TOELICHTING
Algemeen
Achtergrond, doel en aanleiding
Het huidige spoorbeveiligingssysteem Automatische Treinbeïnvloeding (hierna: ATB)
stamt uit de jaren vijftig van de vorige eeuw en is aan vervanging toe. Op 11 april
2014 heeft het kabinet met de Voorkeursbeslissing European Rail Traffic Management
System (hierna: ERTMS) besloten tot de vervanging van ATB door ERTMS op een groot
deel van het hoofdrailnet. De voorkeursbeslissing is een onderdeel van het programma
ERTMS. Dat programma is een samenwerkingsprogramma tussen het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat, ProRail B.V. en NS Groep N.V.. Zij werken samen met andere betrokken
partijen aan het uitwerken van de invoeringsplannen voor ERTMS. De voorkeursbeslissing
vormde de start van de planuitwerkingsfase van het programma ERTMS.
Met de uitrol van ERTMS wordt het bestaande analoge spoorbeveiligingssysteem vervangen
en gemoderniseerd in een groot deel van Nederland. Doel is een robuust en toekomstvast
digitaal beveiligingssysteem dat hoogfrequent spoor kan faciliteren. Op grond van
de voorkeursbeslissing wordt ERTMS in de periode tot en met 2030 ingevoerd op een
aanzienlijk deel van de spoorinfrastructuur en in het bestaande materieel dat daarop
rijdt. In Nederland is gekozen voor ERTMS Level 2 omdat dit beproefde technologie
bevat en de benodigde capaciteitsverbetering op het spoor biedt. De Tweede Kamer heeft
op grond van de Regeling Grote Projecten het programma ERTMS aangemerkt als Groot
Project. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat informeert de Tweede
Kamer regelmatig over de voortgang van het programma.
Voor een succesvolle implementatie van ERTMS wordt met de voornaamste belanghebbende
partijen samengewerkt in het programma ERTMS en is draagvlak nodig bij die partijen.
Voor de voorbereiding van de uitrol van ERTMS heeft het toenmalige Ministerie van
Infrastructuur en Milieu in 2014 samen met ProRail B.V. en NS Groep N.V. een programmadirectie
ERTMS opgericht en het Samenwerkingsconvenant voor de Planuitwerkingsfase ERTMS gesloten.
Daarnaast werken bij het programma ERTMS ook liaisonfunctionarissen namens de goederenvervoerders,
onderhoudsbedrijven en regionale spoorvervoerders. De samenwerking levert de betrokken
spoorwegondernemingen geen economisch voordeel op en leidt niet tot verstoring van
de concurrentieverhoudingen.
Met het meewerken aan het programma ERTMS zijn substantiële kosten gemoeid. Het Ministerie
van Infrastructuur en Waterstaat is bereid deze kosten binnen strikte grenzen en voorwaarden
te vergoeden, maar heeft hiervoor rechtmatige en doeltreffende methodes en instrumenten,
zoals een subsidieregeling, nodig.
De kosten van ProRail voor zowel het meewerken aan het programma ERTMS als het doorvoeren
van de benodigde aanpassingen in de infrastructuur kunnen reeds worden vergoed door
middel van subsidieverlening op basis van het Besluit Infrastructuurfonds.
Om ook aan NS en aan andere spoorwegondernemingen subsidieverlening vanuit het Infrastructuurfonds
mogelijk te maken, zowel voor het meewerken aan het programma ERTMS als voor het doorvoeren
van de benodigde aanpassingen aan het materieel, is het Besluit Infrastructuurfonds
gewijzigd. In artikel 2, derde lid, van dat besluit is de Subsidieregeling ERTMS onder
de in dat lid opgenomen bevoegdheid tot subsidieverlening gebracht. In verband daarmee
is ook de bij het besluit behorende bijlage aangepast. Deze wijziging is op 1 juli
2017 in werking getreden. Omdat de subsidieregeling in het Besluit Infrastructuurfonds
reeds als ‘Subsidieregeling ERTMS’ is aangeduid, ligt de citeertitel vast.
De reikwijdte van de subsidieregeling is vooralsnog beperkt tot subsidiëring van de
kosten die spoorwegondernemingen maken voor het meewerken aan het programma ERTMS
in de planuitwerkingsfase van het programma. Deze kosten worden sinds het jaar 2014
door middel van incidentele bekostigingsbesluiten aan de betrokken spoorwegondernemingen
vergoed en op basis van het Besluit Infrastructuurfonds ten laste van het Infrastructuurfonds
gebracht. Het gaat hier om het instrument uitgave. De genoemde wijziging van het Besluit
Infrastructuurfonds maakt het mogelijk om deze kosten ook door middel van het instrument
subsidie voor een reeks van jaren ten laste van het Infrastructuurfonds te brengen.
Voor wat betreft het verstrekken en vaststellen van de subsidie worden de procedureregels
van de Kaderwet en het Kaderbesluit subsidies I en M in acht genomen.
De subsidieregeling biedt in dit stadium geen basis om subsidie te verstrekken voor
activiteiten die worden uitgevoerd in de realisatiefase van het programma ERTMS. Deze
fase start zodra de programmabeslissing ERTMS door het kabinet is genomen. De programmabeslissing
is voorzien voor medio 2019 en zal, onder andere, technische keuzes, keuzes ten aanzien
van noodzakelijke aanpassingen in materieel en spoorinfrastructuur, fasering van de
uitrol, kosten en baten, noodzakelijke opleidingen en de zogenoemde Aanbestedings-
en Contracteringsstrategie bevatten.
Bij de start van de realisatiefase zullen door middel van een wijziging van de subsidieregeling
ERTMS ook nader te specifiëren kosten voor de inbouw van ERTMS in het materieel, voor
de opleiding van het personeel en voor de onttrekking van het materieel gedurende
de fase van inbouw, onder het regime van de regeling worden gebracht. Over de exacte
kostenposten, de hoogte daarvan en over de omvang van de bekostiging zijn nog besprekingen
gaande tussen het ministerie en een aantal spoorwegondernemingen en materieeleigenaren.
De onderhavige subsidieregeling faciliteert de landelijke uitrol van ERTMS in lijn
met de in gezamenlijkheid door de eerder genoemde partijen uitgewerkte Uitrolstrategie
ERTMS. Die strategie is belangrijk voor de scope en uitrolvolgorde van de ombouwopgave
en is een belangrijke stap op weg naar de programmabeslissing ERTMS. Daarmee wordt
een robuust en toekomstvast beveiligingssysteem gerealiseerd dat ook hoogfrequent
spoorvervoer (kortere reistijd, hogere frequentie, grotere betrouwbaarheid) en vrij
verkeer tussen landen bevordert. Dit beveiligingssysteem komt niet alleen de spoorwegondernemingen
maar ook de gehele samenleving ten goede.
Juridisch kader
De Kaderwet subsidies I en M geeft in de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste en
tweede lid, en 5 de mogelijkheid om bij ministeriële regeling subsidies te verstrekken
voor activiteiten die passen in onder andere het verkeers- en vervoersbeleid.
Deze wet vormt de wettelijke basis voor de onderhavige regeling. Verder is de grondslag
voor deze regeling gelegen in het Kaderbesluit subsidies I en M (hierna: Kaderbesluit).
In deze regeling is toepassing gegeven aan een aantal delegatiebepalingen uit het
Kaderbesluit.
De afdelingen 4.2.1 tot en met 4.2.7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)
zijn van rechtswege van toepassing op de subsidieverstrekking.
Naast de subsidieregels uit de Awb is een aantal artikelen uit het Kaderbesluit van
toepassing. Op grond van de artikelen 11 en 12 van het Kaderbesluit wordt de aanvraag
afgewezen als de aanvraag niet voldoet aan de in het Kaderbesluit en in de onderhavige
regeling gestelde regels of wanneer er zich één van de in artikel 12 genoemde situaties
voordoet. Daarnaast zijn de in de artikelen 17, 18 en 19 opgenomen verplichtingen
voor de subsidieontvangers onverminderd van toepassing.
De Wet Infrastructuurfonds bepaalt in artikel 8, vijfde lid, dat uit het Infrastructuurfonds
ook subsidies kunnen worden verstrekt op grond van bij algemene maatregel van bestuur
aan te geven andere wetten of ministeriële regelingen. Aan deze bepaling is toepassing
gegeven in het Besluit Infrastructuurfonds. In artikel 2, derde lid, van dat besluit
is bepaald dat uit het fonds subsidies kunnen worden verstrekt op grond van, onder
andere, de Subsidieregeling ERTMS.
Overeenkomstig artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016 is een horizonbepaling
opgenomen. De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2023. De voorhangverplichting
van het vierde of zesde lid van artikel 4.10 is niet van toepassing.
Subsidieplafond
Het subsidieplafond wordt jaarlijks in december bekend gemaakt. Het plafond geeft
aan hoeveel subsidie de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: de Minister)
voor het daaropvolgende jaar maximaal beschikbaar stelt. De hoogte van het subsidieplafond
is sterk afhankelijk van de in een bepaald jaar door de spoorwegondernemingen uit
te voeren activiteiten als onderdeel van het totale programma ERTMS. Om die reden
stelt de Minister steeds per jaar het subsidieplafond vast. Voor de jaren 2018 en
2019 is de hoogte van het subsidieplafond in de regeling opgenomen.
Administratieve lasten en internetconsultatie
Er is sprake van een regeling die geen significante veranderingen brengt in de rechten
en plichten van burgers, bedrijven en instellingen en die geen grote gevolgen heeft
voor de uitvoeringspraktijk. Er wordt geen verzwaring van de administratieve lasten
voor de betrokken partijen verwacht. Daarom kon internetconsultatie op grond van het
kabinetsstandpunt inzake internetconsultatie achterwege blijven.1
Risicoanalyse
De regeling is getoetst aan de uitkomsten van de risicoanalyse die ingevolge de Aanwijzingen
voor de subsidieverstrekking verplicht is (aanwijzing 20). In deze analyse is niet
gebleken van risico’s die tot aanvullende maatregelen dienen te leiden.
Vaste verandermomenten
De continuïteit van de werkzaamheden van de betrokken spoorwegondernemingen maakt
het wenselijk dat de inwerkingtreding van deze regeling op korte termijn geschiedt.
Daarom wordt gebruikgemaakt van de uitzondering van de vaste verandermomenten op grond
van aanwijzing 4.17, vijfde lid, aanhef en onder a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.
Het gebruikmaken van die uitzondering voorkomt, gelet op de doelgroep en de jaarindeling,
aanmerkelijke ongewenste private of publieke voor- of nadelen. Om dezelfde reden is
besloten af te wijken van de minimuminvoeringstermijn van twee maanden.
Inwerkingtreding
De regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van de Staatscourant
waarin zij wordt geplaatst. De regeling werkt terug tot en met 1 januari 2018 omdat
de subsidie mede op het kalenderjaar 2018 betrekking heeft.
Artikelsgewijs
Artikel 1
Dit artikel bevat begripsbepalingen.
Artikel 2
Dit artikel geeft aan wat het doel is van de subsidies. Ook geeft het artikel aan
voor welke activiteiten subsidie kan worden verleend. Dit zijn activiteiten van spoorwegondernemingen
die noodzakelijk zijn om het programma ERTMS uit te werken, zodanig dat het programma
in de realisatiefase van het programma kan worden gerealiseerd.
Het artikel geeft in het derde lid aan dat er voor activiteiten die in de realisatiefase
worden uitgevoerd geen subsidie wordt verstrekt.
Artikel 3
Met ingang van het jaar 2020 wordt jaarlijks het subsidieplafond vastgesteld en in
de maand december van het daaraan voorafgaande jaar in de Staatscourant gepubliceerd.
Dat is het bedrag van de ten hoogste te verstrekken totale subsidie voor dat kalenderjaar.
Voor 2018 en 2019 zijn de maximaal te verstrekken bedragen in de regeling opgenomen.
