ARTIKEL I
De Uitvoeringsregeling zeevisserij wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
-
1. De begrippen ‘verordening nr. 894/97’, ‘verordening nr. 850/98’, ‘verordening nr.
2549/2000’, ‘verordening nr. 812/2004’ en ‘verordening nr. 2187/2005’ en de bijbehorende
begripsomschrijvingen vervallen.
-
2. Het begrip ‘verordening (EU) 2019/472’ wordt vervangen door ‘verordening 2019/472’.
-
3. Na de omschrijving van het begrip ‘verordening 2019/472’ worden de volgende begrippen
en de daarbij behorende begripsomschrijvingen ingevoegd:
-
– verordening 2019/1022: Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de
Raad van 20 juni 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de visserijen die
demersale bestanden exploiteren in het westelijk deel van de Middellandse Zee en tot
wijziging van Verordening (EU) nr. 508/2014 (PbEU 2019, L 172);
-
– verordening 2019/1154: Verordening (EU) 2019/1154 van het Europees Parlement en de
Raad van 20 juni 2019 voor een meerjarig herstelplan voor mediterrane zwaardvis en
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad en Verordening (EU) 2017/2107
van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2019, L 188)
-
– verordening 2019/1241: Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de
Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming
van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van
de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen
(EU) nr. 2013/1380, (EU) nr. 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022
van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG)
nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004
en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (PbEU 2019, L198);.
C
Artikel 53 komt te luiden:
Artikel 53. Bescherming jonge exemplaren mariene organismen
-
1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 7, eerste lid, 8, tweede tot
en met vierde lid, 9, eerste tot en met vierde lid en zesde lid, 10, eerste tot en
met derde lid, 11, eerste en tweede lid, 12, eerste lid, en 13, tweede en vierde lid,
en met de technische maatregelen, bedoeld in de artikelen 15, eerste lid, en 28 van
verordening 2019/1241.
-
2. Het is verboden in strijd te handelen met de door de Europese Commissie op grond
van de artikelen 8, vijfde lid, en 24, eerste lid, van verordening 2019/1241 vastgestelde
uitvoeringshandelingen en met de door de Europese Commissie op grond van de artikelen
15, tweede lid, 23, eerste en vijfde lid, en 27, zevende lid, van verordening 2019/1241
vastgestelde gedelegeerde handelingen.
-
3. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 11, derde lid, van verordening 2019/1241,
is de NVWA.
-
4. Het in het eerste lid bedoelde verbod is, voor zover dat betrekking heeft op artikel
7, eerste lid, onder b, van verordening 2019/1241, gedurende de overgangsperiode en
in het gebied, bedoeld in bijlage V, deel D, punt 2, van die verordening niet van
toepassing op het vissen met een elektrische pulskor als bedoeld in artikel 6, eerste
lid, onder 17, van die verordening, voor zover:
-
a. de ondernemer op wiens naam het vissersvaartuig waarmee met de elektrische pulskor
wordt gevist, is geregistreerd, op 13 augustus 2019 om 24.00 uur beschikte over een
geldige pulstoestemming voor dat vaartuig die door de minister uiterlijk in 2010 is
verleend op grond van artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling technische
maatregelen 2000, zoals dit artikelonderdeel luidde op het tijdstip waarop deze toestemming
werd verleend;
-
b. wordt voldaan aan bijlage V, deel D, punt 2, onder b tot en met e, van verordening
2019/1241;
-
c. wordt voldaan aan bijlage V, deel D, punt 5, van verordening 2019/1241 en aan de maatregelen
die lidstaten op grond van bijlage V, deel D, punt 4, van die verordening hebben genomen;
en
-
d. wordt voldaan aan de aan de toestemming verbonden voorschriften.
-
5. De minister kan de aan de toestemming verbonden voorschriften wijzigen.
-
6. Het is verboden elektrische pulskorren als bedoeld in artikel 6, onder 17, van verordening
2019/1241 aan boord te hebben van een vissersvaartuig, indien niet is voldaan aan
het vijfde lid, onderdeel a, b of d.
D
Artikel 54 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt ‘artikel 25, tweede lid, van nr. 850/98’ vervangen door ‘bijlage
V, deel B, punt 1.2, van verordening 2019/1241’.
2. In het eerste lid, wordt ‘artikel 25, tweede lid, van verordening nr. 850/98’’ vervangen
door ‘de voorwaarde voor gerichte visserij op Noordzeegarnalen en ringsprietgarnalen
met een maaswijdte van ten minste 16 mm, bedoeld in de tabel in bijlage V, deel B,
punt 1.2 van verordening 2019/1241’.
3. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt het volgende lid ingevoegd:
-
2. De zeeflap behoeft gedurende de periode van 15 april tot en met 15 november niet
bevestigd te zijn voor zover de gerichte visserij op Noordzeegarnalen of ringsprietgarnalen
wordt uitgeoefend in de kustwateren en het zeegebied, bedoeld in het Besluit aanwijzing
zeegebied en kustwateren 1970, en in de Nederlandse territoriale zee.
E
Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt ‘de artikelen 43 en 44 van nr. 850/98’ vervangen door ‘de
artikelen 25 en 26 van verordening 2019/1241’.
2. In het eerste lid wordt ‘de artikelen 43, eerste lid, en 44, eerste lid, van verordening
nr. 850/98’ vervangen door ‘de artikelen 25, eerste lid, onderdeel a, en 26, eerste
lid, van verordening 2019/1241’.
3. Het tweede lid komt te luiden:
-
2. Artikel 11, eerste lid, onderdelen a, b en d, is van toepassing op het wetenschappelijk
onderzoek ten behoeve waarvan de in de artikelen 25 en 26 van verordening 2019/1241
bedoelde visserijactiviteiten worden verricht.
4. In het vierde lid wordt ‘artikel 43, tweede lid, of 44, tweede lid, van verordening
nr. 850/98’ vervangen door ‘artikel 25, eerste lid, onderdelen c en d, en in voorkomend
geval onderdeel f, en tweede lid, of artikel 26, tweede lid, van verordening 2019/1241’.
F
De artikelen 57, 64 en 65 vervallen.
G
Na artikel 71 wordt het volgende artikel ingevoegd:
Artikel 72. Meerjarenplan westelijk deel Middellandse Zee
Het is verboden in strijd te handelen met de door de Europese Commissie op grond van
artikel 11, vijfde lid, artikel 13, eerste lid, en artikel 14 van verordening 2019/1022
vastgestelde gedelegeerde handelingen.
H
In artikel 73 wordt ‘de artikelen 3, eerste lid, 4, eerste, tweede en derde lid, 8,
9, eerste en derde tot en met zesde lid, 10, 11, 12, 13, eerste tot en met vierde
lid, 15, lid 1quater en tweede lid, 16, vierde lid, 17, eerste lid, 21, en 22, eerste
lid, van verordening nr. 1967/2006’ vervangen door ‘de artikelen 4, eerste, tweede
en derde lid, 13, eerste tot en met vierde lid, 17, eerste lid, 21, en 22, eerste
lid, van verordening nr. 1967/2006’.
I
Na artikel 73a wordt het volgende artikel ingevoegd:
Artikel 73b. Herstelplan mediterrane zwaardvis
Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 11, 13, 14, 18, eerste lid,
19, 21, eerste lid, 23, 24, tweede lid, 25, 29, derde en vierde lid, en met de door
de Europese Commissie op grond van artikel 34, eerste lid, van verordening 2019/1154
vastgestelde gedelegeerde handelingen.
J
In artikel 78, eerste lid wordt ‘de artikelen 11, 14, eerste lid in samenhang met
het tweede lid, 15, 19, eerste lid, 21, 23, eerste lid, 24, eerste en tweede lid,
25, 29, vierde lid, 30, eerste lid, 31, 32, 34, 35, 36, 38, eerste tot en met vierde
lid, 39, 40, eerste lid, 41, eerste tot en met derde lid, 44, vierde lid, 46, 52,
eerste en tweede lid, 63, derde lid, en 53 in samenhang met de artikelen 54 tot en
met 60, van verordening 2017/2107’ vervangen door ‘de artikelen 11, 14, eerste lid
in samenhang met het tweede lid, 15, 19, eerste lid, 29, vierde lid, 30, eerste lid,
31, 32, 34, 35, 36, 38, eerste tot en met vierde lid, 39, 40, eerste lid, 41, eerste
tot en met derde lid, 44, vierde lid, 46, 52, eerste en tweede lid, 63, derde lid,
en 53 in samenhang met de artikelen 54 tot en met 60, van verordening 2017/2107’.
K
In artikel 98 wordt onder vernummering van het vijfde tot en met zevende lid tot zesde
tot en met achtste lid het volgende lid ingevoegd:
-
5. Voor zover het een vismachtiging voor de in artikel 25, eerste lid, onder c, van
verordening 2019/1241 bedoelde visserijactiviteiten betreft, wordt de vismachtiging
slechts verleend indien voldaan is aan artikel 55.
L
Artikel 119 komt te luiden:
Artikel 119. verwerking aan boord en pelagische visserijen
-
1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikel 54bis, eerste lid, 54ter, tweede
en derde lid, en 54quater, eerste en tweede lid van de controleverordening.
-
2. De bevoegde visserijautoriteit, bedoeld in artikel 34ter, derde lid, van de controleverordening
is de NVWA.
-
3. De plannen van de installaties voor vangstbehandeling en -lozing van pelagische vaartuigen,
bedoeld in artikel 34ter, derde lid, van de controleverordening worden ten genoegen
van de minister gecertificeerd door een instelling die beschikt over nautische en
visserijtechnische expertise.
M
Artikel 120, eerste lid, komt te luiden:
1. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 55, tweede lid, van de controleverordening,
artikel 10, vierde en vijfde lid, van de verordening vangstmogelijkheden, artikel
29, vierde lid, van verordening 2017/2107 en de artikelen 7, 10, 11 en 12 van verordening
2019/1241.
ARTIKEL II
Artikel 42, tweede lid, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling visserij komt te luiden:
-
a. Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019
betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen
door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr.
1967/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 2013/1380,
(EU) nr. 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees
Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG)
nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005
van de Raad (PbEU 2019, L198) wordt, met uitzondering van artikel 15, eerste lid,
in samenhang met bijlage V, deel C, punt 2, bij de uitoefening van de visserij in
acht genomen;
ARTIKEL III
Het in artikel 53, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij bedoelde verbod
is, voor zover dat betrekking heeft op artikel 7, eerste lid, onder b, van Verordening
(EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende
de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door
middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006
en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 2013/1380, (EU) nr.
2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement
en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98,
(EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van
de Raad (PbEU 2019, L198), tot 1 januari 2020 niet van toepassing op visserijactiviteiten
die worden uitgeoefend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek dat onder de werking
van artikel 43 van Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor
de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming
van jonge exemplaren van mariene organismen (PbEG L 125) is gestart en dat in 2019
wordt afgerond, voor zover de deelnemers aan dit onderzoek ten behoeve van deze activiteiten
op 13 augustus 2019 om 24.00 uur beschikten over een geldige pulstoestemming die door
de minister na 2010 is verleend op grond van artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van
de Regeling technische maatregelen 2000, of op grond van artikel 53, vijfde of zesde
lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij zoals deze artikelonderdelen luidden op
het tijdstip waarop deze toestemming werd verleend, voor zover deze toestemming nadien
niet door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is geschorst of ingetrokken.
TOELICHTING
1. Algemeen
De Uitvoeringsregeling zeevisserij (hierna: Uitvoeringsregeling) bevat de voorschriften
die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Europese verordeningen op het gebied
van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het
gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). Dit betreft onder meer de verordeningen waarin
specifieke beheersmaatregelen voor bepaalde visbestanden voor meerdere jaren zijn
vastgelegd, de zogenoemde meerjarenplannen en de verordeningen waarin de technische
maatregelen zijn voorgeschreven. Technische maatregelen zijn kort gezegd voorschriften
over de wijze waarop en de plaats waar mag worden gevist. Het doel van deze maatregelen
is voornamelijk het beschermen van jonge vissen met het uiteindelijk doel de schade
aan het mariene milieu te voorkomen.
Op 15 juli 2019 is een meerjarig herstelplan voor mediterrane zwaardvis1 in werking getreden. Met dit herstelplan wordt beoogd de alarmerende toestand aan
te pakken van zwaardvis (Xiphias gladius) in de Middellandse Zee (‘mediterrane zwaardvis’),
die de afgelopen 30 jaar overbevist is. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het door
verdragsluitende staten bij het ICCAT (International Commission for the Conservation
of Atlantic Tunas of te wel de Internationale Commissie voor de instandhouding van
Atlantische tonijnen) vastgestelde herstelplan. Voorts is op 16 juli 2019 het zogenoemde
Meerjarenplan voor het westelijk deel van de Middellandse Zee2 in werking getreden. Deze verordening heeft betrekking op de visserijen die demersale
bestanden exploiteren en bevat voor de komende jaren het raamwerk voor het beheer
van die bestanden. Tot slot is op 14 augustus 2019 de nieuwe verordening Technische
Maatregelen (TM)3 in werking getreden.
Met de nieuwe verordening TM worden de technische maatregelen die voorheen in zes
verschillende verordeningen stonden, ondergebracht in één verordening. Technische
maatregelen zijn voorschriften die zien op de wijze waarop mag worden gevist, zoals
toegestane tuigen en maaswijdten, en de plaats waar mag worden gevist. Het doel van
deze maatregelen is voornamelijk het beschermen van jonge vissen met het uiteindelijk
doel de schade aan het mariene milieu te verminderen. De nieuwe verordening TM onderscheidt
technische maatregelen die algemeen gelden en technische maatregelen die uitsluitend
in de verschillende regio’s gelden. Deze regionale technische maatregelen kunnen per
regio worden aangepast door middel van de zogenoemde regionaliseringsprocedure, die
is geïntroduceerd door de basisverordening van het GVB4. Deze procedure wordt verder toegelicht in de artikelsgewijze toelichting.
Een nieuw element in de nieuwe verordening TM is het verbod van de pulsvisserij. Dit
verbod is een verrassende uitkomst van de Europese onderhandelingen, in ogenschouw
nemend dat het Commissievoorstel voor deze nieuwe verordening TM een volledige toelating
van de pulsvisserij bevatte, onder uitsluitend enkele technische voorwaarden. Nederland
heeft zich bij de totstandkoming van deze verordening TM sterk verzet tegen opname
van dit verbod. Nederland voerde daarbij aan dat er uit het wetenschappelijk onderzoek
geen ernstige bezwaren tegen de pulsvisserij naar voren zijn gekomen. Uit advisering
van ICES (International Council for the Exploration of the Sea) blijkt dat de pulsvisserij
in vergelijking met de traditionele boomkorvisserij minder belastend is voor het mariene
ecosysteem en selectiever vissen mogelijk maakt. Tevens vraagt pulsvisserij minder
brandstof en veroorzaakt het daardoor minder emissie van broeikasgassen. Zoals ik
in mijn brief van 18 april 2019 aan de voorzitter van de Tweede Kamer5 aangaf, ben ik dan ook voornemens een beroep in te stellen bij het Hof van Justitie
van de EU tot nietigverklaring van het pulsverbod. Een uitspraak hierover van het
Hof is echter niet op korte termijn te verwachten, reden waarom door middel van deze
wijzigingsregeling het verbod van de pulsvisserij volledig in de Uitvoeringsregeling
is geïmplementeerd.
Door middel van deze wijzigingsregeling zijn de met de drie voornoemde verordeningen
samenhangende aanpassingen in de Uitvoeringsregeling doorgevoerd.
2. Regeldruk
Deze wijziging van de Uitvoeringsregeling heeft betrekking op implementatie van bindende
Europese regelgeving en heeft geen gevolgen voor de regeldruk.
II. Artikelen
Artikel I, onderdeel A
Door middel van de in dit onderdeel opgenomen wijziging worden in artikel 1, tweede
lid, van de Uitvoeringsregeling de begripsomschrijvingen geïntroduceerd van de drie
verordeningen waaraan door middel van deze wijzigingsregeling in de uitvoeringsregeling
uitvoering wordt gegeven. Voorts komen de begripsomschrijvingen van de daarbij ingetrokken
verordeningen te vervallen. Tot slot stond in het begrip ‘verordening 2019/472’ abusievelijk
de aanduiding (EU). Deze aanduiding is verwijderd.
Artikel I, onderdeel B
In artikel 52 werd uitvoering gegeven aan de Technische Maatregelen verordening uit
1997. Deze verordening was vrijwel al geheel uitgehold door de Technische Maatregelen
verordening uit 1998 en bevatte uitsluitend nog een aantal voorschriften met betrekking
tot zogenoemde drijfnetten. In de nieuwe verordening TM wordt deze verordening ingetrokken
en de resterende bepalingen uit die verordening zijn overgeheveld naar artikel 9 van
de nieuwe verordening TM. Als gevolg daarvan komt artikel 52 te vervallen.
Artikel I, onderdeel C
Voorheen werd in artikel 53 van de Uitvoeringsregeling uitvoering gegeven aan de Technische
Maatregelen verordening uit 1998. De bepalingen uit deze verordening zijn nu opgenomen
in de nieuwe verordening TM. Door middel van de in dit onderdeel opgenomen wijziging,
worden de voor de uitvoering van deze verordening noodzakelijke bepalingen in artikel
53 doorgevoerd.
Het eerste lid, bevat de voorschriften van de nieuwe verordening TM, waarmee het verboden
is in strijd te handelen. Artikel 7 regelt het verboden vistuig en de verboden visserijmethoden,
zoals giftige stoffen, explosieven als ook het gebruik van elektriciteit. In artikel
8 zijn de algemene beperkingen op het gebruik van gesleept vistuig opgenomen, terwijl
artikel 9 ziet op algemene beperkingen op het gebruik van staande netten en drijfnetten.
De artikelen 10 tot en met 12 hebben betrekking op de bescherming van kwetsbare soorten
en habitats. In artikel 13, in samenhang met de bijlagen V tot en met X, deel A, zijn
de zogenoemde minimuminstandhoudingsreferentiegrootten van mariene soorten vastgesteld
alsmede de wijze waarop de grootte van mariene soorten wordt gemeten.
Artikel 15 bevat in samenhang met de bijlagen V tot en met XI en XIII de technische
maatregelen die voor de in die bijlagen onderscheiden regio’s gelden. Voor Nederland
zijn met name bijlage V voor de Noordzee en bijlage VI voor de noordwestelijke wateren
relevant. Artikel 28 regelt in samenhang met bijlage XII de in het gereglementeerde
gebied van de NEAFC geldende technische maatregelen.
Daarnaast biedt de nieuwe verordening TM de basis voor de Europese Commissie om bij
gedelegeerde handeling de technische maatregelen die voor de verschillende regio’s
gelden aan te passen. De procedure voor deze aanpassing, de zogenoemde regionaliseringsprocedure,
is vastgelegd in artikel 15, leden 2 tot en met 7, van de nieuwe verordening TM en
in artikel 18 van de basisverordening van het GVB. Dit houdt onder meer in dat de
gedelegeerde handelingen worden vastgesteld op basis van gemeenschappelijke aanbevelingen
die door de betrokken lidstaten zijn ingediend. De artikelen 16 tot en met 23 van
de nieuwe verordening TM bevatten nadere voorschriften waaraan de specifieke gemeenschappelijke
aanbevelingen van de lidstaten moeten voldoen. Ook kunnen op basis van artikel 27
gedelegeerde handelingen door de Europese Commissie worden vastgesteld waarin nader
kan worden bepaald wat ‘gerichte visserij’ op een bepaald bestand nu precies inhoudt.
Ook deze gedelegeerde handelingen worden vastgesteld op basis van door de betrokken
lidstaten ingediende gemeenschappelijke aanbevelingen. Tot slot bieden de artikelen
8 en 24 de basis voor de Europese Commissie om uitvoeringshandelingen vast te stellen
met betrekking tot specificaties van vistuig en aan vistuig aan te brengen voorzieningen.
Met het oog op de handhaving van deze gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen
is in het tweede lid van artikel 53 van de Uitvoeringsregeling het verbod opgenomen
om in strijd te handelen met deze handelingen.
In het derde lid is vervolgens geregeld dat de NVWA de bevoegde autoriteit is aan
wie vangsten van zeegzoogdieren en reptielen gemeld moeten worden in het geval het
aan boord houden of aanlanden van deze dieren noodzakelijk is ter ondersteuning van
het herstel van deze dieren.
De leden 4 tot en met 6 hebben betrekking op de pulsvisserij. Zoals in het algemeen
deel van deze toelichting is aangestipt is met de nieuwe verordening TM – ondanks
de positieve resultaten van wetenschappelijk onderzoek naar het gebruik van deze vistechniek
– een absoluut verbod voor pulsvisserij geïntroduceerd, in de verordening aangeduid
als het vissen met een elektrische pulskor. In artikel 7 van de nieuwe verordening
TM zijn ten algemene de verboden vistuigen en visserijmethoden opgenomen. Een van
deze verboden methoden is het gebruik van elektrische stroom (artikel 7, eerste lid,
onderdeel b). Een uitzondering geldt voor het gebruik van elektrische pulskorren gedurende
de in bijlage V, deel D, opgenomen overgangsperiode, in het in punt 2 beschreven gebied,
mits wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de punt 2, onder a tot
en met e. Het in punt 2 van bijlage V, deel D, neergelegde regime is een – zij het
dus tijdelijke – voortzetting van het regime dat op grond van artikel 31bis van verordening
nr. 98/850 gold en dat vóór 1 januari 2013 gold op grond van bijlage III, punt 3.1
en 3.2, bij Verordening (EG) nr. 43/2009. Op basis van laatstgenoemde bijlage in samenhang
met het destijds geldende artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling technische
maatregelen 2000 zijn in 2010 de pulstoestemmingen voor de zogenoemde groep 1 verleend.
In artikel 53, vierde lid, onderdeel a, is geëxpliciteerd dat deze groep pulstoestemminghouders
gedurende de overgangsperiode met elektrische pulskorren mag blijven vissen, uiteraard
voor zover zij op het tijdstip van inwerkingtreding van de nieuwe verordening TM nog
over een geldige toestemming beschikten. In het vierde lid, onderdeel b, is voorgeschreven
dat zij moeten voldoen aan de technische eisen die zijn opgenomen in bijlage V, deel
D, punt 2, onder b tot en met e.
In bijlage V, deel D, punten 3 tot en met 5, zijn een aantal aanvullende voorwaarden
opgenomen waaraan gedurende de overgangsperiode moet worden voldaan. Op grond van
punt 3 mogen gedurende de overgangsperiode geen nieuwe pulstoestemmingen worden verleend.
Om die reden is de voorheen in artikel 53, zesde lid, opgenomen mogelijkheid om na
overdracht van een pulsvaartuig de toestemming te verlenen aan de verkrijger van dat
vaartuig, niet gecontinueerd. Voorts geldt op grond van punt 4 dat lidstaten het gebruik
van elektrische pulskorren in hun territoriale wateren mogen beperken of verbieden.
Zij moeten de Europese Commissie en de betrokken lidstaten daarvan in kennis stellen.
In punt 5 is ten slotte geregeld dat pulsvaartuigen een waarnemer aan boord moeten
nemen als de kustlidstaat dat aan de vlaggenstaat heeft gevraagd. Op grond van artikel
12 van de datacollectie-verordening geldt dat de kapitein de toegang tot zijn vaartuig
alleen kan weigeren op grond van een duidelijk gebrek aan ruimte op het vaartuig of
om veiligheidsredenen. In artikel 53, vierde lid, onderdeel c, is opgenomen dat aan
voornoemde voorwaarden moet worden voldaan.
Net als onder de werking van verordening nr. 850/98 is, zij het nu in artikel 53,
vierde lid, onderdeel d, voorgeschreven dat de toestemminghouder de aan zijn toestemming
verboden voorschriften moet naleven, welke voorschriften op grond van het vijfde kunnen
worden gewijzigd. Het met het oog op de handhaving van het pulsverbod opgenomen verbod
om een boomkor met elektrische stroom aan boord van een vissersvaartuig te hebben
indien niet wordt voldaan aan ten minste één van de in het vierde lid, onderdeel a,
d of d genoemde voorwaarden, staat nu in het zesde lid van artikel 53.
Artikel I, onderdeel D
Op grond van de basisnormen voor het gebruik van gesleept tuig, zoals deze thans zijn
opgenomen in bijlage V, deel B, van de nieuwe TM verordening, geldt dat bij de visserij
op garnalen gebruik moet worden gemaakt van een zeeflap. Een zeeflap is een stuk net
dat wordt aangebracht aan de binnenzijde van het garnalenvistuig, dat de selectiviteit
van het vistuig vergroot en de bijvangst van andere mariene organismen dan garnalen
tegengaat. Voorheen was deze verplichting geregeld in artikel 25, tweede lid, van
verordening nr. 850/98. Evenals onder de oude verordening het geval was, is de nadere
invulling van deze zeeflap-verplichting overgelaten aan de lidstaten. Door middel
van de in dit onderdeel opgenomen wijziging van artikel 54 van de Uitvoeringsregeling
wordt die invulling gegeven. Over deze invulling is voordat deze in de destijds geldende
Regeling technische maatregelen 2000 (artikel 7a) werd geïntroduceerd, overleg gevoerd
met België, Duitsland en Denemarken, waardoor de technische voorschriften voor de
zeeflap in die lidstaten, voor zover mogelijk, overeenkomen met de Nederlandse voorschriften.
Op grond van artikel 54, dat qua inhoud overeenkomt met het oude artikel 54 en met
voornoemd artikel 7a, moet in elk garnalentuig een zeeflap zijn bevestigd op zodanige
wijze dat alle mariene organismen alleen door die zeeflap in de kuil terecht kunnen
komen. Deze verplichting is niet van toepassing indien de totale hoeveelheid Noordzeegarnalen
of ringsprietgarnalen die aan boord wordt gehouden niet meer dan 5% uitmaakt van de
totale vangst aan boord. De zeeflap heeft een maaswijdte van maximaal 70 mm en is
bevestigd aan de binnenzijde van het garnalenvistuig. De zeeflap leidt naar een ontsnappingsgat
in het garnalentuig, dat zich vóór het begin van de kuil van het garnalentuig bevindt.
Het ontsnappingsgat moet een grootte hebben van minimaal 15 mazen van het garnalentuig,
gesneden in de lengterichting van het vistuig, ook wel T-richting genoemd.
In het tweede lid van artikel 54 is nu opgenomen wat voorheen in artikel 53, tweede
lid, was geregeld. Op grond van dit lid geldt een uitzondering op de verplichting
om gebruik te maken van een zeeflap in de periode van 15 april tot en met 15 november
voor zover het de kustwateren, het zeegebied en de 12-mijlszone betreft. In deze wateren
zitten met name in de zomermaanden grote hoeveelheden zeewier in het water, waardoor
de zeeflap verstopt raakt en zijn werking verliest. Buiten de 12-mijlszone is er geen
sprake van zeewier en is de verplichting om een zeeflap te gebruiken het gehele jaar
van kracht.
Artikel I, onderdeel E en onderdeel K
Met de door middel van de in onderdeel E doorgevoerde wijzigingen worden de verwijzingen
in artikel 55 naar verordening nr. 850/98 geactualiseerd. Nieuw element is dat vaartuigen
die deelnemen aan wetenschappelijk onderzoek op grond van artikel 25, eerste lid,
onderdeel c, van de nieuwe verordening TM een vismachtiging moeten hebben. Met het
oog daarop is in artikel 98 van de uitvoeringsregeling opgenomen dat een vismachtiging
voor wetenschappelijk onderzoek kan worden verleend indien wordt voldaan aan artikel
55 van de Uitvoeringsregeling. Tot slot zijn de eisen die in het kader van artikel
11 van de Uitvoeringsregeling aan wetenschappelijk onderzoek worden gesteld ook van
toepassing op het wetenschappelijk onderzoek dat in het kader van de nieuwe TM verordening
wordt uitgevoerd. Dat betekent dat het onderzoek moet worden begeleid door een wetenschappelijk
instituut, het onderzoek in het belang is van de Nederlandse visserij en de resultaten
van het onderzoek beschikbaar worden gesteld voor de Nederlandse visserijsector.
Artikel I, onderdeel F
In de artikelen 57, 64 en 65 werd voorheen uitvoering gegeven aan de verordeningen
nr. 2549/2000, nr. 812/2004 en nr. 2187/2005, waarin technische maatregelen waren
opgenomen voor het herstel van het kabeljauwbestand in de Ierse zee, maatregelen voor
de incidentele vangst van walvisachtigen respectievelijk technische maatregelen voor
de Oostzee, de Belten en de Sont. Deze verordeningen zijn door de nieuwe verordening
TM ingetrokken, zodat deze artikelen van de uitvoeringsregeling kunnen vervallen.
Artikel I, onderdeel G
In het meerjarenplan voor de visserijen die demersale bestanden exploiteren in het
westelijke deel van de Middellandse Zee zijn de doelstellingen en de kwantificeerbare
streefdoelen vastgelegd, op basis waarvan de Raad van de Europese Unie jaarlijks visserij
inspanningsregelingen voor deze vissoorten vaststelt. Daarnaast heeft het meerjarenplan
betrekking op de bepaling van de instandhoudingsreferentiepunten en zodra een bestand
onder deze niveaus zakt, moeten aanvullende herstelmaatregelen worden getroffen om
ervoor te zorgen dat het bestand weer boven het gewenste peil komt. Deze aanvullende
herstelmaatregelen, in artikel 6 van het meerjarenplan westelijke deel van de Middellandse
Zee als vrijwaringsmaatregelen aangeduid, kunnen worden vastgesteld door de Europese
Commissie op basis van artikel 12 van de basisverordening GVB en door de lidstaat
op basis van artikel 13 van de basisverordening GVB voor zover het de wateren betreft
die onder de soevereiniteit of jurisdictie van die lidstaat vallen. Artikel 3 van
de Uitvoeringsregeling bevat het verbod om in strijd met dergelijke maatregelen te
handelen.
Daarnaast biedt het meerjarenplan de basis voor de Europese Commissie om bij gedelegeerde
handeling bepaalde technische maatregelen (artikel 11) vast te stellen. Ook kan de
Europese Commissie op basis van artikel 13 bij gedelegeerde handeling specifieke instandhoudingsmaatregelen
vaststellen. Tot slot kan de Europese Commissie overeenkomstig artikel 14 nadere bepalingen
vast stellen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor alle bestanden van
soorten die op grond van artikel 15, eerste lid, van de basisverordening GVB onder
die aanlandingsverplichting vallen. Deze nadere bepalingen werden voorheen in de zogenaamde
discardplannen vastgelegd, maar nu voor het westelijke deel van de Middellandse Zee
een meerjarenplan is vastgesteld, is het discardplan op grond van artikel 15, vijfde
en zesde lid, daarvoor niet langer het aangewezen instrument.
Met het oog op de handhaving van de op basis van de artikelen 11, 13 of 14 vast te
stellen gedelegeerde handelingen is door middel van de in artikel I, onderdeel G,
opgenomen wijziging in artikel 72 van de Uitvoeringsregeling het verbod opgenomen
om in strijd te handelen met deze handelingen.
Artikel I, onderdeel H
Met de nieuwe verordening TM worden een aantal technische maatregelen uit verordening
nr. 1967/2006 geschrapt. Deze wijzigingen worden doorgevoerd in artikel 73.
Artikel I, onderdeel I en onderdeel J
Het herstelplan mediterrane zwaardvis strekt ter uitvoering van het ICCAT-herstelplan.
Artikel 11 schrijft de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte voor mediterrane zwaardvis
voor en artikel 13 regelt hoe groot de bijvangsten van mediterrane zwaardvis ten hoogste
mogen zijn. Artikel 14 ziet op de technische kenmerken van het te hanteren vistuig,
artikel 18 regelt aanvullende voorschriften voor het gebruik van het satellietvolgsysteem
voor vissersvaartuigen terwijl zij in een haven zijn en op grond van artikel 19 is
het charteren van vissersvaartuigen van de Unie om te vissen op mediterrane zwaardvis
is verboden. In artikel 21 zijn aanvullende logboekverplichtingen opgenomen en op
grond van artikel 23 mag mediterrane zwaardvis alleen worden aangeland of overgeladen
in aangewezen havens. Vier uur voordat men dergelijke havens binnenvaart verplicht
artikel 24 het betrokken vissersvaartuig een voorafgaande kennisgeving te doen. Op
grond van artikel 25 geldt een verbod om mediterrane zwaardvis op zee over te laden
en artikel 29 voorziet in een aantal verplichtingen voor de recreatievisserij op mediterrane
zwaardvis. Tot slot voorziet artikel 34 in de bevoegdheid voor de Europese Commissie
om gedelegeerde handelingen vast te stellen met het oog op de omzetting in Unierecht
van voor de Unie bindende ICCAT-aanbevelingen tot wijziging of aanvulling van het
ICCAT-herstelplan. Door middel van de in artikel I, onderdeel I, opgenomen wijziging
is in artikel 73b van de Uitvoeringsregeling opgenomen dat het verboden is om in strijd
te handelen met bovengenoemde voorschriften.
Om het herstel van het bestand mogelijk te maken, zijn in het herstelplan mediterrane
zwaardvis enkele controlemaatregelen voor mediterrane zwaardvis vastgesteld die restrictiever
of nauwkeuriger zijn dan de maatregelen die zijn opgenomen in hoofdstuk III, afdeling
2, van Verordening (EU) 2017/2107 en om die reden wordt dat hoofdstuk uit die verordening
geschrapt. De in artikel I, onderdeel J, opgenomen wijziging voorziet erin artikel
78 van de Uitvoeringsregeling hiermee in overeenstemming te brengen.
Artikel I, onderdeel L
Verordening nr. 850/98 regelde onder meer in de artikelen 42, 32bis en 32, het verwerken
van vis aan boord van pelagische vaartuigen, het behandelen en lozen van vangsten
van pelagische vaartuigen respectievelijk het beperken van het gebruik van automatische
sorteermachines. Aan deze bepalingen was voorheen uitvoering gegeven in artikel 53,
eerste, negende en tiende lid. Door de nieuwe verordening TM worden deze bepalingen
overgeheveld naar de controleverordening (de artikelen 54bis, 54ter en 54quater) en
door middel van de in dit onderdeel opgenomen wijziging worden de daarmee corresponderende
uitvoeringsbepalingen ondergebracht in artikel 119 van de uitvoeringsregeling.
Ook zijn de bepalingen uit de controleverordening die betrekking hadden op realtimesluitingen
van visserij geschrapt. De hiermee verband houdende uitvoeringsvoorschriften die voorheen
in artikel 119 stonden zijn dientengevolge komen te vervallen.
Artikel I, onderdeel M
Op grond van artikel 2, tweede lid, van de nieuwe verordening TM zijn de artikelen
7, 10, 11 en 12 van die verordening ook van toepassing op recreatieve visserij. Het
betreft verboden vistuig en verboden visserijmethoden (artikel 7), vissen en schelpdieren
(artikel 11) en zeezoogdieren, zeevogels en zeereptielen (artikel 11) waarvoor een
vangstverbod geldt en beschermingsmaatregelen voor kwetsbare habitats. In artikel
120, eerste lid, van de uitvoeringsregeling worden de voor de uitvoering van die verplichtingen
noodzakelijke bepalingen opgenomen.
Artikel II
Door middel van dit artikel wordt de verwijzing in artikel 42, tweede lid, onderdeel
a, van de Uitvoeringsregeling visserij naar verordening nr. 850/98 geactualiseerd.
Artikel III
Met het oog op het verrichten van wetenschappelijk onderzoek als bedoel in artikel
43, eerste lid, van verordening nr. 850/98 zijn pulstoestemmingen verleend. Afronding
van dit lopende meerjarige onderzoekprogramma naar de pulskorvisserij is voorzien
voor eind 2019. Met het oog op het afronden van dat onderzoek op deze einddatum is
in artikel III een overgangsperiode voorzien voor de deelnemers aan dit onderzoek
voor zover deze op het tijdstip van inwerkingtreding van de nieuwe verordening TM
over een geldige pulstoestemming beschikten. Derhalve kunnen deze vaartuigen blijven
pulsvissen tot en met 31 december 2019.
Artikel IV
Deze regeling treedt in werking op 14 augustus 2019, de dag waarop de nieuwe verordening
TM in werking treedt. Hiermee wordt afgeweken van de uitgangspunten van het kabinetsbeleid
inzake vaste verandermomenten. Deze afwijking van het kabinetsbeleid is echter gerechtvaardigd,
nu deze wijzigingsregeling strekt ter uitvoering van bindende EU-regelgeving.
Het overgangsregime dat is opgenomen in artikel III van deze wijzigingsregeling komt
te vervallen zodra het zijn werking heeft verloren.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten