Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 29 januari 2019, nr. WJZ/ 19015020, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet in verband met het verlenen van uitstel voor het opstellen van het bemestingsplan en het laten bemonsteren van de grond in het kader van de derogatie

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 9, tweede lid, van de Meststoffenwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 27 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 7. In afwijking van het eerste lid, stelt de landbouwer in 2019 een bemestingsplan op vóór 1 maart.

  • 8. Het zevende lid en dit lid vervallen met ingang van 1 januari 2020.

B

Aan artikel 27a worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking van het eerste lid zijn in 2019 de daar bedoelde waarden ten hoogste vier jaren en één maand voorafgaand aan 1 maart vastgesteld en vastgelegd in een daar bedoeld analyserapport.

  • 7. Het zesde lid en dit lid vervallen met ingang van 1 januari 2020.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 29 januari 2019

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

§ 1 Doel en strekking

Met deze regeling wordt de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet gewijzigd in verband met de noodzaak om per direct uitstel te verlenen voor het bemonsteren en analyseren van de grond ten behoeve van derogatie en het daaraan gekoppelde opstellen van het bemestingsplan.

De gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen is ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Meststoffenwet (hierna: de wet) 170 kilogram stikstof per hectare van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond per jaar. Deze wettelijke norm is onmiddellijk ontleend aan artikel 5, vierde lid, in samenhang met bijlage III.2 van richtlijn nr. 91/676/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PbEG L375) (hierna: de Nitraatrichtlijn). De Nitraatrichtlijn biedt in bijlage III.2, de mogelijkheid om onder voorwaarden een hogere gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen te hanteren dan 170 kilogram stikstof per hectare per jaar. Deze zogenoemde ‘derogatie’ kan door de Europese Commissie worden verleend. De Europese Commissie heeft Nederland bij besluit van 31 mei 2018 voor een periode van twee jaar derogatie verleend (Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/820 van de Commissie van 31 mei 2018 tot verlening van een door Nederland gevraagde derogatie op grond van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PbEU 2018 L 137)). De derogatie betreft een verhoging van de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen voor bedrijven met een areaal dat voor ten minste 80 procent uit grasland bestaat tot een maximumhoeveelheid van 230 kg stikstof per hectare per jaar voor landbouwbedrijven op zuidelijke en centrale zandbodems en lössbodems en tot een maximumhoeveelheid van 250 kg stikstof per hectare per jaar voor landbouwbedrijven op andere bodems.

Één van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor derogatie is dat landbouwgronden minstens één keer in de vier jaar voorafgaand aan 1 februari door een geaccrediteerd laboratorium bemonsterd en geanalyseerd dienen te worden op de fosfaattoestand en de waarde van het stikstofleverend vermogen. Deze waarden dienen door het laboratorium te worden vastgelegd in een analyserapport. Deze analyserapporten moeten actueel zijn en mogen daarom op 1 februari van het desbetreffende jaar niet ouder zijn dan vier jaar.

Door de weersomstandigheden in de eerste maand van 2019 is het niet mogelijk gebleken alle landbouwgronden vóór 1 februari 2019 te laten bemonsteren.

De onderhavige regeling wijzigt de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet. De wijziging ziet op het verlenen van uitstel voor het laten bemonsteren en analyseren van de landbouwgrond tot 1 maart 2019. Daarop voortbordurend wordt de verplichting tot het opstellen van het bemestingsplan eveneens één maand opgeschoven, van voor 1 februari naar voor 1 maart van 2019.

§ 2 Regeldrukeffecten

De wijziging ziet op het uitstellen van reeds geldende verplichtingen en heeft daarom geen gevolgen voor de regeldruk.

§ 3 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt gepubliceerd. Daarmee wordt afgeweken van het kabinetsbeleid van vaste verandermomenten voor regelgeving (VVM) dat inhoudt dat nieuwe regelingen slechts op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober in werking treden en dat publicatie minimaal twee maanden voorafgaand aan inwerkingtreding van de regeling plaatsvindt. Afwijking van de vaste verandermomenten is in dit geval gerechtvaardigd omdat het spoedregelgeving betreft. De spoed is gelegen in de hiervoor toegelichte noodzaak om per direct uitstel te verlenen voor het bemonsteren van de grond ten behoeve van derogatie en het daaraan gekoppelde op te stellen bemestingsplan.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven