TOELICHTING
1. Aanleiding
Met deze regeling is de Regeling zorgverzekering (Rzv) gewijzigd op een aantal punten:
-
– De uitsluiting van het geneesmiddel ibrutinib (merknaam: Imbruvica) is uitgebreid
in verband met nieuwe indicatieuitbreidingen.
-
– Per 1 september 2019 worden de geneesmiddelen durvalumab (merknaam: Imfinzi) en abemaciclib
(merknaam: Verzenios) tijdelijk opgenomen in het basispakket van de zorgverzekering
in verband met het afsluiten van een financieel arrangement met de leveranciers.
-
– Larotrectinib (merknaam: Vitrakvi) is in de sluis geplaatst.
2. Sluis
Met het oog op het nemen van maatregelen die een beheerste instroom in het basispakket
mogelijk maken, is per 1 juli 2018 in artikel 2.4a van het Besluit zorgverzekering
(Bzv) de bevoegdheid om dure intramurale geneesmiddelen (tijdelijk) uit te sluiten
nadrukkelijk geregeld (Stb. 2018, 131). De toepassing van deze bevoegdheid wordt ‘de sluis’ genoemd. Zolang een geneesmiddel
in de sluis is geplaatst, is het uitgesloten van het basispakket en wordt het niet
vergoed uit hoofde van de zorgverzekering.
Een intramuraal geneesmiddel komt in aanmerking voor de sluis in de volgende twee
gevallen:
-
• het verwacht macrokostenbeslag van de verstrekking van het geneesmiddel voor de behandeling
van één nieuwe indicatie of van meerdere nieuwe indicaties samen bedraagt € 40 miljoen
of meer per jaar. Alle nieuwe indicaties worden in de sluis geplaatst;
-
• de verwachte kosten van de verstrekking van het geneesmiddel voor de behandeling van
een nieuwe indicatie zijn € 50.000 of meer per jaar en het verwachte macrokostenbeslag
van die verstrekkingen bedraagt € 10 miljoen of meer per jaar. Ook deze indicatie
wordt in de sluis geplaatst.
Onder een nieuwe indicatie valt niet alleen een indicatie waarvoor het geneesmiddel
wordt geregistreerd, maar ook ‘off-label’ gebruik van het geneesmiddel dat wordt geprotocolleerd
of gestandaardiseerd door de beroepsgroep. Plaatsing in de sluis geschiedt binnen
een maand na registratie respectievelijk vaststelling van het protocol of de standaard
voor de nieuwe indicatie.
Terwijl het geneesmiddel in de sluis is geplaatst, kan eventuele opname in het basispakket
worden beoordeeld. Hierover kan Zorginstituut Nederland (hierna: Zorginstituut) adviseren.
De sluis maakt het mogelijk maatregelen te treffen om de verstrekking van het geneesmiddel
op betaalbare wijze via het basispakket toegankelijk te maken en te houden. Dit kunnen
financiële maatregelen zijn, in het bijzonder het sluiten van een financieel arrangement
met de leverancier van het geneesmiddel, alsmede maatregelen om gepast gebruik van
het geneesmiddel te bevorderen en te borgen.
3. Bredere uitsluiting van ibrutinib
Sluisplaatsing
Per 27 mei 2016 is het geneesmiddel ibrutinib in de sluis geplaatst voor zover verstrekt
in het kader van de eerstelijnsbehandeling van chronisch lymfatische leukemie (hierna:
CLL), met uitzondering van eerstelijnsbehandeling van CLL in aanwezigheid van 17p-deletie
of TP53-mutatie bij patiënten voor wie chemo-immunotherapie niet geschikt is. Met
de uitsluiting van ibrutinib is voorkomen dat het geneesmiddel voor deze behandeling
automatisch het basispakket zou instromen. Dit is gedaan op basis van de verwachting
dat de totale kosten voor deze behandeling met ibrutinib zouden oplopen tot meer dan
€ 40 miljoen en omdat destijds het totale macrokostenbeslag voor alle bestaande en
toekomstige indicaties van ibrutinib zouden kunnen oplopen tot boven de € 100 miljoen.
Per 1 augustus 2017 is, na advies van het Zorginstituut, ibrutinib voor de eerstelijnsbehandeling
van chronisch lymfatische leukemie zonder aanwezigheid van 17p-deletie of TP53-mutatie
bij niet fitte patiënten voor wie toepassing van anti-CD20 niet geschikt is, tijdelijk
tot 1 januari 2020 toegelaten tot het basispakket. De toelating is tijdelijk omdat
de eerder gesignaleerde noodzaak maatregelen te treffen om ibrutinib voor nieuwe indicaties
tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten in het basispakket op te nemen ook betrekking
heeft op deze groep patiënten.
Bredere uitsluiting
Wanneer een geneesmiddel vanwege een verwacht macrokostenbeslag van € 40 mln of meer
in de sluis is geplaatst, vallen alle nieuwe indicaties van dat middel eveneens onder
de toepassing van de sluis. Op 27 juni 2019 heeft de Committee for Medicinal Products
for Human Use (hierna: CHMP) een positieve opinie afgegeven over het gebruik van ibrutinib
voor twee indicatieuitbreidingen. Deze betreffen de toepassing van ibrutinib in combinatie
met obinutuzumab als eerstelijnsbehandeling van patiënten met CLL en de toepassing
in combinatie met rituximab als behandeling van volwassen patiënten met Waldenströms
macroglobulinemie (hierna: WM). Het oordeel van de CHMP is aan de Europese Commissie
voorgelegd in het kader van toelating tot de Europese markt.
Teneinde deze nieuwe indicaties aan de sluis toe te voegen, is ibrutinib uitgesloten
voor de behandeling van kanker, met uitzondering van de reeds bestaande indicaties.
De reeds bestaande indicaties zijn de volgende:
-
• de eerstelijnsbehandeling van CLL in aanwezigheid van 17p-deletie of TP53-mutatie
bij patiënten voor wie chemo-immunotherapie niet geschikt is;
-
• als monotherapie voor de behandeling van een gerecidiveerd of refractair mantelcellymfoom;
-
• als monotherapie voor de tweedelijnsbehandeling van CLL;
-
• als monotherapie voor de tweedelijnsbehandeling van WM of voor de eerstelijnsbehandeling
hiervan indien chemo-immunotherapie niet geschikt is voor de patiënt.
Verlenging tijdelijke opname
Ook de uitzondering voor de eerstelijnsbehandeling van CLL zonder aanwezigheid van
17p-deletie of TP53-mutatie bij niet fitte patiënten voor wie toepassing van anti-CD20
niet geschikt is, blijft voorlopig in stand. De tijdelijke aard van de opname waarborgde
dat de indicatie betrokken kon worden bij eventuele te nemen maatregelen voor ibrutinib,
waaronder advisering door het Zorginstituut, prijsonderhandelingen en gepast gebruik,
die binnen enkele jaren aan de orde zouden kunnen zijn wanneer de verwachte resultaten
van de klinische studies met betrekking tot fitte en minder fitte patiënten beschikbaar
komen of wanneer toekomstige indicaties geregistreerd zouden worden. Aangekondigd
is dat voor afloop van de termijn per 2020 aan de hand van de ontwikkelingen en omstandigheden
op dat moment besloten zal worden over het al dan niet verlengen van de tijdelijke
toelating het basispakket.
Bovengenoemde positieve opinie van de CHMP op 27 juni 2019 is het startsein voor advisering
door het Zorginstituut over de te registreren indicaties. Daarnaast heeft de fabrikant
nieuwe onderzoeksgegevens ingediend bij het Zorginstituut ten behoeve van een nieuwe
beoordeling van ibrutinib als eerstelijnsbehandeling voor CLL. Gelet op de termijnen
die gebruikelijk zijn om het Zorginstituut een advies uit te laten brengen en om een
eventueel financieel arrangement af te sluiten, wordt de tijdelijke opname in het
basispakket van ibrutinib voor de eerstelijnsbehandeling van CLL zonder aanwezigheid
van 17p-deletie of TP53-mutatie bij niet fitte patiënten voor wie toepassing van anti-CD20
niet geschikt is, verlengd met een jaar tot 1 januari 2021.
Vervolg
De leverancier is reeds geïnformeerd over de bredere uitsluiting van ibrutinib. De
volgende stap is advisering door het Zorginstituut over opname in het basispakket.
Ten behoeve van de advisering wordt de leverancier verzocht een dossier in te dienen
bij het Zorginstituut. In het advies kan het Zorginstituut ingaan op het sluiten van
een financieel arrangement of het bevorderen van gepast gebruik. Wanneer het advies
is uitgebracht en er – voor zover van toepassing – sprake is van succesvolle onderhandelingen
over een financieel arrangement en van waarborgen voor gepast gebruik, kan besloten
worden ibrutinib voor uitgesloten indicaties alsnog in het basispakket op te nemen.
4. Opname van het geneesmiddel durvalumab in het basispakket
Sluisplaatsing
Per 1 september 2018 is het geneesmiddel durvalumab in de sluis geplaatst voor zover
verstrekt in het kader van de behandeling van kanker. Aanleiding voor dat besluit
was de positieve opinie van 26 juli 2018 van het CHMP over het gebruik van durvalumab
als monotherapie voor de behandeling van lokaal gevorderde, irresectabele, niet-kleincellige
longkanker (non-small-cell lung cancer – NSCLC) in volwassenen bij wie de tumoren
PD-L1 tot expressie brengen op ≥ 1% van de tumorcellen en bij wie de ziekte geen progressie
heeft vertoond na platinumbevattende chemotherapie met radiotherapie (hierna: lokaal
gevorderd, irresectabel, niet-kleincellig longcarcinoom).
Met de uitsluiting van durvalumab is voorkomen dat het geneesmiddel voor deze behandeling
automatisch het basispakket zou instromen. Dit is gedaan op basis van de verwachting
dat de totale kosten voor deze behandeling met durvalumab in drie jaren zou kunnen
stijgen naar een bedrag van circa € 65 miljoen op jaarbasis. Dit is meer dan € 40
miljoen op jaarbasis. Consequentie van de toepassing van de sluis op de behandeling
voor bovengenoemde indicatie is dat ook daaropvolgende indicaties van durvalumab niet
zonder meer deel zullen uitmaken van het basispakket. Daarom is durvalumab uitgesloten
van het basispakket voor de behandeling van kanker.
Advies Zorginstituut en financieel arrangement
Op 1 april 2019 heeft het Zorginstituut advies uitgebracht over durvalumab. Volgens
het Zorginstituut voldoet durvalumab aan het in artikel 2.1, tweede lid, van het Besluit
zorgverzekering (Bzv) opgenomen criterium ‘stand van de wetenschap en praktijk’ voor
de behandeling van volwassen patiënten met lokaal gevorderde, irresectabele niet-kleincellig
longkanker (NSCLC), en met een Eastern Cooperative Oncology Group performance status
(ECOG-PS) 0-1, bij wie de ziekte geen progressie heeft vertoond na platinumbevattende
chemotherapie met radiotherapie, ongeacht de PD-L1 expressie van de tumor. Het Zorginstituut
raamt de meerkosten van de indicatie waarviir durvalumab effectief is op € 52,3 miljoen
in het derde jaar na opname (incl. toedieningskosten: € 56,8 miljoen). In verband
met de hoge budgetimpact en de verwachting dat dit middel ook voor andere indicaties
of eerdere behandellijnen ingezet gaat worden, waardoor de volumes toenemen, adviseert
het Zorginstituut te onderhandelen over de prijs van durvalumab alvorens te beslissen
over pakketopname.
In juli 2019 zijn de onderhandelingen met de leverancier van durvalumab afgerond.
Op grond van die onderhandelingsresultaten zijn er voldoende waarborgen dat bij opname
van durvalumab in het basispakket de uitgaven voor de behandeling van de indicatie
waarvoor het effectief is op een aanvaardbaar niveau blijven en de inzet doelmatig
is, zodat opname in het basispakket maatschappelijk verantwoord is en het geneesmiddel
voor patiënten de komende jaren toegankelijk kan blijven. Het afgesloten financieel
arrangement gaat in met ingang van 1 september 2019 en loopt tot en met 31 december
2023. Uitgaande van een correcte uitvoering van het financieel arrangement is met
deze wijziging van de Rzv geregeld dat het geneesmiddel durvalumab voor de behandeling
van de indicatie waarvoor het effectief is in diezelfde periode van 1 september 2019
tot en met 31 december 2020 niet meer uitgesloten van het basispakket. Voor andere
toepassingen bij kanker blijft durvalumab in de sluis staan.
5. Opname van het geneesmiddel abemaciclib in het basispakket
Sluisplaatsing
Per 28 augustus 2018 is het geneesmiddel abemaciclib in de sluis geplaatst voor zover
verstrekt in het kader van de behandeling van kanker. Aanleiding voor dat besluit
was de positieve opinie van 26 juli 2018 van het CHMP over het gebruik van abemaciclib
voor de behandeling van vrouwen met hormoonreceptor (HR)-positieve, humane epidermale
groeifactorreceptor 2 (HER2)-negatieve lokaal gevorderde of gemetastaseerde borstkanker
in combinatie met een aromataseremmer of fulvestrant als initiële endocrien gebaseerde
therapie, of bij vrouwen die eerdere endocriene therapie hebben ontvangen. In het
geval van toepassing bij pre- of perimenopauzale vrouwen moet de endocriene therapie
worden gecombineerd met een luteinising hormone-releasing hormone (LHRH)-agonist.
Met de uitsluiting van abemaciclib is voorkomen dat het geneesmiddel voor deze behandeling
automatisch het basispakket zou instromen. Dit is gedaan op basis van de verwachting
dat de totale kosten voor deze behandeling met abemaciclib in drie jaren zou kunnen
stijgen naar een bedrag van ongeveer € 100 miljoen op jaarbasis. Dit is meer dan € 40
miljoen op jaarbasis. Consequentie van de toepassing van de sluis op de behandeling
voor bovengenoemde indicatie is dat ook daaropvolgende indicaties van abemaciclib
niet zonder meer deel zullen uitmaken van het basispakket. Daarom is abemaciclib uitgesloten
van het basispakket voor de behandeling van kanker.
Advies Zorginstituut en financieel arrangement
Op 7 maart 2019 heeft het Zorginstituut advies uitgebracht over abemaciclib. Volgens
het Zorginstituut voldoet abemaciclib, als toevoeging aan endocriene therapie, aan
het in artikel 2.1, tweede lid, van het Bzv opgenomen criterium ‘de stand van de wetenschap
en praktijk’ bij patiënten met hormoonreceptorpositieve, HER2-negatieve gevorderde
of gemetastaseerde borstkanker die nog niet eerder met endocriene therapie zijn behandeld
(eerstelijn), alsook bij patiënten die reeds eerder met endocriene therapie zijn behandeld
(tweedelijn). Gegeven de hoge budgetimpact van abemaciclib, en in het licht van de
beschikbaarheid van ribociclib en palbociclib, waarvoor een financieel arrangement
bestaat, vindt het Zorginstituut de prijs van abemaciclib niet acceptabel. Het Zorginstituut
adviseerde daarom een financieel arrangement en tevens om daarbij aan te sluiten bij
de prijsafspraken die al voor de andere middelen uit deze therapeutisch klasse (palbociclib
en ribociclib) zijn gemaakt.
In juli 2019 zijn de onderhandelingen met de leverancier van abemaciclib afgerond.
Op grond van die onderhandelingsresultaten zijn er voldoende waarborgen dat bij opname
van abemaciclib in het basispakket de uitgaven voor de eerstelijnsbehandeling van
borstkanker en voor alle indicaties die in de periode tot en met 31 december 2020
worden geregistreerd op een aanvaardbaar niveau blijven en de inzet doelmatig is,
zodat opname in het basispakket maatschappelijk verantwoord is en het geneesmiddel
voor patiënten de komende jaren toegankelijk kan blijven. Het afgesloten financieel
arrangement gaat in met ingang van 1 september 2019 en loopt tot en met 31 december
2020. Uitgaande van een correcte uitvoering van het financieel arrangement is met
deze wijziging van de Rzv geregeld dat het geneesmiddel abemaciclib voor de behandeling
van kanker in diezelfde periode van 1 september 2019 tot en met 31 december 2020 niet
meer is uitgesloten van het basispakket.
6. Larotrectinib
Nieuw geneesmiddel
Larotrectinib is een intramuraal geneesmiddel. Op 25 juli 2019 heeft de CHMP een positieve
opinie afgegeven over het gebruik van larotrectinib als monotherapie voor de behandeling
van volwassen en pediatrische patiënten met een solide tumor die
-
– een neutrofe tyrosine receptorkinase (NTRK)-genfusie heeft en
-
– lokaal gevorderd of gemetastaseerd is of waarbij de kans groot is dat chirurgische
resectie leidt tot ernstige morbiditeit,
en de patiënten geen bevredigende behandelopties hebben.
Het oordeel van de CHMP is aan de Europese Commissie voorgelegd in het kader van toelating
tot de Europese markt.
Toepassing sluis
De verstrekking van het geneesmiddel larotrectinib bij de behandeling van bovengenoemde
indicatie komt in aanmerking voor plaatsing in de sluis. Dit was reeds aangekondigd
in de brief aan de Tweede Kamer van 11 maart 2019 (Kamerstukken II 2018/2019, 29 477, nr. 561). De informatie over larotrectinib in die brief is gebaseerd op de Horizonscan van
13 december 2018. Inmiddels is er sinds 12 juni 2019 een bijgewerkte versie van de
Horizonscan beschikbaar. Het aantal patiënten met lokaal gevorderde of gemetastaseerde
tumoren dat in aanmerking komt voor behandeling met larotrectinib is in deze laatste
versie bijgesteld naar 76. Het betreft patiënten met een lokaal gevorderde of gemetastaseerde
tumor. Hier kan nog een zeer beperkt aantal patienten bijkomen met een tumor waarbij
chirurgische resectie waarschijnlijk resulteert in ernstige morbiditeit. Het is op
dit moment nog niet bekend wat larotrectinib in Nederland gaat kosten. In Amerika
kost de behandeling met larotrectinib ongeveer € 350.000 per patiënt per jaar. De
mediane behandelduur is nog niet bekend. De behandelduur is erg variabel aangezien
patiënten met verschillende typen tumoren behandeld kunnen worden en de inzet van
larotrectinib in het behandelalgoritme afhankelijk is van het type tumor en beschikbare
alternatieve behandelingen. De fabrikant schat de behandelduur nu in op 27,4 maanden
op basis van de progressievrije overleving uit het klinische studieprogramma. Dit
betekent dat het macrokostenbeslag vanaf het derde jaar kan oplopen tot € 61 miljoen
per jaar. Daarmee voldoet het geneesmiddel aan de criteria voor toepassing van de
sluis aangezien het verwacht macrokostenbeslag van het geneesmiddel voor de behandeling
van één nieuwe indicatie of van meerdere nieuwe indicaties samen meer dan € 40 miljoen
per jaar bedraagt.
Consequentie van de toepassing van de sluis is dat larotrectinib voor bovengenoemde
indicatie vooralsnog geen deel uitmaakt van het basispakket en dat eventuele toekomstige
indicaties ook niet zonder meer deel uitmaken van het basispakket.
Vervolg
De leverancier is reeds geïnformeerd over de toepassing van de sluis voor de behandeling
met larotrectinib. De volgende stap is advisering door het Zorginstituut over opname
in het basispakket. Ten behoeve van de advisering wordt de leverancier verzocht een
dossier in te dienen bij het Zorginstituut. In het advies kan het Zorginstituut ingaan
op het sluiten van een financieel arrangement of het bevorderen van gepast gebruik.
Wanneer het advies is uitgebracht en er – voor zover van toepassing – sprake is van
succesvolle onderhandelingen over een financieel arrangement en van waarborgen voor
gepast gebruik, kan besloten worden larotrectinib voor bovengenoemde indicatie alsnog
in het basispakket op te nemen.
De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins