Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 25 januari 2019, nr. IENW/BSK-2019/9461, houdende vaststelling van regels betreffende de door de waterschappen verschuldigde vergoedingen ter zake van de organisatie van de waterschapsverkiezingen in 2019 (Vergoedingenregeling waterschapsverkiezingen 2019)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 98, tweede lid, van de Waterschapswet;

BESLUIT:

Artikel 1

  • 1. De som van de vergoedingen die de waterschappen zijn verschuldigd krachtens artikel 98, tweede lid, van de Waterschapswet, bedraagt in 2019 € 12 miljoen.

  • 2. De vergoeding van elk waterschap wordt bepaald op basis van het aandeel van het waterschap in het totale aantal kiesgerechtigde ingezetenen van de waterschappen tezamen voor de waterschapsverkiezingen in 2019.

Artikel 2

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat stelt de vergoeding voor elk waterschap vóór 1 mei 2019 bij beschikking vast.

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Vergoedingenregeling waterschapsverkiezingen 2019.

Artikel 4

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in de Staatscourant.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

TOELICHTING

Op 20 maart 2019 vinden Waterschapsverkiezingen plaats. Deze worden georganiseerd en uitgevoerd door de gemeenten.

Artikel 98, tweede lid, eerste volzin, van de Waterschapswet bepaalt dat elk waterschap een vergoeding verschuldigd is voor de kosten van gemeenten vanwege de organisatie van de waterschapsverkiezingen. Krachtens artikel 98, tweede lid, derde volzin, van de Waterschapswet kan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat regels stellen over de berekening van de te betalen vergoeding, de wijze van betaling van de verschuldigde vergoeding en het tijdstip waarop de verschuldigde vergoeding wordt voldaan. Deze regeling geeft hieraan uitvoering.

Na overleg tussen de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse gemeenten is het in artikel 1 genoemde bedrag overeengekomen. Dit bedrag van € 12 miljoen geldt voor de eerstvolgende waterschapsverkiezingen in 2019.

Het in artikel 1 genoemde bedrag zal over de waterschappen worden omgeslagen op basis van de verhoudingen tussen de aantallen kiesgerechtigde ingezetenen van de waterschappen voor de waterschapsverkiezingen in 2019. Kiesgerechtigd zijn degenen die op de dag van de kandidaatstelling ingezetenen zijn van het waterschap en op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt (artikel B 2a, eerste lid, Kieswet). De kandidaatstelling voor de verkiezingen van 2019 vindt plaats op maandag 4 februari 2019 (artikel F 1, eerste lid, Kieswet). Burgemeester en wethouders registreren de kiesgerechtigdheid van de ingezetenen van de gemeente (artikel D 1 Kieswet). Zo nodig kunnen zij bij het dagelijks bestuur van het waterschap informatie vragen over de grenzen van het gebied van het waterschap (artikel D 3 Kiesbesluit).

De Unie van Waterschappen berekent op basis van de gegevens van de gemeenten het aantal kiesgerechtigde ingezetenen per waterschap en geeft de aantallen door aan het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat stelt op basis hiervan voor elk waterschap het verschuldigde bedrag bij beschikking vast (artikel 2). Deze methode van vaststelling van het verschuldigd bedrag per waterschap heeft beperkte bestuurlijke lasten voor gemeenten, waterschappen en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat tot gevolg.

Op de betalingsverplichting is titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Dit brengt met zich mee dat de betaling dient plaats te vinden binnen zes weken na bekendmaking van de beschikking waarbij de verschuldigde vergoeding is vastgesteld aan het dagelijks bestuur van het waterschap (artikel 4:87, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht).

Het in artikel 1 vastgestelde bedrag wordt voor de waterschapsverkiezingen van 2019 door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat overgeboekt naar de begroting van het gemeentefonds, zodat de middelen via het gemeentefonds aan gemeenten kunnen worden uitgekeerd.

De datum van inwerkingtreding van de onderhavige regeling is de dag na publicatie in de Staatscourant. Volgens de systematiek van de vaste verandermomenten dient tussen publicatie en inwerkingtreding van regelgeving met directe relevantie voor medeoverheden een termijn van minimaal drie maanden in acht te worden genomen. De waterschapsbegroting wordt doorgaans in november vastgesteld door het algemeen bestuur. Om de waterschappen in staat te stellen in hun begroting van 2019 rekening te houden met de onderhavige regeling, wordt afgeweken van deze voorgeschreven invoeringstermijn. Daarnaast is afwijking van de systematiek van vaste verandermomenten niet bezwaarlijk, omdat de wijzigingen reeds zijn afgestemd met de betrokken overheden.

Voorts volgt uit de systematiek van de vaste verandermomenten dat inwerkingtreding dient plaats te vinden op het volgende vaste verandermoment, te weten 1 april. Dat is echter onwenselijk, aangezien de waterschapsverkiezingen reeds plaatsvinden op 20 maart a.s. Om die reden is gekozen voor inwerkingtreding op de dag na publicatie in de Staatscourant.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven