TOELICHTING
Algemeen
Met deze paragraaf wordt paragraaf 19a aangepast en vindt een technische wijziging
van paragraaf 10 plaats.
In verband met personeelsproblematiek in de Aziatische horecasector was van 1 oktober
2014 tot 1 oktober 2016 een tijdelijke ministeriële regeling van toepassing. Gedurende
een periode van twee jaar kon voor een gemaximeerd aantal vergunningen door het UWV
afgezien worden van de wettelijke toets op prioriteitgenietend aanbod voor functies
op niveau 4 tot en met 6 binnen de Aziatische horeca. Daar stond tegenover dat de
afspraak was gemaakt dat de sector er alles aan doet om niet-vergunningplichtige werknemers
uit Nederland of Europa op te leiden of aan te nemen voor een functie in de Aziatische
horecasector.
Het resultaat van deze afspraken, gecombineerd met de inzichten en ervaringen die
nadien zijn opgedaan, hebben destijds beperkt geleid tot het oorspronkelijke doel,
het structureel oplossen van het tekort aan Aziatische koks op niveau 4 t/m 6. Dit
heeft ertoe geleid dat is besloten om de tijdelijke versoepelde regeling, neer te
leggen in een quotumregeling voor de duur van drie jaar. In de quotumregeling is geregeld
dat vergunningen kunnen worden verleend zonder arbeidsmarkttoets voor de duur van
twee jaar, maar tegelijkertijd een limiet te verbinden aan het aantal te verlenen
vergunningen en aan die vergunningen voorschriften te verbinden op grond van artikel
10 Wet arbeid vreemdelingen (Wav).
De tijdelijke quotumregeling heeft, mede gelet op de krapte op de arbeidsmarkt, echter
wederom niet geleid tot een structurele oplossing van het personeelstekort in de Aziatische
horeca.
Met de nu voorgestelde nieuwe regeling is beoogd om een structurele regeling te treffen
die meer recht doet aan de omstandigheden van de sector. De regeling beoogt goed toegespitst
te zijn op het kunnen aantrekken van juist de hoger gespecialiseerde koks op de niveaus
4, 5 en 6.
Nieuwe regeling
De regeling is bedoeld voor specialistische restaurants waar overwegend landspecifiek
Aziatisch voedsel wordt bereid uit één of meer van de volgende keukens: Chinees, Indiaas,
Indonesisch, Japans, Koreaans, Maleis, Thais, Tibetaans en Vietnamees. Het moet gaan
om een horecabedrijf dat gekenmerkt wordt door het aanbieden van Aziatische gerechten.
Een restaurant komt niet in aanmerking voor deze regeling indien de Aziatische gerechten
niet het overwegende onderdeel zijn van de in de keuken bereide gerechten. Het aanbod
van de gerechten zal daarom voor het merendeel moeten bestaan uit Aziatische gerechten.
Snackbars, cateringbedrijven en bezorgdiensten zijn in beginsel uitgesloten van deze
regeling. Het kan echter voorkomen dat een dergelijk bedrijf toch een gekwalificeerde
kok op functieniveau 4 tot en met 6 nodig heeft en onder de regeling kan vallen. Het
is aan de werkgever om dit te onderbouwen bij de aanvraag.
Indien het UWV na het indienen van de aanvraag twijfel heeft over of het restaurant
onder de regeling valt of twijfelt of een gekwalificeerde kok op het functieniveau
4 tot en met 6 nodig is kan de werkgever worden verzocht om nadere documenten ter
onderbouwing te leveren. Het UWV kan deze documenten gebruiken om te beoordelen of
er een succesvol beroep kan worden gedaan de regeling.
Indien de werkgever valt onder de regeling en aannemelijk heeft gemaakt dat een gekwalificeerde
kok op functieniveau 4 tot en met 6 nodig heeft is hij uitgezonderd van de verplichting
om voldoende inspanningen te plegen om de arbeidsplaats door prioriteitgenietend aanbod
op de arbeidsmarkt te laten vervullen. De overige afwijzingsgronden uit de Wet arbeid
vreemdelingen blijven van toepassing. Dit betekent dat de aanvraag bijvoorbeeld wordt
afgewezen indien er voor de desbetreffende arbeidsplaats prioriteitgenietend aanbod
op de arbeidsmarkt aanwezig is of indien de vreemdeling niet een bedrag verdient dat
ten minste gelijk is aan het minimumloon.
De vacaturetermijn uit artikel 8, eerste lid onder b Wav wordt verkort van vijf naar
drie weken omdat gelet op de huidige situatie op de arbeidsmarkt er op dit moment
reeds op voorhand duidelijk is dat geen prioriteitgenietend aanbod aanwezig is. De
situatie op de arbeidsmarkt zal gemonitord worden en er zal jaarlijks beoordeeld worden
of er prioriteitsgenietend aanbod aanwezig die aanleiding geeft om de regeling aan
te passen.
Doel van de melding van een vacature bij UWV voorafgaand aan de indiening van een
aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning (twv) of gecombineerde vergunning voor
verblijf en arbeid (gvva) op grond van artikel 8, eerste lid onder b van de Wav is
om UWV in de gelegenheid te stellen potentiële prioriteitgenietende werkzoekenden
op een vacature te bemiddelen. UWV heeft vastgesteld dat er thans geen werkzoekenden
staan ingeschreven die direct inzetbaar zijn op vacatures waarop deze regeling ziet.
Om de ontwikkeling in het aantal en de aard van de vacatures goed te kunnen monitoren
en te kunnen beoordelen of prioriteitgenietend aanbod voor deze vacatures aanwezig
is waardoor afgeweken kan worden van de wettelijke termijn van 5 weken, dient de vacature
ten minste 3 weken voor het indienen van de aanvraag twv/gvva te zijn gemeld op de
door UWV voorgeschreven wijze.
Er is een uitzondering van de wervingsinspanningen door de werkgever op grond van
artikel 8, eerste lid onder c van de Wav. Daartegenover worden aan de vergunningen
in ieder geval voorschriften verbonden op grond van artikel 10 onder b en d van de
Wav. Het blijft de verantwoordelijkheid van de sector om inspanningen te blijven verrichten
om arbeidsaanbod op te leiden en/of bij te scholen om vacatures te vervullen. Ook
dient de sector bij te dragen aan het verbeteren van het imago van de sector. Dit
kan door onder meer in te zetten op verbetering van de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden
waardoor de sector aantrekkelijk wordt voor werkzoekenden, zittende werknemers, stagiairs
en leerlingen aan MBO-koksopleidingen, om in de sector in te stromen dan wel door
te stromen, en de uitstroom van personeel wordt beperkt. De werkgever moet zorg dragen
voor de bevordering van een volledige naleving van de geldende arbeidsrechtelijke
bepalingen als wetgeving, (nawerking van) cao en het KHN-model arbeidsvoorwaardenreglement.
Bij een opvolgende of verlengingsaanvraag moet de werkgever aantonen dat aan de voorschriften
is voldaan. Om bij een opvolgende of verlengingsaanvraag aan te tonen dat aan de voorschriften
is voldaan, moet de werkgever het hieronder beschreven bewijs overleggen.
-
• Opleiden niet-vergunningplichtig keukenpersoneel
Voor het aantonen dat er een opleidingstraject is gerealiseerd voor niet vergunningplichtig
keukenpersoneel, dat wil zeggen personeel op functieniveau 1 tot en met 6, ongeacht
de omvang van het dienstverband en hoe lang de werknemer al in dienst is, kan de werkgever
bij de aanvraag een kopie van het met het opleidingstraject behaalde certificaat meesturen.
Ook kan de werkgever aantonen dat hij een medewerker een intern trainingstraject heeft
geboden door het overleggen van een duidelijke beschrijving van het interne opleidingsprogramma
inclusief looptijd en tijdpad met daarin het aantal momenten dat hij de voortgang
heeft geëvalueerd en beoordeeld.
De werkgever dient aan te tonen dat de opleiding of het behaalde certificaat is voltooid
of afgegeven na afgifte van een eerdere vergunning.
-
• Het bieden van een stage aan een student van een ROC koksopleiding
Bij het bieden van een stageplaats of een leerarbeidsplaats aan een student aan de
opleiding tot kok van een ROC dient de werkgever dit aan te tonen door middel van
het overleggen van een door het ROC goedgekeurd stageplan dat is ondertekend door
het ROC, de stagebieder en de student. De werkgever dient aan te tonen dat de stageovereenkomst
is aangegaan en afgerond na afgifte van een eerdere vergunning.
Het aantonen van bovengenoemde inspanningen kan ook door het overleggen van een volledig
ingevuld format, voorzien van relevante bewijsstukken, dat met instemming van het
Ministerie van SZW en UWV door de sectororganisaties is vastgesteld.
Bij de aan de vergunning verbonden voorschriften dient het om nieuwe, nog niet eerder
ingebrachte inspanningen te gaan. Ook dient het om inspanningen te gaan die geleverd
zijn na afgifte van een eerdere vergunning.
Daarnaast is de werkgever verplicht een marktconform loon of cao-loon te betalen,
inclusief de (half)jaarlijkse verhogingen. Ook kan daarnaast gedacht worden aan inspanningen
van de werkgever op het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden en
aantrekkelijkheid van de sector door goed werkgeverschap.
Overgangsrecht
In artikel II van deze regeling is het overgangsrecht geregeld voor twv’s/gvva’s die
zijn afgegeven op grond van paragraaf 19a van bijlage I van het RuWav zoals die luidde
voor de inwerkingtreding van deze regeling. De voorschriften die op grond van paragraaf
19a van bijlage I zoals dat luidt na de inwerkingtreding van deze regeling kunnen
worden verbonden aan vergunningen, zijn eveneens van toepassing op vergunningen waar
voorschriften aan zijn verbonden die zijn afgegeven op grond van paragraaf 19a van
Bijlage I zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van deze regeling, en hebben daarmee
terugwerkende kracht. Hiermee is beoogd dat aanvragen niet worden afgewezen omdat
er niet voldaan is aan de voorschriften die op grond van de oude regeling aan de vergunningen
zijn verbonden, terwijl er op grond van de nieuwe regeling met de daarin opgenomen
voorschriften wel een vergunning zou zijn afgegeven. De regeling heeft daarmee een
begunstigend karakter. Daarnaast is geregeld dat ten aanzien van aanvragen die zijn
ingediend voor 1 november, de verplichting om de beschikbaarheid van een arbeidsplaats
ten minste drie weken voor het indienen van de aanvraag aan het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen te melden, niet van toepassing is.
Om te monitoren of de regeling ook leidt tot de gewenste situatie zal de regeling
geëvalueerd worden drie jaar na inwerkingtreding van de regeling.
Uitvoerings- en handhavingstoets
De conceptregeling is aan UWV voorgelegd met het verzoek de conceptregeling te toetsen
op uitvoerbaarheid.
UWV heeft aangegeven dat de regeling uitvoerbaar is. In de uitvoeringstoets komt naar
voren dat de voorschriften waaraan een werkgever dient te voldoen in de regeling verhelderd
en opgenomen dienen te worden. De regeling en toelichting zijn hierop aangepast. UWV
vraagt verder om verduidelijking van ‘in overwegende mate landspecifiek voedsel bereiden’
en een verduidelijking of afhaalrestaurants worden toegelaten onder de regeling. Dit
is in de toelichting van de regeling verhelderd.
Er zijn financiële gevolgen verbonden aan de regeling. De incidentele kosten voor
het inwerken van de extra in te zetten capaciteit, een nieuw webformulier en aanpassingen
op de klantcommunicatie worden geraamd op circa € 310.000 euro. Er is een verhoging
van de structurele kosten voorzien van € 1,31 miljoen.
De conceptregeling is aan de Inspectie SZW voorgelegd met het verzoek de conceptregeling
te toetsen op handhaafbaarheid. De Inspectie SZW heeft aangegeven dat de voorgestelde
wijzigingen de handhaafbaarheid van de Wet arbeid vreemdelingen niet beïnvloeden.
Regeldruk
De administratieve lasten (het voldoen aan informatieverplichtingen voortvloeiend
uit wet- en regelgeving van de overheid) en de inhoudelijke nalevingskosten (de kosten
voor het kunnen voldoen aan de inhoudelijke verplichtingen zoals vastgelegd in wet-
en regelgeving) vormen gezamenlijk de kosten die samenhangen met regeldruk. Het kabinet
streeft er naar de regeldruk voor burgers, bedrijven en professionals terug te dringen.
Bij de voorbereiding van dit voorstel is nagegaan of sprake is van regeldrukeffecten.
De nieuwe regeling voorziet in een structurele regeling voor een groep waarvoor reeds
sinds 1 oktober 2014 tijdelijke regelingen van kracht zijn geweest. De regeldruk voor
de werkgever neemt toe ten opzichte van de tijdelijke regeling die geldt tot 1 oktober
2019. Werkgevers moeten nu bij het UWV melden dat zij een openstaande vacature hebben
terwijl zij dit onder de tijdelijke regeling niet waren verplicht. Ten opzichte van
reguliere aanvragen voor twv/gvva’s is de regeldruk voor de werkgevers lager; in tegenstelling
tot deze reguliere gevallen zijn werkgevers niet verplicht wervingsinspanningen te
leveren. Alles bijeengenomen betekent deze regeling voor de direct betrokkenen, de
vreemdeling en de werkgever, een lichte toename van de regeldruk. Omdat het om beperkte
aantallen vergunningen gaat en de nieuwe regeling bovendien met de sector is afgestemd
en waarvan het belang door de sector wordt onderschreven, wordt ingeschat dat de effecten
in zijn totaliteit gering zijn en worden deze niet verder gekwantificeerd en niet
uitgedrukt in een totaalbedrag aan afgenomen regeldruk.
Het voorstel is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). ATR zich
kan vinden in de analyse en conclusie ten aanzien van de gevolgen voor de regeldruk.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees