Regeling van de Minister voor Medische Zorg van 16 september 2019, kenmerk 1572560-194466-Z, houdende wijziging van de Regeling zorgverzekering in verband met de indexering van enkele bedragen

De Minister voor Medische Zorg,

Gelet op de artikelen 2.14, tweede lid, 2.15b, 2.16c, 2.16d en 2.16f van het Besluit zorgverzekering;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling zorgverzekering wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.29a, eerste lid, wordt ‘23 euro’ vervangen door ‘€ 23,52’.

B

In artikel 2.30, eerste lid, wordt ‘€ 0,30’ vervangen door ‘€ 0,32’.

C

Artikel 2.33 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 436’ vervangen door ‘€ 443,00’.

2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. in onderdeel a wordt ‘€ 131’ vervangen door ‘€ 127’;

b. in onderdeel b wordt ‘€ 65,50’ vervangen door ‘€ 63,50’.

3. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. in onderdeel a wordt ‘€ 58,50’ vervangen door ‘€ 59,00’;

b. in onderdeel b wordt ‘€ 117’ vervangen door ‘€ 118’ en wordt ‘€ 58,50’ vervangen door ‘€ 59,00’;

c. in onderdeel c wordt ‘€ 58,50’ vervangen door ‘€ 59,00’ en wordt ‘€ 117’ vervangen door ‘€ 118’.

D

Artikel 2.36 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 4,40’ vervangen door ‘€ 4,50’.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 17,50’ vervangen door ‘€ 18’ en wordt ‘€ 125’ vervangen door ‘€ 127,50’.

E

In artikel 2.37, eerste lid, wordt ‘€ 103’ vervangen door ‘€ 105’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020 nadat de Regeling zorgpakket Zvw 2020 in werking is getreden.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins

TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

Met deze regeling is de Regeling zorgverzekering (hierna: Rzv) per 1 januari 2020 gewijzigd.

De bedragen van de eigen bijdragen die verschuldigd zijn voor hulpmiddelen, kraamzorg en ziekenvervoer zijn geïndexeerd. Voor ziekenvervoer is daarnaast de kilometervergoeding geïndexeerd. Ook de maximumvergoeding voor een persoonsgeboden budget (hierna: Zvw-pgb) voor wijkverpleging is geïndexeerd.

Financiële gevolgen

De jaarlijkse indexering zorgt ervoor dat genoemde eigen bijdragen en vergoedingen gelijke tred houden met de ontwikkeling van lonen en prijzen in Nederland. Het indexeren van de maximumvergoeding voor het Zvw-pgb kan leiden tot circa € 4 miljoen hogere uitgaven van zorgverzekeraars aan de vergoeding van verzekerden met een Zvw-pgb voor hun kosten van de categorie zorgverleners waarop het maximum van toepassing is. Dit is procentueel een geringe stijging die kan worden opgevangen omdat op basis van het Hoofdlijnenakkoord voor de wijkverpleging het plafond voor de totale uitgaven voor wijkverpleging jaarlijks wordt opgehoogd met de loon- en prijsontwikkeling.

Regeldruk

Aanpassing van de bedragen van eigen bijdragen en vergoedingen loopt mee in reguliere administratieve processen van zorgverzekeraars ter voorbereiding op het aanbieden en uitvoeren van zorgverzekeringen in een nieuw kalenderjaar. Verder kan de indexering ertoe leiden dat verzekerden met een Zvw-pgb hun contracten bijstellen met de zorgverleners ten aanzien waarvan de maximumvergoeding geldt. Er is dan ook geen sprake van nieuwe of aanvullende regeldruk.

Het Adviescollege toetsing regeldruk kan zich verenigen met dit standpunt.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

De zorgverzekering bevat de mogelijkheid om een Zvw-pgb te ontvangen voor verpleging en verzorging die niet gepaard gaat met verblijf in verband met geneeskundige zorg (hierna: wijkverpleging). Dit is geregeld in artikel 13a van de Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw). Op grond van de Zvw kunnen regels worden gesteld over de hoogte van de vergoeding die de zorgverzekeraar maximaal mag bieden. Deze regels zijn opgenomen in het Besluit zorgverzekering (hierna: Bzv) en de Rzv. De Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: NZa) stelt tarieven vast voor zorgaanbieders die onder de artikelen 50 tot en met 56 van de Wet marktordening gezondheidszorg (hierna: Wmg) vallen. Dit zijn zorgverleners die zorgaanbieder zijn in de zin van de Wmg én tarieven in rekening brengen. Er zijn echter ook zorgverleners die geen zorgaanbieder zijn in de zin van de Wmg of geen tarieven in rekening brengen. Zij vallen niet onder de werking van de artikelen 50 tot en met 56 Wmg. Voor deze groep bepaalt artikel 2.29a Rzv de maximumvergoeding aan de verzekerde die deze zorgverleners betaalt uit een Zvw-pgb. Op grond van artikel 2.29a Rzv geldt dit maximum niet voor beroepsbeoefenaren die zijn ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet de op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van wijkverpleging, mits zijn geen bloed- of aanverwanten in de eerste of tweede graad of de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel zijn van de verzekerde met het Zvw-pgb.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft in zijn brief aan de Tweede Kamer van 27 juni 2019 aangekondigd om in navolging van de indexatie voor het persoonsgebonden budget op grond van de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz-pgb) ook de maximum vergoeding voor het Zvw-pgb van € 23 met ingang van 1 januari 2020 te indexeren met 1,82%.1. Voor de berekeningswijze wordt aangesloten bij de systematiek die wordt gevolgd bij het indexeren van de natura-zorg en het persoonsgebonden budget in de Wlz. Daarbij is verondersteld dat de maximumvergoeding bestaat uit 90% loonkosten en 10% materiële kosten.

In verband met de uitvoeringspraktijk is op verzoek van Zorgverzekeraars Nederland en belangenorganisatie Per Saldo het bedrag na indexering zodanig afgerond, dat het bedrag door twaalf deelbaar is en indien nodig per vijf minuten kan worden gedeclareerd. Er wordt naar boven afgerond, in het voordeel van de budgethouder.

Voor 2020 is de berekening derhalve als volgt. In 2019 is de maximumvergoeding € 23,00.

Door dit bedrag met 1,82% op te hogen, wordt het niet-afgeronde bedrag voor 2020 verkregen. Dit is € 23,419. Afronding naar boven op een bedrag dat door twaalf deelbaar is, levert een maximumvergoeding voor 2020 op van € 23,52.

Indexering voor 2021 en later gebeurt steeds op het niet-afgeronde bedrag van het voorafgaande jaar. Voor 2021 is dit € 23,419.

Onderdelen B, C, D en E

Bij de indexatie van de eigen bijdragen voor hulpmiddelen, kraamzorg en ziekenvervoer en van de kilometervergoeding voor ziekenvervoer is gebruik gemaakt van de meest relevante prijsindexcijfers die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) voor elke kalendermaand publiceert op www.cbs.nl. Aan de hand van die cijfers is de indexering van de eigen bijdragen en de kilometervergoeding in drie stappen bepaald:

  • 1. Op basis van de prijsindexcijfers van het CBS voor juni 2018 tot en met mei 2019 en voor juni 2017 tot en met mei 2018 is het gemiddelde prijsindexcijfer voor het meest recente jaar ten opzichte van het jaar daarvoor berekend. Door met een gemiddelde over een volledig jaar te werken, wordt voorkomen dat een excessief prijsindexcijfer voor een maand (zowel lager als hoger) een grote rol kan spelen.

  • 2. Vervolgens is het indexpercentage berekend. Dit is de procentuele mutatie van het gemiddelde prijsindexcijfer voor het meest recente jaar ten opzichte van het gemiddelde voor een jaar eerder.

  • 3. Daarna is het indexpercentage toegepast op de eigen bijdragen en de kilometervergoeding in 2019. Dit resulteert in (afgeronde) bedragen voor het jaar 2020.

Voor de indexering van de vergoeding per kilometer voor ziekenvervoer is gebruik gemaakt van ‘Consumentenprijzen; prijsindex 2015=100. Bestedingscategorieën: 072000 Gebruik van privévoertuigen’ van het CBS. Indexatie heeft geleid tot een stijging van € 0,02, zodat de vergoeding per kilometer voor ziekenvervoer vanaf 1 januari 2020 € 0,32 per kilometer bedraagt.

Voor de indexering van de eigen bijdrage voor haarwerken is gebruik gemaakt van ‘Consumentenprijzen; prijsindex 2015=100. Bestedingscategorieën: 061000 Medische producten, apparaten en toestellen’ van het CBS. De eigen bijdrage voor haarwerken stijgt van € 436 naar € 443.

Voor de indexering van de eigen bijdrage voor lenzen en brillenglazen is gebruik gemaakt van ‘Consumentenprijzen; prijsindex 2015=100. Bestedingscategorieën: 061310 Brillen op sterkte en lenzen’ van het CBS. De eigen bijdragen voor lenzen en brillenglazen zullen per 2020 stijgen met € 0,50 naar € 59 per oog.

Voor de indexering van de eigen bijdragen voor orthopedische en allergeenvrije schoenen is gebruik gemaakt van ‘Consumentenprijzen; prijsindex 2015=100. Bestedingscategorieën: 032000 Schoenen’ van het CBS. Er vindt daardoor een daling plaats van € 4,00 naar € 127 per paar schoenen voor verzekerden vanaf 16 jaar en een daling van € 2,00 naar € 63,50 per paar schoenen voor verzekerden jonger dan 16 jaar.

Voor de indexering van de eigen bijdragen voor kraamzorg en ziekenvervoer is gebruik gemaakt van ‘Cao-lonen, contractuele loonkosten en arbeidsduur; indexcijfers (2010=100). Cao-lonen per maand incl.bijz.beloningen. Cao-sector particuliere bedrijven. Huidige cijfers’ van het CBS.

De eigen bijdrage voor kraamzorg thuis wordt door de indexatie met € 0,10 verhoogd naar € 4,50 per dag. De eigen bijdrage voor kraamzorg die is verleend in een instelling hoewel verblijf in een instelling medisch niet noodzakelijk is, stijgt met € 0,50 naar € 18,00 per dag. Het tarief van de instelling waarboven een eigen bijdrage verschuldigd is, wordt verhoogd met € 2,50 naar € 127,50.

De eigen bijdrage voor ziekenvervoer stijgt met € 2 en bedraagt per 2020 € 105 per kalenderjaar.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking op per 1 januari 2020. Op diezelfde datum treedt eerst de wijziging van de Rzv in werking in verband met het zorgpakket Zvw 2020. Met die wijziging is artikel 2.30 Rzv geïntroduceerd waarin de kilometervergoeding voor ziekenvervoer is geregeld en in verband daarmee is het eerste lid van artikel 2.37 Rzv vervallen. Deze regeling gaat uit van de aldus gewijzigde Rzv. Daartoe is de volgorde van inwerkingtreding geëxpliciteerd: deze regeling treedt in werking na de wijziging in verband met het zorgpakket Zvw 2020.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins


X Noot
1

Kamerstukken II 2019/20, 25 657, 320.

Naar boven