Subsidiabel zijn alleen de kosten die direct verbonden zijn met de uitvoering van
de activiteiten die in artikel 2 zijn bedoeld. Omdat bij de berekening van de hoogte
van de te verstrekken subsidie uurtarieven worden gehanteerd, is bepaald welke van
de in artikel 7, tweede lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M genoemde standaardberekeningswijzen
wordt gehanteerd. Ook is bepaald dat het opslagpercentage voor indirecte kosten vijftig
procent is.
De regeling werkt terug tot en met 1 januari 2018. De aanvraag tot subsidieverlening
voor 2018 kan pas in 2019 worden gedaan. Op grond van artikel 3, zesde lid, kunnen
ook kosten van activiteiten die in het kalenderjaar 2018 zijn verricht voor subsidie
in aanmerking komen. Dit regime geldt ook voor de kosten van activiteiten die in het
kalenderjaar 2019 zijn verricht voorafgaand aan de aanvraag tot subsidieverlening
voor 2019.
Artikel 4
De subsidieverlening geschiedt op aanvraag. De aanvraag kan op elk moment in het kalenderjaar
waarvoor subsidie wordt aangevraagd, worden ingediend. Er is, behalve voor de jaren
2018 en 2019, geen uiterste datum voor indiening bepaald.
Ook behoeft geen gebruik te worden gemaakt van een vooraf vastgesteld formulier. Wel
moeten de in artikel 10 van het Kaderbesluit subsidies I en M genoemde bescheiden
worden bijgevoegd. De aanvragen worden behandeld in de volgorde waarin zij zijn ontvangen.
Artikel 5
Een voorwaarde voor het verstrekken van de subsidie is dat de begroting dit toelaat.
Indien er onverhoopt geen ruimte is op de begroting om subsidies te verstrekken, kan
er geen aanspraak op subsidieverstrekking worden gemaakt.
In de beschikking tot subsidieverlening wordt aangegeven wanneer de gesubsidieerde
activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.
Artikel 6
Als de activiteiten te weinig de doelstelling van programma ERTMS weerspiegelen, is
de Minister bevoegd de subsidieaanvraag geheel of voor een deel af te wijzen. Dit
laat onverlet de afwijzingsgronden zoals genoemd in de artikelen 11 en 12 van het
Kaderbesluit subsidies I en M.
Artikel 7
Dit artikel regelt de wijze waarop de voorschotverlening plaatsvindt.
Artikel 8
Bij subsidies van € 125.000,– of meer dient volgens artikel 24, vierde lid, van het
Kaderbesluit subsidies I en M de verantwoording met een accountantsverklaring plaats
te vinden. Daarvoor is meer tijd nodig dan de periode van dertien weken die in artikel
24, eerste lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M wordt genoemd.
Er behoeft geen gebruik te worden gemaakt van een vooraf vastgesteld formulier. Wel
moeten de in artikel 24 van het Kaderbesluit subsidies I en M genoemde bescheiden
worden bijgevoegd.
Artikel 9
Dit artikel geeft regels voor de manier waarop de verstrekte subsidie wordt vastgesteld.
Artikel 10
Dit artikel bepaalt welke functionarissen toezichthouder zijn. In afdeling 5.2 van
de Awb wordt een aantal bevoegdheden genoemd waarover de toezichthouder beschikt,
met name de bevoegdheid om inlichtingen te vorderen en de bevoegdheid inzage te vorderen
van zakelijke gegevens en bescheiden.
De Auditdienst Rijk, behorend tot het Ministerie van Financiën, ziet toe op de naleving
van de verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden. Indien dat noodzakelijk
blijkt, kunnen ook andere personen door de Minister met het toezicht worden belast.
Artikel 11
Onderhavige regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum van publicatie
en werkt terug tot en met 1 januari 2018. Hiervoor is gekozen om de subsidie voor
het gehele jaar 2018 op grond van deze regeling te kunnen verstrekken.
De regeling geldt tot en met 31 december 2022. Op deze wijze is toepassing gegeven
aan artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitwet 2016 waarin is bepaald dat
een subsidieregeling een tijdstip bevat waarop die regeling vervalt.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer