden dient door middel van een verklaring schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend, en wel:

    • voor éénmalige subsidies/financiering: zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 3 maanden, na besteding van deze gelden

    • voor periodieke subsidies/financiering: jaarlijks voor de 1ste april volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking had.

    De verklaring met betrekking tot de besteding van de gelden dient te worden gespecificeerd overeenkomstig de bestedingsdoelen respectievelijk de activiteiten, zoals die zijn geformuleerd in artikel 1 van dit reglement en maakt een integraal onderdeel uit van het in artikel 14 tweede lid, van de statuten van de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie genoemde verslag.

    De verklaring met betrekking tot de besteding van de gelden dient te zijn gecontroleerd door een register accountant of accountants-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid

  • 5. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden begroting c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.

  • 6. Tegen de beslissing van het bestuur over de toekenning van de gelden, kan geen beroep worden ingesteld, onverlet de mogelijkheid een nieuwe aanvraag in te dienen.

BIJLAGE 5 REGLEMENT VERGOEDING WERKNEMERS IN OPLEIDING, WERKGEVERS EN SAMENWERKINGSVERBANDEN

Als bedoeld in artikel 3 lid 2 sub c en artikel 12 van de statuten van de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie.

  • 1. Een werknemer die een opleiding op niveau 1, 2, 3 of 4 via de beroepsbegeleidende leerweg is begonnen, heeft recht op een tegemoetkoming in de opleidingskosten die betrokkene in verband met de opleiding heeft moeten maken, van de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie. Deze bestaat uit een instroompremie en een diplomavergoeding volgens onderstaande staffel. Per aanvang van een nieuw studieniveau ontvangt de werknemer deze instroompremie en bij het behalen van het diploma ontvangt de werknemer de diplomavergoeding.

    Bedragen in euro per studie-niveau voor werknemers
     

    Totaal

    Bij instroom

    Bij behalen diploma

    Niveau 1

    € 120

    € 120

    Niveau 2

    € 320

    € 200

    € 120

    Niveau 3

    € 240

    € 120

    € 120

    Niveau 4

    € 240

    € 120

    € 120

  • 2. Een werkgever die een werknemer een praktijkopleiding geeft via de beroepsbegeleidende leerweg en daartoe naast de arbeidsovereenkomst een praktijkovereenkomst met de onderwijsinstelling heeft afgesloten heeft gedurende maximaal tweemaal 48 weken recht op een vergoeding, vereveningsbijdrage genoemd, volgens de onderstaande staffel:

    Bedragen in euro per leerling per week voor werkgevers

    Leeftijd

    Niveau 1 en 2

    Indiv. werkgever

    Niveau 3 en 4

    Indiv. werkgever

    t/m 19 jaar

    15,00

    45,00

    20 en 21 jaar

    23,00

    55,00

    22 jaar en ouder

    32,00

    60,00

  • 3. Een samenwerkingsverband dat optreedt als werkgever als bedoeld in artikel 1 lid 2 van de cao en die een werknemer een praktijkopleiding geeft via de beroepsbegeleidende leerweg en daartoe naast de arbeidsovereenkomst een praktijkovereenkomst met de onderwijsinstelling heeft afgesloten heeft gedurende maximaal tweemaal 48 weken recht op een vergoeding, vereveningsbijdrage genoemd, volgens de navolgende staffel:

    Bedragen in euro per leerling per week voor samenwerkingsverbanden

    Leeftijd

    Niveau 1 en 2

    Niveau 3 en 4

    t/m 19 jaar

    75,00

    67,50

    20 en 21 jaar

    100,00

    85,00

    22 jaar en ouder

    110,00

    90,00

  • 4. De aanvragen voor de vergoedingen alleen in te dienen door middel van de aanvraagformulieren via het de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie Postbus 24, 1400 AA Bussum, of via www.sswt.nl.

BIJLAGE 6 REGLEMENT VOORZIENING BIJ ONGEVAL

Als bedoeld in artikel 3 lid 2 sub d en artikel 12 van de statuten van de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie.

Artikel 1 - Voorzieningen bij ongeval

  • 1. De werkgever is verplicht voor de werknemers een verzekering af te sluiten, die een uitkering garandeert in geval van blijvend lichamelijk letsel of dood ten gevolge van een ongeval, de werknemer, in of buiten dienstverband, overkomen.

  • 2. De in lid 1 genoemde verzekering dient in te houden een recht van de werknemer op een uitkering:

    € 50.000,– in geval van overlijden;

    € 50.000,– in geval van algehele blijvende invaliditeit;

    € 60.000,– in geval van algehele blijvende invaliditeit als gevolg van een bedrijfsongeval.

    Eén en ander volgens de algemene en bijzondere voorwaarden als opgenomen in de bijlage 7.

  • 3. De werkgever dient ter voldoening aan de in lid 1 genoemde verplichting deel te nemen aan de door of namens de werkgeversorganisatie afgesloten collectieve verzekering.

  • 4.

    • a. Van de in lid 3 opgelegde verplichting kan een werkgever dispensatie verkrijgen wanneer door hem wordt aangetoond, dat voor de werknemers een verzekering is afgesloten waarvan de verzekerde bedragen en algemene en bijzondere voorwaarden tenminste gelijk zijn aan de in lid 3 genoemde verzekering.

      De bevoegdheid tot het verlenen van deze dispensatie berust bij de Vakraad (artikel 6 van de cao).

    • b. De werknemers hebben in het geval een bedrijf dispensatie heeft overeenkomstig lid 4a een aanspraak op hun werkgever.

  • 5.

    • a. De werkgever is voor iedere dag waarvoor hij ingevolge het bepaalde in artikel 10 sub a van deze cao voor de tijd waarop de werknemer in zijn dienst betaalde arbeid heeft verricht, danwel doorbetaling van loon heeft genoten, jegens hem gehouden tot het betalen van een bijdrage ter voldoening van premies en kosten voor de in lid 3 genoemde verzekering aan de Stichting Fondsen Administratie danwel aan APG. Deze bijdrage is vastgesteld op € 0,00 per dag als hiervoor bedoeld en is onderdeel van de premie Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie.

    • b. Voor de werkgever die de in lid 4 genoemde dispensatie verkregen heeft, vervalt per toekenningdatum de verplichting tot betaling van de bijdrage van € 0,00 conform lid 5a.

Artikel 2 - Schade-meldingen en inlichtingen

Voor schade-meldingen dient u direct contact op te nemen met:

AON

Health & Benefits

Postbus 3234

4800 DE Breda

Telefoon: 030 - 694 29 28

Email: info.meeus@aon.nl

Vermelden polisnummer DLS5030993

Voor contact en overige vragen; de heer Jean-Paul de Groot tel. 030 - 694 29 28 of de afdeling Health & Benefits Amsterdam; jean-paul.de.groot@aon.nl of info.meeus@aon.nl

Een overlijden moet uiterlijk 36 uur voor de begrafenis of crematie zijn gemeld.

BIJLAGE 7 ALGEMENE EN BIJZONDERE POLISVOORWAARDEN COLLECTIEVE ONGEVALLENVERZEKERING

Artikel 1 - Begripsomschrijving

  • 1. Definities

    In deze verzekeringsvoorwaarden wordt verstaan onder:

    1. de verzekeringnemer:

    de (rechts-) persoon die bij de maatschappij de verzekering als omschreven op het polisblad heeft gesloten.

    2. de verzekerde:

    de werknemer die valt onder deze cao mits deze als zodanig is geregistreerd, bij wiens overlijden ten gevolge van een ongeval of bij wiensblijvende functionele invaliditeit ten gevolge van een ongeval een uitkering wordt verstrekt.

    3. de begunstigde:

    de (rechts-) persoon aan wie de uitkering wordt verstrekt. Indien op de polisvoorzijde sprake is van een uitkering aan de echtgenoot, de kinderen of de erfgenamen wordt hieronder verstaan, respectievelijk:

    • de echtgenoot ten tijde van het ongeval;

    • de wettige, gewettigde en geadopteerde kinderen alsmede de wettige, gewettigde en geadopteerde afstammelingen van vooroverleden kinderen bij plaatsvervulling; de onderlinge verdeling geschiedt bij staken conform wettelijke bepalingen;

    • degenen die krachtens erfstelling of de wet deelgerechtigd zijn in de nalatenschap, daaronder begrepen hun erfgenamen en rechtsverkrijgenden onder algemene titel; de onderlinge verdeling geschiedt in de verhouding waarin zij in de nalatenschap zijn gerechtigd.

    4. de nabestaande:

    degene die na het overlijden van verzekerde gerechtigd is toestemming te verlenen voor medische onderzoek op het stoffelijk overschot van verzekerde.

    5. ongeval:

    onder ongeval wordt verstaan een gebeurtenis waaruit een medisch vast te stellen lichamelijk letsel ontstaat als rechtstreeks en uitsluitend gevolg van een onverwachts van buiten inwerkend uitwendig geweld op het lichaam van verzekerde.

    Onder ongeval wordt tevens verstaan:

    • Acute vergiftiging:

      acute vergiftiging ten gevolge van het plotseling en ongewild binnenkrijgen van gassen, dampen, vloeibare of vaste stoffen, anders dan vergiftiging door gebruik van genees-, genot- of narcosemiddelen;

    • Besmetting:

      besmetting door ziektekiemen of een allergische reactie, indien deze besmetting of reactie een rechtstreeks gevolg is van een onvrijwillige val in het water of in enige andere stof, dan wel het gevolg is van het zich daarin begeven bij een poging tot redding van mens, dier of goederen;

    • Binnenkrijgen van stoffen:

      het ongewild en plotseling binnenkrijgen van stoffen of voorwerpen in het spijsverteringskanaal, de luchtwegen, de ogen of de gehoororganen, waardoor inwendig letsel ontstaat, met uitzondering van het binnendringen van ziektekiemen;

    • Spierletsels:

      ontwrichting of scheuring van spier- en bandweefsel, mits deze letsels plotseling zijn ontstaan en hun aard en plaats geneeskundig worden vastgesteld;

    • Verstikking:

      verstikking, verdrinking, bevriezing, zonnesteek, hitteberoerte;

    • Uitputting:

      uitputting, verhongering, verdorsting en zonnebrand als gevolg van onvoorziene omstandigheden;

    • Ziektekiemen:

      wondinfectie of bloedvergiftiging door het binnendringen van ziektekiemen in een door een gedekt ongeval ontstaan letsel;

    • Complicaties:

      complicaties of verergering van het ongevalsletsel als rechtstreeks gevolg van eerste hulpverlening of van de door het ongeval noodzakelijk geworden geneeskundige behandeling.

    • Cervicaal acceleratie trauma (Whiplash):

      lichamelijk functionele beperkingen als gevolg van een cervicaal acceleratie trauma, met in achtneming van artikel 4 punt 10.

    6. blijvende functionele invaliditeit:

    objectiveerbaar blijvend geheel of gedeeltelijk verlies of blijvend geheel of gedeeltelijk functieverlies van enig direct door lichamelijk letsel getroffen deel of orgaan van het lichaam van de verzekerde.

    7. letsel:

    direct door een ongeval veroorzaakte anatomische beschadiging.

  • 2. Afkortingen

    De maatschappij: Delta Lloyd Schadeverzekering NV te Amsterdam, of diens gevolmachtigd agent.

Artikel 2 - Omschrijving van de dekking

  • 1. Strekking van de verzekering

    Deze verzekering heeft ten doel uitkering te verlenen indien verzekerde overlijdt ten gevolge van bij een ongeval opgelopen lichamelijk letsel of indien verzekerde hierdoor blijvend functioneel invalide wordt.

  • 2. Grondslag van de verzekering

    De door de verzekeringnemer en de verzekerde aan de maatschappij verstrekte opgaven en gedane verklaringen, onder meer in het aanvraagformulier, gezondheidsverklaring(en) en keuringsrapport(en), vormen de grondslag van de verzekeringsovereenkomst en worden geacht daarmee één geheel uit te maken. In geval voornoemde opgaven en verklaringen in enig opzicht verkeerd of onwaarachtig blijken te zijn, alsmede in geval van verzwijging van aan de verzekerde bekende omstandigheden als bedoeld in de terzake wettelijke bepalingen, heeft de maatschappij het recht zich op vernietigbaarheid van de overeenkomst te beroepen.

  • 3. Ongeval als gevolg van ziekte

    Onder de dekking zijn tevens begrepen ongevallen ontstaan als gevolg van een ziekelijke toestand van verzekerde of ongevallen ontstaan als gevolg van lichamelijke of geestelijke afwijkingen van verzekerde. Ten aanzien van ongevallen ontstaan als gevolg van geestelijke afwijkingen van verzekerde blijft het bepaalde in artikel 3 punt 1 onverkort van kracht.

  • 4. Tijdsduur en dekkingsgebied

    De verzekering is van kracht gedurende 24 uur per etmaal over de gehele wereld.

  • 5. Overlijden (Rubriek A)

    • 1. In geval van overlijden van de verzekerde wordt het voor overlijden verzekerde bedrag uitgekeerd.

    • 2. Indien de verzekerde overlijdt ten gevolge van het bij een ongeval opgelopen lichamelijk letsel, terwijl er door de maatschappij in verband met ditzelfde ongeval reeds een uitkering wegens blijvende functionele invaliditeit is verstrekt, zal:

      • het uitgekeerde bedrag in mindering worden gebracht op de te verlenen uitkering voor overlijden;

      • geen terugvordering plaatsvinden als de reeds verleende uitkering hoger is dan de uitkering voor overlijden.

    • 3. Indien de verzekerde als rechtstreeks en uitsluitend gevolg van een bij een ongeval opgelopen lichamelijke letsel overlijdt tijdens zijn verblijf buiten Nederland, vergoedt de maatschappij boven het voor overlijden verzekerde bedrag een bijdrage in de gemaakte kosten van repatriëring van het stoffelijk overschot van ten hoogste € 10.000,–. Deze vergoeding wordt uitsluitend verleend ingeval de gemaakte kosten van repatriëring niet krachtens enige andere verzekering of voorziening worden vergoed.

  • 6. Blijvende functionele invaliditeit (Rubriek B)

    • In geval van blijvende functionele invaliditeit van de verzekerde wordt de uitkering vastgesteld op een percentage van het voor blijvende functionele invaliditeit verzekerde bedrag.

    • Indien de verzekerde vóór de vaststelling van de blijvende functionele invaliditeit overlijdt anders dan ten gevolge van het ongeval dat de invaliditeit veroorzaakte, dan blijft het recht op uitkering voor blijvende functionele invaliditeit bestaan. De hoogte van deze uitkering wordt door de maatschappij bepaald aan de hand van de op grond van medische rapporten verwachte graad van blijvende functionele invaliditeit, waarvan sprake zou zijn geweest in geval de verzekerde niet zou zijn overleden.

Artikel 3 - Uitsluitingen

De maatschappij is niet tot enige uitkering verplicht terzake van:

  • 1. Opzet

    Ongevallen ontstaan door opzet of met goedvinden van de verzekerde of een andere bij de uitkering belanghebbende;

  • 2. Misdrijf

    Ongevallen in verband met het door de verzekerde plegen van of deelnemen aan een misdrijf of poging daartoe;

  • 3. Waagstuk

    Ongevallen ten gevolge van een waagstuk waarbij de verzekerde zijn leven of lichaam roekeloos in gevaar heeft gebracht, tenzij dit waagstuk redelijkerwijs noodzakelijk was ter juiste vervulling van zijn beroep, bij rechtmatige zelfverdediging of bij pogingen zichzelf, anderen, dieren of goederen te redden;

  • 4. Allergische reacties

    Allergische reacties anders dan door een gebeurtenis genoemd in artikel 1 punt 1 onder ‘besmetting’;

  • 5. Psychische aandoeningen

    psychische aandoeningen van welke oorzaak ook en/of daaruit voortvloeiende gevolgen, tenzij deze medisch aantoonbaar het rechtstreekse gevolg zijn van een door het ongeval veroorzaakte blijvende hersenweefselbeschadiging;

  • 6. Pijn

    Pijn en/of de daaruit voortvloeiende gevolgen.

  • 7. Alcoholmisbruik

    Ongevallen mogelijk geworden door het onder invloed zijn van alcoholhoudende dranken, tenzij wordt aangetoond dat de verzekerde ten tijde van het ongeval minder dan 0,8‰ alcohol in zijn bloed had, dan wel het adem-alcoholgehalte minder dan 350 microgram was;

  • 8. Bedwelmende middelen

    Ongevallen waarvan het ontstaan op enigerlei wijze in relatie staat tot het gebruik van of de verslaving aan bedwelmende, opwekkende of soortgelijke middelen, tenzij het gebruik overeenkomstig het voorschrift van een arts geschiedt en de verzekerde zich aan de gebruiksaanwijzingen heeft gehouden;

  • 9. Ingewandsbreuk, zenuw-, spier- en peesaandoening

    Ingewandsbreuk, spit (lumbago), uitstulping van een tussenwervelschijf (hernia nuclei pulposi), peesschede-ontsteking (tendovaginitis crepitans), spierverrekkingen, zweepslag (coup de fouet), ontsteking rondom een schoudergewricht (periartritis humeroscapularis), tennisarm (epicondylitis lateralis) of golfersarm (epicondylitis medialis);

  • 10. Gevolgen van medische behandeling

    De gevolgen van door verzekerde ondergane medische behandeling, zonder dat er enig verband bestaat met een onder de polis gedekt ongeval, die deze behandeling noodzakelijk maakte;

  • 11. Vliegrisico

    Het vliegrisico van verzekerde is onder de verzekering gedekt mits verzekerde als rechtmatig passagier in een voor passagiersvervoer ingericht motorvliegtuig verblijf houdt, terwijl dit als zodanig wordt gebruikt door een daartoe geconcessioneerde luchtvaartonderneming dan wel door een onderneming ten behoeve van het eigen bedrijf, maar dit laatste uitsluitend binnen Europa, de Verenigde Staten van Amerika en Canada, en mits bestuurd door een beroepspiloot.

  • 12. Molest

    Ongevallen ontstaan, bevorderd of verergerd door – hetzij direct, hetzij indirect – gewapend conflict, burgeroorlog, opstand, binnenlandse onlusten, oproer of muiterij; voor de betekenis van deze begrippen gelden de begripsomschrijvingen, die door het Verbond van Verzekeraars in Nederland op 2 november 1981 ter Griffie van de Arrondissementsrechtbank te ’s-Gravenhage zijn gedeponeerd onder nummer 136/1981;

  • 13. Atoomkernreactie

    • 1. de verzekering geeft geen dekking indien de schade is veroorzaakt door, opgetreden bij of voortgevloeid uit atoomkernreacties, onverschillig hoe deze zijn ontstaan.

    • 2. de uitsluiting onder lid 1 geldt niet met betrekking tot schade veroorzaakt door radioactieve nucliden, die zich buiten een kerninstallatie bevinden en gebruikt worden of bestemd zijn om gebruikt te worden voor industriële, commerciële, landbouwkundige, medische, wetenschappelijke, onderwijskundige, of (niet-militaire) beveiligingsdoeleinden, mits er door een enige overheid afgegeven vergunning (voor zover vereist) van kracht is voor vervaardiging, gebruik, opslag en het zich ontdoen van radioactieve stoffen. Onder ‘kerninstallaties’ wordt verstaan een kerninstallatie in de zin van de Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen (Staatsblad 1979-225), alsmede een kerninstallatie aan boord van een schip.

  • 14. Gezichtsvermogen

    Netvliesloslating, voor zover de verzekerde brillenglazen dan wel contactlenzen gebruikt waarvan de sterkte hoger is dan min 6d.

Artikel 4 - Schade

  • 1. Schade-aanmelding bij overlijden

    In geval van overlijden is de verzekeringnemer of de begunstigde verplicht de maatschappij hiervan tenminste 36 uur vóór de begrafenis of de crematie in kennis te stellen.

  • 2. Schade-aanmelding bij invaliditeit

    In geval van blijvende functionele invaliditeit is de verzekeringnemer of de begunstigde verplicht de maatschappij zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 3 maanden, kennis te geven van een ongeval, waaruit een recht op uitkering wegens blijvende functionele invaliditeit zou kunnen ontstaan. Wordt de aanmelding later gedaan, doch voordat 5 jaar na de ongevalsdatum is verstreken, dan kan niettemin een recht op uitkering ontstaan, mits ten genoegen van de maatschappij wordt aangetoond, dat:

    • de blijvende functionele invaliditeit het uitsluitend gevolg is van een ongeval;

    • de gevolgen van het ongeval niet door ziekte, gebrekkigheid of een abnormale lichaams- of geestesgesteldheid zijn vergroot;

    • de verzekerde in alle opzichten de voorschriften van de behandelend arts heeft opgevolgd.

    Vindt de melding plaats in de termijn tussen 3 maanden en 5 jaar na het ongeval, zal het voordeel van de twijfel niet meer aan verzekerde/verzekeringnemer worden gegeven.

  • 3. Sectie

    De maatschappij kan in geval van overlijden eisen, dat door middel van een medisch onderzoek (sectie) het ontstaan van het ongeval en/of de doodsoorzaak nader worden onderzocht. Ieder recht op uitkering vervalt, indien de maatschappij niet in staat is een dergelijk onderzoek te laten verrichten omdat de verzekeringnemer medewerking weigert bij het verkrijgen van toestemming van de nabestaande(n) dan wel omdat een betrokken nabestaande(n) weigert toestemming te verlenen.

  • 4. Verplichtingen verzekerde

    De verzekerde is verplicht:

    • zich direct onder geneeskundige behandeling te stellen en daaronder te blijven, indien dit redelijkerwijs is geboden;

    • zich herstelbevorderend te gedragen door tenminste de voorschriften van de behandelend arts op te volgen;

    • zich desgevraagd op kosten van de maatschappij te laten onderzoeken door een door de maatschappij aan te wijzen arts of zich voor onderzoek te laten opnemen in een door de maatschappij aan te wijzen ziekenhuis of andere medische inrichting;

    • alle door de maatschappij nodig geoordeelde gegevens te verstrekken of te doen verstrekken aan de maatschappij of aan de door de maatschappij aangewezen deskundigen en geen feiten of omstandigheden te verzwijgen, die voor de vaststelling van de mate van blijvende functionele invaliditeit van belang kunnen zijn;

    • tijdig de maatschappij in kennis te stellen bij vertrek naar het buitenland.

  • 5. Verplichtingen verzekeringnemer

    De verzekeringnemer is verplicht zijn volle medewerking te verlenen aan het nakomen van de in dit artikel onder onder punt 4 genoemde verplichtingen door verzekerde. Voor zover de verzekerde personen niet met name worden genoemd op het polisblad of in de bijzondere voorwaarden of bijlagen, kan de maatschappij van verzekeringnemer verlangen aan te tonen, dat een persoon voor wie uitkering wordt verlangd, ten tijde van het ongeval deel uitmaakte van de groep verzekerden zoals omschreven op het polisblad. De maatschappij heeft het recht, de door de verzekeringnemer verstrekte gegevens te verifiëren in de administratie van verzekeringnemer. Delta Lloyd kan vorderen dat de onderneming welke onder de werkingssfeer van de cao voor de Timmerindustrie inzake voorziening bij ongeval valt ten genoegen van Delta Lloyd aantoont dat de persoon, voor wie de uitkering wordt verlangd, op het tijdstip van het ongeval in dienst was van de onderneming en als zodanig in de loonadministratie voorkwam. Delta Lloyd heeft ook recht van inzage in de administratie ter verificatie van de door verzekeringnemer verstrekte gegevens. De basispremie kan op de premie vervaldatum van elk verzekeringsjaar worden herzien:

    • wanneer het aantal verzekerden belangrijk vermindert

    • wanneer er sprake is van een wijziging in de aard van de onderneming respectievelijk van de werkzaamheden van de verzekerden.

  • 6. Verlies van recht op schadevergoeding

    Elk recht op schadevergoeding vervalt:

    • als enige uit deze verzekeringsovereenkomst voortvloeiende verplichting niet is nagekomen en daardoor de belangen van de maatschappij zijn geschaad;

    • als niet binnen 6 maanden, nadat schadevergoeding door de maatschappij is geweigerd, een rechtsvordering is ingesteld;

    • na verloop van 5 jaar sinds de schade heeft plaatsgevonden;

    • in geval verzekeringnemer weigert de maatschappij medewerking te verlenen bij het verkrijgen van toestemming van de nabestaande(n) van verzekerde voor een medisch onderzoek zoals aangegeven in dit artikel onder punt 3.

    • in geval van een weigering van de nabestaanden om de maatschappij in staat te stellen een medisch onderzoek te laten verrichten, zoals aangegeven in dit artikel onder punt 3.

    • in geval de verzekeringnemer, verzekerde of een belanghebbende een verkeerde voorstelling van zaken heeft verstrekt aan de maatschappij of aan door de maatschappij aangewezen deskundigen of een onware opgave aan de maatschappij of aan deze deskundigen heeft gedaan.

  • 7. Wijze van vaststelling mate van blijvende functionele invaliditeit.

    De mate van blijvende functionele invaliditeit zal uitsluitend worden vastgesteld door middel van een in Nederland te verrichten medisch onderzoek. De bepaling van het percentage (functie)verlies bij letsel aan één of meerdere van de in dit artikel onder punt 10 genoemde lichaamsdelen of organen geschiedt volgens maatstaven, vastgelegd in de laatste uitgave van de ‘Guides to the Evaluation of Permanent Impairment’ van de American Medical Association (A.M.A.), en/of aangevuld met de richtlijnen van de Nederlandse specialistenverenigingen. Bij vaststelling van dit invaliditeitspercentage wordt geen rekening gehouden met het beroep van verzekerde. Bij letsel aan de niet in dit artikel onder punt 10 genoemde lichaamsdelen of organen geschiedt de wijze van vaststelling van de blijvende functionele invaliditeit overeenkomstig het bepaalde in dit artikel onder punt 11.

  • 8. Invloed kunst- en hulpmiddelen

    De mate van blijvende functionele invaliditeit zal worden vastgesteld op basis van het (functie)verlies zonder rekening te houden met na het ongeval uitwendig geplaatste kunst- of hulpmiddelen. Indien inwendig kunst- of hulpmiddelen zijn geplaatst, wordt met het daardoor verkregen geringere (functie)verlies wel rekening gehouden. Overigens is het bepaalde in dit artikel onder de punten 14,15,16 en 17 onverkort van toepassing.

  • 9. Vaststellingstermijn

    • De mate van blijvende functionele invaliditeit wordt bij een onveranderlijke toestand vastgesteld.

    • Indien binnen 5 jaar geen onveranderlijke eindtoestand is bereikt, zal de blijvende functionele invaliditeit door middel van verdiscontering van goede en kwade kansen, met inachtneming van het bepaalde in dit artikel onder punt 7 worden vastgesteld, tenzij met verzekerde anders overeengekomen.

  • 10. Vaststelling uitkeringspercentage volgens blijvende functionele invaliditeitsschaal.

    Aan de hand van het door de medicus bepaalde percentage (functie)verlies wordt een uitkeringspercentage van het voor blijvende functionele invaliditeit verzekerde bedrag vastgesteld als volgt:

    Uitkeringspercentage %

    Bij volledig (functie)verlies van

    100

    het gezichtsvermogen van beide ogen;

    60

    het gezichtsvermogen van één oog;

    70

    het gezichtsvermogen van één oog indien de maatschappij reeds uitkering krachtens deze verzekering heeft verleend wegens het verlies van het gezichtsvermogen van het andere oog;

    65

    het gehoor van beide oren;

    30

    het gehoor van één oor;

    75

    een arm;

    75

    een hand

    65

    alle vingers aan eenzelfde hand;

    25

    een duim;

    20

    een wijsvinger;

    12

    een middelvinger;

    12

    een ringvinger;

    10

    een pink;

    70

    een been;

    70

    een voet;

    10

    een grote teen;

    5

    een andere teen;

    5

    de milt;

    5

    een nier;

    25

    een long;

    5

    de smaak en/of reuk;

    50

    het spraakvermogen;

    20

    alle gebitselementen zonder prothetische mogelijkheid, uitgesloten melkgebit en prothesen;

    5

    alle gebitselementen met prothetische mogelijkheid, uitgesloten melkgebit en prothesen;

    5

    de cervicale wervelkolom als gevolg van ‘Whiplash syndroom’, (zie ook artikel 1 punt 5 onder ‘cervicaal acceleratie trauma’)

  • 10. Wanneer er sprake is van gedeeltelijk (functie)verlies van één of meer van de hiervoor genoemde lichaamsdelen of organen, wordt een evenredig deel uitgekeerd, een en ander met inachtneming van het bepaalde in dit artikel onder punt 7.

  • 11. Vaststelling uitkeringspercentage overige gevallen

    Bij verlies of functieverlies van niet onder punt 10 van dit artikel genoemde lichaamsdelen of organen wordt de mate van blijvende functionele invaliditeit vastgesteld aan de hand van rapporten van medische- en (eventueel) andere deskundigen, waarbij de blijvende functionele invaliditeit wordt bepaald:

    • volgens de maatstaven, vastgelegd in de laatste uitgave van de ‘Guides to the Evaluation of Permanent Impairment’ van de ‘American Medical Association’ (A.M.A.), en/of aangevuld met de richtlijnen van de Nederlandse specialistenverenigingen;

    • op basis van werkzaamheden, die voor de krachten en bekwaamheden van verzekerde zijn berekend en die met het oog op zijn opleiding en vroegere werkzaamheden in redelijkheid van hem verwacht kunnen worden.

    Indien volgens beide criteria de mate van blijvende functionele invaliditeit is bepaald zal de maatschappij de hoogste van de twee bepaalde percentages blijvende functionele invaliditeit aanbieden.

  • 12. Uitkeringen tot maximaal het verzekerd bedrag

    Ter zake van één of meer ongevallen, tijdens de duur van deze verzekering de verzekerde overkomen, zal de som van alle uitkeringen het voor blijvende functionele invaliditeit verzekerd bedrag niet te boven gaan. Indien meer verzekerden door eenzelfde ongevalsgebeurtenis worden getroffen, zal uit hoofde van deze polis in totaal maximaal € 2.268.901,00 worden uitgekeerd. Indien de berekening van de uitkering op basis van het voor de getroffenen verzekerde bedrag zou leiden tot overschrijding van het maximum bedrag per gebeurtenis, worden voor de berekening van de uitkering de persoon verzekerde bedragen evenredig gereduceerd.

  • 13. Rentevergoeding

    Indien 6 maanden nadat het ongeval heeft plaatsgevonden de mate van blijvende functionele invaliditeit nog niet is vastgesteld, vergoedt de maatschappij over het uit te keren bedrag de wettelijke rente vanaf de 6e maand na het ongeval. De rente zal gelijktijdig met de uitkering worden voldaan.

  • 14. Invloed van niet- ongevalsgevolgen.

    Mochten de gevolgen van het ongeval vergroot zijn door ziekte, gebrekkigheid of een afwijkende lichaams- of geestesgesteldheid van de verzekerde, dan wordt voor de vaststelling van de uitkeringen uitgegaan van de gevolgen, die het ongeval gehad zou hebben, indien de verzekerde geheel valide en gezond zou zijn geweest.

  • 15. Vroeger ongeval

    De beperking genoemd in dit artikel onder punt 14 is niet van toepassing, indien de bestaande ziekte, gebrekkigheid of afwijkende lichaams- of geestesgesteldheid van de verzekerde het gevolg is van een vroeger ongeval, waarvoor de maatschappij reeds krachtens deze verzekering een uitkering heeft verstrekt of nog zal moeten verstrekken.

  • 16. Verergering ziektetoestand

    Voor zover een bestaande ziekelijke toestand door een ongeval is verergerd, wordt hiervoor door de maatschappij geen uitkering verleend.

  • 17. Bestaand functieverlies

    Indien reeds voor een ongeval een (functie)verlies van het betrokken lichaamsdeel of orgaan bestond, wordt de uitkering voor blijvende functionele invaliditeit naar evenredigheid verlaagd.

Artikel 5 - Begunstiging

  • 1. Bij overlijden

    Ingeval van overlijden is de begunstigde de erven van de verzekerde. In alle overige gevallen is de begunstigde de verzekerde.

  • 2. Bij blijvende functionele invaliditeit

    In geval van blijvende functionele invaliditeit, tenzij op de polisvoorzijde anders is bepaald, geschiedt de uitkering aan de verzekeringnemer ook in geval van een uitkering bij blijvende functionele invaliditeit betaalbaar na het overlijden van de verzekerde zoals aangegeven in artikel 2 onder punt 6 sub 2.

  • 3. Staat der Nederlanden

    De Staat der Nederlanden kan nimmer als begunstigde optreden.

Artikel 6 - Premie

  • 1. Premie betaling

    De verzekeringnemer dient de premie (waaronder te verstaan de eventuele voorschot- en/of naverrekeningspremie) en de kosten te betalen binnen 30 dagen nadat zij verschuldigd worden.

    De verzekering is niet van kracht voor ongevallen die plaatsvinden nadat:

    • de verzekeringnemer weigert de premie en de kosten te voldoen;

    • de hierboven vermelde termijn van 30 dagen is verstreken zonder dat de premie en de kosten zijn betaald.

    Ingebrekestelling door de maatschappij is daarbij niet nodig. De verzekeringnemer blijft verplicht de premie en de kosten te voldoen.

    De verzekering wordt weer van kracht voor ongevallen die plaatsvinden na de dag, waarop de premie en de kosten door de maatschappij zijn ontvangen.

  • 2. Premie restitutie

    Bij het eindigen van de verzekering heeft de verzekeringnemer recht op terugbetaling van premie over het tijdvak waarvoor de verzekering niet meer van kracht is, onder aftrek van de dan geldende administratiekosten.

  • 3. Premie berekening

    De op het polisblad genoemde premie is een voorlopige premie. Aan het begin van ieder verzekeringsjaar zal de premie voor dat jaar worden berekend op basis van door de verzekeringnemer aan te leveren gegevens. Tevens zal aan de hand daarvan de definitieve premie over het voorafgaande verzekeringsjaar worden vastgesteld. De verzekeringnemer verplicht zich binnen een maand na afloop van ieder verzekeringsjaar de voor de premie berekening benodigde gegevens te verstrekken. Bij in gebreke blijven van deze verplichting heeft de maatschappij het recht bij een ongeval te verlangen dat de verzekeringnemer aantoont dat de verzekerde reeds in dienst van de verzekeringnemer was aan het einde van het tijdvak waarop de laatste door de verzekeringnemer ten behoeve van premie berekening verrichte opgave betrekking heeft.

Artikel 7 - Herziening van premie en/of voorwaarden

De maatschappij heeft het recht de premie en/of voorwaarden voor verzekeringen van dezelfde soort als deze verzekering te herzien en deze verzekering tussentijds aan de nieuwe premie en/of voorwaarden aan te passen.

De maatschappij zal verzekeringnemer van tevoren schriftelijk in kennis stellen van de aanpassing. Tot 30 dagen na de aanpassingsdatum heeft verzekeringnemer het recht de aanpassing schriftelijk te weigeren, indien deze leidt tot hogere premie of voorwaarden die voor hem nadeliger zijn. Indien verzekeringnemer van dit recht gebruik maakt eindigt de verzekering met onmiddellijke ingang. Als de verzekering bestaat uit verschillende in de polis vermelde en in de premie-opstelling gespecificeerde onderdelen, dan geldt deze herzieningsclausule per onderdeel en is beëindiging alleen mogelijk voor de onderdelen waarop de aanpassing betrekking heeft.

Artikel 8 - Wijziging van het risico

Indien de verzekeringnemer dusdanige bedrijfsactiviteiten gaat ontplooien dat hierdoor een duidelijk verhoogd ongevallenrisico ontstaat ten opzichte van het ongevallenrisico dat bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst aanwezig was, dient verzekeringnemer deze wijziging binnen 30 dagen aan de maatschappij te melden. Indien de wijziging naar het oordeel van de maatschappij geen risicoverzwaring tot gevolg heeft, blijft deze verzekering ongewijzigd van kracht, eventueel tegen verlaagde premie vanaf de datum waarop de maatschappij van de wijziging kennis kreeg.

In geval van een voor de maatschappij aanvaardbare risicoverzwaring wordt de premie aan het nieuwe risico aangepast, waarbij ook andere voorwaarden kunnen worden gesteld. De verzekeringnemer heeft het recht binnen 30 dagen tegen die aanpassing bezwaar aan te tekenen, in welk geval deze verzekering wordt beëindigd aan het einde van deze genoemde termijn.

Mocht de risicowijziging voor de maatschappij niet aanvaardbaar zijn, dan heeft de maatschappij het recht deze verzekering te beëindigen met inachtneming van een opzeggingstermijn van tenminste 14 dagen.

Zolang een risicowijziging die zou leiden tot premie verhoging niet is gemeld, vindt voor beroepsongevallen uitkering plaats in verhouding van de oude tot de nieuw verschuldigde premie. Indien de risicoverzwaring voor de maatschappij niet aanvaardbaar is, bestaat slechts recht op uitkering voor ongevallen die niet tijdens beroepsuitoefening zijn ontstaan.

Artikel 9 - Looptijd van de verzekering

  • 1. Duur en beëindiging

    De verzekering is aangegaan voor de contractsduur die in de polis is aangegeven.

    De contractsduur wordt daarna telkens stilzwijgend verlengd voor de in de polis aangegeven termijn, tenzij de verzekering overeenkomstig het hieronder bepaalde is beëindigd door de maatschappij of verzekeringnemer.

    Opzegging van de verzekering door de maatschappij of door de verzekeringnemer tegen het einde van de contractsduur waarvoor de verzekering is aangegaan of verlengd, dient schriftelijk te geschieden met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste 3 maanden.

    De dekking voor een verzekerde krachtens deze verzekering eindigt automatisch:

    • 1. op de laatste dag van het verzekeringsjaar waarin de verzekerde 70 jaar is geworden;

    • 2. door het overlijden van de verzekerde.

  • 2. Tussentijdse beëindiging door verzekeringnemer

    De verzekering of een onderdeel daarvan kan door verzekeringnemer tussentijds schriftelijk worden opgezegd indien deze, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 niet akkoord gaat met een aanpassing van premie en/of voorwaarden.

  • 3. Tussentijdse beëindiging door de maatschappij

    De verzekering of een onderdeel daarvan kan door de maatschappij tussentijds schriftelijk worden opgezegd:

    • indien de verzekeringnemer langer dan 3 maanden in gebreke is gebleven de premie en kosten te betalen;

    • indien door of namens de verzekeringnemer, de verzekerde of belanghebbende(n) met opzet een onjuiste voorstelling van zaken met betrekking tot het verzekerde risico is gegeven.

    De verzekering eindigt in deze gevallen op de in de opzeggingsbrief genoemde datum. De maatschappij zal in deze gevallen een opzeggingstermijn van tenminste 14 dagen in acht nemen.

Artikel 10 - Algemene informatie

  • 1. Adres

    Kennisgevingen van de maatschappij aan de verzekeringnemer kunnen worden gedaan aan zijn laatste bij de maatschappij bekende adres, of aan het adres van de tussenpersoon via wiens bemiddeling deze verzekering loopt.

  • 2. Persoonsgegevens

    De bij de aanvraag van een verzekering verstrekte persoonsgegevens en de eventueel nader over te leggen persoonsgegevens kunnen worden opgenomen in de door de maatschappij (of, als de verzekering loopt via een gevolmachtigd agent: de gevolmachtigd agent) gevoerde persoonsregistratie. Op deze registratie is een privacy-reglement van toepassing.

    Aanmelding van de door de maatschappij gevoerde registratie bij de Registratiekamer is gedaan op 29 juni1990. Een afschrift van het formulier van aanmelding ligt voor een ieder ter inzage bij de maatschappij.

  • 3. Toepasselijk recht en klachteninstanties

    Op deze verzekering is Nederlands recht van toepassing.

    Voor klachten naar aanleiding van de verzekeringsovereenkomst kan men zich, behalve tot de directie van Delta Lloyd Schadeverzekering NV, Postbus 1000

    1000 BA Amsterdam, wenden tot:

    • het Klachteninstituut Verzekeringen, Postbus 93560, 2509 AN Den Haag.

BIJLAGE 8 REGLEMENT AANVULLINGEN OP WERKNEMERSVERZEKERINGEN IN DE BEDRIJFSTAK TIMMERINDUSTRIE

Als bedoeld in artikel 3 lid 2 sub e en artikel 12 van de statuten van de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie

Artikel 1 - Aanvulling pensioenpremie bij werkloosheid door ontslag

  • 1. De werknemer die direct aansluitend op zijn dienstbetrekking met zijn werkgever recht heeft op een uitkering als bedoeld in de Werkloosheidswet (hierna: WW) heeft gedurende maximaal 6 maanden na aanvang van die uitkering recht op betaling van een bedrag aan de pensioenuitvoerder ten behoeve van voortzetting van de ouderdomspensioenopbouw (hierna: aanvulling pensioenpremie).

  • 2. Als het recht op WW-uitkering voor het verstrijken van de in lid 1 genoemde maximumtermijn geheel wordt onderbroken wegens het recht op een uitkering als bedoeld in de Ziektewet, wordt die maximumtermijn verlengd met de duur van de periode tussen de beëindiging en de herleving van het recht op de WW-uitkering.

  • 3. De hoogte van de aanvulling pensioenpremie is per 1 januari 2006 vastgesteld op 48% van de pensioenpremie bij deelname in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid. Als de werknemer geen deelnemer is in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid maar in een ander pensioenfonds, dan wordt de werknemer voor de vaststelling van de hoogte van de aanvulling pensioenpremie geacht over de periode waarover de WW-uitkering is ontvangen deelnemer te zijn in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid.

  • 4. De in lid 1 bedoelde verstrekking dient door de werknemer te worden aangevraagd bij het Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie onder overlegging van de door het bestuur noodzakelijk geachte gegevens en bewijsstukken. Toekenning vindt plaats op basis van een door het bestuur van de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie vastgestelde aanvraagprocedure zoals opgenomen onder bijlage 14.

  • 5. Geen recht op aanvulling pensioenpremie bestaat als de werknemer zich later dan twee jaar na het verstrijken van de periode waarop het recht op aanvulling eindigt, meldt voor de aanvulling.

  • 6. De hoogte van de aanvulling wordt vastgesteld op basis van het laatst bekende gemiddelde pensioenloon over een aaneengesloten periode van een halfjaar voorafgaande aan de eerste dag van de WW-uitkering, waarop de werknemer tenminste de voor hem normale tijd werkzaam was. Als de vastgestelde aanvulling pensioenpremie een onwaarschijnlijke uitkomst heeft, kan het bestuur een ander bedrag vaststellen op basis van representatieve gemiddelden in de bedrijfstak.

  • 7. Het recht op aanvulling pensioenpremie als bedoeld in lid 1 bestaat niet als voor dezelfde periode van werkloosheid de pensioenopbouw op enigerlei andere wijze wordt voortgezet.

BIJLAGE 9 REGLEMENT VERVOER STOFFELIJK OVERSCHOT IN DE BEDRIJFSTAK TIMMERINDUSTRIE

Als bedoeld in artikel 3 lid 2 sub f en artikel 12 van de statuten van de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie.

Artikel 1

Indien een werknemer, in opdracht van de werkgever buiten zijn woonplaats verblijvende, tijdens de duur van het werk dan wel op weg van en naar het werkobject dan wel tijdens het verblijf buiten zijn woonplaats in verband met dit verafgelegen werkobject, overlijdt, dan zal de werkgever de kosten van het vervoer van het stoffelijk overschot naar de woonplaats van de betrokkene in Nederland vergoeden aan de nabestaanden, dan wel aan degene(n) die de kosten van het vervoer gedragen heeft (hebben), indien hiervoor geen andere regelingen zijn getroffen.

Artikel 2

Indien een werkgever door insolvabiliteit of door andere oorzaken, zulks ter beoordeling van het bestuur van zijn verplichtingen met betrekking tot vervoer van het stoffelijk overschot, als bedoeld in het vorige artikel, op korte termijn niet nakomt, dan zal de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie bedoelde vergoedingen verstrekken. De rechthebbende(n) wordt (worden) dan geacht zijn (hun) recht op vergoeding aan de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie te hebben gecedeerd en is (zijn) desgewenst verplicht een hierop betrekking hebbende akte van cessie te ondertekenen.

Artikel 3

De in artikel 2 van dit reglement bedoelde vergoedingen dienen door de rechthebbenden te worden aangevraagd bij de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie onder overlegging van de door het bestuur noodzakelijk geachte gegevens en bewijsstukken.

BIJLAGE 10 REGLEMENT RE-INTEGRATIE IN DE BEDRIJFSTAK TIMMERINDUSTRIE

Als bedoeld in artikel 3 lid 2 sub g en artikel 12 van de statuten van de Stichting Sociaal Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie.

Artikel 1

Een werknemer waarvan de werkgever binnen de geldende termijn ingevolge de WAO/WIA geen initiatief heeft ondernomen tot het opstellen van een Plan van Aanpak, heeft een zelfstandig recht om naar een gecertificeerd re-integratiebedrijf of het Servicepunt TimmerSlimmer te gaan voor opleiding, begeleiding en bemiddeling. De kosten hiervan worden betaald door de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie.

Artikel 2

De werknemer is gehouden ten genoegen van het bestuur van de Stichting Sociaal Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie aan te tonen dat de werkgever geen initiatieven heeft ondernomen om een plan van aanpak op te stellen. De Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie zal de gemaakte kosten voor opleiding, begeleiding en bemiddeling dan verhalen op de betreffende werkgever.

BIJLAGE 11 REGLEMENT PALLIATIEF- EN ROUWVERLOF IN DE BEDRIJFSTAK TIMMERINDUSTRIE

Als bedoeld in artikel 3 lid 2 sub h en artikel 12 van de statuten van de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie.

Artikel 1

De werknemer heeft gedurende ten hoogste tien dagen recht op betaald palliatief verlof ten behoeve van stervensbegeleiding van de partner, ouder (niet zijnde de schoonouder) of kind, indien de behandelende arts aangeeft dat er sprake is van een levensbedreigende situatie. De werknemer heeft gedurende dit verlof recht op een loondoorbetaling van 100% via de werkgever.

Artikel 2

Onder stervensbegeleiding wordt hier verstaan: het – in Nederland – bijstaan van een zieke in de terminale fase. Verpleging kan daar een onderdeel van uitmaken, maar dat hoeft niet.

Artikel 3

Aansluitend op het betaalde palliatief verlof heeft de werknemer recht op onbetaald verlof met hetzelfde doel.

Artikel 4

Het voor doorbetaling in aanmerking komende palliatief verlof kan in hele of in halve dagen worden opgenomen. Per doorlopend ziektegeval kan hiertoe maximaal eenmaal dit recht toegekend worden.

Artikel 5

Conform de bepalingen van dit reglement zal de werkgever het loon ten behoeve van het palliatief verlof voor 100% doorbetalen en kan de werkgever bij doorbetaling van het loon hiervan 15% bij de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie declareren.

Artikel 6

Indien er verschil van mening bestaat over de toepassing van het palliatief verlof kan de Vakraad voor bemiddeling ingeschakeld worden.

Artikel 7

De werknemer heeft gedurende ten hoogste tien kalenderdagen recht op betaald rouwverlof in verband met de verwerking van het overlijden van een partner, ouder (niet zijnde de schoonouder) of kind. De werkgever zal het loon gedurende dit rouwverlof voor 85% doorbetalen en kan bij doorbetaling van het loon dit bij de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie declareren.

Artikel 8

Het voor doorbetaling in aanmerking komende rouwverlof dient te zijn opgenomen gedurende een aaneengesloten periode van maximaal tien kalenderdagen gelegen direct na de dag van de uitvaart en dient in hele dagen te worden opgenomen. Aansluitend op het betaalde rouwverlof heeft de werknemer recht op onbetaald verlof met hetzelfde doel.

Artikel 9

Per gebeurtenis waarbij meerdere personen als bedoeld in dit reglement vrijwel gelijktijdig komen te overlijden, worden door de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie aan de werkgever de verzuimkosten vergoed van niet meer dan tien dagen palliatief verlof alsmede tien kalenderdagen rouwverlof.

Artikel 10

Met ‘partner’ in de zin van dit reglement wordt bedoeld: De echtgeno(o)t(e) of de persoon waarmee de werknemer een gezamenlijke huishouding voert en dit door middel van een notarieel vastgelegde samenlevingsovereenkomst en/of partnerregistratie en/of door middel van een beschikking van de belastinginspecteur aan de werkgever bekend heeft gemaakt.

Artikel 11

Met ‘ouders’ in de zin van dit reglement wordt bedoeld: De ouder(s) niet zijnde de schoonouder van de werknemer.

Artikel 12

Met ‘kind’ in de zin van dit reglement wordt hier ook bedoeld: Een pleegkind dat blijkens verklaringen door hem in diens gezin duurzaam wordt verzorgd en opgevoed op basis van een pleegcontract als bedoeld in artikel 39 van de Wet op de Jeugdhulpverlening.

Artikel 13

Indien er sprake is van deeltijdarbeid bestaat naar rato van de arbeidsduur recht op palliatief verlof en op rouwverlof.

Artikel 14

De werkgever en werknemer zijn verplicht om aan de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie desgevraagd inzicht te verlenen in gegevens die direct of indirect betrekking hebben op de door de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie te verstrekken vergoeding.

Artikel 15

De werknemer is verplicht medewerking te verlenen aan het reglement declaratieprocedure van de verzuimkosten door de werkgever.

BIJLAGE 12 REGLEMENT DECLARATIEPROCEDURE PALLIATIEF- EN ROUWVERLOF IN DE BEDRIJFSTAK TIMMERINDUSTRIE

Als bedoeld in artikel 3 lid 2 sub h en artikel 12 van de statuten van de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie.

Artikel 1

Na aanvang van het palliatief verlof c.q. het rouwverlof vraagt de werkgever bij de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie het declaratieformulier aan. Een werkgever kan een verzoek tot declaratie indienen indien hij de verschuldigde premies en bijdragen heeft gestort zoals bedoeld in hoofdstuk 3 artikel 10 lid 1a.

Artikel 2

Binnen drie maanden na het verstrijken van de periode van het rouwverlof retourneert de werkgever aan de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie het volledig ingevulde en – zowel door de werkgever als de werknemer – ondertekende declaratieformulier, inclusief de hierna in artikel 3 genoemde bijlagen.

Artikel 3

Het declaratieformulier dient vergezeld te gaan van een (kopie) overlijdensakte van de betreffende persoon, een (kopie) van de rouwkaart (indien deze verstrekt is), alsmede een (kopie) uittreksel uit het bevolkingsregister van de werknemer, en indien noodzakelijk, een kopie van de huwelijksakte of samenlevingsovereenkomst en/of partnerregistratie van de werknemer. Uit de meegestuurde stukken moet de relatie tussen werknemer en overledene blijken.

Artikel 4

De kosten van de in artikel 3 genoemde bijlagen komen voor rekening van de werknemer.

Artikel 5

Door ondertekening van het formulier geeft de werknemer aan de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie een machtiging af om vermelde gegevens te controleren bij de gemeentelijke basisadministratie.

Artikel 6

De Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie neemt aanvragen slechts in behandeling als is voldaan aan wat is gesteld in artikel 3.

BIJLAGE 13 FINANCIERINGSREGLEMENT AANVULLINGEN WERKNEMERSVERZEKERINGEN, VERVOER STOFFELIJK OVERSCHOT, RE-INTEGRATIE, PALLIATIEF- EN ROUWVERLOF EN PREMIEVRIJE VOORTZETTING OUDERDOMSPENSIOEN BIJ WERKLOOSHEID DOOR ONTSLAG

Als bedoeld in artikel 3 lid 2 sub e, f, g en h en artikel 12 van de statuten van de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie.

Artikel 1 - Bijdrage

De hoogte van de bijdrage wordt nader door het bestuur van de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie vastgesteld en bedraagt zowel voor de werkgever als voor de werknemer 0%.

BIJLAGE 14 REGLEMENT AANVRAAG PREMIEVRIJE VOORTZETTING OUDERDOMSPENSIOEN BIJ WERKLOOSHEID DOOR ONTSLAG IN DE BEDRIJFSTAK TIMMERINDUSTRIE

Als bedoeld in artikel 3 lid 2 sub e en artikel 12 van de statuten van de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie.

Artikel 1

Na afloop van de periode waarop de werknemer recht heeft op een WW-uitkering, of na afloop van zes maanden bij voortduring van het recht op een WW-uitkering, vraagt de werknemer bij de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie een aanvraagformulier aan tot premievrije voortzetting van de ouderdomspensioenopbouw bij werkloosheid.

Artikel 2

De aanvraag dient plaats te vinden binnen twee jaar na beëindiging van het recht op de WW-uitkering of, als het recht op WW-uitkering langer dan zes maanden duurt, binnen twee jaar na het verstrijken van die zes maanden.

Artikel 3

Het aanvraagformulier dient vergezeld te gaan van een kopie beschikking WW van de UWV waaruit de eerste WW dag blijkt en een kopie van de betalingsspecificatie WW van de UWV over de periode waarin de eerder ingevulde laatste WW dag viel. Tevens dient, indien van toepassing is, een kopie van de betalingsspecificatie(s)van de ZW-uitkeringen van de UWV tijdens de WW-periode meegestuurd te worden. Ingeval van faillissement dient een kopie brief UWV overlegd te worden, waaruit de ‘overname van de betalingsverplichting wegens betalingsonmacht werkgever’ blijkt. Daarnaast ook alle betalingsspecificaties over deze periode in te zenden.

Door ondertekening van het formulier verklaart de werknemer de gegevens naar waarheid te hebben ingevuld en geeft de werknemer aan de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie een machtiging af om vermelde gegevens – indien nodig – te controleren bij de uitkeringsinstanties.

Artikel 4

De kosten van de in artikel 3 genoemde gegevens en bijlagen komen voor rekening van de werknemer.

Artikel 5

De Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie controleert de gegevens en stelt binnen drie maanden na ontvangst van het volledige ingevulde formulier het recht op voortzetting van de ouderdomspensioenopbouw vast, waarna zij de werknemer bericht over haar bevindingen.

Artikel 6

De aanvraag voor vergoeding wordt door de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie doorgestuurd aan de pensioenuitvoerder waarbij de pensioenregeling van betrokkene, direct voorafgaande aan het intreden van de werkloosheid, was ondergebracht.

Artikel 7

De vastgestelde aanvulling pensioenpremie wordt door de Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie eenmaal per jaar betaald aan de pensioenuitvoerder.

Artikel 8

De Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie neemt aanvragen slechts in behandeling als is voldaan aan wat gesteld is in de artikelen 1, 2 en 3.

Artikel 9

Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften vast te stellen die nodig zijn voor een verantwoorde uitvoering. Deze voorschriften moeten in overeenstemming zijn met de bepalingen in de statuten en dit reglement.

BIJLAGE A OVERZICHT PREMIES

  • I Premie Stichting Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie 2019

    0,95% van het grondslag BTER-loon, voor alle werknemers.

    Waarin opgenomen:

    • Scholing- en Werkgelegenheid:

      (art. 3 lid 2 sub a en b statuten SSWT);

    • Opleiding- en Ontwikkeling:

      (art. 3 lid 2 sub c ‘’);

    • Aanvullingen werknemersverzekeringen, Vervoer stoffelijk overschot, Re-integratie, Palliatief- en Rouwverlof, Premievrije voortzetting ouderdomspensioen bij werkloosheid door ontslag:

      (art 3 lid 2 sub e, f, g en h ‘’);

    • Collectieve Ongevallen Verzekering

      (art. 3 lid 2 sub d statuten SSWT)

BIJLAGE C REGLEMENT DISPENSATIE

Zoals bedoeld in artikel 6.

Artikel 1 - Definities

1. de cao’s:

de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Timmerindustrie, alsmede de Collectieve Arbeidsovereenkomst Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie;

2. werkgever:

de werkgever als bedoeld in de cao’s;

3. werknemer:

de werknemer als bedoeld in de cao’s;

4. partijen:

de werkgevers- en werknemersorganisaties die partij zijn bij de cao voor de Timmerindustrie en de cao Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie;

5. dispensatieverzoek:

een verzoek van een werknemer of werkgever tot dispensatie van (een deel van) een of meer bepalingen van de cao’s;

6. de Vakraad:

Stichting Vakraad voor de Timmerindustrie, kantoorhoudende te Bussum (Postbus 24, 1400 AA Bussum)

Artikel 2 - Mandaat

  • 1. Partijen bij de cao’s doen uitspraken over dispensatieverzoeken.

  • 2. De Vakraad is namens partijen bij de cao’s beslissingsbevoegd om uitspraken te doen.

Artikel 3 - Vakraad

  • 1. Dispensatieverzoeken worden voorgelegd aan de Vakraad.

  • 2. De Vakraad bestaat uit 3 vertegenwoordigers van werkgeverszijde en 3 vertegenwoordigers van werknemerszijde van partijen bij de cao’s.

  • 3. De werkgeversleden worden benoemd door de werkgeversorganisaties; de werknemersleden worden benoemd door de werknemersorganisaties.

  • 4. Het secretariaat wordt gevoerd door de Vakraad.

  • 5. Besluitvorming vindt plaats bij volstrekte meerderheid van stemmen.

  • 6. Voor het nemen van besluiten moeten ten minste de helft van het aantal werkgeversleden en ook de helft van het aantal werknemersleden aanwezig zijn.

  • 7. Indien in een vergadering meer werkgeversleden aanwezig zijn dan werknemersleden – of omgekeerd –, dan brengen de leden van de groep met de meeste aanwezigen samen evenveel stemmen uit als de andere groep leden.

  • 8. Indien de Vakraad niet tot besluitvorming komt nadat een dispensatieverzoek twee keer is behandeld, wordt de zaak aan partijen bij de cao’s voorgelegd.

Artikel 4 - Geheimhouding

Alle betrokkenen bij een dispensatieverzoek zijn gehouden geheimhouding te bewaren ten aanzien van al datgene wat hen uit hoofde van hun betrokkenheid ter kennis komt.

Artikel 5 - Indienen van een verzoek

  • 1. Een dispensatieverzoek kan worden ingediend door iedere werkgever of werknemer dan wel groepen werkgevers en werknemers (hierna: verzoeker)die menen dat de toepassing van deze bepalingen van de cao’s voor hem/haar/hun om gegronde redenen onmogelijk danwel onwenselijk is.

  • 2. Partijen bij de cao kunnen dispensatie verlenen als:

    • de situatie (tijdelijk) zo afwijkend is van hetgeen in de bedrijfstak gebruikelijk is dat in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd dat (een deel van) de cao (bepalingen) onverkort word(t)(en) toegepast, of

    • de situatie (tijdelijk) zo afwijkend is van hetgeen in de bedrijfstak gebruikelijk is dat in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd dat (een deel van) de cao (bepalingen) onverkort word(t)(en) toegepast, het afwijkende arbeidsvoorwaardenpakket tot stand is gekomen tussen partijen die voldoende representatief zijn en onafhankelijk van elkaar, het afwijkende arbeidsvoorwaardenpakket tot stand is gekomen in samenspraak met tenminste een van de werknemersorganisaties die rechtstreeks betrokken zijn bij de cao danwel met een werknemersorganisatie die aangesloten is bij dezelfde vakcentrales als die waarbij werknemersorganisaties betrokken bij deze cao zijn aangesloten en het gehele arbeidsvoorwaardenpakket tenminste gelijkwaardig blijft aan deze cao.

  • 3. Het verzoek wordt schriftelijk ingediend bij de Vakraad te Bussum (Postbus 24, 1400 AA Bussum onder vermelding van ‘Dispensatie’.

  • 4. Het verzoek dient ten minste te vermelden:

    • a. naam en adres van de verzoeker;

    • b. ondertekening door de verzoeker;

    • c. vermelding van de cao-bepaling(en) waarop het verzoek zich richt;

    • d. een nauwkeurige beschrijving van de aard en het bereik van het dispensatieverzoek;

    • e. een nauwkeurige omschrijving van de feiten en argumenten van verzoeker waarom dispensatie zou moeten worden verleend;

    • f. een concreet en gemotiveerd voorstel inzake de na de dispensatie van toepassing zijnde arbeidsvoorwaarden;

    • g. de dagtekening.

  • 5. De verzoeker verschaft desgevraagd binnen vier weken na ontvangst van het verzoek daartoe (aanvullende) gegevens en bescheiden die voor de beoordeling van het verzoek nodig zijn en waarover hij of zij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 6. De verzoeker kan zich door een gemachtigde laten bijstaan of vertegenwoordigen. Van een gemachtigde kan een schriftelijke machtiging worden verlangd, tenzij de gemachtigde advocaat is.

Artikel 6 - Buiten behandeling

Een verzoek wordt niet in behandeling genomen wanneer, nadat de verzoeker in de gelegenheid is gesteld om het verzoek aan te vullen, de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van het verzoek.

Artikel 7 - Behandeling van een verzoek

De verzoeker ontvangt van de Vakraad binnen twee weken na ontvangst van het verzoek danwel na ontvangst van de (aanvullende) gevraagde gegevens en bescheiden, bericht van het in behandeling nemen van het verzoek en ontvangt daarbij een exemplaar van dit reglement.

Artikel 8 - Uitspraak

  • 1. De Vakraad doet zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen acht weken nadat het verzoek in behandeling is genomen, uitspraak. De Vakraad kan deze termijn eenmaal met acht weken verlengen. De Vakraad deelt de uitspraak schriftelijk en gemotiveerd mede aan de verzoeker.

  • 2. De uitspraak is bindend.

Artikel 9 - Kosten

  • 1. Aan het indienen van een verzoek en de behandeling ervan zijn voor de verzoeker geen kosten verbonden.

  • 2. De indiener van een verzoek draagt de eigen kosten en komt niet in aanmerking voor vergoeding daarvan jegens de Vakraad of partijen bij de cao’s.

Artikel 10 - Wijziging reglement

Partijen bij de cao’s zijn bevoegd dit reglement te wijzigen.

BIJLAGE D REGLEMENT GESCHILLEN

Zoals bedoeld in artikel 7.

Artikel 1 - Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

a. de cao’s:

de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Timmerindustrie, alsmede de Collectieve Arbeidsovereenkomst Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie;

b. werkgever:

de werkgever als bedoeld in de cao’s;

c. werknemer:

de werknemer als bedoeld in de cao’s;

d. partijen:

de werkgevers- en werknemersorganisaties die partij zijn bij de cao voor de Timmerindustrie en de cao Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie;

e. geschillen:

geschillen tussen werkgever en werknemer over de toepassing en/of interpretatie van een of meer bepalingen van de cao ’s.

f. de Vakraad:

Stichting Vakraad voor de Timmerindustrie, kantoorhoudende te Bussum (Postbus 24, 1400 AA Bussum.

Artikel 2 - Mandaat

  • 1. Partijen doen uitspraken over geschillen die hun oorsprong vinden in de cao.

  • 2. De Vakraad is namens partijen beslissingsbevoegd om uitspraken te doen.

Artikel 3 - De Vakraad

  • 1. De Vakraad bestaat uit zes leden, drie vertegenwoordigers van werkgeverszijde en drie vertegenwoordigers van werknemerszijde van partijen.

  • 2. De werkgeversleden worden benoemd door de werkgeversorganisaties; de werknemersleden worden benoemd door de werknemersorganisaties.

  • 3. Het secretariaat wordt gevoerd door de Vakraad.

  • 4. Besluitvorming vindt plaats bij volstrekte meerderheid.

  • 5. Voor het nemen van besluiten moeten ten minste de helft van het aantal werkgeversleden en ook de helft van het aantal werknemersleden aanwezig zijn.

  • 6. Indien in een vergadering meer werkgeversleden aanwezig zijn dan werknemersleden – of omgekeerd –, dan brengen de leden van de groep met de meeste aanwezigen samen evenveel stemmen uit als de andere groep leden.

  • 7. Indien de Vakraad niet tot besluitvorming komt nadat een geschil twee keer is behandeld, wordt de zaak aan partijen voorgelegd.

  • 8. Bij de behandeling van een geschil kan de Vakraad besluiten zich door een deskundige bij te laten staan. De Vakraad besluit wie als deskundige wordt gevraagd en conformeert zich aan het oordeel van de deskundige.

Artikel 4 - Indienen van een verzoek

  • 1. Een verzoek om een uitspraak te doen in een geschil kan door iedere werknemer en werkgever die door het geschil rechtstreeks in zijn belang is getroffen, worden ingediend.

  • 2. Een verzoek wordt schriftelijk ingediend bij de Vakraad onder vermelding van ‘Geschil’.

  • 3. Het verzoek dient ten minste te vermelden:

    • a. naam en adres van de verzoeker;

    • b. ondertekening door de verzoeker;

    • c. naam en adres van degene op wie het verzoek betrekking heeft;

    • d. een nauwkeurige beschrijving van het geschil en de argumenten van verzoeker;

    • e. of om een bindend advies of niet bindend advies wordt verzocht;

    • f. de dagtekening.

  • 4. De verzoeker verschaft desgevraagd (aanvullende) gegevens en bescheiden die voor de beoordeling van het verzoek nodig zijn en waarover hij of zij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 5. De verzoeker en degene op wie het verzoek betrekking heeft kunnen zich door een gemachtigde laten bijstaan of vertegenwoordigen. Van een gemachtigde kan een schriftelijke machtiging worden verlangd, tenzij de gemachtigde advocaat of procureur is.

Artikel 5 - Buiten behandeling

  • 1. Een verzoek wordt niet in behandeling genomen wanneer:

    • a. reeds een gerechtelijke procedure is gestart, tenzij de Vakraad anders besluit;

    • b. over het geschil reeds een gerechtelijke uitspraak is gedaan;

    • c. het verzoek later dan zes maanden na de einddatum van het dienstverband wordt ingediend;

    • d. het geschil betrekking heeft op een periode langer dan vijf jaar voor het verzoek is ingediend;

    • e. nadat de verzoeker in de gelegenheid is gesteld om het verzoek aan te vullen, de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van het verzoek;

    • f. de verzoeker en de partij waarop het verzoek betrekking heeft geen of onvoldoende inspanning hebben verricht om eerst tot een oplossing te komen.

  • 2. Wanneer tijdens de behandeling van een verzoek een van de partijen of beide partijen het geschil aanhangig maakt (maken) bij de rechter, ziet de Vakraad af van verdere behandeling.

Artikel 6 - Behandeling van een verzoek

  • 1. De verzoeker ontvangt van de Vakraad bericht van het in behandeling nemen van het verzoek.

  • 2. De partij waarop het verzoek betrekking heeft wordt door de Vakraad schriftelijk in kennis gesteld van de ontvangst van het verzoek en wordt daarbij in de gelegenheid gesteld om binnen drie weken na dagtekening van deze kennisgeving schriftelijk te reageren.

  • 3. Een tweede ronde van hoor en wederhoor kan worden toegepast, waarbij termijnen van twee weken worden gesteld.

  • 4. Beide partijen ontvangen een exemplaar van dit reglement.

Artikel 7 - Uitspraak

  • 1. De Vakraad deelt de uitspraak schriftelijk mede aan beide partijen.

  • 2. De uitspraak van de Vakraad wordt gedaan in de vorm van een niet-bindend advies, tenzij beide partijen hebben verzocht om een bindende uitspraak.

Artikel 8 - Kosten

  • 1. Aan het indienen van een verzoek en de behandeling ervan zijn voor de verzoeker en de partij waarop het verzoek betrekking heeft geen kosten verbonden.

  • 2. De indiener van een verzoek en de partij waarop het verzoek betrekking heeft, dragen ieder de eigen kosten en komen niet in aanmerking voor vergoeding daarvan jegens elkander, de Vakraad of partijen.

Artikel 9 - Retournering dan wel vernietiging bescheiden

In zoverre de voor de behandeling van het geschil ontvangen bescheiden originelen bevatten, worden deze binnen acht weken na afronding van het onderzoek retour gezonden. Betreffen de ontvangen bescheiden kopieën, zal in diezelfde termijn worden overgegaan tot vernietiging, zulks behoudens in het geval een schriftelijk verzoek van de onderzochte onderneming wordt ontvangen om ook deze gegevens retour te ontvangen.

Artikel 10 - Geheimhouding

Alle betrokkenen bij een geschil zijn gehouden geheimhouding te bewaren ten aanzien van al datgene wat hen uit hoofde van hun betrokkenheid ter kennis komt.

Artikel 11 - Wijziging reglement

Partijen zijn bevoegd dit reglement te wijzigen.

BIJLAGE E REGLEMENT NALEVING

Zoals bedoeld in artikel 8.

Artikel 1 - Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

a. de cao’s:

de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Timmerindustrie, alsmede de Collectieve Arbeidsovereenkomst Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie;

b. werkgever:

de werkgever als bedoeld in de cao’s;

c. werknemer:

de werknemer als bedoeld in de cao’s;

d. partijen:

de werkgevers- en werknemersorganisaties die partij zijn bij de cao voor de Timmerindustrie en de cao Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie;

e. nalevingsonderzoeken:

onderzoeken naar de vraag of een werkgever de bepalingen van de cao’s naleeft;

f. de Vakraad:

Stichting Vakraad voor de Timmerindustrie, kantoorhoudende te Bussum (Postbus 24, 1400 AA Bussum)

g. Technisch Bureau Bouwnijverheid:

Stichting Technisch Bureau voor de Bouwnijverheid, kantoorhoudende te Harderwijk (Postbus 1128, 3840 BC Harderwijk)

Artikel 2 - Nalevingonderzoeken

  • 1. De Vakraad stelt namens partijen nalevingonderzoeken in. De Vakraad is bevoegd de onderzoeken te laten verrichten door het Technisch Bureau Bouwnijverheid, zo nodig geassisteerd door een daartoe aan te wijzen extern bureau.

  • 2. De Vakraad oefent haar controletaak uit met inachtneming van de zorgvuldigheid die de controlerende instanties in gelijksoortige situaties in acht dienen te nemen.

  • 3. De Vakraad controleert op basis van een gegrond vermoeden van overtreding van de cao’s. Van een gegrond vermoeden is sprake indien:

    • a. de Vakraad kennis neemt van signalen in de branche dat werkgevers de bepalingen van de cao’s overtreden en deze signalen concreet kunnen worden onderbouwd;

    • b. een aangeschreven onderneming weigert medewerking te verlenen;

    • c. een aangeschreven onderneming onvolledige of onjuiste informatie verstrekt;

    • d. de Vakraad op basis van de aangeleverde bescheiden één of meer overtredingen constateert.

  • 4. Alle betrokkenen bij een nalevingonderzoek zijn gehouden geheimhouding te bewaren ten aanzien van al datgene wat hen uit hoofde van hun betrokkenheid ter kennis komt.

Artikel 3 - Melding

  • 1. Een voorbeeld van een signaal in de branche zoals beschreven in artikel 2 lid 3 sub a vormt een melding.

  • 2. Een melding kan worden gedaan door:

    • a. elk van de partijen bij de cao’s;

    • b. iedere onderneming;

    • c. iedere werknemer van zodanige onderneming als bedoeld onder lid 2 sub b;

    • d. paritaire stichtingen binnen de Timmerindustrie.

  • 3. Een melding wordt schriftelijk ingediend bij de Vakraad onder vermelding van ‘nalevingonderzoek’. De melding wordt afgehandeld door het Technisch Bureau Bouwnijverheid.

  • 4. De melding dient ten minste te bevatten:

    • a. naam en adres van de melder;

    • b. ondertekening door de melder;

    • c. naam en adres van de werkgever waarop de melding betrekking heeft;

    • d. een nauwkeurige beschrijving van de bedrijfsactiviteiten, vergezeld van de argumenten waaruit blijkt dat de cao’s niet wordt nageleefd;

    • e. de dagtekening.

  • 5. De melder verschaft desgevraagd (aanvullende) gegevens en bescheiden die voor de beoordeling van de melding nodig zijn en waarover hij of zij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 6. Indien of zodra de melding volledig is, wordt de melding in behandeling genomen.

  • 7. De melder wordt geacht zich niet te mengen in de behandeling van de melding. Gedurende het nalevingonderzoek dient de melder zich dan ook te onthouden van gedragingen die de uitkomst van het onderzoek kunnen beïnvloeden.

  • 8. De Vakraad neemt geen anonieme melding in behandeling. Wel wordt de privacy van de melder tegenover derden beschermd.

  • 9. Indien sprake is van een melding over een individuele kwestie, dat wil zeggen dat de melding is gedaan door een werknemer en het vermoeden van de cao-overtreding enkel en alleen betrekking heeft op deze werknemer, wordt de melding niet door het bureau in behandeling genomen.

Artikel 4 - Werkwijze

  • 1. De werkgever wordt schriftelijk op de hoogte gebracht van het instellen van een nalevingonderzoek. Ten minste twee weken voordat het onderzoek plaatsvindt, ontvangt de werkgever hiervan bericht, met vermelding van datum en plaats van het onderzoek.

  • 2. Een nalevingonderzoek geschiedt in beginsel in de vorm van controle ter plaatse. Indien de werkgever niet instemt met controle ter plaatse, kan een schriftelijk onderzoek worden ingesteld.

  • 3. Ingeval een schriftelijk onderzoek wordt ingesteld, ontvangt de werkgever bericht welke specifieke gegevens, die redelijkerwijs nodig zijn voor de controle en het toezicht op de naleving van de in de cao’s vastgelegde arbeidsvoorwaarden, hij binnen drie weken dient over te leggen.

  • 4. De onderneming dient te allen tijde mee te werken aan een nalevingsonderzoek.

Artikel 5 - De Vakraad

  • 1. De Vakraad is door partijen belast met het houden van toezicht op de nalevingsonderzoeken.

  • 2. De Vakraad is namens partijen beslissingsbevoegd om uitspraken te doen over de nalevingonderzoeken. De Vakraad bestaat uit zes leden, drie vertegenwoordigers van werkgeverszijde en drie vertegenwoordigers van werknemerszijde van partijen.

  • 3. Technisch Bureau Bouwnijverheid legt de onderzoeksresultaten – voorzien van een aanbeveling – voor aan de Vakraad.

  • 4. De Vakraad wordt ondersteund door een of meer medewerkers van het Technisch Bureau Bouwnijverheid en laat zich – indien van toepassing – bijstaan door een medewerker van het extern onderzoeksbureau.

  • 5. Het secretariaat wordt gevoerd door het Technisch Bureau Bouwnijverheid.

  • 6. Besluitvorming vindt plaats bij volstrekte meerderheid. Medewerkers van het Technisch Bureau Bouwnijverheid en het extern onderzoeksbureau hebben geen stemrecht.

  • 7. Voor het nemen van besluiten moeten ten minste de helft van het aantal werkgeversleden en ook de helft van het aantal werknemersleden aanwezig zijn.

  • 8. Indien in een vergadering meer werkgeversleden aanwezig zijn dan werknemersleden – of omgekeerd –, dan brengen de leden van de groep met de meeste aanwezigen samen evenveel stemmen uit als de andere groep leden.

  • 9. Indien de Vakraad niet tot besluitvorming komt nadat een zaak twee keer is behandeld, wordt de zaak aan partijen voorgelegd.

Artikel 6 - Uitspraak

  • 1. De uitspraak in een nalevingsonderzoek wordt door het Technisch Bureau Bouwnijverheid namens de Vakraad schriftelijk medegedeeld aan de melder en de werkgever waarop de uitspraak betrekking heeft, waarbij wordt gewezen op te verder te volgen procedure.

  • 2. Wanneer de uitspraak inhoudt dat de werkgever de cao’s niet naleeft, wordt de werkgever in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken verbeteringen aan te brengen ten aanzien van de geconstateerde omissies, zulks in combinatie met de verplichte betaling van een minimum bedrag aan forfaitaire schadevergoeding zoals bedoeld in artikel 7. Bij gebreke van het aanbrengen van verbeteringen ten aanzien van de geconstateerde omissies binnen de genoemde termijn van zes weken wordt tevens een aanvullende schadevergoedingsactie als bedoeld in artikel 7 ingesteld waarbij naast het opgelegde bedrag aan minimale forfaitaire schadevergoeding tevens een wekelijks oplopend bedrag aan forfaitaire schadevergoeding verschuldigd wordt.

Artikel 7 - Schadevergoedingsactie

  • 1. Partijen dragen hun bevoegdheid tot het instellen van een schadevergoedingsactie als bedoeld in artikel 15 Wet cao en artikel 3 Wet AVV in beginsel over aan de Vakraad. De Vakraad kan zich laten ondersteunen in de zin van artikel 2 van dit reglement.

  • 2. Voordat de Vakraad een ingebrekestelling aan een bepaalde werkgever verstuurt inzake het niet naleven van cao-bepalingen, stelt zij hiervan partijen in kennis.

  • 3. Elk der partijen kan afzonderlijk binnen een termijn van drie weken kenbaar maken dat zij zelfstandig ten aanzien van de betreffende werkgever een schadevergoedingsactie wenst in te stellen, waardoor de delegatie als bedoeld in lid 1 ten aanzien van de desbetreffende actie vervalt. De Vakraad zal worden geïnformeerd over de uitkomst van de schadevergoedingsactie.

  • 4. Als partijen niet binnen de termijn van drie weken reageren, is de Vakraad bevoegd de actie in te stellen, zonder dat partijen dat nog kunnen doorkruisen.

  • 5. Wanneer een schadevergoeding wordt opgelegd, zullen de gronden voor en de omvang van de schadevergoeding schriftelijk aan de werkgever worden medegedeeld. Bij het bepalen van de schadevergoeding wordt in ieder geval rekening gehouden met de aard, de omvang en de duur van de niet-naleving, alsmede met de loonsom van de onderneming van de betrokken werkgever. Daarnaast kan rekening worden gehouden met de mate waarin die werkgever alsnog achterstallige verplichtingen jegens zijn personeel nakomt dan wel zekerheid stelt voor een correcte naleving van de cao’s.

  • 6. De schadevergoeding dient ter dekking van de kosten van het onderzoek, gevoerde procedures en geleden imagoschade. De ter deze zake verkregen middelen worden toegevoegd aan de geldmiddelen van de Vakraad tot dekking van de kosten die de Vakraad moet maken als gevolg van haar toezichthoudende taak ten aanzien van de wijze waarop de cao’s wordt nageleefd. De Vakraad hoeft niet aan te tonen dat zij de schade in de omvang als door haar gevorderd ook daadwerkelijk heeft geleden.

Artikel 8 - Kosten

  • 1. Aan het indienen van een melding en het onderzoek zoals omschreven in artikel 4 zijn voor de melder en de partij waarop de melding betrekking heeft geen kosten verbonden.

  • 2. De indiener van een melding en de partij waarop de melding betrekking heeft dragen ieder de eigen kosten en komen niet in aanmerking voor vergoeding daarvan jegens elkander, de Vakraad, het Technisch Bureau Bouwnijverheid en een eventuele derde aan wie onderzoekswerkzaamheden zijn opgedragen of partijen.

  • 3. Afhankelijk van de hoeveelheid geconstateerde omissies kan de Vakraad na de periode van zes weken zoals omschreven in artikel 6 lid 2 besluiten tot controle van de verbeteringen van de geconstateerde omissies. De kosten voor een dergelijke controle komen volledig ten laste van de onderneming. Deze kosten worden voorafgaand aan deze controle ten titel van schadevergoeding aan de Vakraad voldaan.

  • 4. Dit artikel is niet van toepassing wanneer een schadevergoedingsactie als bedoeld in artikel 7 wordt ingesteld.

Artikel 9 - Retournering dan wel vernietiging bescheiden

In zoverre de voor het toezien op de naleving van de cao’s ontvangen bescheiden originelen bevatten, worden deze binnen acht weken na afronding van het onderzoek retour gezonden. Betreffen de ontvangen bescheiden kopieën, zal in diezelfde termijn worden overgegaan tot vernietiging, zulks behoudens in het geval een schriftelijk verzoek van de onderzochte onderneming wordt ontvangen om ook deze gegevens retour te ontvangen.

Artikel 10 - Geheimhouding gegevens betreffende een werkgever

Ten aanzien van in dossiers opgeslagen gegevens betreffende een werkgever, zijn in het Reglement Naleving genoemde partijen verplicht tot geheimhouding.

Artikel 11 - Wijziging reglement

Partijen zijn bevoegd dit reglement te wijzigen.

Dictum II

De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 maart 2024.

Dictum III

Voor zover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen. Dit betekent in het licht van de gelijke behandelingswetgeving dat ten aanzien van bepalingen waarin onderscheid wordt gemaakt terwijl daarvoor een objectieve rechtvaardiging vereist is, partijen in de uitvoeringspraktijk moeten zorgen voor een legitiem doel waarbij de ingezette middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.

Dictum IV

Voor zover in de in dictum I opgenomen bepalingen wordt verwezen naar informatie die gepubliceerd is op een website, geldt dat de informatie zoals opgenomen op die website geen onderdeel uit maakt van dit besluit tot algemeenverbindendverklaring. Deze informatie wordt aangemerkt als toepassingspraktijk van cao-bepalingen, zoals bedoeld in paragraaf 3.1. van het Toetsingskader AVV. De inhoud van deze informatie valt niet onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Uitgezonderd zijn de verwijzingen die wettelijk zijn toegestaan.

Dictum V

Het besluit van 1 november 2017 (Stcrt. 2017, nr. 57539) tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Sociaal en Werkgelegenheidsfonds Timmerindustrie wordt ingetrokken.

Dictum VI

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 april 2024 en heeft geen terugwerkende kracht.

’s-Gravenhage, 18 oktober 2019

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, M.H.M. van der Goes

Naar boven