Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven

CONSIDERANS

Voor u ligt het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven.

Dit procesreglement vindt zijn oorsprong in een initiatief van het Project procesreglementen, dat onderdeel uitmaakt van het Programma Civiele Sectoren en is ontwikkeld door een door dit project geïnitieerde en door het Landelijk Overleg van de Voorzitters van de Familiesectoren-Hoven (LOVF-H) gefaciliteerde werkgroep, in samenspraak met de Nederlandse Orde van Advocaten. Op 12 oktober 2007 heeft het LOVF-H het procesreglement goedgekeurd, waarna alle gerechtshoven het procesreglement als eigen reglement hebben vastgesteld.

In de vierde versie zijn een groot aantal artikelen aangepast in verband met de invoering van het Rekestenjournaal gerechtshoven. In de vijfde versie zijn een aantal artikelen – onder andere artikel 1.1.10 – aangepast naar aanleiding van suggesties vanuit de gerechten en de praktijk. In de zesde versie zijn in verband met recente uitspraken van de Hoge Raad de artikelen 1.1.4 en 1.1.5 aangepast. In de zevende versie zijn een aantal artikelen – te weten de artikelen 1.1.4, 1.1.10, 1.1.11, 1.1.12, 1.2.8 en 2.6.3 – aangepast naar aanleiding van suggesties vanuit de gerechten en de praktijk, dan wel nieuwe rechtspraak van de Hoge Raad. In de achtste versie zijn een aantal artikelen – artikelen 1.1.10 en 1.2.6 – aangepast. In de negende versie is artikel 1.2.7 gewijzigd. Het LOVF-hoven heeft de negende versie op 28 september 2018 goedgekeurd, waarna de besturen van de gerechtshoven, na verkregen groen licht van het dagelijks bestuur van de presidentenvergadering, deze versie hebben geaccordeerd en vastgesteld.

In de tiende versie van dit procesreglement is de Wet van 3 juli 2019 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) tot intrekking van de verplichting om elektronisch te procederen bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland en tot verruiming van de mogelijkheden van de mondelinge behandeling in het civiele procesrecht, die per 1 oktober 2019 wordt ingevoerd, verwerkt (verdwijnen van de termen ‘comparitie’ en ‘pleidooi’ en een grotere nadruk op (regie van de rechter via) de mondelinge behandeling). Dit heeft ertoe geleid dat een aantal artikelen zijn toegevoegd en dat bestaande artikelen zijn omgenummerd en/of zijn aangepast.

Met het oog op de voorbereidingen voor het opnemen van bepalingen over digitaal procederen, waarover regels zullen zijn te vinden in een (vermoedelijk in de loop van 2020) in werking tredende AMvB, zijn op een aantal plaatsen in dit procesreglement alvast artikelnummers gereserveerd. In artikel 1.1.3 is – vooruitlopend hierop – alvast een basisbepaling opgenomen voor het geval het hof in bepaalde zaken de mogelijkheid heeft geopend om processtukken digitaal in te dienen.

Daarnaast zijn artikelen over digitaal procederen en de artikelen 1.2.8 (betreffende de intrekking van het verzoek in hoger beroep) en de artikelen 1.1.4.10 (betreffende de tolk) gewijzigd en de artikelen 1.1.4.15 (in verband met de uitspraken van de Hoge Raad van 22 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:971 en ECLI:NL:HR:2018:976) toegevoegd.

Het LOVF-H heeft de tiende versie op 10 september 2019 goedgekeurd, waarna de besturen van de gerechtshoven, na verkregen groen licht van het dagelijks bestuur van de presidentenvergadering, deze versie hebben geaccordeerd en vastgesteld.

Het reglement en de wijzigingen daarvan zijn steeds gepubliceerd in de Staatscourant.

Met het ontwikkelen van het procesreglement is beoogd een verdere bijdrage te leveren aan het harmoniseren van de werkwijze en werkprocessen van de verschillende gerechtshoven in verzoekschriftprocedures in familiezaken. Hierbij is het belang van de justitiabele vooropgesteld. Daarnaast is gestreefd naar een zo goed mogelijke interne werkbaarheid en, waar mogelijk, naar verkorting van de doorlooptijden.

Vanwege de wijzigingen die met enige regelmaat in de tekst worden aangebracht, is het brondocument, behalve in de Staatscourant, te vinden op de website www.rechtspraak.nl onder https://www.rechtspraak.nl/Voor-advocaten-en-juristen/Reglementen-procedures-en-formulieren/Civiel/Familie-en-jeugdrecht/Paginas/default.aspx. Op de website staat altijd de meest recente versie van dit reglement.

Tiende versie, september 2019

1 ALGEMEEN DEEL

1.1 Algemene bepalingen

1.1.1 Strekking reglement

Dit reglement bevat, in aanvulling op de wettelijke bepalingen, regels voor verzoekschriftprocedures in familiezaken bij de gerechtshoven, hierna te noemen de hoven. Deze regels gelden voor zover daarvan in het Bijzonder deel niet wordt afgeweken.

1.1.2 Begripsbepalingen

In dit reglement worden de begrippen uit de wet gebruikt.

Ter verduidelijking hiervan of in aanvulling hierop is de betekenis van onderstaande begrippen in dit reglement (in alfabetische volgorde) de volgende:

  • a. andere belanghebbende: iedere belanghebbende met uitzondering van verzoeker in hoger beroep;

  • b. belanghebbende: ook de verzoeker in hoger beroep, tenzij anders vermeld;

  • c. bericht: een mededeling bij brief tussen het hof en een of meer belanghebbenden;

  • d. dagen: maandag tot en met vrijdag, met uitzondering van de dagen als bedoeld in artikel 3 van de Algemene Termijnenwet;

  • e. dossier: alle in een zaak ingediende processtukken, berichten en de beslissingen van het hof daarop;

  • f. indienen: het aanleveren van processtukken of bewijsstukken, onder bijvoeging van het daartoe bestemde V-formulier zoals genoemd onder k.;

  • g. overige belanghebbende: iedere belanghebbende met uitzondering van de indiener van het desbetreffende (proces)stuk;

  • h. {gereserveerd};

  • i. {gereserveerd};

  • j. processtuk: ieder stuk van een belanghebbende waarin het standpunt van die belanghebbende naar voren wordt gebracht;

  • k. Rekestenjournaal (Journaal Civiel Gerechtshoven met betrekking tot de rekesten): een voor advocaten door middel van het internet toegankelijke weergave van het op rekestenadministratie verhandelde;

  • l. V-formulier: een formulier dat beschikbaar is in het Rekestenjournaal, voor het aankondigen van handelingen en voor berichten als bedoeld onder c., die een voorstel, verzoek, opgave of mededeling betreffende de procesvoering in een zaak bevatten.

1.1.3 Mogelijkheid van digitaal procederen

Het hof kan belanghebbenden in door het hof bepaalde zaken in de gelegenheid stellen processtukken digitaal in te dienen. Hiervoor gelden de door het hof bepaalde regels.

1.1.4 Wissel van procederen op papier naar digitaal procederen en omgekeerd

{gereserveerd}

1.1.5 Indiening van processtukken en berichten

Belanghebbenden dienen processtukken en berichten bij het hof waar de zaak in behandeling komt of in behandeling is als volgt in:

  • door toezending per post aan de griffie van dat hof {hyperlink benaming griffie en postadres};

  • door afgifte aan de Centrale Balie van dat hof {hyperlink adres hof};

  • door indiening ter zitting als bedoeld in paragraaf 1.4, indien het gaat om stukken ter toelichting van het mondeling verweer op de mondelinge behandeling en met inachtneming van artikel 1.4.6, indien de stukken worden ingediend met het oog op een andere zitting;

  • en uitsluitend bij berichten: ook door toezending via de fax {hyperlink benaming griffie en faxnummers}, onder de voorwaarden dat:

    • het daartoe bestemde en behoorlijk ingevulde V-formulier wordt bijgevoegd;

    • het bericht, met eventuele bijlagen, terstond wordt nagezonden per post of wordt afgegeven aan de Centrale Balie;

Indiening van processtukken of berichten op een andere wijze dan in dit artikel beschreven is niet toegestaan.

De advocaat die stukken indient, doet dat onder bijvoeging van het daarvoor bestemde en behoorlijk ingevulde V-formulier.

Indien een hof meerdere locaties heeft, worden de stukken ingediend bij de griffie van de locatie waar de zaak in behandeling is of zal komen {hyperlink zaaksverdelingsreglementen}.

De griffie is op werkdagen telefonisch bereikbaar van 8.30 tot 17.00 uur {hyperlink telefoonnummers}.

1.1.6 Ontvangstbevestiging

De ontvangst van processtukken wordt alleen bevestigd, indien de indiener de processtukken aan de centrale balie afgeeft of hij een ontvangstbevestiging met voldoende gefrankeerde antwoordenvelop bijvoegt.

1.1.7 Termijn reactie overige belanghebbende

Op een bericht kan een overige belanghebbende binnen twee dagen reageren.

1.1.8 Berichtenverkeer

Een belanghebbende die wordt bijgestaan door een advocaat gebruikt voor het aankondigen van een zaakshandeling of een aan het hof gericht bericht bij voorkeur een daartoe bestemd en behoorlijk ingevuld V-formulier, toe te zenden per e-mail aan de daarvoor opengestelde e-mailbox van de desbetreffende griffie {hyperlink e-mailadressen}. Ook het hof kan door middel van Rekestenjournaal aan belanghebbenden mededelingen doen.

De aankondiging van een zaakshandeling en het bericht aan het hof kunnen ook onder bijvoeging van het daarvoor bestemde en behoorlijk ingevulde V-formulier per telefax aan het hof worden toegezonden.

1.1.9 Bericht stellen en onttrekken

De advocaat van een belanghebbende die zich in een zaak wil stellen of zich aan een zaak wil onttrekken, geeft daarvan bericht aan het hof met behulp van een behoorlijk ingevuld formulier V2.

1.1.10 Bericht overeenstemming, referte of instemming

Een bericht aan het hof houdende overeenstemming tussen belanghebbenden referte aan het oordeel van het hof of instemming met het standpunt van (een) overige belanghebbende(n) wordt gedaan met behulp van een behoorlijk ingevuld formulier V9.

1.1.11 Kopie aan belanghebbende(n)

De afzender stuurt van alle berichten en stukken gericht aan het hof, met uitzondering van het beroepschrift en het verweerschrift, tegelijkertijd een kopie aan de overige belanghebbenden. Uit het bericht blijkt dat hieraan is voldaan.

Processtukken worden niet ongevraagd aan minderjarigen gestuurd en desgevraagd slechts met inachtneming van artikel 811 lid 1 en onder d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

1.1.12 Vermelding zaaknummer

Op alle processtukken en berichten wordt het zaaknummer van het hof vermeld, tenzij dit nummer nog niet bekend is.

1.1.13 Wijze van indiening van stukken en beroep op stukken

Een belanghebbende dient zijn processtukken zodanig geordend in dat deze voor het hof en overige belanghebbenden voldoende toegankelijk zijn. Het procesdossier in eerste aanleg wordt in chronologische volgorde overgelegd, te beginnen met het oudste stuk. Bij ieder processtuk worden de daarbij behorende bewijsstukken overgelegd. De afzonderlijke processtukken worden voorzien van uitstekende en genummerde tabbladen en subtabbladen, bij voorkeur van papier/karton.

Een processtuk waarbij bewijsstukken worden gevoegd, vermeldt het nummer van het desbetreffende bewijsstuk en de relevantie daarvan voor de procedure, onder vermelding van de relevante passages van het bewijsstuk. Een door een belanghebbende gekozen verkorte partijnaam wordt door alle belanghebbenden consequent gehanteerd.

Een belanghebbende voorziet ieder bewijsstuk van een benaming bestaande uit de verkorte partijnaam en een (doorlopend) volgnummer.

De afzonderlijke bewijsstukken worden deugdelijk gebundeld en voorzien van een doorlopend volgnummer en uitstekende en genummerde tabs, bij voorkeur van papier/karton, ter onderscheiding van de afzonderlijke bewijsstukken. Bewijstukken worden niet in origineel ingediend, tenzij in dit reglement anders is bepaald en behoudens de mogelijkheid van depot als bedoeld in artikel 1.1.1.21.

Indien meer dan één bewijsstuk wordt ingediend, gelden de volgende regels:

  • a. bij het processtuk of bij het bericht waarbij de bewijsstukken worden overgelegd, wordt steeds een inhoudsopgave van de in te dienen bewijsstukken gevoegd, waarbij de nummers in de inhoudsopgave corresponderen met de nummers van de bewijsstukken, onder vermelding van een korte aanduiding van de inhoud van de bewijsstukken;

  • b. indien een belanghebbende al eerder in de procedure in eerste aanleg of in hoger beroep bewijsstukken in het geding heeft gebracht, dan wordt bij de nummering van de bewijsstukken uit het vorige processtuk van diezelfde belanghebbende aangesloten;

  • c. de bewijsstukken worden vanaf het laatste door die belanghebbende ingediende bewijsstuk doorlopend genummerd, waarbij de verzoeker, respectievelijk de andere belanghebbende(n) ieder een eigen nummering hanteren, en waarbij de nummers van de onderscheiden bewijsstukken telkens worden voorafgegaan door de naam of aanduiding van de belanghebbende die de desbetreffende bewijsstukken indient.

  • d. Voorts gelden de volgende regels voor indiening van bewijsstukken:

  • e. indien zich kleurenfoto’s in het dossier bevinden, wordt daarvan een kleurenkopie overgelegd;

  • f. indien een belanghebbende zich beroept op een algemeen toegankelijk stuk en de vindplaats daarvan vermeldt zonder dit stuk over te leggen, moet dit stuk tijdens de gehele procedure ongewijzigd toegankelijk blijven. Indien het stuk niet meer ongewijzigd toegankelijk blijft, kan de belanghebbende dit stuk alsnog indienen;

1.1.14 Opmerkingen en accentuering en op stukken

Overgelegde stukken bevatten geen opmerkingen en geen accentueringen die in het originele stuk niet voorkomen. Stukken die hieraan niet voldoen, worden teruggezonden. De indiener vervangt de teruggezonden stukken binnen twee weken door exemplaren die van deze opmerkingen en accentueringen zijn geschoond.

1.1.15 Bewijsstukken in een buitenlandse taal

Het overleggen van een vertaling van een bewijsstuk is in beginsel niet noodzakelijk indien de bewijsstuk is gesteld in de Engelse, Duitse of Franse taal. Het hof kan een vertaling verlangen, indien het dat nodig of wenselijk acht voor de behandeling van de zaak, mede gelet op de belangen van de overige belanghebbenden.

Een vertaling is in beginsel wel noodzakelijk indien een bewijsstuk is gesteld in een andere buitenlandse taal dan in de Engelse, Duitse of Franse taal.

Het hof kan bepalen dat een vertaling wordt overgelegd die is opgemaakt en ondertekend door een beëdigd vertaler.

1.1.16 Verstoring toegang digitaal systeem en verschoonbare termijnoverschrijding

{gereserveerd}

1.1.17 Misbruik van het digitale systeem

{gereserveerd}

1.1.18 Griffierecht: procedure hardheidsclausule als bedoeld in artikel 282a lid 4 Rv

Het verschuldigde griffierecht dient binnen vier weken te zijn betaald vanaf de indiening van het verzoekschrift respectievelijk het verweerschrift. De zaak wordt aangehouden zolang verzoeker in hoger beroep de betaling niet heeft verricht en de termijn van vier weken nog loopt. Indien blijkt dat verzoeker in hoger beroep het griffierecht niet tijdig heeft voldaan, wordt de zaak twee weken aangehouden voor het alsnog betalen van het griffierecht. Indien verzoeker in hoger beroep het griffierecht binnen die termijn alsnog heeft voldaan, volgt geen niet-ontvankelijkheid van verzoeker wegens het niet-tijdig voldoen van het griffierecht.

Indien verzoeker in hoger beroep het griffierecht niet binnen die termijn alsnog heeft voldaan, stelt het hof een termijn van twee weken:

  • voor verzoeker in hoger beroep, om zich schriftelijk uit te laten over het niet tijdig voldoen van het verschuldigde griffierecht en over de toepassing van de hardheidsclausule (artikel 282a leden 2 en 4 Rv), en

  • voor andere belanghebbenden, om schriftelijk mee te delen of zij incidenteel hoger beroep wensen in te stellen.

Het hof beslist zo spoedig mogelijk.

Zolang een andere belanghebbende het verschuldigde griffierecht niet heeft voldaan, betrekt het hof diens verweerschrift niet bij zijn beslissing op het verzoek.

1.1.19 Griffierecht: generieke toepassing hardheidsclausule als bedoeld in artikel 282a lid 4 Rv

Met toepassing van de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 282a lid 4 Rv is in de volgende zaken wel griffierecht verschuldigd, maar wordt de zaak niet aangehouden in afwachting van de betaling van het verschuldigde griffierecht:

  • zaken betreffende alsnog uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een beschikking;

  • zaken betreffende schorsing tenuitvoerlegging van een beschikking;

  • zaken betreffende voorlopige voorzieningen als bedoeld in artikel 822 Rv;

  • zaken waarvan het spoedeisende karakter zich tegen aanhouding verzet.

Met toepassing van de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 282a lid 4 Rv is in zaken betreffende gezag, verblijfplaats, omgang, informatie en consultatie ten aanzien van minderjarigen, in zaken betreffende curatele, onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen en mentorschap ten behoeve van meerderjarigen als bedoeld in boek 1, afdeling 16, 19 en 20 van het Burgerlijk Wetboek (BW), alsmede in de internationale kinderontvoeringszaken wel griffierecht verschuldigd, maar wordt de zaak niet aangehouden in afwachting van de betaling van het verschuldigde griffierecht en wordt aan de niet-tijdige volledige betaling ook niet de processuele consequentie van niet-ontvankelijkheid in het verzoek verbonden.

1.1.20 Toevoeging of inkomensverklaring

Indien een voor de zaak geldende toevoeging is verleend, wordt de toevoeging in kopie bij het beroepschrift of het verweerschrift in hoger beroep gevoegd.

Indien een toevoeging is aangevraagd maar nog niet of nog niet definitief is verleend, wordt een kopie van de aanvraag bij het beroepschrift of het verweerschrift in hoger beroep gevoegd en wordt in de kop daarvan vermeld dat een toevoeging is aangevraagd.

Indien de Raad voor Rechtsbijstand een verklaring heeft afgegeven waaruit blijkt dat het inkomen niet meer bedraagt dan de bedragen als bedoeld in artikel 35 van de Wet op de rechtsbijstand, wordt de verklaring in kopie bij het beroepschrift of het verweerschrift in hoger beroep gevoegd.

1.1.21 Depot

Voorwerpen kunnen ter griffie worden gedeponeerd. Van het depot maakt de griffier een akte op, die aan het dossier wordt toegevoegd en die in kopie aan belanghebbenden wordt verstrekt.

1.1.22 Inzage dossier

Belanghebbenden hebben recht op inzage van het griffiedossier in hun zaak.

1.1.23 Zichtbaar maken in Rekestenjournaal

Het in de rekestenadministratie verhandelde wordt uiterlijk 24 uur daarna in Rekestenjournaal zichtbaar gemaakt.

1.1.24 Afwijken reglement

Indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven, kan het hof van dit reglement afwijken.

1.2 Indiening en inhoud beroepschrift

1.2.1 Indiening

Een beroepschrift wordt ingediend en ondertekend door een advocaat en kan niet ‘i/o’ door een ander dan een advocaat worden ondertekend, tenzij de wet een andere mogelijkheid biedt.

De verzoeker in hoger beroep voegt bij het beroepschrift een behoorlijk ingevuld formulier V1.

1.2.2 Aantal in te dienen exemplaren

Een verzoeker in hoger beroep dient het beroepschrift en de bijgevoegde stukken in meervoud in: vijf exemplaren voor het hof en één exemplaar voor iedere andere belanghebbende.

Het hof zorgt voor verzending naar iedere andere belanghebbende.

1.2.3 Zaaknummer

Het beroepschrift wordt ter griffie ingeschreven en krijgt een zaaknummer.

Aan de verzoeker(s) in hoger beroep wordt een ontvangstbevestiging met vermelding van het zaaknummer toegezonden.

1.2.4 Inhoud beroepschrift

Het beroepschrift vermeldt:

  • de voornamen, naam en woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, het werkelijk verblijf van de verzoeker(s) in hoger beroep en de naam en het adres van de behandelend advocaat in hoger beroep, en

  • de naam en woonplaats van hen die in eerste aanleg in de procedure zijn verschenen of bij name zijn opgeroepen en de naam en het adres van hun advocaat in eerste aanleg, en

  • in zaken betreffende minderjarigen: de naam en de voornamen en, voor zover bekend, de woonplaats en de werkelijke verblijfplaats van de minderjarige(n), en

  • een duidelijke omschrijving van het verzoek in hoger beroep en de gronden waarop het berust, en

  • indien van toepassing: de mededeling dat vóór of tijdens de procedure in eerste aanleg een mediation heeft plaatsgehad.

1.2.5 Stukken eerste aanleg en in hoger beroep

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.1.5 worden bij het beroepschrift alle stukken uit de eerste aanleg in chronologische volgorde gevoegd, waaronder het proces-verbaal van de mondelinge behandeling.

De processtukken in eerste aanleg worden voorzien van uitstekende en genummerde tabbladen, bij voorkeur van papier/karton. Een overzicht van deze processtukken met een met deze tabbladen corresponderende nummering wordt bijgevoegd.

Bewijsstukken die in hoger beroep voor het eerst worden ingediend, worden aan het beroepschrift gehecht, onverminderd het bepaalde in artikel 1.1.5.

1.2.6 Onvoldoende aantal/incompleet

Zolang een beroepschrift niet in het vereiste aantal en niet compleet, dat wil zeggen voorzien van de stukken uit de eerste aanleg, is ontvangen, wordt aan de andere belanghebbende(n) door de griffie slechts medegedeeld dat hoger beroep is ingesteld en dat, zodra de stukken compleet en in voldoende aantallen zijn ontvangen, de zaak in behandeling zal worden genomen.

Indien het hof het beroepschrift niet in het vereiste aantal of niet compleet heeft ontvangen, wordt aan verzoeker(s) in hoger beroep medegedeeld dat de gelegenheid wordt geboden de stukken alsnog binnen een door het hof te bepalen termijn te completeren dan wel in voldoende aantallen aan het hof te doen toekomen. Indien completering of aanlevering in het vereiste aantal dan nog steeds achterwege blijft, kan de zaak worden geplaatst op een zitting ter beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek. Bij strijd met de goede procesorde kan het verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.

Eerst nadat de zaak in behandeling is genomen, begint de verweertermijn te lopen. Indien alleen het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg ontbreekt, wordt de zaak niettemin als compleet aangemerkt.

1.2.7 Verandering of vermeerdering verzoek

Een belanghebbende die zijn verzoek of de gronden daarvan vermeerdert of verandert, vermeldt dit op duidelijk kenbare wijze in de titel van zijn processtuk.

Een andere belanghebbende die bezwaar wenst te maken tegen een vermeerdering of verandering van het verzoek of van de grondslag daarvan en op dit bezwaar een beslissing wil verkrijgen alvorens verder te procederen, maakt dit bezwaar zo spoedig mogelijk kenbaar, zo mogelijk door middel van een bericht binnen twee weken na de datum waarop de vermeerdering of verandering van het verzoek of van de grondslag daarvan is gedaan.

1.2.8 Intrekking hoger beroep

Indien het hoger beroep wordt ingetrokken maakt de griffie van het hof daarvan aantekening. Het hof kan ook een beschikking tot niet-ontvankelijkverklaring geven.

Een mededeling aan het hof houdende intrekking van het verzoek in hoger beroep wordt gedaan met behulp van een behoorlijk ingevuld formulier V4.

1.3 Verweer

1.3.1 Indiening verweerschrift in hoger beroep

Iedere belanghebbende kan een verweerschrift in hoger beroep indienen, waarbij incidenteel hoger beroep kan worden ingesteld. Het verweerschrift in hoger beroep wordt ingediend en ondertekend door een advocaat en kan niet ‘i/o’ door een ander dan een advocaat worden ondertekend, tenzij de wet een andere mogelijkheid biedt.

De belanghebbende voegt bij het verweerschrift of bij het verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep een behoorlijk ingevuld formulier V3.

1.3.2 Termijn voor indiening

Het hof geeft het einde van de verweertermijn op bij doorzending van het beroepschrift dan wel het verweerschrift in hoger beroep, tevens houdende incidenteel hoger beroep. De termijn beloopt zes weken.

1.3.3 Aantal in te dienen exemplaren

Een andere belanghebbende dient het verweerschrift in hoger beroep en de bijgevoegde stukken in meervoud in: vijf exemplaren voor het hof en één exemplaar voor iedere overige belanghebbende.

Het hof zorgt voor verzending naar iedere overige belanghebbende.

1.3.4 Inhoud verweerschrift in hoger beroep

Een verweerschrift in hoger beroep vermeldt:

  • voornamen, naam en woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, het werkelijk verblijf van de verweerder in hoger beroep en de naam en het adres van de behandelend advocaat, en

  • een omschrijving van het verweer en de gronden waarop het berust.

1.3.5 Mondeling verweer

Indien geen verweerschrift in hoger beroep is ingediend, kan tijdens de mondelinge behandeling mondeling verweer worden gevoerd, hetzij door de belanghebbende zelf, hetzij door een advocaat.

1.4 Mondelinge behandeling en andere zittingen

1.4.1 Mondelinge behandeling

Het hof bepaalt dag en tijdstip van de mondelinge behandeling, tenzij het aanstonds een beschikking geeft waarbij het zich onbevoegd verklaart of het verzoek toewijst. Belanghebbenden die door een advocaat worden bijgestaan, worden opgeroepen voor de mondelinge behandeling door middel van een mededeling in Rekestenjournaal en ontvangen daarnaast een schriftelijke oproep. Belanghebbenden die niet door een advocaat worden bijgestaan, ontvangen een schriftelijke oproep.

Er heeft in beginsel slechts één mondelinge behandeling plaats.

Het hof kan tijdens de mondelinge behandeling met de belanghebbenden de mogelijkheden van mediation bespreken als het de zaak hiertoe geëigend acht.

1.4.2 Voorafgaande opgave verhinderdata

Een belanghebbende die voorziet dat in zijn zaak een mondelinge behandeling of een andere zitting zal worden bepaald waarbij zijn aanwezigheid is vereist, kan op voorhand verhinderdata schriftelijk aan het hof opgeven door middel van een behoorlijk ingevuld formulier V7. Met de opgegeven verhinderdata wordt zoveel mogelijk rekening gehouden.

1.4.3 Agenda voor de mondelinge behandeling

Het hof kan voorafgaand aan de mondelinge behandeling belanghebbenden aanwijzingen of bevelen geven over:

  • de vraagpunten of onderwerpen die het hof tijdens de mondelinge behandeling wil bespreken;

  • door belanghebbenden nader in te dienen stukken, waaronder eventuele vertalingen van bewijsstukken als bedoeld in artikel 1.1.15;

  • de beslissing van het hof op een eventueel verzoek van (een van) belanghebbenden om tijdens de mondelinge behandeling getuigen en partijdeskundigen mee te nemen en te doen horen;

  • door belanghebbenden mee te brengen getuigen of partijdeskundigen.

1.4.4 Duur mondelinge behandeling

Voor de mondelinge behandeling van het verzoek in hoger beroep wordt de tijd gereserveerd als vermeld in Bijlage I {hyperlink gebruikelijke tijden}.

De mondelinge behandeling dient vooral ertoe om aan de belanghebbende(n) vragen te stellen. Advocaten hebben een korte spreektijd van ten hoogste tien minuten.

Indien een belanghebbende voorziet dat de voor de mondelinge behandeling gereserveerde tijd onvoldoende is voor een behoorlijke behandeling van de zaak, kan deze belanghebbende zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen een week nadat de dag en het uur van de mondelinge behandeling zijn bepaald, het hof gemotiveerd verzoeken hiervoor meer tijd te reserveren onder opgave van de verhinderdata van alle overige belanghebbenden. Het hof beslist zo spoedig mogelijk.

1.4.5 Proceshandelingen en stukken bij gelegenheid van de mondelinge behandeling

Een belanghebbende die tijdens de mondelinge behandeling nog een proceshandeling wenst te verrichten of stukken in het geding wenst te brengen, zorgt ervoor dat het hof en iedere overige belanghebbende zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen de in artikel 87 lid 6 in verbinding met artikel 279 lid 6 Rv genoemde termijn, een afschrift van het in te dienen processtuk of de in het geding te brengen bewijsstukken hebben ontvangen. Dit wordt gedaan overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 1.1.5, 1.1.13 en 1.1.14 voor het indienen van processtukken en bewijsstukken.

Op stukken die nadien worden overgelegd en op stukken waarvan tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat zij niet door iedere overige belanghebbende zijn ontvangen en tegen overlegging waarvan bezwaar is gemaakt, wordt geen acht geslagen, tenzij het hof ter mondelinge behandeling of daarna, na toepassing van hoor en wederhoor, anders beslist.

Omvangrijke stukken die zonder noodzaak op of vlak voor de in artikel 87 lid 6 Rv in verbinding met artikel 279 lid 6 Rv vermelde termijn worden overgelegd, kunnen als in strijd met de goede procesorde buiten beschouwing worden gelaten.

Deze belanghebbende dient het in te dienen processtuk of de in het geding te brengen bewijsstukken in vijfvoud in, en met inachtneming van artikel 1.1.5.

De belanghebbende voegt bij de in te dienen stukken een behoorlijk ingevuld formulier V6.

1.4.6 Verzoeken om meegebrachte getuigen en partijdeskundigen te horen

Een belanghebbende die getuigen of partijdeskundigen wenst te doen horen, vraagt dit bij gemotiveerd bericht. Hij doet dit zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken nadat de dag en het uur van de mondelinge behandeling is bepaald, onder opgave van de gegevens van de te horen getuigen of partijdeskundige.

Het hof beslist zo spoedig mogelijk na ontvangst van de reactie van de overige belanghebbende(n) of het ongebruikt verstrijken van de in artikel 1.1.7 bedoelde termijn.

1.4.7 Aanwezigheid belanghebbenden in persoon

Belanghebbenden verschijnen tijdens de mondelinge behandeling in persoon, tenzij het hof na gemotiveerd verzoek van een belanghebbende bij bericht, anders bepaalt.

Tenzij de wet anders bepaalt, wordt een rechtspersoon tijdens de mondelinge behandeling vertegenwoordigd door het bestuur of door een andere hiertoe in de statuten of bij een daartoe strekkende volmacht aangewezen persoon. Namens de rechtspersoon verschijnt in ieder geval iemand die van de zaak op de hoogte is en namens de rechtspersoon bevoegd is om bindende afspraken te maken.

Indien de rechtspersoon wordt vertegenwoordigd door een andere daartoe in de statuten of bij daartoe strekkende volmacht aangewezen persoon dan de bestuurder(s), kan het hof bepalen dat tijdens de mondelinge behandeling tevens een afschrift van de statuten of de volmacht wordt overgelegd.

1.4.8 Aanwezigheid gedetineerde belanghebbende

Een belanghebbende die gedetineerd is deelt het hof tijdig bij bericht mee of hij nog zal zijn gedetineerd op de dag en tijdstip van de mondelinge behandeling.

Indien een gedetineerde belanghebbende de mondelinge behandeling in persoon wil bijwonen, verzoekt hij zo spoedig mogelijk bij bericht het hof zijn aanwezigheid te bevorderen. Zijn verzoek bevat in ieder geval de volgende gegevens:

  • zijn voor- en achternamen (voluit);

  • zijn geboortedatum- en plaats;

  • zijn verblijfplaats.

1.4.9 Aanwezigheid parketpolitie/andere bijzonderheden met betrekking tot de mondelinge behandeling

Indien een belanghebbende de aanwezigheid van parketpolitie op de mondelinge behandeling wenselijk acht, verzoekt deze belanghebbende dit zo spoedig mogelijk en gemotiveerd bij de griffie van het hof.

Bijzonderheden met betrekking tot de mondelinge behandeling van praktische aard, zoals de grootte van de zittingszaal of de noodzaak van beschikbaarheid van bijzondere apparatuur, worden zo spoedig mogelijk bij gemotiveerd bericht aan het hof medegedeeld.

1.4.10 Tolk

Een belanghebbende die de Nederlandse taal niet (voldoende) beheerst, draagt zorg voor een tolk. Een tolk wordt beëdigd, tenzij het een tolk betreft die in het Tolkenregister staat ingeschreven. De kosten van de tolk komen voor eigen rekening van de belanghebbende.

Het hof kan eisen stellen aan de kwalificaties en/of competenties van de tolk. Indien tijdens de mondelinge behandeling twijfel ontstaat over de objectiviteit van de tolk, kan het hof de tolk alsnog weigeren.

1.4.11 Spreekaantekeningen

Tijdens de mondelinge behandeling kan een belanghebbende of zijn advocaat een notitie van hooguit twee bladzijden, A4-formaat en enkelzijdig beschreven, voordragen en overleggen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 1.4.4.

1.4.12 Indiening nadere stukken na afloop van mondelinge behandeling

Na afloop van de mondelinge behandeling kunnen geen stukken meer worden overgelegd, tenzij het hof tijdens de mondelinge behandeling een belanghebbende daartoe de gelegenheid heeft gegeven. In het laatste geval wordt tevens medegedeeld binnen welke termijn deze stukken en de eventuele reactie hierop bij het hof moeten zijn ingekomen. De belanghebbende voegt bij de in te dienen stukken een behoorlijk ingevuld formulier V6.

1.4.13 Verzoek om uitstel en mededeling afzien mondelinge behandeling
  • Een verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling dat schriftelijk is gedaan binnen twee weken na de oproeping, wordt in beginsel ingewilligd.

  • Een later verzoek om uitstel wordt slechts ingewilligd indien er naar het oordeel van het hof sprake is van een klemmende reden die voldoende aannemelijk is gemaakt. Dit latere verzoek om uitstel vermeldt de klemmende reden en ook of alle belanghebbenden instemmen met het uitstel.

Lopende schikkingsonderhandelingen zijn geen klemmende reden voor uitstel. Belanghebbenden mogen wegens schikkingsonderhandelingen wel gezamenlijk afzien van een mondelinge behandeling in ruil voor de bevoegdheid binnen een door hen voor te stellen termijn van enkele maanden nog eenmaal schriftelijk mee te delen wat zij voor de beslissing van belang achten.

Het verzoek om uitstel vermeldt de verhinderdata van alle belanghebbenden.

Het uitstelverzoek van een belanghebbende die wordt bijgestaan door een advocaat wordt gedaan met behulp van een behoorlijk ingevuld formulier V5. Een belanghebbende die niet wordt bijgestaan door een advocaat doet het verzoek om uitstel schriftelijk aan het hof, onder gelijktijdige toezending van een kopie van dit verzoek aan de overige belanghebbenden.

