De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op artikel 7e, tweede lid, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte
beroepspensioenregeling;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt
gewijzigd:
A
In artikel 14a, eerste lid, onderdeel g, wordt ‘onderdelen h en i’ vervangen door
‘onderdelen h, i en j’.
B
In artikel 14b wordt, onder vernummering van het derde lid tot het vierde lid, een
lid ingevoegd, luidende:
-
3. Indien bij de berekeningen voor een deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde
de berekeningsdatum ligt na de individuele pensioengerechtigde leeftijd op grond van
de Algemene Ouderdomswet en de pensioenbedragen worden berekend voor weergave in het
pensioenregister, bedraagt het aantal jaren A vanaf de berekeningsdatum tien.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 30 september 2019.
Den Haag, 13 september 2019
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
TOELICHTING
Algemeen
Centraal element in de communicatie van pensioenuitvoerders met hun deelnemers is
het in te schatten toekomstig pensioen. Dit bedrag is met onzekerheid omgeven. Voor
actieven is de hoogte van de pensioenaanspraak een onzekere factor, evenals de mate
waarin voor inflatie gecompenseerd wordt – bij pensioenregelingen waar dat de ambitie
is. Voor reeds gepensioneerden met een pensioenrecht zijn alleen pensioenverhogingen
door indexatie, waar dat de ambitie is, of verlagingen in geval van kortingen een
onzekere factor.
Met de hier omschreven regelgeving wordt vastgelegd dat voor deelnemers of gepensioneerden,
ouder dan de individuele pensioengerechtigde leeftijd op grond van de Algemene Ouderdomswet,
geldt dat bij het opstellen van de scenariobedragen tien jaar vooruit gerekend wordt.
Er kan in die periode inflatie optreden en het is onzeker in welke mate de pensioenuitvoerder,
die dit betreft, in staat is om de deelnemer hiervoor te compenseren. Op deze manier
kunnen ook reeds gepensioneerde deelnemers zien dat hun toekomstig pensioen, en wat
ze daarmee kunnen kopen, met onzekerheid omgeven is.
Deze wijziging heeft geen gevolgen voor de regeldruk
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I, onderdeel A
In artikel 14a van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling
wordt een verwijzing aangepast.
Artikel I, onderdeel B
Aan artikel 14b van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling
wordt een nieuw derde lid ingevoegd dat van toepassing is bij berekeningen voor weergave
van scenario’s in het pensioenregister. Indien de berekeningsdatum ligt na de individuele
pensioengerechtigde leeftijd op grond van de Algemene Ouderdomswet van de (gewezen)
deelnemer of gepensioneerde bedraagt de tijdshorizon voor de berekeningen tien jaren.
Artikel I, onderdeel C
In artikel 15 van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling
is bepaald met welke prijsinflatie rekening wordt gehouden bij het geven van indicaties
over het te bereiken kapitaal bij premieovereenkomsten. Artikel 15 is een tijdelijke
regeling die nodig is tot het moment waarop de weergave van ouderdomspensioen in scenario’s
in onder meer het pensioenregister verplicht wordt. Dit tijdstip is 30 september 2019.
Op dat moment kan artikel 15 dus vervallen. Dit is geregeld in artikel I, onderdeel
C.
Artikel II
De regeling treedt in werking met ingang van 30 september 2019. Hierbij wordt afgeweken
van de vaste verandermomenten omdat de onderdelen B en C betrekking hebben op de weergave
van ouderdomspensioen in scenario’s op het pensioenregister die start op 30 september
2019.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees