Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 1 februari 2019, nr. IENW/BSK-2018/261650, houdende regels voor de subsidiëring van de uitvoering van activiteiten ten behoeve van het programma ERTMS (Subsidieregeling ERTMS)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 8, vijfde lid, van de Wet Infrastructuurfonds, de artikelen 3, eerste lid, aanhef en onderdelen a en f, 4, eerste en tweede lid, en 5, van de Kaderwet subsidies I en M en de artikelen 2, eerste lid, 4, eerste lid, 6, eerste lid, 7, derde lid, 8, 10, tweede lid, 13, 15, derde lid, 23, derde en vijfde lid, en 24, eerste tot en met derde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M;

BESLUIT:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

aanvrager:

een spoorwegonderneming die activiteiten uitvoert ten behoeve van het programma ERTMS;

ERTMS:

‘European Rail Traffic Management System’;

programma ERTMS:

samenhangende projectactiviteiten ter uitwerking en realisatie van het MIRT-project ‘European Rail Traffic Management System’;

kosten derden:

op factuur aantoonbare aan derden verschuldigde kosten die direct ten behoeve van de subsidiabele activiteiten zijn gemaakt;

Minister:

Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

Artikel 2. Doel van de subsidie

  • 1. De Minister kan subsidie verstrekken aan een spoorwegonderneming ter financiering van de uitvoering van activiteiten ter uitwerking en realisatie van het programma ERTMS.

  • 2. Geen subsidie wordt verstrekt voor zover voor een activiteit als bedoeld in het eerste lid een subsidie is of wordt verstrekt door een ander bestuursorgaan dan wel andere inkomsten van derden zonder tegenprestatie zijn of worden verkregen.

  • 3. Geen subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die worden uitgevoerd in de realisatiefase van het programma ERTMS.

Artikel 3. Subsidieplafond en subsidiabele kosten

  • 1. Het subsidieplafond voor het jaar 2018 bedraagt € 15.000.000,–.

  • 2. Het subsidieplafond voor het jaar 2019 bedraagt € 10.000.000,–.

  • 3. De Minister stelt met ingang van het jaar 2020 jaarlijks het subsidieplafond vast en doet hiervan mededeling in de Staatscourant in december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor het subsidieplafond wordt vastgesteld.

  • 4. Als subsidiabele kosten worden uitsluitend in aanmerking genomen het aantal uren dat daadwerkelijk aan de uitvoering van de subsidiabele activiteiten is besteed alsmede de noodzakelijke kosten derden.

  • 5. Als standaardberekeningswijze voor de berekening van uurtarieven wordt gehanteerd berekening op basis van kosten per kostendrager vermeerderd met een forfaitair vastgestelde opslag voor indirecte kosten. Het opslagpercentage voor de indirecte kosten is vijftig procent.

  • 6. Voor de jaren 2018 en 2019 kunnen als subsidiabele kosten ook in aanmerking worden genomen kosten die voor indiening van de aanvraag tot subsidieverlening zijn gemaakt in 2018 respectievelijk 2019.

Artikel 4. Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvragen tot subsidieverlening voor de jaren 2018 en 2019 worden ingediend uiterlijk op 1 juni 2019.

  • 2. In afwijking van artikel 10, eerste lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M behoeft de aanvraag niet te worden ingediend met gebruikmaking van een daartoe door de Minister beschikbaar gesteld middel.

  • 3. De aanvraag gaat in elk geval vergezeld van de gegevens en bescheiden die worden genoemd in artikel 10, vierde lid, onder a tot en met g, van het Kaderbesluit subsidies I en M.

  • 4. Indien het een aanvraag tot subsidieverlening van € 125.000,– of meer betreft, bevat de aanvraag ten behoeve van de voorschotverlening een liquiditeitsbehoefte als bedoeld in artikel 10, vierde lid, onder e, van het Kaderbesluit subsidies I en M.

  • 5. De Minister beslist op ontvangen aanvragen op volgorde van binnenkomst.

Artikel 5. Beschikking tot subsidieverlening

  • 1. Een subsidie lager dan € 125.000,– wordt verleend als vast bedrag.

  • 2. Voor zover de subsidie wordt verleend ten laste van de nog niet door de Staten-Generaal aangenomen rijksbegroting, onderdeel Infrastructuur en Waterstaat, wordt in de beschikking tevens vermeld dat de subsidieverlening plaatsvindt onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld in de desbetreffende wet tot vaststelling van de rijksbegroting, onderdeel Infrastructuur en Waterstaat.

  • 3. In de beschikking tot subsidieverlening wordt een datum opgenomen waarop de gesubsidieerde activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

Artikel 6. Afwijzingsgrond

De Minister kan de aanvraag tot subsidieverlening geheel of gedeeltelijk afwijzen indien naar zijn oordeel de daarin omschreven activiteiten onvoldoende bijdragen aan de doelstelling van het programma ERTMS.

Artikel 7. Voorschotverlening

  • 1. De Minister kan een voorschot verlenen. De beschikking daartoe wordt ambtshalve gelijktijdig met de beschikking tot subsidieverlening gegeven.

  • 2. Indien de subsidie € 125.000,– of meer bedraagt, wordt het voorschot uitgekeerd in termijnen waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot voorschotverlening worden bepaald.

  • 3. Voorschotten worden verleend tot 95 procent van het verleende subsidiebedrag.

Artikel 8. Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. Indien de subsidie € 125.000,– of meer bedraagt, wordt de aanvraag tot subsidievaststelling ingediend binnen 22 weken na de datum waarop ingevolge de verleningsbeschikking de activiteiten moeten zijn verricht.

  • 2. In afwijking van artikel 24, derde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M behoeft de aanvraag tot subsidievaststelling niet te worden ingediend met gebruikmaking van een daartoe door de Minister beschikbaar gesteld middel.

  • 3. De aanvraag gaat in elk geval vergezeld van een verslag omtrent het verloop, de uitvoering, de resultaten van de activiteit, waaruit blijkt dat de subsidieontvanger aan de verplichtingen heeft voldaan en een controleverklaring. Indien de subsidie € 125.000,– of meer bedraagt, gaat de aanvraag ook vergezeld van een financiële verantwoording.

Artikel 9. Beschikking tot subsidievaststelling

  • 1. De Minister neemt de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 2. De Minister kan de subsidie ambtshalve vaststellen indien de ontvanger van de subsidie niet tijdig de aanvraag tot vaststelling heeft ingediend.

Artikel 10. Toezicht

Met het toezicht op de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen zijn belast de directeur en de aangewezen medewerkers van de Auditdienst Rijk van het Ministerie van Financiën en andere bij besluit van de Minister aangewezen personen.

Artikel 11. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2018.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2023, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling ERTMS.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

TOELICHTING

Algemeen

Achtergrond, doel en aanleiding

Het huidige spoorbeveiligingssysteem Automatische Treinbeïnvloeding (hierna: ATB) stamt uit de jaren vijftig van de vorige eeuw en is aan vervanging toe. Op 11 april 2014 heeft het kabinet met de Voorkeursbeslissing European Rail Traffic Management System (hierna: ERTMS) besloten tot de vervanging van ATB door ERTMS op een groot deel van het hoofdrailnet. De voorkeursbeslissing is een onderdeel van het programma ERTMS. Dat programma is een samenwerkingsprogramma tussen het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, ProRail B.V. en NS Groep N.V.. Zij werken samen met andere betrokken partijen aan het uitwerken van de invoeringsplannen voor ERTMS. De voorkeursbeslissing vormde de start van de planuitwerkingsfase van het programma ERTMS.

Met de uitrol van ERTMS wordt het bestaande analoge spoorbeveiligingssysteem vervangen en gemoderniseerd in een groot deel van Nederland. Doel is een robuust en toekomstvast digitaal beveiligingssysteem dat hoogfrequent spoor kan faciliteren. Op grond van de voorkeursbeslissing wordt ERTMS in de periode tot en met 2030 ingevoerd op een aanzienlijk deel van de spoorinfrastructuur en in het bestaande materieel dat daarop rijdt. In Nederland is gekozen voor ERTMS Level 2 omdat dit beproefde technologie bevat en de benodigde capaciteitsverbetering op het spoor biedt. De Tweede Kamer heeft op grond van de Regeling Grote Projecten het programma ERTMS aangemerkt als Groot Project. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat informeert de Tweede Kamer regelmatig over de voortgang van het programma.

Voor een succesvolle implementatie van ERTMS wordt met de voornaamste belanghebbende partijen samengewerkt in het programma ERTMS en is draagvlak nodig bij die partijen. Voor de voorbereiding van de uitrol van ERTMS heeft het toenmalige Ministerie van Infrastructuur en Milieu in 2014 samen met ProRail B.V. en NS Groep N.V. een programmadirectie ERTMS opgericht en het Samenwerkingsconvenant voor de Planuitwerkingsfase ERTMS gesloten. Daarnaast werken bij het programma ERTMS ook liaisonfunctionarissen namens de goederenvervoerders, onderhoudsbedrijven en regionale spoorvervoerders. De samenwerking levert de betrokken spoorwegondernemingen geen economisch voordeel op en leidt niet tot verstoring van de concurrentieverhoudingen.

Met het meewerken aan het programma ERTMS zijn substantiële kosten gemoeid. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is bereid deze kosten binnen strikte grenzen en voorwaarden te vergoeden, maar heeft hiervoor rechtmatige en doeltreffende methodes en instrumenten, zoals een subsidieregeling, nodig.

De kosten van ProRail voor zowel het meewerken aan het programma ERTMS als het doorvoeren van de benodigde aanpassingen in de infrastructuur kunnen reeds worden vergoed door middel van subsidieverlening op basis van het Besluit Infrastructuurfonds.

Om ook aan NS en aan andere spoorwegondernemingen subsidieverlening vanuit het Infrastructuurfonds mogelijk te maken, zowel voor het meewerken aan het programma ERTMS als voor het doorvoeren van de benodigde aanpassingen aan het materieel, is het Besluit Infrastructuurfonds gewijzigd. In artikel 2, derde lid, van dat besluit is de Subsidieregeling ERTMS onder de in dat lid opgenomen bevoegdheid tot subsidieverlening gebracht. In verband daarmee is ook de bij het besluit behorende bijlage aangepast. Deze wijziging is op 1 juli 2017 in werking getreden. Omdat de subsidieregeling in het Besluit Infrastructuurfonds reeds als ‘Subsidieregeling ERTMS’ is aangeduid, ligt de citeertitel vast.

De reikwijdte van de subsidieregeling is vooralsnog beperkt tot subsidiëring van de kosten die spoorwegondernemingen maken voor het meewerken aan het programma ERTMS in de planuitwerkingsfase van het programma. Deze kosten worden sinds het jaar 2014 door middel van incidentele bekostigingsbesluiten aan de betrokken spoorwegondernemingen vergoed en op basis van het Besluit Infrastructuurfonds ten laste van het Infrastructuurfonds gebracht. Het gaat hier om het instrument uitgave. De genoemde wijziging van het Besluit Infrastructuurfonds maakt het mogelijk om deze kosten ook door middel van het instrument subsidie voor een reeks van jaren ten laste van het Infrastructuurfonds te brengen. Voor wat betreft het verstrekken en vaststellen van de subsidie worden de procedureregels van de Kaderwet en het Kaderbesluit subsidies I en M in acht genomen.

De subsidieregeling biedt in dit stadium geen basis om subsidie te verstrekken voor activiteiten die worden uitgevoerd in de realisatiefase van het programma ERTMS. Deze fase start zodra de programmabeslissing ERTMS door het kabinet is genomen. De programmabeslissing is voorzien voor medio 2019 en zal, onder andere, technische keuzes, keuzes ten aanzien van noodzakelijke aanpassingen in materieel en spoorinfrastructuur, fasering van de uitrol, kosten en baten, noodzakelijke opleidingen en de zogenoemde Aanbestedings- en Contracteringsstrategie bevatten.

Bij de start van de realisatiefase zullen door middel van een wijziging van de subsidieregeling ERTMS ook nader te specifiëren kosten voor de inbouw van ERTMS in het materieel, voor de opleiding van het personeel en voor de onttrekking van het materieel gedurende de fase van inbouw, onder het regime van de regeling worden gebracht. Over de exacte kostenposten, de hoogte daarvan en over de omvang van de bekostiging zijn nog besprekingen gaande tussen het ministerie en een aantal spoorwegondernemingen en materieeleigenaren.

De onderhavige subsidieregeling faciliteert de landelijke uitrol van ERTMS in lijn met de in gezamenlijkheid door de eerder genoemde partijen uitgewerkte Uitrolstrategie ERTMS. Die strategie is belangrijk voor de scope en uitrolvolgorde van de ombouwopgave en is een belangrijke stap op weg naar de programmabeslissing ERTMS. Daarmee wordt een robuust en toekomstvast beveiligingssysteem gerealiseerd dat ook hoogfrequent spoorvervoer (kortere reistijd, hogere frequentie, grotere betrouwbaarheid) en vrij verkeer tussen landen bevordert. Dit beveiligingssysteem komt niet alleen de spoorwegondernemingen maar ook de gehele samenleving ten goede.

Juridisch kader

De Kaderwet subsidies I en M geeft in de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste en tweede lid, en 5 de mogelijkheid om bij ministeriële regeling subsidies te verstrekken voor activiteiten die passen in onder andere het verkeers- en vervoersbeleid.

Deze wet vormt de wettelijke basis voor de onderhavige regeling. Verder is de grondslag voor deze regeling gelegen in het Kaderbesluit subsidies I en M (hierna: Kaderbesluit). In deze regeling is toepassing gegeven aan een aantal delegatiebepalingen uit het Kaderbesluit.

De afdelingen 4.2.1 tot en met 4.2.7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zijn van rechtswege van toepassing op de subsidieverstrekking.

Naast de subsidieregels uit de Awb is een aantal artikelen uit het Kaderbesluit van toepassing. Op grond van de artikelen 11 en 12 van het Kaderbesluit wordt de aanvraag afgewezen als de aanvraag niet voldoet aan de in het Kaderbesluit en in de onderhavige regeling gestelde regels of wanneer er zich één van de in artikel 12 genoemde situaties voordoet. Daarnaast zijn de in de artikelen 17, 18 en 19 opgenomen verplichtingen voor de subsidieontvangers onverminderd van toepassing.

De Wet Infrastructuurfonds bepaalt in artikel 8, vijfde lid, dat uit het Infrastructuurfonds ook subsidies kunnen worden verstrekt op grond van bij algemene maatregel van bestuur aan te geven andere wetten of ministeriële regelingen. Aan deze bepaling is toepassing gegeven in het Besluit Infrastructuurfonds. In artikel 2, derde lid, van dat besluit is bepaald dat uit het fonds subsidies kunnen worden verstrekt op grond van, onder andere, de Subsidieregeling ERTMS.

Overeenkomstig artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016 is een horizonbepaling opgenomen. De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2023. De voorhangverplichting van het vierde of zesde lid van artikel 4.10 is niet van toepassing.

Subsidieplafond

Het subsidieplafond wordt jaarlijks in december bekend gemaakt. Het plafond geeft aan hoeveel subsidie de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: de Minister) voor het daaropvolgende jaar maximaal beschikbaar stelt. De hoogte van het subsidieplafond is sterk afhankelijk van de in een bepaald jaar door de spoorwegondernemingen uit te voeren activiteiten als onderdeel van het totale programma ERTMS. Om die reden stelt de Minister steeds per jaar het subsidieplafond vast. Voor de jaren 2018 en 2019 is de hoogte van het subsidieplafond in de regeling opgenomen.

Administratieve lasten en internetconsultatie

Er is sprake van een regeling die geen significante veranderingen brengt in de rechten en plichten van burgers, bedrijven en instellingen en die geen grote gevolgen heeft voor de uitvoeringspraktijk. Er wordt geen verzwaring van de administratieve lasten voor de betrokken partijen verwacht. Daarom kon internetconsultatie op grond van het kabinetsstandpunt inzake internetconsultatie achterwege blijven.1

Risicoanalyse

De regeling is getoetst aan de uitkomsten van de risicoanalyse die ingevolge de Aanwijzingen voor de subsidieverstrekking verplicht is (aanwijzing 20). In deze analyse is niet gebleken van risico’s die tot aanvullende maatregelen dienen te leiden.

Vaste verandermomenten

De continuïteit van de werkzaamheden van de betrokken spoorwegondernemingen maakt het wenselijk dat de inwerkingtreding van deze regeling op korte termijn geschiedt. Daarom wordt gebruikgemaakt van de uitzondering van de vaste verandermomenten op grond van aanwijzing 4.17, vijfde lid, aanhef en onder a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Het gebruikmaken van die uitzondering voorkomt, gelet op de doelgroep en de jaarindeling, aanmerkelijke ongewenste private of publieke voor- of nadelen. Om dezelfde reden is besloten af te wijken van de minimuminvoeringstermijn van twee maanden.

Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. De regeling werkt terug tot en met 1 januari 2018 omdat de subsidie mede op het kalenderjaar 2018 betrekking heeft.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Dit artikel bevat begripsbepalingen.

Artikel 2

Dit artikel geeft aan wat het doel is van de subsidies. Ook geeft het artikel aan voor welke activiteiten subsidie kan worden verleend. Dit zijn activiteiten van spoorwegondernemingen die noodzakelijk zijn om het programma ERTMS uit te werken, zodanig dat het programma in de realisatiefase van het programma kan worden gerealiseerd.

Het artikel geeft in het derde lid aan dat er voor activiteiten die in de realisatiefase worden uitgevoerd geen subsidie wordt verstrekt.

Artikel 3

Met ingang van het jaar 2020 wordt jaarlijks het subsidieplafond vastgesteld en in de maand december van het daaraan voorafgaande jaar in de Staatscourant gepubliceerd. Dat is het bedrag van de ten hoogste te verstrekken totale subsidie voor dat kalenderjaar. Voor 2018 en 2019 zijn de maximaal te verstrekken bedragen in de regeling opgenomen.

Subsidiabel zijn alleen de kosten die direct verbonden zijn met de uitvoering van de activiteiten die in artikel 2 zijn bedoeld. Omdat bij de berekening van de hoogte van de te verstrekken subsidie uurtarieven worden gehanteerd, is bepaald welke van de in artikel 7, tweede lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M genoemde standaardberekeningswijzen wordt gehanteerd. Ook is bepaald dat het opslagpercentage voor indirecte kosten vijftig procent is.

De regeling werkt terug tot en met 1 januari 2018. De aanvraag tot subsidieverlening voor 2018 kan pas in 2019 worden gedaan. Op grond van artikel 3, zesde lid, kunnen ook kosten van activiteiten die in het kalenderjaar 2018 zijn verricht voor subsidie in aanmerking komen. Dit regime geldt ook voor de kosten van activiteiten die in het kalenderjaar 2019 zijn verricht voorafgaand aan de aanvraag tot subsidieverlening voor 2019.

Artikel 4

De subsidieverlening geschiedt op aanvraag. De aanvraag kan op elk moment in het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, worden ingediend. Er is, behalve voor de jaren 2018 en 2019, geen uiterste datum voor indiening bepaald.

Ook behoeft geen gebruik te worden gemaakt van een vooraf vastgesteld formulier. Wel moeten de in artikel 10 van het Kaderbesluit subsidies I en M genoemde bescheiden worden bijgevoegd. De aanvragen worden behandeld in de volgorde waarin zij zijn ontvangen.

Artikel 5

Een voorwaarde voor het verstrekken van de subsidie is dat de begroting dit toelaat. Indien er onverhoopt geen ruimte is op de begroting om subsidies te verstrekken, kan er geen aanspraak op subsidieverstrekking worden gemaakt.

In de beschikking tot subsidieverlening wordt aangegeven wanneer de gesubsidieerde activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

Artikel 6

Als de activiteiten te weinig de doelstelling van programma ERTMS weerspiegelen, is de Minister bevoegd de subsidieaanvraag geheel of voor een deel af te wijzen. Dit laat onverlet de afwijzingsgronden zoals genoemd in de artikelen 11 en 12 van het Kaderbesluit subsidies I en M.

Artikel 7

Dit artikel regelt de wijze waarop de voorschotverlening plaatsvindt.

Artikel 8

Bij subsidies van € 125.000,– of meer dient volgens artikel 24, vierde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M de verantwoording met een accountantsverklaring plaats te vinden. Daarvoor is meer tijd nodig dan de periode van dertien weken die in artikel 24, eerste lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M wordt genoemd.

Er behoeft geen gebruik te worden gemaakt van een vooraf vastgesteld formulier. Wel moeten de in artikel 24 van het Kaderbesluit subsidies I en M genoemde bescheiden worden bijgevoegd.

Artikel 9

Dit artikel geeft regels voor de manier waarop de verstrekte subsidie wordt vastgesteld.

Artikel 10

Dit artikel bepaalt welke functionarissen toezichthouder zijn. In afdeling 5.2 van de Awb wordt een aantal bevoegdheden genoemd waarover de toezichthouder beschikt, met name de bevoegdheid om inlichtingen te vorderen en de bevoegdheid inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden.

De Auditdienst Rijk, behorend tot het Ministerie van Financiën, ziet toe op de naleving van de verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden. Indien dat noodzakelijk blijkt, kunnen ook andere personen door de Minister met het toezicht worden belast.

Artikel 11

Onderhavige regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum van publicatie en werkt terug tot en met 1 januari 2018. Hiervoor is gekozen om de subsidie voor het gehele jaar 2018 op grond van deze regeling te kunnen verstrekken.

De regeling geldt tot en met 31 december 2022. Op deze wijze is toepassing gegeven aan artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitwet 2016 waarin is bepaald dat een subsidieregeling een tijdstip bevat waarop die regeling vervalt.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer


X Noot
1

Kamerstukken II 2009/10, 29 279, nr. 114 en Kamerstukken II 2012/13, 29 362, nr. 224.

Naar boven