De beslissing op het verzoek om uitstel wordt aan belanghebbenden die worden bijgestaan door een advocaat bekendgemaakt door middel van een mededeling in Rekestenjournaal en wordt aan belanghebbenden die niet door een advocaat worden bijgestaan in beginsel schriftelijk medegedeeld.

Een mededeling aan het hof dat wordt afgezien van een mondelinge behandeling wordt gedaan met behulp van een behoorlijk ingevuld formulier V9.

1.4.14 Andere zittingen dan de mondelinge behandeling

De hiervoor vermelde artikelen in deze paragraaf zijn van overeenkomstige toepassing op andere zittingen dan de mondelinge behandeling, waaronder begrepen het (voorlopige) getuigenverhoor, het horen van een (partij)deskundige ter zitting, de (voorlopige) gerechtelijke plaatsopneming of bezichtiging, tenzij de aard van de bepaling zich daartegen verzet.

1.4.15 Meervoudige behandeling

Voor een zitting die mede ten doel heeft belanghebbenden de gelegenheid te geven hun stellingen toe te lichten, geldt het volgende.

Iedere belanghebbende die in een meervoudig te beslissen zaak wordt opgeroepen voor een dergelijke zitting ten overstaan van een raadsheer-commissaris, kan binnen veertien dagen na dagtekening van de oproeping verzoeken deze zitting te houden ten overstaan van de meervoudige kamer die de beslissing zal nemen.

1.5 Uitspraak

1.5.1 Vaste dag uitspraken

De uitspraak wordt gedaan op een vaste dag, tenzij het hof anders bepaalt {hyperlink vaste uitspraakdagen en uitspraaktermijnen}.

1.5.2 Termijn uitspraak

In zaken waarin een mondelinge behandeling heeft plaatsgehad, wordt in beginsel binnen de volgende termijnen en op de volgende dagen uitspraak gedaan: {hyperlink vaste uitspraakdagen en uitspraaktermijnen}. In spoedeisende zaken wordt zo mogelijk eerder uitspraak gedaan.

1.5.3 Vervroeging en aanhouding uitspraak

Vervroeging of aanhouding van de uitspraak wordt onder vermelding van een nieuwe datum aan de belanghebbenden medegedeeld. Aan belanghebbenden die worden bijgestaan door een advocaat wordt de nieuwe datum bekendgemaakt door middel van een mededeling in Rekestenjournaal.

1.5.4 Verstrekken afschrift uitspraak

De uitspraak wordt aan belanghebbenden toegezonden.

In bijzonder spoedeisende gevallen kan een afschrift van een verkorte uitspraak worden afgegeven, dat zo spoedig mogelijk wordt gevolgd door afgifte van een afschrift van de uitgewerkte versie daarvan.

Van de uitspraak wordt aan de belanghebbende die daarbij belang heeft, een voor tenuitvoerlegging bestemd afschrift (grosse) verstrekt.

Voor mondelinge uitspraken als bedoeld in artikel 30p Rv geldt het bepaalde van lid 5 van dit artikel.

2 BIJZONDER DEEL: BIJZONDERE REGELS PER VERZOEK

2.1 Alimentatie

2.1.1 Algemene bepaling

Op zaken betreffende alimentatie zijn de bepalingen in hoofdstuk 1 Algemeen Deel van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken.

2.1.2 Bijvoeging van stukken

Indien de behoefte of de draagkracht van (één van) de belanghebbenden wordt betwist, wordt de volgende financiële informatie overgelegd:

  • a. van werknemers en uitkeringsgerechtigden: de meest recente jaaropgave en de drie meest recente loonopgaven en/of uitkeringsspecificaties;

  • b. van een zelfstandige: stukken die inzicht geven in de financiële positie van de ondernemer en zijn onderneming, waaronder die betreffende de bedrijfsvoering in de laatste jaren, zoals in ieder geval de drie laatst vastgestelde jaarrekeningen (waaronder de balans, de winst- en verliesrekening, de toelichting en het kasstroomoverzicht), recente concept- en tussentijdse financiële overzichten, belastingaangiften en -aanslagen en stukken waarmee hij zijn verwachtingen voor de toekomst kan onderbouwen, zoals prognoses;

  • c. de meest recente aangifte inkomstenbelasting, indien gedaan, met de bijbehorende aanslag;

  • d. een specificatie van het eventuele kindgebonden budget;

  • e. een specificatie van de woonlasten met bewijsstukken, waaronder een bewijsstuk van de eventuele huurtoeslag;

  • f. bewijsstukken van de eventuele schuld(en) en opgave van de restantschuld(en) en restantlooptijd, alsmede opgave wanneer en waarvoor deze schuld(en) is (zijn) aangegaan en bewijsstukken van de aflossing van die schulden;

  • g. een bewijsstuk en specificatie van de premie Zorgverzekeringswet en van de eventuele zorgtoeslag;

  • h. bewijsstukken van andere posten die in geschil zijn;

  • i. de relevante financiële gegevens van de eventuele nieuwe partner van de alimentatieplichtige;

  • j. een draagkrachtberekening met alle daaraan ten grondslag liggende stukken, voor zover hiervoor nog niet genoemd;

  • k. een berekening van het (gezins-)inkomen en het kindgebonden budget waarvan moet worden uitgegaan ten behoeve van de berekening van de behoefte, met alle daaraan ten grondslag liggende stukken, voor zover hiervoor nog niet genoemd;

  • l. bij kinderalimentatie: een berekening van de draagkracht van de verzorgende ouder en de eventuele onderhoudsplichtige stiefouder, met bewijsstukken, waaronder de relevante financiële gegevens van de eventuele stiefouder;

  • m. een convenant, voor zover aanwezig.

Indien het een wijzigingsverzoek betreft, wordt tevens overgelegd de onder a. tot en met l. bedoelde financiële informatie over de periode waarover wijziging wordt verzocht.

Belanghebbenden voegen bij de hiervoor bedoelde informatie het daarvoor bestemde en behoorlijk ingevulde V-formulier.

2.1.3 Horen van minderjarigen

In alimentatiezaken waarin de alimentatie ten behoeve van een minderjarige van zestien jaar en ouder aan de orde is, wordt deze minderjarige in de gelegenheid gesteld zijn mening schriftelijk kenbaar te maken. Aan de belanghebbenden wordt geen kopie verstrekt van de brief van de minderjarige.

Tijdens de mondelinge behandeling deelt het hof kort en zakelijk mee wat de minderjarige heeft geschreven.

2.2 Bijstandsverhaal

2.2.1 Algemene bepaling

Op zaken betreffende bijstandsverhaal zijn de bepalingen in hoofdstuk 1 (Algemeen Deel) van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken.

2.2.2 Bijvoeging van stukken

In bijstandsverhaalzaken worden bij het beroepschrift ten minste de volgende stukken overgelegd:

  • a. indien de gemeente verhaal zoekt:

    • de stukken uit de eerste aanleg, waaronder het besluit tot verhaal van de gemeente en het besluit tot verhaal in rechte;

    • indien van toepassing: het besluit van burgemeester en wethouders tot het instellen van hoger beroep;

    • indien de draagkracht wordt betwist: de in artikel 2.1.2 onder a. tot en met m. genoemde financiële informatie;

  • b. indien de gemeente verhaal zoekt in afwijking van een rechterlijke alimentatiebeschikking:

    • de onder a. genoemde stukken, voor zover van toepassing;

    • een kopie van die alimentatiebeschikking;

  • c. indien het betreft een verzoek tot wijziging van een eerdere rechterlijke verhaalsbeschikking:

    • de onder a. genoemde stukken, voor zover van toepassing;

    • een kopie van die eerdere verhaalsbeschikking;

  • d. indien het betreft verzet tegen verhaal overeenkomstig een rechterlijke alimentatiebeschikking:

    • de onder a. genoemde stukken, voor zover van toepassing;

    • een kopie van die alimentatiebeschikking.

2.3 Internationale ontvoering van kinderen

(alleen van toepassing bij het gerechtshof Den Haag)

2.3.1 Algemene bepaling

Op zaken betreffende de internationale ontvoering van kinderen zijn de bepalingen in hoofdstuk 1 (Algemeen Deel) van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken.

2.3.2 Aantal in te dienen exemplaren

Van het beroepschrift, het verweerschrift in hoger beroep en de bijgevoegde stukken worden vijf exemplaren voor het hof, één exemplaar voor de raad voor de kinderbescherming en één exemplaar voor iedere andere belanghebbende ingediend. Het hof zorgt voor verzending aan de raad voor de kinderbescherming en aan ieder andere belanghebbende.

2.3.3 Opgave verhinderdata

Bij de indiening van het beroepschrift geeft de advocaat van de verzoeker in hoger beroep de verhinderdata van zijn zijde en de verhinderdata van de zijde van iedere andere belanghebbende op over de periode van twee weken volgend op de datum van indiening van het beroepschrift.

2.3.4 Onvoldoende aantal/incompleet

Het bepaalde in artikel 1.2.6 is niet van toepassing.

2.3.5 Termijn indienen verweerschrift in hoger beroep

In afwijking van het bepaalde in artikel 1.3.2 bepaalt het hof binnen welke termijn een verweerschrift moet worden ingediend. Het bepaalde in artikel 2.3.2 is van overeenkomstige toepassing.

2.3.6 Indiening nadere stukken voorafgaand aan mondelinge behandeling

In afwijking van het bepaalde in artikel 1.4.5 kunnen ook binnen de in dit artikel genoemde termijn van tien kalenderdagen nog stukken worden ingediend die van belang zijn en niet eerder konden worden ingediend.

2.3.7 Kopie aan raad voor de kinderbescherming

In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.1.8 wordt een kopie van de in dit artikel bedoelde stukken ook aan de raad voor de kinderbescherming toegestuurd.

2.3.8 Termijn mondelinge behandeling

Het hof bepaalt per omgaande een mondelinge behandeling en verzendt de oproepingen per fax en per post aan de advocaat van de verzoeker in hoger beroep en aan de advocaat van de andere belanghebbenden, tenzij een andere belanghebbende niet langer wordt bijgestaan door een advocaat. In dit laatste geval bepaalt het hof de wijze van oproeping aan deze andere belanghebbende.

Het hof zal zoveel mogelijk rekening houden met de opgegeven verhinderdata die overeenkomstig artikel 2.3.3 bij het beroepschrift zijn opgegeven. Uitgangspunt daarbij is dat een mondelinge behandeling zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken na indiening van het beroepschrift zal plaatsvinden en dat de opgave verhinderdata dit uitgangspunt in beginsel niet zal mogen beletten.

2.3.9 Verzoek uitstel

Een verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling wordt slechts ingewilligd indien dit per omgaande na de oproeping voor de mondelinge behandeling is gedaan en naar het oordeel van het hof sprake is van een klemmende reden die voldoende aannemelijk is gemaakt. Het verzoek vermeldt de verhinderdata van alle belanghebbenden voor de volgende twee weken.

Het uitstelverzoek van een belanghebbende die wordt bijgestaan door een advocaat wordt gedaan met behulp van een behoorlijk ingevuld formulier V5. Een belanghebbende die niet wordt bijgestaan door een advocaat doet dit verzoek schriftelijk aan het hof, onder gelijktijdige toezending van een kopie van dat verzoek aan de overige belanghebbenden.

De beslissing op het verzoek om uitstel wordt aan belanghebbenden die worden bijgestaan door een advocaat bekendgemaakt door middel van een mededeling in Rekestenjournaal en wordt aan belanghebbenden die niet door een advocaat worden bijgestaan bij brief medegedeeld.

2.3.10 Horen van minderjarigen

Indien een minderjarige op grond van internationale regelgeving in de gelegenheid moet worden gesteld zijn mening kenbaar te maken, gebeurt dit overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.4.9. Ongeacht de leeftijd zal het hof de minderjarige die in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen, horen.

2.3.11 Termijn uitspraak

Uiterlijk binnen veertien dagen na de mondelinge behandeling zal uitspraak worden gedaan, tenzij bijzondere omstandigheden dit verhinderen.

2.4 Jeugdzaken

2.4.1 Algemene bepaling

Op jeugdzaken zijn de bepalingen in hoofdstuk 1 (Algemeen Deel) van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken.

2.4.2 Begrip jeugdzaken

Onder jeugdzaken worden verstaan zaken betreffende gezag, verblijfplaats, omgang, informatie en consultatie ten aanzien van minderjarigen, alsmede maatregelen van kinderbescherming.

2.4.3 Aantal in te dienen exemplaren

In jeugdzaken worden van het beroepschrift, het verweerschrift in hoger beroep en de bijgevoegde stukken vijf exemplaren voor het hof, één exemplaar voor de raad voor de kinderbescherming en één exemplaar voor iedere overige belanghebbende ingediend. Het hof zorgt voor verzending.

2.4.4 Onvoldoende aantal/incompleet

Het bepaalde in artikel 1.2.6 is niet van toepassing in zaken betreffende een maatregel van kinderbescherming.

2.4.5 Termijn indienen verweerschrift in hoger beroep

In afwijking van het bepaalde in artikel 1.3.2 is in zaken betreffende een maatregel van kinderbescherming de verweertermijn in beginsel drie weken.

2.4.6 Indiening nadere stukken voorafgaand aan mondelinge behandeling

In afwijking van het bepaalde in artikel 1.4.5 kunnen in zaken betreffende een maatregel van kinderbescherming ook binnen de in dit artikel genoemde termijn van tien kalenderdagen nog stukken worden overgelegd die van belang zijn en niet eerder konden worden ingediend.

2.4.7 Kopie aan raad voor de kinderbescherming

In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.1.11 wordt een kopie van de in dit artikel bedoelde stukken ook aan de raad voor kinderbescherming toegestuurd.

2.4.8 Verzoek om uitstel

Een verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling wordt slechts ingewilligd indien naar het oordeel van het hof sprake is van een klemmende reden die voldoende aannemelijk is gemaakt.

Het verzoek wordt per omgaande na de oproeping voor de mondelinge behandeling gedaan, onder vermelding van de verhinderdata van alle belanghebbenden.

Het uitstelverzoek van een belanghebbende die wordt bijgestaan door een advocaat wordt gedaan met behulp van een behoorlijk ingevuld formulier V5. Een belanghebbende die niet wordt bijgestaan door een advocaat doet dit verzoek schriftelijk aan het hof, onder gelijktijdige toezending van een kopie van dat verzoek aan de overige belanghebbenden.

De beslissing op het verzoek om uitstel wordt aan belanghebbenden die worden bijgestaan door een advocaat bekendgemaakt door middel van een mededeling in Rekestenjournaal en wordt aan belanghebbenden die niet door een advocaat worden bijgestaan bij brief medegedeeld.

2.4.9 Horen van minderjarigen

Een minderjarige van twaalf jaar en ouder wordt in de gelegenheid gesteld zijn mening mondeling of schriftelijk kenbaar te maken. Aan de belanghebbenden wordt geen kopie verstrekt van de brief van de minderjarige.

Het hof kan een minderjarige jonger dan twaalf jaar horen.

De minderjarige wordt buiten de mondelinge behandeling gehoord. Van dit verhoor wordt geen proces-verbaal opgemaakt. Tijdens de mondelinge behandeling deelt het hof kort en zakelijk mee wat de minderjarige heeft verklaard.

In zaken betreffende gesloten jeugdzorg als bedoeld in Hoofdstuk IVA van de Wet op de jeugdzorg dient de jeugdige te worden gehoord conform artikel 29f van die wet.

2.4.10 Termijn uitspraak

In beginsel wordt binnen de volgende termijnen en op de volgende dagen uitspraak gedaan: {hyperlink naar uitspraaktermijnen en uitspraakdagen}.

2.5 Verdeling huwelijksgoederengemeenschap en afwikkeling huwelijkse voorwaarden

2.5.1 Algemene bepaling

Op zaken betreffende de verdeling van een huwelijksgoederengemeenschap zijn de bepalingen in hoofdstuk 1 (Algemeen Deel) van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken.

2.5.2 Verdeling huwelijksgoederengemeenschap

Bij verdeling van een huwelijksgoederengemeenschap worden ten minste de volgende gegevens verschaft:

  • een voorstel voor de te hanteren peildatum voor de omvang van de gemeenschap en voor de te hanteren peildatum voor de waardering van de afzonderlijke bestanddelen ervan;

  • een overzicht van de omvang van de gemeenschap en de waarde van de verschillende bestanddelen op de voorgestelde peildatum;

  • indien verschil van mening bestaat over de waarde van een of meer bestanddelen van de gemeenschap: een voorstel voor de wijze waarop de waarde moet worden vastgesteld, vergezeld van een voorstel voor (een) eventueel te benoemen taxateur(s);

  • een voorstel tot verdeling.

Belanghebbenden voegen bij de hiervoor bedoelde informatie het daarvoor bestemde en behoorlijk ingevulde V-formulier.

2.5.3 Afwikkeling van huwelijkse voorwaarden

Bij afwikkeling van huwelijkse voorwaarden worden ten minste de volgende gegevens verschaft:

  • een kopie van de huwelijkse voorwaarden;

  • een overzicht van eventueel te verrekenen vermogensbestanddelen met bewijsstukken;

  • een voorstel tot afwikkeling.

Voor zover sprake is van gemeenschappelijke vermogensbestanddelen is het bepaalde in artikel 2.5.2 van overeenkomstige toepassing.

Belanghebbenden voegen bij de hiervoor bedoelde informatie het daarvoor bestemde en behoorlijk ingevulde V-formulier.

2.6 Diversen

2.6.1 Algemene bepaling

Op onderstaande zaken zijn de bepalingen in hoofdstuk 1 (Algemeen Deel) van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken.

2.6.2 Hoger beroep tegen echtscheiding zonder grief

Indien van een beschikking ook hoger beroep is ingesteld van de echtscheidingsbeslissing, kan het hof naar aanleiding van een daartoe strekkend gemotiveerd verzoek van een belanghebbende besluiten op korte termijn een mondelinge behandeling te bepalen, waarbij alleen het hoger beroep tegen de uitgesproken echtscheiding zal worden behandeld. Daarbij komt alleen de ontvankelijkheid van dat deel van het hoger beroep aan de orde. De overige in hoger beroep aan de orde gestelde onderwerpen zullen op een later tijdstip worden behandeld.

2.6.3 Voorlopige voorziening/(schorsing van de) uitvoerbaarverklaring bij voorraad

Een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 223 Rv, een verzoek tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van (een deel van) de beschikking waarvan beroep of een verzoek tot schorsing van de in de beschikking waarvan beroep bepaalde uitvoerbaarheid bij voorraad, wordt met voorrang behandeld. Hierop wordt bij afzonderlijke beschikking beslist, nadat wederhoor heeft plaatsgehad.

Een dergelijk verzoek dient duidelijk kenbaar te worden gedaan, hetzij bij afzonderlijk verzoekschrift, hetzij door vermelding in de kop van het beroepschrift of verweerschrift in hoger beroep, dan wel door daarop in een begeleidende brief uitdrukkelijk te wijzen.

De verzoeker voegt bij het verzoek tot (schorsing van de) uitvoerbaar bij voorraadverklaring een behoorlijk ingevuld formulier V1.

2.6.4 Verklaring non-appel

Een verklaring van non-appel wordt slechts afgegeven indien uit het petitum van het beroepschrift blijkt dat geen hoger beroep wordt ingesteld tegen de echtscheiding zelf. In geval van onduidelijkheid wordt een akte van berusting verlangd.

De verzoeker voegt bij zijn verzoek tot afgifte van een verklaring van non-appel een behoorlijk ingevuld formulier V8.

2.6.5 Voorlopige voorzieningen als bedoeld in de artikelen 821 en 822 Rv

Indien de hoofdzaak bij het hof aanhangig is, kan het hof worden verzocht voorlopige voorzieningen te treffen voor zover die nog niet eerder zijn getroffen. Om proceseconomische redenen kan ook wijziging van een voorlopige voorziening die de rechtbank heeft gegeven, worden verzocht indien het hoger beroep van de hoofdzaak bij het hof aanhangig is en voldoende samenhang bestaat tussen de voorziening waarvan wijziging wordt verzocht en de hoofdzaak. Een dergelijk verzoek wordt in beginsel binnen drie weken na indiening van het verzoek behandeld. De hoofdzaak wordt met inachtneming van de gebruikelijke termijnen afgehandeld.

De verzoeker voegt bij het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen een behoorlijk ingevuld formulier V1.

3 SLOTBEPALING

3.1 Toepasselijkheid procesreglement

De tiende versie van dit procesreglement is van toepassing op zaken waarbij het beroepschrift dan wel het verzoekschrift op of na de datum van inwerkingtreding van het per 1 oktober 2019 gewijzigde Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bij de griffie is binnengekomen.

Voor zaken waarbij het beroepschrift dan wel het verzoekschrift voor de datum van inwerkingtreding van dit gewijzigde Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bij de griffie is binnengekomen, blijft het tot aan die datum geldende (elfde) versie van dit procesreglement van toepassing.

3.2 Datum inwerkingtreding

Dit procesreglement vervangt met ingang van 1 oktober 2019 het tot aan die datum geldende procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven.

4 Bijlagen

Bij dit reglement horen bijlagen. De bijlagen zijn te vinden in de digitale versie die wordt gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.

Naar boven