De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op artikel 2.2.3, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
Besluit:
ARTIKEL I
Aan artikel 26 van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo wordt een lid toegevoegd,
luidende:
-
6. Indien het totaal van de daadwerkelijk gerealiseerde cofinanciering meer bedraagt
dan twee derde deel van de meerjarenbegroting, wordt, indien in het eindverslag wordt
aangetoond dat het project succesvol is afgerond, de hoogte van het subsidiebedrag
vastgesteld, voor zover het bedrag is besteed aan de doelstellingen van het project,
omschreven in het plan van aanpak, bedoeld in artikel 13, op een derde deel van de
meerjarenbegroting.
ARTIKEL II
Aan artikel 29 van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022 worden twee
leden toegevoegd, luidende:
-
6. Indien het totaal van de daadwerkelijk gerealiseerde cofinanciering voor een project
als bedoeld in artikel 8 meer bedraagt dan twee derde deel van de meerjarenbegroting,
wordt, indien in de eindrapportage wordt aangetoond dat het project succesvol is afgerond,
de hoogte van het subsidiebedrag, voor zover dit bedrag is besteed aan de doelstellingen
van het project, omschreven in het plan van aanpak, bedoeld in artikel 16, vastgesteld
op een derde deel van de meerjarenbegroting.
-
7. Indien het totaal van de daadwerkelijk gerealiseerde cofinanciering voor een project
als bedoeld in artikel 10 meer bedraagt dan 50% van de meerjarenbegroting, wordt,
indien in de eindrapportage wordt aangetoond dat het project succesvol is afgerond,
de hoogte van het subsidiebedrag, voor zover dit bedrag is besteed aan de doelstellingen
van het project, omschreven in het plan van aanpak, bedoeld in artikel 16, vastgesteld
op 50% van de meerjarenbegroting.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Indien de Staatscourant waarin deze regeling
wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30 juni 2019, treedt zij in werking met ingang
van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst,
en werkt zij terug tot en met 30 juni 2019.
TOELICHTING
Met deze regeling worden de Regeling regionaal investeringsfonds mbo en de Regeling
regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022 gewijzigd.
In 2019 wordt de aanvullende bekostiging van de eerste projecten van het regionaal
investeringsfonds mbo (RIF) vastgesteld aan de hand van de ingediende eindrapportage
(waar in deze toelichting wordt gesproken over eindrapportage wordt tevens bedoeld
eindverslag) en jaarrekening. Dit betreft de projecten die in 2014 zijn gestart. Voor
deze projecten dient de subsidieontvanger uiterlijk 1 juli 2019 de eindrapportage
en de jaarrekening in. Deze documenten bevatten zowel inhoudelijke informatie met
betrekking tot de al dan niet behaalde doelstellingen als financiële informatie met
betrekking tot de realisatie van de kosten en de cofinanciering.
Hoger gerealiseerde cofinanciering
Inmiddels is duidelijk dat bij bepaalde projecten de gerealiseerde cofinanciering
hoger uit zal vallen dan bij de aanvraag van het project begroot. In plaats van twee
derde deel van de meerjarenbegroting wordt bijvoorbeeld 75% van de kosten gedekt met
cofinanciering. Mede hierdoor tonen deze projecten aan dat de inbreng van de partners
groot is en dat het een succesvol project is dat in de toekomst zonder subsidie zal
worden voortgezet. Dit is in lijn met de eis van duurzaamheid na de subsidieperiode die in beide regelingen wordt gesteld.
Omdat in het voorbeeld 75% van de kosten gedekt worden door cofinanciering zal de
subsidie vastgesteld worden op het restbedrag à 25% van de kosten (dit vloeit voort
uit artikel 7.8, derde lid, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS). Omdat
het project een hoger bedrag aan aanvullende bekostiging kan ontvangen in de vorm
van een voorschot per kwartaal gedurende de looptijd van de projectperiode, zou het
teveel uitgekeerde subsidiebedrag worden teruggevorderd.
Voor de betreffende instelling komt deze werkwijze over als straf: er is sprake van
een goed lopend project, zij zal succesvol verduurzamen (wat in lijn is met het beleidsdoel
van de regeling) en vervolgens wordt zij 'gekort’ op de subsidie.
Om bovengenoemde reden worden de beide regelingen in die zin gewijzigd dat indien
een project meer cofinanciering realiseert dan bij de aanvraag in de meerjarenbegroting
is opgenomen, de hoogte van het subsidiebedrag wordt vastgesteld op één derde deel
van de meerjarenbegroting. In geval van een project dat is aangevraagd op grond van
artikel 10 van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022 wordt de hoogte
van het subsidiebedrag vastgesteld op 50% van de meerjarenbegroting. Wel is als voorwaarde
opgenomen dat de instelling in het eindrapportage aantoont dat het project succesvol
is afgerond. Op die manier wordt oneigenlijk gebruik van deze mogelijkheid tegengegaan.
Artikelsgewijs
Artikelen I en II
Zowel de Regeling regionaal investeringsfonds mbo als de Regeling regionaal investeringsfonds
mbo 2019–2022 worden gewijzigd met deze regeling. Omdat in de laatstgenoemde regeling
een aparte aanvraag voor de entreeopleiding kan worden ingediend met een lager cofinancieringspercentage
(50% in plaats van 66%), geldt voor deze projecten een afzonderlijk voorschrift.
In alle gevallen geldt als voorwaarde voor de vaststelling van de subsidie op een
vast aandeel van de meerjarenbegroting dat de subsidieontvanger in de eindrapportage
aantoont dat het project succesvol is afgerond. Het is aan de subsidieontvanger om
dit aan te tonen. De subsidieontvanger zal daarom in de eindrapportage concrete resultaten
moeten opnemen die onderbouwen waaruit de succesvolle afronding bestaat.
Consequentie is dat na inwerkingtreding van deze regeling, deze wijziging geldt voor
alle projecten ten behoeve waarvan op grond van genoemde regelingen aanvullende bekostiging
is of wordt verstrekt.
Wel blijft het voorschrift gelden dat middelen die niet aan het doel van de subsidie
worden besteed, na afloop van de subsidieperiode worden teruggevorderd (artikel 6,
tweede lid, van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo, respectievelijk artikel
5, tweede lid, van de Regeling regionaal investeringsfonds mbo 2019–2022)
Artikel III
Voor de projecten die in 2014 zijn gestart, dient de subsidieontvanger uiterlijk 1 juli
2019 de eindrapportage en de jaarrekening in. Omdat het de bedoeling is dat de effecten
van deze regeling ook van toepassing zijn op de eindrapportage en jaarrekening van
deze projecten, voorziet deze bepaling in terugwerkende kracht tot en met de datum
voor indiening van genoemde documenten: namelijk 30 juni 2019. De instellingen die
projecten verzorgen die in 2014 zijn gestart, zijn van deze mogelijkheid op de hoogte
gesteld.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven