Beheer:
Deze definitie geldt uitsluitend voor de toepassing in de beleidswaarde. Voor de toepassing
in de marktwaarde zijn de beheerkosten opgesplitst in meerdere componenten die in
de afzonderlijke paragrafen bij de toelichting van het waarderingsmodel nader zijn
toegelicht.
De beheerkosten voor de beleidswaarde zijn gedefinieerd op basis van het totaal van
de posten ‘Lasten verhuur en beheeractiviteiten’ en ‘Overige directe operationele
lasten exploitatiebezit’ minus de verhuurderheffing. Dit zijn vastgoed gerelateerde
beheerkosten als onderdeel van het ‘Netto resultaat exploitatie vastgoedportefeuille’.
Onder ‘uitgaven verhuur en beheeractiviteiten’ vallen de uitgaven die rechtstreeks
zijn te relateren aan de verhuur- en beheeractiviteiten. Het betreft de (veelal personeels)kosten
van vastgoedsturing (inclusief huur- en onderhoudsbeleid) en vastgoedbeheer (inclusief
verhuur en aansturing onderhoud). Hierbij kan worden gedacht aan werkzaamheden uit
onderstaande tabel. De werkzaamheden zijn opgesplitst in financieel / administratieve
beheeractiviteiten (gericht op verhuuractiviteiten) en technische beheeractiviteiten
(aansturing en toezicht op onderhoud). Technisch beheer zal hierbij onder onderhoud
verantwoord blijven en financieel/administratief onder (verhuur en) beheer. De uitgaven
aan (verhuur en) beheeractiviteiten moeten in de beleidswaarde op basis van een verdeelsleutel
worden toegerekend aan de individuele vastgoedobjecten. Onderstaande opsomming is
niet limitatief. Een en ander zal afhankelijk zijn van de specifieke activiteiten
van de corporatie.
|
Financieel/administratief
|
Technisch
|
Asset management
(Vastgoedsturing)
|
Opstellen/actualiseren strategie
Opstellen/actualiseren investeringsstatuut
Opstellen/actualiseren/monitoren portefeuille strategie
Opstellen/actualiseren/monitoren object beleidsplannen: het vertalen van portefeuille
strategie in concrete ingrepen in complexen
Huurbeleid
Betaalbaarheid- en bereikbaarheid
Hold - Sell analyses
Prestatiemeting op basis budgetten
(Licentie)kosten systemen
|
Onderhoudsbeleid
Onderhoud toetsen (challengen)
Onderhoud goedkeuren
|
Property management
(Vastgoedbeheer)
|
Objectadministratie: huurcontracten, huuropzeggingen, wederverhuur, afhandelen huurachterstanden,
huurincasso
Afrekenen servicekosten
Debiteuren- en crediteuren afhandeling
Beheer en op orde brengen brondata
Jaarlijkse rapportages over bezit
(Licentie)kosten systemen
|
Inspectie objecten en aansturen conditiemetingen, aansturen opstellen MJOP
Aanbesteden onderhoud
Toezicht op uitvoering onderhoud
Inspecties bij mutatie
Afhandelen opleveringen
Periodiek bezoek service en onderhoudsmonteur
Afhandelen klachten
|
Aan bovenstaande tabel valt op dat de kosten voor assetmanagement voor de beleidswaarde
en de verantwoording wel onder de beheerkosten moeten worden opgenomen, terwijl deze
zelfde kosten in de marktwaardering niet onder de beheerkosten vallen. De marktwaarde
omvat voor de beheerkosten alleen de kosten van het property management. Het vertrekpunt
hierbij is dat alleen de vastgoed gerelateerde kosten die direct met het vastgoed
samenhangen in de beheerkosten worden opgenomen. Het beleid maakt hier geen onderdeel
van uit. In de beleidswaarde wordt echter de waarde van het vastgoed voor specifiek
corporaties bepaald, gegeven het beleid. Onderdeel van dat beleid is onder andere
een andere huurstrategie, ouder meer onderhoudsintensief bezit en een sociaal maatschappelijke
verduurzamingsopgave. De noodzakelijke uitgaven die daarmee gepaard gaan voor vastgoedsturing,
zijn daarom voor de beleidswaarde wel toegevoegd aan de vastgoed gerelateerde beheerkosten.
Onder de beheerkosten vallen niet de kosten die samengaan met de volgende activiteiten:
-
• De begeleiding van huurders, zoals budgetcoaching, huurdersbegeleiding, wijkbeheer
en leefbaarheid.
-
• De organisatie, het feit dat rondom de vastgoed gerelateerde taken een organisatie
is opgetuigd die aangestuurd dient te worden met bestuurders, RvC en management die
bezig zijn met de organisatie en de mensen en niet primair met het vastgoed. Het gaat
hierbij nadrukkelijk om de aangestipte activiteiten van deze gremia en niet om het
feit dat de kosten van de functionaris op zich kwalificeren om niet mee te nemen als
beheerkosten.
-
• De administratieve verplichtingen en verslagleggingskosten die met die organisatie
gepaard gaan zoals jaarrekening, control- en accountantskosten en taxatiekosten.
-
• De saneringsheffing en de AW-heffing.
Aan de hand van deze definities kunnen ook de totale kosten (na toerekeningen) van
de functies bestuur, RvC en management via een kostenverdeelstaat worden verdeeld
naar de activiteiten (kostendragers) overige organisatiekosten, assetmanagement en
property management (beide onderscheiden naar financieel/administratief en technisch
beheer), overige activiteiten, leefbaarheid, projectontwikkeling en verkoop bestaand
bezit. Bestuur en RVC zullen veelal uitsluitend onder overige organisatiekosten worden
verantwoord. Bij kleinere corporaties is het mogelijk dat bestuur nog op andere kostendragers
wordt geboekt.
De niet direct toerekenbare kosten dienen zoals hiervoor aangegeven via de kostenverdeelstaat
in een aantal stappen te worden toegerekend aan de reguliere kostendragers. Dit gaat
ook over algemene kosten zoals onder meer huisvesting en ICT.
Onder de ‘overige directe operationele lasten exploitatie bezit’ vallen de exploitatiekosten
die niet direct te relateren zijn aan de subactiviteiten verhuren, beheren en onderhouden.
Dit zijn echter wel kosten die worden veroorzaakt door het feit dat de corporatie
vastgoed heeft. Voorbeelden (niet limitatief) hiervan zijn:
De overige directe operationele uitgaven exploitatie bezit moeten in de beleidswaarde
op basis van een verdeelsleutel worden toegerekend aan de individuele vastgoedobjecten.
Onderhoud:
Achtergrond definitie lasten onderhoudsactiviteiten
Bij het onderscheid tussen onderhoud en investeringen is getracht zoveel mogelijk
aansluiting te vinden bij de conceptuele kaders en de fiscale definities die nader
zijn uitgewerkt in de ‘fiscale praktijkhandleiding onderhoud en verbetering woningcorporaties’.1 Hierbij dient opgemerkt te worden dat de fiscale praktijkhandleiding niet letterlijk
is overgenomen in de onderstaande tekst en deze tekst op onderdelen hiervan (beperkt)
kan afwijken.
De lasten onderhoudsactiviteiten voor het technisch en bouwkundig in stand houden
van een gebouw bevatten de uitgaven voor eigenaarsonderhoud uitgaande van een eeuwigdurende
exploitatie. In de lasten onderhoudsactiviteiten zijn derhalve geen uitgaven opgenomen
die conform artikel 240 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek worden aangemerkt als
huurdersonderhoud.
Uitgaven met betrekking tot het beheren van het gebouw (service-uitgaven of schoonmaakuitgaven),
zijn nadrukkelijk ook geen lasten onderhoudsactiviteiten. Indien de uitgaven voor
onderhoud en verbeteringen in projecten sterk met elkaar verweven zijn, dient rekening
houdend met dit kader een inschatting te worden gemaakt van het percentage van de
uitgaven voor onderhoud resp. verbetering.
Onderscheid onderhoud en verbeteringen
Het onderscheid tussen onderhoud en verbeteringen volgt de maatregelen die corporaties
verrichten bij de werkzaamheden aan het vastgoed in exploitatie. Deze worden per maatregel
beoordeeld. De categorie ‘verbetering’ zal worden behandeld als investeringsuitgaven.
Onderhoudsuitgaven zijn kosten.
Onderhoud
De werkzaamheden die naar hun aard dienen om een verhuurbare eenheid, dan wel complex
– in vergelijking met de toestand waarin die zich bij stichting of latere verandering
bevond – in bruikbare staat te herstellen en aldus de ingetreden achteruitgang op
te heffen; dit ongeacht de omvang van de uitgaven.
De onderhoudsuitgaven betreffen aldus de uitgaven om een verhuurbare eenheid, dan
wel complex in dezelfde technische en bouwkundige staat te houden, als waarin het
zich op de peildatum (einde boekjaar) bevindt, rekening houdend met het effect van
onderhoudscycli, zo nodig na het verhelpen van achterstallig onderhoud indien dit
aanwezig is. Het in dezelfde technische en bouwkundige staat houden, houdt in dat
er in of aan het vastgoed geen technische gebreken mogen zijn (minimaal conditiescore
4 op bouwdeelniveau voor alle bouwdelen conform NEN2767 of vergelijkbaar op het moment
dat het onderhoud wordt uitgevoerd).
In de onderhoudsuitgaven zijn dus ook de uitgaven voor de vervanging van daken, voegwerk
en kozijnen opgenomen omdat dit in beginstel kwalificeert als instandhouding. Ook
de uitgaven voor vervanging van keukens, badkamers en toiletten vallen onder de onderhoudsuitgaven
in verband met het technisch en bouwkundig in stand houden van het gebouw.
Verbetering
De werkzaamheden die dienen om aan de onroerende zaak of een zelfstandig gebouwdeel
een wezenlijke verandering aan te brengen, waardoor de onroerende zaak naar inrichting,
aard of omvang een wijziging heeft ondergaan. De verbetering wordt als investering
aangemerkt.
De investeringen voor verbetering betreffen aldus de uitgaven met als doel het technisch
of functioneel verbeteren van een verhuurbare eenheid, dan wel complex. De conceptuele
kaders in de fiscale praktijkhandleiding dienen daar bij als uitvalbasis. Het betreffen
(ook) uitgaven om een verhuurbare eenheid, dan wel complex naar een hoger niveau te
brengen (de theoretische of markttechnische verdiencapaciteit vergrotend), bijvoorbeeld
verduurzamen naar energieneutraal, aanpassingen in de plattegrond, verhogen uitrustingsniveau
van onderdelen van de woning of toevoegen van niet reeds in het object aanwezige installaties
zoals zonnepanelen.
Tot de verbeteringen worden ten minste gerekend de werkzaamheden die verband houden
met:
-
– Het gebruiksklaar maken van een nieuw verworven onroerende zaak;
-
– De nieuwbouwuitgaven bij vervangende nieuwbouw die volgen na het slopen van bestaande
opstallen;
-
– Herstel van fysieke beschadiging aan onroerende zaken als gevolg van abnormale gebeurtenissen,
en
-
– Een ingrijpende verbouwing (definitie zie hierna).
Ingrijpende verbouwing
Er is sprake van een ‘ingrijpende verbouwing’ als een onroerende zaak technisch en
economisch gezien hoogst verouderd is of als van een onroerende zaak een gedeelte
bouwvallig is, welk gedeelte wordt afgebroken, en in het overblijvende gedeelte een
groot aantal veranderingen en vernieuwingen wordt aangebracht.
Een ingrijpende verbouwing betreft aldus een grondige renovatie van een verhuurbare
eenheid, dan wel complex. De ingrijpende verbouwing is erop gericht dat bij de verhuurbare
eenheid, dan wel het complex een hedendaagse kwaliteit tot stand komt waar dit in
de bestaande situatie niet het geval was. Deze kwaliteit zal tot stand komen via een
projectmatige aanpak. De corporatie werkt voor het totaal een investeringsvoorstel
uit, waaruit blijkt dat de prestaties van het complex positief worden beïnvloed (cq.
de waarde van het complex neemt toe na de ingreep). Het voorstel vloeit voort uit
de vastgoedsturing (asset management) van de corporatie. Hierbij is het streven dat
de langetermijn verhuurbaarheid van het betreffende object zodanig is dat in de komende
jaren geen ingrijpende verplichtingen meer te verwachten zijn, anders dan planmatige
cycli uit de meerjarenonderhoudsbegroting.
We beschouwen de ingrijpende verbouwing (renovatie) als een investering wanneer wordt
voldaan aan de volgende criteria:
-
1. De energetische prestaties verbeteren wezenlijk (meerdere labelstappen) waardoor het
bezit vanwege de ingrijpende verbouwing ook vanuit energetisch perspectief voor de
langere termijn verhuurbaar is.
-
2. Gevelrenovatie of dakrenovatie (inclusief isolatie) maakt op een zodanige manier deel
uit van de aanpak waardoor deze op een niveau vergelijkbaar met dat van nieuwgebouwde
objecten wordt gebracht.
-
3. De werkzaamheden aan de onroerende zaak zijn mede gericht op het brengen dan wel houden
van de kwaliteit van de badkamers, toiletten en keukens op het technische en functionele
niveau dat in redelijkheid minimaal in nieuwgebouwde objecten mag worden verwacht.
-
4. Installatievoorzieningen van de verhuurbare eenheden, dan wel complexen zijn als gevolg
van de werkzaamheden toekomstbestendig in de zin dat ze niet binnen 10 jaar hoeven
te worden aangepakt.
De hiervoor genoemde criteria zijn limitatief, waarbij toegestaan wordt om met argumenten
een ingrijpende verbouwing te beschouwen als aan 3 van de 4 criteria wordt voldaan.
Wanneer dat zo is dan dient de corporatie te kunnen onderbouwen waarom redelijkerwijs
niet aan het laatste criterium is voldaan, maar er toch sprake is van een ingrijpende
verbouwing.
Bovenstaande betekent dat de corporatie voor de aanpak een investeringsafweging heeft
gemaakt en er redelijkerwijs geen sprake meer is van terugbrengen in oude of vergelijkbare
staat van het vastgoed. Het complex voldoet na de aanpak aan de hedendaagse kwaliteitsstandaarden.
Mocht niet aan bovenstaande criteria zijn voldaan, dan is er geen sprake van een ingrijpende
verbouwing en geldt voor alle bouwdeelelementen de reguliere lijn uit dit memo zoals
toegelicht onder het kopje ‘Onderscheid onderhoud en verbeteringen’. Onderstaand worden
voorbeelden gegeven van dit reguliere onderscheid tussen onderhoud en verbeteringen.
Voorbeelden van onderscheid onderhoud en verbeteringen:
Onderhoud, zijnde:
□ Mutatieonderhoud;
□ Reparatie- en klachtenonderhoud;
□ Planmatig en/of grootonderhoud.
|
|
Verbetering, zijnde:
□ Verbetering ten opzichte van de functionele staat van het object;
□ Aanpassingen die strekken tot geriefverbeteringen;
□ Energiemaatregelen.
□ Ingrijpende verbouwing (renovatie)
|
|
Enkele voorbeelden:
□ Als in een bestaand verhuurobject met cv-installatie deze installatie wordt vervangen,
dan is dit onderhoud. Als in een bestaand verhuurobject zonder cv-installatie alsnog
een cv wordt aangelegd dan is dit een verbetering. Maar als een bestaande cv-installatie
wordt vervangen door een cv-installatie die technisch beter is, omdat de oude niet
meer leverbaar was, is het onderhoud.
□ Bij installaties met nieuwe techniek geldt dat dat deze als verbetering worden aangemerkt
als de aard van de techniek wijzigt (o.a. bij vervanging van cv-installatie door warmtepomp).
□ Als in een bestaand verhuurobject de keuken wordt vervangen dan is dit onderhoud.
Als in een bestaand verhuurobject een keuken wordt verplaatst of uitgebreid dan zijn
de extra uitgaven een investering. Wanneer de vervanging onderdeel uitmaakt van een
project dat als ‘ingrijpende verbouwing’ kwalificeert, dan wordt het als onderdeel
van het totaal als verbetering gezien.
□ Isolatie van woningen geldt in de regel als nieuw element, waardoor deze als verbetering
gelden.
□ Als het dak alleen wordt vernieuwd omdat het vervangen moet worden en dit vergelijkbaar
is met het bestaande dak, kwalificeert dit als onderhoud. In de praktijk zal het dak
vaak onderdeel zijn van een ‘ingrijpende verbouwing’, waardoor splitsing niet noodzakelijk
is. Het toevoegen van dakisolatie is altijd een investering. NB: Indien in die situatie
er voor wordt gekozen om extra functies aan het object toe te voegen zijn die extra
functies een verbetering. Als in een bestaand verhuurobject bijvoorbeeld een (dak)isolatie
of een dakkapel wordt toegevoegd dan is dit een verbetering. Datzelfde geldt voor
het vervangen van enkel glas door dubbel of triple/hr++ glas.
|
Achterstallig onderhoud kwalificeert als investering:
Voor achterstallig onderhoud geldt een afwijkende lijn ten opzichte van de ‘fiscale
praktijkhandleiding onderhoud en verbetering woningcorporaties’. Bij achterstallig
onderhoud geldt dat dit een correctiepost is op de markt- en beleidswaarde die tot
verlaging van de waarde leidt, waardoor de werkzaamheden kwalificeren als investering.
Achterstallig onderhoud betreffen kosten die het gevolg zijn van:
-
– onvoldoende onderhoud (herstel van technische gebreken aan gebouwdelen die een hogere
conditiescore hebben dan 4 conform NEN 2767 of vergelijkbaar);
-
– van externe omstandigheden (zoals dalende grondwaterstand of aardbevingen);
-
– van publiekrechtelijke2 beperkingen (zoals de vervanging van asbest) of herstel van funderingsproblemen die
een direct gevaar vormen voor de elementaire gebouwprestaties en voor het op lange
termijn doorexploiteren van de verhuurbare eenheid, dan wel het complex.
Het gaat hierbij dus niet om instandhoudingsonderhoud, dat bedoeld is om een eenheid
in eenzelfde technische en bouwkundige staat te houden. De kosten voor toekomstig
te verrichten achterstallig onderhoud dienen bij de waardering in aftrek te worden
gebracht conform de voorschriften zoals opgenomen in het handboek marktwaardering.
In principe geldt voor de kosten van achterstallig onderhoud dat deze gelijk zijn
in de markt- en de beleidswaarde. Achterstallig onderhoud vormt geen onderdeel van
de reguliere meerjarenonderhoudsbegroting, en wordt bij uitvoering boekhoudkundig
als investering verwerkt. Dit betekent activeren in de balans en verantwoorden als
kasstroom in de investeringskasstroom.
Directe en indirecte onderhoudsuitgaven
De onderhoudsuitgaven bestaan uit directe en indirecte onderhoudsuitgaven. De directe
onderhoudsuitgaven in exploitatie omvatten alleen de betaalde of toekomstige betalingen
voor materiaal en de manuren die het kost om het onderhoud daadwerkelijk uit te voeren,
rekening houdend met gangbare toerekeningen in een bedrijf. De indirecte onderhoudsuitgaven
omvatten de uitgaven voor technisch beheer. Deze dienen afzonderlijk te worden bepaald.
Dit komt verder aan de orde bij de uitwerking voor technisch en financieel/administratief
beheer. De uitwerking beoogt geen effect te hebben op een bedrijfseconomische afweging
voor in- of uitbesteden.
Beschouwingsperiode voor de onderhoudsnorm
De onderhoudsnorm wordt bepaald voor de lange termijn horizon van de meerjarenonderhoudsbegroting.
Deze dient minimaal een horizon van 15 jaar te bestrijken, waarbij een langere periode
wordt aanbevolen.