Instellingsbesluit van de gemeenteraden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Amsterdam, Haarlem, Haarlemmermeer en Velsen en Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland houdende regels omtrent Recreatieschap Spaarnwoude (Gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Spaarnwoude)

Logo Noord-Holland

De raden en colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Amsterdam, Haarlem, Haarlemmermeer en Velsen alsmede Provinciale Staten en het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland;

 

overwegende dat:

  • -

    ten gevolge van de voorgenomen herindeling van de gemeenten Haarlemmermeer en Haarlemmerliede en Spaarnwoude per 1 januari 2019 het noodzakelijk is de gemeenschappelijke regeling Spaarnwoude te wijzigen;

 

  • -

    in verband met de laatste wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen het noodzakelijk is de gemeenschappelijke regeling te wijzigen;

 

  • -

    daarnaast nog redactionele verbeteringen nodig zijn;

 

gelet op:

het bepaalde in de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Provinciewet en titel 10.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

besluiten vast te stellen:

de gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Spaarnwoude.

 

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 begripsbepalingen

  • 1.

    Deze regeling verstaat onder:

  • a.

    recreatieschap:

 

het openbaar lichaam, genoemd in artikel 2, eerste lid van deze regeling;

  • b.

    deelnemers

 

de gemeenten Amsterdam Haarlem, Haarlemmermeer en Velsen, alsmede de provincie Noord-Holland;

  • c.

    bestuursorganen

 

Provinciale Staten van Noord-Holland, Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, de raden en colleges van burgemeester en wethouders van de onderscheiden deelnemers;

  • d.

    gebied

 

het gebied als bedoeld in artikel 2, derde lid van deze regeling, inclusief daarbinnen gelegen wateren, wegen en vaarwegen voor zover niet uitdrukkelijk uitgezonderd;

  • g.

    uitvoeringsorganisatie

 

de organisatie belast met uitvoering van door het bestuur van het recreatieschap opgedragen taken;

  • h.

    Wgr

 

Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • i.

    exploitatieresultaat

 

Tekort of overschot na saldering van de kosten en baten van het recreatieschap in een boekjaar na verrekening participantenbijdrage;

  • j.

    negatief/positief saldo

 

Tekort of overschot na verrekening exploitatieresultaat.

  •  

  • 2.

    Waar in of krachtens deze regeling artikelen van de Gemeentewet of enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komt in die artikelen in de plaats van:

    • -

      “de provincie” en “de gemeente”: het recreatieschap;

    • -

      “Provinciale Staten” en “de gemeenteraad”: het algemeen bestuur;

    • -

      “Gedeputeerde Staten” en “burgemeester en wethouders”: het dagelijks bestuur;

    • -

      “de Commissaris van de Koning” en “de burgemeester”: de voorzitter.

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam, als bedoeld in artikel 8 eerste lid van de Wgr, genaamd Recreatieschap Spaarnwoude.

  • 2.

    Het openbaar lichaam is gevestigd te Velsen-Zuid.

  • 3.

    Het gebied waarvoor deze regeling geldt, omvat het rechtsgebied zoals dat is vastgelegd op de van deze regeling onderdeel uitmakende en als zodanig gewaarmerkte kaart (bijlage 1).

HOOFSTUK II: DOEL EN WERKGEBIED, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN VAN HET OPENBAAR LICHAAM

Artikel 3 Doel en werkgebied

  • 1.

    Deze regeling heeft ten doel binnen een gebied, als aangegeven op de bij deze regeling behorende en als zodanig gewaarmerkte tekening:

    • a.

      het bevorderen van een evenwichtige ontwikkeling van de openluchtrecreatie;

    • b.

      het tot stand brengen en bewaren van een evenwichtig natuurlijk milieu;

    • c.

      het tot stand brengen en onderhouden van een landschap, dat is afgestemd op het onder a en b geformuleerde.

  • 2.

    Ter verwezenlijking van dat doel is er een openbaar lichaam, genaamd 'Recreatieschap Spaarnwoude', dat gevestigd is te Haarlem.

  • 3.

    Wanneer het recreatieschap enig zakelijk dan wel persoonlijk recht verwerft op gronden, grenzend aan het in het eerste lid bedoelde gebied, is deze regeling ook van toepassing op (het gebied van) die gronden, indien het bestuur van de gemeente, tot het grondgebied waarvan deze behoren, bij aangetekende brief heeft medegedeeld hiermede in te stemmen. De in het eerste lid bedoelde tekening wordt overeenkomstig aangepast en aanvullend gewaarmerkt.

Artikel 4 Taken

  • 1.

    Ter behartiging van de in artikel 3 genoemde belangen worden aan het recreatieschap tenminste de volgende taken toegekend:

    • a.

      de ontwikkeling van recreatieve mogelijkheden;

    • b.

      het tot stand brengen van recreatieve werken en inrichtingen;

    • c.

      het beheren en onderhouden van werken, inrichtingen, eigendommen en goederen;

    • d.

      het nakomen van de verplichtingen die voortvloeien uit de artikelen 15 en 16 van de Wegenwet voor wat betreft de door het recreatieschap aangelegde c.q. aan te leggen dan wel door een deelnemende gemeente in beheer en onderhoud aan het recreatieschap overgedragen of over te dragen wegen, (fiets)paden en routevoorzieningen;

    • e.

      het daartoe opstellen dan wel aanpassen van een beleidsplan, dat onder meer omvat een prioriteiten- en investeringsschema;

    • f.

      het opmaken en vaststellen van plannen voor de werken, inrichtingen, eigendommen en goederen van het recreatieschap, waaronder begrepen basis- en deelplannen alsmede beheerplannen;

    • g.

      het uitvoeren of doen uitvoeren van de plannen genoemd onder e en f;

    • h.

      het uitoefenen van toezicht op de naleving van bepalingen in wetten, reglementen en verordeningen in het gebied.

    • i.

      het verwerven, ruilen, bezwaren en vervreemden van voor natuur en recreatie van belang zijnde roerende en onroerende zaken, vorderingen of persoonlijke rechten en tot het verhuren, verpachten of op ander wijze in gebruik geven van de werken, inrichtingen, goederen of eigendommen van het recreatieschap.

  • 2.

    In aanvulling op de taken, genoemd in het eerste lid kan het recreatieschap op verzoek van een deelnemer voor deze deelnemer in het kader van de doelstemming als bedoeld in artikel 3 en met inachtneming van het door die deelnemer vastgestelde beleid, ook andere adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden verrichten. Dit wordt in een overeenkomst vastgelegd.

  • 3.

    De deelnemers zijn verplicht aan het recreatieschap inlichtingen te verschaffen omtrent plannen en maatregelen die voor het recreatieschap van belang zijn.

Artikel 5 Bevoegdheden

  • 1.

    Aan het bestuur van het recreatieschap worden ter behartiging van de in artikel 3 genoemde belangen en ter verwezenlijking van de in artikel 4 omschreven taken alle bevoegdheden toegekend die aan de bestuursorganen van de deelnemers toebehoren evenals alle bevoegdheden van regeling en bestuur voortvloeiende uit de Wgr, de Gemeentewet en de Provinciewet, met inachtneming van de beperkingen daarin gesteld en voorts met inachtneming van hetgeen in deze regeling verder is bepaald.

  • 2.

    Onder de in het eerste lid overgedragen bevoegdheden worden ten minste verstaan:

    • a.

      besluiten tot het oprichten van en deelnemen in rechtspersonen, voor zover dit past binnen het in artikel 3 gestelde belang;

    • b.

      besluiten tot het aangaan van overeenkomsten als bedoeld in artikel 4, tweede lid.

    • c.

      besluiten tot het aangaan van overeenkomsten met derden, niet zijnde deelnemers aan de regeling, tot het verrichten van adviserende, ondersteunde en uitvoerende werkzaamheden op het gebied van natuur en recreatie.

    • d.

      het vaststellen van verordeningen, al dan niet door stafbepaling of bestuursdwang te handhaven, strekkende tot de uitoefening van de belangen en de taken van het recreatieschap, met in achtneming van het bepaalde in artikel 156, tweede en derde lid van de Gemeentewet;

    • e.

      het vaststellen van een legesverordening;

    • f.

      het uitoefenen van de gemeentelijke bevoegdheden, ingevolge artikel 430a van het Wetboek van Strafrecht;

    • g.

      het uitoefenen van de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders, als bedoeld in artikel 2.1 en onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor wat betreft het gestelde in Bijlage I, onderdeel C, categorie 19, onder 19.1, onder g en ten eerste van het Besluit omgevingsrecht.

    • h.

      het sluiten van een overeenkomst met een uitvoeringsorganisatie ter uitvoering van taken die op grond van deze regeling aan het openbaar lichaam zijn opgedragen.

  • 3.

    Het algemeen bestuur besluit niet tot vaststellen van een verordening, door straf-bepalingen of bestuursdwang te handhaven, dan nadat de raden van de deelnemende gemeentenen Provinciale Staten van Noord-Holland in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen. Het dagelijks bestuur zendt daartoe het ontwerp van de verordening aan de raden en de Staten. De raden van de deelnemende gemeenten en de Staten zenden uiterlijk binnen drie maanden na ontvangst van het ontwerp van die verordening schriftelijk bericht aan het algemeen bestuur.

  • 4.

    Indien de raad van een deelnemende gemeente, op het grondgebied waarvan de door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven verordening betrekking heeft, schriftelijk heeft bericht, dat naar zijn mening de verordening geheel of ten dele niet dient te gelden voor bepaald aangewezen gebieden van deze gemeente, worden deze gebieden uitgesloten van de werkingssfeer van de betreffende bepalingen van de verordening. Deze uitsluiting geldt slechts indien:

    • a.

      een gemeentelijke verordening voorziet in hetzelfde onderwerp, en

    • b.

      door het bestuursorgaan wiens bevoegdheden het betreft voorzien is in een besluit tot mandatering van de voor het beheer en toezicht noodzakelijke bevoegdheden aan het uitvoeringsorgaan dat door het recreatieschap is belast met het beheer over het gebied.

  • 5.

    In een door het algemeen bestuur vast te stellen verordening als bedoeld in het vierde lid wordt een eventuele uitsluiting vermeld met verwijzing naar de voor deze gebieden geldende gemeentelijke verordening.

HOOFDSTUK III ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 6 Samenstelling

  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit 6 leden, te weten:

    • a.

      twee vertegenwoordigers aan te wijzen door Provinciale Staten van Noord-Holland, uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de gedeputeerden;

    • b.

      één vertegenwoordiger, aan te wijzen door de raad van de gemeente Amsterdam, uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders;

    • c.

      één vertegenwoordiger aan te wijzen door de raad van die gemeente Haarlem, uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders;

    • d.

      één vertegenwoordiger aan te wijzen door de raad van de gemeente Haarlemmermeer, uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders;

    • e.

      één vertegenwoordiger, aan te wijzen door de raad van de gemeente Velsen, uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders.

  • 2.

    De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor een periode van vier jaar.

  • 3.

    De aanwijzing van leden van het algemeen bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van de gemeenteraden in nieuwe samenstelling na gehouden gemeenteraadsverkiezingen.

  • 4.

    De raad c.q. Provinciale Staten kan voor elk lid van het algemeen bestuur dat hij heeft aangewezen, tevens één plaatsvervangend lid aanwijzen, dat het lid bij verhindering of ontstentenis vervangt. Hetgeen in deze regeling is bepaald ten aanzien van een lid van het algemeen bestuur is van overeenkomstige toepassing op het plaatsvervangend lid, tenzij de regeling anders bepaalt.

  • 5.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt, conform de WGR, van rechtswege zodra het lid ophoudt lid of voorzitter te zijn van de gemeenteraad dan wel ophoudt wethouder te zijn, dan wel ophoudt lid te zijn van Provinciale of Gedeputeerde Staten.

  • 6.

    Indien tussentijds een zetel van een lid van het algemeen bestuur door ontslag, overlijden of om een andere reden vacant komt, wijst de raad van de gemeente waar het voormalig lid uit afkomstig was c.q. Provinciale Staten binnen 8 weken na dat openvallen een nieuw lid aan.

  • 7.

    Een lid van het algemeen bestuur dat zijn lidmaatschap ter beschikking heeft gesteld, blijft in functie totdat een nieuw lid is aangewezen.

  • 8.

    Het lid dat ter vervulling van een buiten de gewone tijd van aftreden opengevallen plaats tot lid van het algemeen bestuur is aangewezen treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats het is benoemd zou hebben moeten aftreden.

  • 9.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van het recreatieschap aangesteld of daaraan ondergeschikt.

  • 10.

    Een deelnemer kan voor degene die door de deelnemer is aangewezen als lid van het algemeen bestuur een plaatsvervanger in het algemeen bestuur aanwijzen.

  • 11.

    Het in dit artikel bepaalde is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van plaats-vervangers.

Artikel 7 Werkwijze

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en verder zo dikwijls indien dit door één of meer leden van het algemeen bestuur schriftelijk en onder opgave van redenen wordt gevraagd. In het laatste geval wordt de vergadering binnen drie weken gehouden.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van de bepalingen van deze regeling, een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen. Dit reglement alsmede de daarin aangebrachte wijzigingen wordt zo spoedig mogelijk na vaststelling ter kennis gebracht van de colleges en de raden van de deelnemers.

  • 3.

    Het algemeen bestuur en de leden van het algemeen bestuur hebben de bevoegdheid personen uit te nodigen als adviseur aan een vergadering deel te nemen dan wel zich te doen bijstaan door één of meer (al dan niet ambtelijke) adviseurs. Het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur kan hieromtrent nadere regels stellen.

  • 4.

    Een lid onderscheidenlijk zijn plaatsvervanger kan staande de beraadslagingen vragen de beslissing over het aan de orde zijnde onderwerp aan te houden voor nader overleg met het orgaan dat hem heeft aangewezen.

  • 5.

    Een aanhouding als bedoeld in het vorige lid wordt door de voorzitter verleend tot aan de volgende vergadering. Indien de voorzitter van oordeel is dat de urgentie dan wel het belang van de zaak geen uitstel duldt, beslist de vergadering.

  • 6.

    Op het houden en de orde van de vergaderingen van het algemeen bestuur is artikel 22 van de Wgr en de daarin vermelde artikelen uit de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8 Openbaarheid vergaderingen

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert in het openbaar.

  • 2.

    De deuren worden gesloten wanneer tenminste de helft van de aanwezige leden daarom verzoekt of wanneer de voorzitter dat nodig oordeelt.

  • 3.

    Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd.

  • 4.

    In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

    • a.

      Het vaststellen en wijzigen van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;

    • b.

      Het vaststellen, wijzigen of intrekken van door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven verordeningen.

    • c.

      Het oprichten van of deelnemen in privaatrechtelijke rechtspersonen.

  • 5.

    Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur over de geheimhouding van de inhoud van stukken is het bepaalde in artikel 23, leden 1 tot en met 4, van de Wgr van toepassing.

Artikel 9 Stemmen en besluitvorming

  • 1.

    Het algemeen bestuur neemt besluiten bij gewone meerderheid van stemmen waarbij ieder bestuurslid een stem heeft.

  • 2.

    Wanneer de stemmen staken, is het voorstel verworpen. In dat geval wordt een nieuwe vergadering belegd. Artikel 32 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Wanneer ten aanzien van zaken geen der leden stemming vraagt, wordt aangenomen dat conform het voorstel is besloten. Bij het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen dient steeds tot stemming te worden overgegaan, tenzij het bestuur unaniem besluit van stemming af te zien. Als dan wordt, evenals ten aanzien van zaken, aangenomen dat conform het voorstel is besloten.

  • 4.

    Indien tot stemming wordt overgegaan, wordt over alle zaken mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd, doch bij het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen, bij gesloten en ondertekende briefjes. Daarbij wordt de stemverhouding als aangegeven in het eerste en tweede lid in acht genomen.

Artikel 10 Bevoegdheden

  • 1.

    Aan het algemeen bestuur behoren met betrekking tot de in artikel 5 omschreven bevoegdheden van het recreatieschap alle bevoegdheden, die niet ingevolge de Wgr of deze gemeenschappelijke regeling aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter zijn opgedragen.

  • 2.

    Tot de bevoegdheden van het algemeen bestuur behoren ten minste:

    • a.

      het vaststellen of wijzigen van de begroting en het vaststellen van de jaarrekening;

    • b.

      het vaststellen van verordeningen door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven.

  • 3.

    Het algemeen bestuur besluit slechts tot oprichting van en de deelneming in privaat-rechtelijke rechtspersonen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat raden van de deelnemende gemeenten en de Staten in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen. Het besluit wordt genomen bij unanimiteit.

Artikel 11 Vergoedingen en tegemoetkoming

Het algemeen bestuur kan met inachtneming van artikel 21, eerste en tweede lid van de Wgr voor leden, plaatsvervangende leden en adviseurs van het algemeen en dagelijks bestuur, alsmede ten behoeve van de leden en plaatsvervangende leden van een in artikel 16 bedoelde commissie een regeling vaststellen voor een op jaarbasis te bepalen vergoeding voor hun werkzaamheden en tegemoetkoming in de kosten.

HOOFDSTUK IV DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 12 Samenstelling

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter van het algemeen bestuur en twee overige leden, met dien verstande dat geen twee leden afkomstig zijn uit dezelfde gemeente.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen door en uit het algemeen bestuur. Zij worden aangewezen in de eerste vergadering van elke zittingsperiode van het algemeen bestuur.

  • 3.

    De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag waarop zij aftreden als lid van het algemeen bestuur.

  • 4.

    Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur openvalt, wijst het algemeen bestuur terstond een nieuw lid aan.

  • 5.

    Degene die door de deelnemer met inachtneming van het in artikel 6 bepaalde is aangewezen als plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur is tevens plaats­vervangend lid van het dagelijks bestuur indien het lid van het algemeen bestuur dat door hem wordt vervangen tevens lid is van het dagelijks bestuur.

Artikel 13 Werkwijze

  • 1.

    De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn besloten.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of wanneer een lid hem dit schriftelijk verzoekt onder opgave van de te behandelen onderwerpen. Indien een vergadering is gevraagd, wordt zij binnen twee weken gehouden.

  • 3.

    Ieder lid van het dagelijks bestuur heeft één stem.

  • 4.

    Besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen. Als de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 5.

    Voor het overige zijn ten aanzien van de vergaderingen van het dagelijks bestuur de regels van toepassing zoals die in een reglement zijn vastgelegd. Het dagelijks bestuur zendt het reglement ter kennisgeving aan het algemeen bestuur.

Artikel 14 Taken en bevoegdheden

  • 1.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor:

    • a.

      het voeren van het dagelijks bestuur van het recreatieschap voor zover niet bij de wet of de regeling het algemeen bestuur daarmee is belast;

    • b.

      de voorbereiding en uitvoering van besluiten van het algemeen bestuur;

    • c.

      het vaststellen van regels over de ambtelijke organisatie van het recreatieschap

    • d.

      het benoemen, schorsen en ontslaan van ambtenaren;

    • e.

      het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen;

    • f.

      het nemen van besluiten namens het recreatieschap inzake het voeren van rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures tenzij het algemeen bestuur, voor zover dat het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;

    • g.

      het opstellen van agenda’s en verslagen van vergaderingen van het algemeen bestuur;

    • h.

      de informatievoorziening aan het algemeen bestuur;

  • 2.

    Indien en voor zover het dagelijks bestuur de uitvoering van de haar toebedeelde taken opdraagt aan de uitvoeringsorganisatie, dient zij erop toe te zien dat die taken conform het door het algemeen bestuur vastgestelde beleid worden uitgevoerd. Het dagelijks bestuur adviseert de uitvoeringsorganisatie met betrekking tot de wijze van uitvoering van het door het algemeen bestuur vastgestelde beleid.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur is bevoegd om in onvoorziene en dringende gevallen afwijkingen in de uitvoering van door het algemeen bestuur vastgestelde plannen en begrotingen goed te keuren. Het algemeen bestuur kan deze bevoegdheid van het dagelijks bestuur inperken door het stellen van algemeen verbindende voorschriften.

HOOFDSTUK V DE VOORZITTER

Artikel 15 Benoeming en taak

  • 1.

    Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter en een vicevoorzitter aan.

  • 2.

    De voorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur.

  • 3.

    De vicevoorzitter van het algemeen bestuur is tevens vicevoorzitter van het dagelijks bestuur.

  • 4.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 5.

    De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte.

  • 6.

    De vicevoorzitter vervangt de voorzitter in voorkomende gevallen.

  • 7.

    Zo door het recreatieschap een geding wordt gevoerd tegen of een rechtshandeling gepleegd met een rechtspersoon, die door dezelfde persoon wordt vertegenwoordigd als de voorzitter van het recreatieschap, wordt het recreatieschap vertegenwoordigd door de vicevoorzitter, ook indien door de wederpartij alsnog een andere vertegenwoordiger mocht zijn aangewezen.

HOOFDSTUK VI COMMISSIES

Artikel 16 Adviescommissie en bestuurscommissie

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan commissies van advies instellen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan bij verordening voor bepaalde aangelegenheden bestuurscommissies instellen zoals bedoeld in de artikel 25 van de Wgr, waaraan bevoegdheden van algemeen bestuur en het dagelijks bestuur kunnen worden overgedragen.

  • 3.

    Het algemeen bestuur gaat niet over tot het instellen van een bestuurscommissie als bedoeld in het vorige lid dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten van dit voornemen zijn geïnformeerd en gedurende een periode van 3 maanden in de gelegen-heid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

HOOFDSTUK VII INLICHTINGEN EN VERANTWOORDING EN ONTSLAG

Artikel 17 Interne verantwoording en inlichtingenplicht

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 2.

    Zij geven het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3.

    Zij verstrekken - tezamen dan wel afzonderlijk - aan het algemeen bestuur alle inlichtingen, voor zover dat niet strijdig is met het bepaalde in artikel 23 van de Wgr, die door het algemeen bestuur dan wel één of meer leden daarvan, hetzij mondeling in een vergadering van het algemeen bestuur, hetzij schriftelijk worden verlangd en wel door:

    • a.

      mondelinge beantwoording van de gestelde vragen in dezelfde vergadering van het algemeen bestuur;

    • b.

      toezending van bepaald aangewezen stukken binnen drie weken na ontvangst van het verzoek daartoe;

    • c.

      schriftelijke beantwoording van de gestelde vragen binnen zes weken na ontvangst daarvan.

  • 4.

    Indien een beroep wordt gedaan op het bepaalde in artikel 23 van de Wgr, kan het algemeen bestuur besluiten, dat in een besloten vergadering terzake mededelingen worden gedaan.

Artikel 18 Externe verantwoording en inlichtingenplicht

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur verschaft de raad die hem als lid heeft aangewezen alle inlichtingen die door één of meer leden van die raad c.q. van Provinciale Staten worden verlangd.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur is aan de raad c.q. aan Provinciale Staten die hem als lid heeft aangewezen verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

Artikel 19 Informatieverstrekking door het bestuur

  • 1.

    Het algemeen bestuur geeft aan de gemeenteraden en Provinciale Staten alle inlichtingen, voor zover dat niet strijdig is met het bepaalde in artikel 23 van de Wgr, die door één of meer leden van de gemeenteraden schriftelijk worden verlangd en wel door:

    • a.

      toezending van bepaalde aangewezen stukken binnen drie weken na ontvangst van het verzoek daartoe;

    • b.

      schriftelijke beantwoording van de gestelde vragen binnen zes weken na ontvangst daarvan.

  • 2.

    Het algemeen bestuur zendt in ieder geval de volgende stukken, zodra die zijn vastgesteld respectievelijk door het dagelijks bestuur zijn ontvangen, ter kennisneming aan de raden en Provinciale Staten toe:

    • -

      plannen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder e;

    • -

      verordeningen, al dan niet door strafbedreiging of politiedwang te handhaven;

    • -

      de reglementen van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur;

    • -

      de agenda's voor de vergaderingen van het algemeen bestuur;

    • -

      de verslagen van de vergaderingen van het algemeen bestuur;

    • -

      het jaarverslag van het recreatieschap;

    • -

      Koninklijke besluiten die betrekking hebben op stukken of aangelegenheden van het recreatieschap.

HOOFDSTUK VIII BELEID, UITVOERING EN VERANTWOORDING

Artikel 20 Beleid

Het algemeen bestuur kan bij verordening een procedure vaststellen voor het opstellen en vaststellen van een meerjarig beleidsplan als bedoeld in artikel 4, eerste lid onder e, alsmede wijzigingen hierop, waarin de betrokkenheid wordt beschreven van:

  • a.

    de deelnemers aan de regeling

  • b.

    de uitvoeringsorganisatie

  • c.

    de belangenorganisaties van gebruikers, recreanten en ondernemers

  • d.

    de eigenaren van zakelijke rechten in het gebied

Artikel 21 Mandaat uitvoering

Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur c.q. de voorzitter kunnen de bevoegdheden inzake de hun opgedragen taken mandateren / machtigen aan een uitvoeringsorganisatie voor zover er geen wettelijk voorschrift is dat hieraan in de weg staat of voor zover de aard van de bevoegdheid zich niet tegen mandatering/machtiging verzet. Het algemeen bestuur stelt daarvoor een verordening op betreffende algemene bepalingen en uitgangspunten op basis waarvan de uitvoeringsorganisatie de taken in mandaat uitvoert.

Artikel 22 Verantwoording /verslaglegging

  • 1.

    Het algemeen bestuur brengt ten behoeve van de deelnemers jaarlijks verslag uit van de werkzaamheden van het recreatieschap gedurende het voorafgaande jaar. Het jaarverslag wordt algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan in de verordening als bedoeld in artikel 24 eerste lid, nadere regels stellen met betrekking tot periodieke rapportages door de uitvoeringsorganisatie.

HOOFDSTUK IX FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 23 Geld- en financieringsmiddelen

  • 1.

    De geldmiddelen van het recreatieschap worden gevormd door:

    • a.

      de in artikel 30, lid 1, jo.bijlage 2 omschreven bijdragen van de deelnemers, welke bijlage deel uitmaakt van deze regeling;

    • b.

      subsidies, andere bijdragen dan de onder a bedoelde, schenkingen, legaten en erfstellingen;

    • c.

      geldleningen;

    • d.

      exploitatieopbrengsten, waaronder begrepen eenmalige vergoedingen, uit het in beheer zijnde recreatiegebied;

    • e.

      overige inkomsten.

Artikel 24 Voorschriften financieel beheer

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt voor zover het algemeen bestuur dat noodzakelijk acht bij verordening voorschriften vast met betrekking tot het financieel beheer, welke voorschriften onder meer regelen inhouden betreffende:

    • a.

      de wijze waarop de betalingen geschieden en de ontvangsten en de inkomsten -behoudens de belastingen - worden geïnd;

    • b.

      de inrichting van de financiële administratie;

    • c.

      de controle op het geldelijk beheer en de financiële administratie;

    • d.

      de verzekering van de gelden en eigendommen van het recreatieschap;

    • e.

      de wijze van fraudeverzekering;

    • f.

      de belegging van kasgelden;

    • g.

      de organisatie van het financieel beheer.

  • 2.

    De financiële administratie wordt zodanig ingericht dat voldaan kan worden aan de inlichtingenverplichting die op grond van artikel 15, tweede lid van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten aan de deelnemers wordt opgelegd

Artikel 25 Uitgangspunten begroting

  • 1.

    De jaarlijks door het dagelijks bestuur op te stellen ontwerpbegroting en meerjarenbegroting van het recreatieschap worden opgesteld binnen de grenzen van het vastgestelde beleid.

  • 2.

    De bedragen van de (meerjaren)begroting kunnen worden herzien op basis van het prijs-indexcijfer voor consumenten van het CBS, reeks alle huishoudens.

  • 3.

    Begrotingsvoorstellen die afwijken van het bepaalde in voorgaande leden worden door het dagelijks bestuur met een afzonderlijke toelichting voorgelegd aan het algemeen bestuur.

  • 4.

    In de jaarbegroting en meerjarenbegroting wordt, voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft, de aan het recreatieschap geraamde verschuldigde bijdrage per deelnemer als bedoeld in artikel 23 eerste lid sub a, vermeld.

Artikel 26 Voorbereiden begroting

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting en de meerjarenbegroting, vergezeld van een toelichting waaronder begrepen de algemene financiële en beleidsmatige kaders, vóór 15 april van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting dient aan de raden van de deelnemers en aan het algemeen bestuur.

  • 2.

    De raden van de deelnemers en Provinciale Staten kunnen tot uiterlijk 10 weken na de in het eerste de lid genoemde datum bij het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden. Het algemeen bestuur reageert ter vergadering gemotiveerd op deze zienswijzen.

  • 3.

    Het 2e lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van begrotingswijzigingen.

Artikel 27 Vaststellen begroting

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting, meerjarenbegroting en eventueel gewijzigd investeringsschema vast vóór 15 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 28 Voorbereiden jaarrekening

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de voorlopige jaarrekening van het recreatieschap eventueel vergezeld van zijn opmerkingen en vergezeld van een verantwoording van het financieel beleid aan de raden van deelnemers, aan Provinciale Staten en aan het algemeen bestuur onder overlegging van een afschrift van het verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de jaarrekening, ingesteld door de hiertoe door het algemeen bestuur aangewezen certificerend accountant(s).

  • 2.

    De raden van de deelnemers kunnen tot uiterlijk 10 weken na de in het eerste lid genoemde datum bij het dagelijks bestuur hun bedenkingen over de ontwerpjaarrekening naar voren brengen. Het dagelijks bestuur reageert gemotiveerd op deze bedenkingen en voegt zijn reactie op deze bedenkingen bij de ontwerpjaarrekening.

Artikel 29 Vaststellen jaarrekening

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast uiterlijk 14 juli in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft, alsmede de bijdragen die de deelnemers betalen in het eventuele exploitatietekort.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 3.

    De vaststelling van de jaarrekening strekt het bestuur tot decharge.

Artikel 30 Bijdrage in tekorten

  • 1.

    Het exploitatietekort wordt ten laste gebracht van de deelnemers volgens een door de deelnemers bij het aangaan van deze regeling overeengekomen of later gewijzigde verdeelsleutel, welke als bijlage 2 bij deze regeling is gevoegd en welke bijlage deel uitmaakt van deze regeling.

  • 2.

    Wanneer de begroting een exploitatietekort aanwijst, over de deelnemers om te slaan, zijn deze gehouden hun in de begroting geraamde bijdrage bij wijze van voorschot te voldoen, in twee termijnen en wel op 1 januari en 1 juli van het begrotingsjaar.

  • 3.

    Indien van de deelnemers de in het derde en vierde lid bedoelde voorschotten later zijn ontvangen dan de krachtens besluit van het dagelijks bestuur, ingevolge het derde lid bepaalde data respectievelijk de in het vierde lid genoemde data, komen de hieruit voortvloeiende kosten voor rekening van die deelnemers naar rato van de grootte van de verschuldigde voorschotten gerelateerd aan de termijn waarmee die data zijn overschreden. Voor die kostentoerekening is basis de debetrente van de door het recreatieschap aangegane rekeningcourantovereenkomst.

  • 4.

    Het negatief saldo over enig boekjaar wordt in de jaarrekening opgenomen en, voor zover de reserves daarvoor toereikend zijn, ten laste gebracht van de door het recreatieschap gevormde reserves. Voor zover de reserves niet toereikend zijn wordt een negatief saldo ten laste gebracht van de deelnemers volgens de op grond van artikel 30, eerste lid, jo. Bijlage 2 vastgestelde verdeelsleutel. De deelnemers voldoen hun aanvullende bijdrage op grond van dit artikellid binnen 60 dagen na de vaststelling van de jaarrekening.

Artikel 31 Positief saldo

Indien de vastgestelde jaarrekening sluit met een positief saldo besluit het algemeen bestuur of dit:

  • a.

    geheel of gedeeltelijk zal worden toegevoegd aan de algemene reserve, doch alleen en voor zover het door het algemeen bestuur vastgestelde maximum plafond van de reserve nog niet is bereikt, dan wel;

  • b.

    geheel of gedeeltelijk zal worden toegevoegd aan de bestemmingsreserve beheer of de bestemmingsreserve investeringen, dan wel:

  • c.

    geheel of gedeeltelijk zal worden uitgekeerd aan de deelnemers in de verhouding, waarin zij ingevolge het bepaalde in artikel 30, eerste lid, bijdragen in het exploitatietekort.

Artikel 32 Garantstelling

  • 1.

    Voor de betaling van rente en aflossing van door het recreatieschap te sluiten geldleningen en in rekening-courant op te nemen gelden staan de deelnemers garant.

  • 2.

    De deelnemers nemen aan de garantie deel in de verhouding, waarin zij ingevolge het bepaalde in artikel 30, tweede lid bijdragen in het exploitatietekort.

  • 3.

    Indien uit deze bepaling in enig jaar voor de deelnemers betalingen voortvloeien, zullen deze na afwikkeling van het exploitatietekort of -overschot worden verrekend.

HOOFDSTUK X TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 33 Toetreding

  • 1.

    Het daartoe bevoegde orgaan van een publiekrechtelijk lichaam of rechtspersoon kan verzoeken tot toetreding tot deze regeling. Het verzoek wordt aan het algemeen bestuur gezonden.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt, na overleg met de deelnemers, binnen drie maanden, nadat het in het eerste lid bedoelde verzoek is ontvangen, een ontwerp vast voor de aanpassing van de gemeenschappelijke regeling in verband met de voorgenomen toetreding alsmede een regeling voor de gevolgen van de toetreding. Het dagelijks bestuur zendt dit ontwerp en regeling aan de deelnemers, waaronder begrepen de aspirant-deelnemer, met het verzoek binnen drie maanden na verzending hiervan, inzake de vaststelling ervan een besluit te nemen. De toetreding vindt plaats wanneer alle deelnemers en de aspirant-deelnemer hiertoe eensluidend besluiten.

  • 3.

    De toetreding gaat in op de eerste dag, volgend op die, waarop het besluit tot toetreding bekend is gemaakt, als bedoeld in artikel 26 van de Wgr.

Artikel 34 Uittreding

  • 1.

    Uittreding uit deze regeling kan geschieden met ingang van het derde kalenderjaar volgend op de toezending van het betreffende besluit van de uittredende deelnemer aan het algemeen bestuur.

  • 2.

    Uittreding geschiedt onder door het algemeen bestuur na overleg met deelnemers te stellen regelen die in ieder geval betreffen de voort te zetten verplichtingen van de uittredende deelnemer betreffende de rente en aflossing van geldleningen bedoeld in artikel 32, eerste lid en andere langlopende verplichtingen met een resterende looptijd van ten minste 5 jaar.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt binnen drie maanden nadat het besluit tot uittreding is ontvangen een ontwerp vast voor de aanpassing van de gemeenschappelijke regeling aan de gevolgen van de uittreding en zendt dit ontwerp aan de deelnemers met het verzoek binnen drie maanden na verzending van dat ontwerp inzake de vaststelling ervan een besluit te nemen.

Artikel 35 Wijziging

  • 1.

    Deze regeling kan slechts worden gewijzigd bij gelijkluidend besluit van alle deelnemers.

  • 2.

    Een wijziging van deze regeling gaat in op de eerste dag, volgende op die waarop het besluit tot wijziging is bekend gemaakt, als bedoeld in artikel 26 van de Wgr.

Artikel 36 Opheffing en liquidatie

  • 1.

    Deze regeling kan worden opgeheven bij gelijkluidend besluit van alle deelnemers.

  • 2.

    In geval van opheffing van deze regeling geschiedt de liquidatie door het algemeen bestuur dat daarvoor de nodige regels stelt. Hierbij kan van bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 3.

    Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de deelnemers gehoord, vastgesteld.

  • 4.

    Het liquidatieplan voorziet in de gevolgen die de opheffing voor het personeel heeft.

  • 5.

    Een voor- of nadelig saldo van de liquidatie wordt over de deelnemers verdeeld, respectievelijk omgeslagen op overeenkomstige wijze als de omslag van een exploitatietekort ingevolge het bepaalde in artikel 30, eerste en tweede lid.

HOOFDSTUK XI HET ARCHIEF

Artikel 37 Archief

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is belast met de zorg, de bewaring en het beheer van de archief-bescheiden van de bestuursorganen van het recreatieschap, alsmede het toezicht daarop overeenkomstig een door het algemeen bestuur, met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet 1995 en daarop betrekkende hebbende regelingen vast te stellen verordening, die aan Gedeputeerde Staten van Noord-Holland moet worden medegedeeld.

  • 2.

    Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden wijst het algemeen bestuur een archiefbewaarplaats aan.

  • 3.

    Bij opheffing van de gemeenschappelijke regeling wordt ten aanzien van de archief-bescheiden een voorziening getroffen conform artikel 4 lid 1 van de Archiefwet 1995.

HOOFDSTUK XII SLOTBEPALINGEN

Artikel 38 Duur en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling treedt, na bekendmaking ervan zoals bedoeld in artikel 26 van de Wgr, in werking met terugwerkende kracht tot 1 januari 2019 onder intrekking met terugwerkende kracht tot 1 januari 2019 van de regeling die van toepassing was tot de inwerkingtreding van de nieuwe regeling.

  • 2.

    Deze regeling is aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 39 Citeertitel

Deze nieuwe regeling wordt aangehaald als 'Gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Spaarnwoude’.

Aldus besloten in de openbare vergadering van Recreatieschap Spaarnwoude op 13 december 2018 te Velsen-Zuid..

De voorzitter,

J. Chr. Van der Hoek

BIJLAGE 1  

KAART WERKINGSGEBIED

 

 

 

BIJLAGE 2  

OVEREENGEKOMEN VERDEELSLEUTEL ALS BEDOELD IN ARTIKEL 30, EERSTE LID VAN DEZE REGELING MET INGANG VAN 1 JANUARI 2019

 

A.

Recreatieschap Spaarnwoude (SPW), exclusief de in de Haarlemmermeer-Noord gelegen deelgebieden “Mainport & Groen” en “Strategische Groenprojecten”

 

Deelnemer

Bijdrage deelnemer

Provincie Noord-Holland

53,1 %

Gemeente Amsterdam

22,1 %

Gemeente Haarlem

12,8 %

Gemeente Haarlemmermeer 

4,4 %

Gemeente Velsen

7,6 %

 

B.

Deelgebied “Mainport & Groen” (SMG)

 

Een jaarlijks tekort na saldering van kosten en baten wordt aangevuld uit de van de toen-malige Stichting Mainport en Groen ontvangen afkoopsom (besluit algemeen bestuur recreatieschap Spaarnwoude d.d. 19 december 2012) voor het beheer van het deelgebied totdat die afkoopsom is uitgeput. Vervolgens zullen de Provincie Noord-Holland en de gemeente Haarlemmermeer ieder 50% van het jaarlijkse tekort van het deelgebied voor hun rekening nemen.

 

C.

Deelgebied “Strategische Groenprojecten” (SGP)

 

Deelnemer

Bijdrage deelnemer

Provincie Noord-Holland

50%

Gemeente Amsterdam

10%

Gemeente Haarlem (#)

15%

Gemeente Haarlemmermeer

25%

 

(#) De door Haarlem verschuldigde bijdrage wordt op grond van in het algemeen bestuur van het recreatieschap gemaakte afspraken verminderd met de genormeerde kosten voor beheer en onderhoud in het deelgebied Ringvaart West op het grondgebied van Haarlem.

 

De in deze bijlage onder B en C geduide deelgebieden zijn aangeven op de bij deze bijlage gevoegde kaart weergegeven.

Naar boven