Expertisekringen ten behoeve van de Afdeling advisering van de Raad van State

Nummer: IEB 19-02613/ho

De vice-president van de Raad van State,

Gelet op artikel 18 van de Regeling van werkzaamheden van de Afdeling Advisering en artikel 23, lid 3 van de Wet op de Raad van State,

Overwegende:

dat in bepaalde gevallen de Afdeling advisering een beroep moet kunnen doen op externe deskundigen;

BESLUIT:

Artikel 1

De vice-president kan, gehoord het gevoelen van de Afdeling, een expertisekring van externe deskundigen instellen voor een bepaald onderwerp.

Artikel 2

De expertisekring kan voor bepaalde of onbepaalde tijd worden ingesteld.

Artikel 3

De externe deskundigen worden bij besluit van de vice-president benoemd en ontslagen. Zij worden voor een periode van ten hoogste drie jaar benoemd. Zij kunnen worden herbenoemd.

Artikel 4

De externe deskundigen worden ingezet vanwege hun bijzondere expertise. Dit staat los van de eigen oordeelsvorming van de Afdeling.

Artikel 5

De werkzaamheden van de externe deskundigen betreffen het voorbereiden en bijwonen van voorbereidende vergaderingen van de Afdeling.

Artikel 6

De externe deskundigen worden alleen in de Afdeling advisering uitgenodigd in bijzondere gevallen om voorlichting of informatie te geven.

Artikel 7

De externe deskundigen verbinden zich tot geheimhouding en vertrouwelijkheid in woord en geschrift van hetgeen hen in het kader van hun werkzaamheden ter kennis is gekomen.

Artikel 8

Van de externe deskundigen wordt verwacht dat zij bij hun externe optreden de nodige terughoudendheid betrachten voor zover dit uit hun betrokkenheid bij het werk van de Afdeling voortvloeit.

Artikel 9

De externe deskundigen ontvangen voor hun werkzaamheden vacatiegeld overeenkomstig de Wet en het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies, alsmede een vergoeding van reis- en verblijfkosten op de voet van het Reisbesluit binnenland.

‘s-Gravenhage, 11 september 2019

De vice-president, Th.C. de Graaf

Naar boven