Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 7 augustus 2019, nr. WJZ/19145567, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling zeevisserij in verband met de invoering van verordening 2019/1022 (meerjarenplan westelijke Middellandse Zee), verordening 2019/1154 (mediterrane zwaardvis) en verordening 2019/1241 (technische maatregelen)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de visserijen die demersale bestanden exploiteren in het westelijk deel van de Middellandse Zee en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 508/2014 (PbEU 2019, L 172); op Verordening (EU) 2019/1154 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 voor een meerjarig herstelplan voor mediterrane zwaardvis en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad en Verordening (EU) 2017/2107 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2019, L 188) en op Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 2013/1380, (EU) nr. 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (PbEU 2019, L198);

Gelet op de artikelen 3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling zeevisserij wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. De begrippen ‘verordening nr. 894/97’, ‘verordening nr. 850/98’, ‘verordening nr. 2549/2000’, ‘verordening nr. 812/2004’ en ‘verordening nr. 2187/2005’ en de bijbehorende begripsomschrijvingen vervallen.

  • 2. Het begrip ‘verordening (EU) 2019/472’ wordt vervangen door ‘verordening 2019/472’.

  • 3. Na de omschrijving van het begrip ‘verordening 2019/472’ worden de volgende begrippen en de daarbij behorende begripsomschrijvingen ingevoegd:

    • verordening 2019/1022: Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de visserijen die demersale bestanden exploiteren in het westelijk deel van de Middellandse Zee en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 508/2014 (PbEU 2019, L 172);

    • verordening 2019/1154: Verordening (EU) 2019/1154 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 voor een meerjarig herstelplan voor mediterrane zwaardvis en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad en Verordening (EU) 2017/2107 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2019, L 188)

    • verordening 2019/1241: Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 2013/1380, (EU) nr. 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (PbEU 2019, L198);.

B

Artikel 52 vervalt.

C

Artikel 53 komt te luiden:

Artikel 53. Bescherming jonge exemplaren mariene organismen

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 7, eerste lid, 8, tweede tot en met vierde lid, 9, eerste tot en met vierde lid en zesde lid, 10, eerste tot en met derde lid, 11, eerste en tweede lid, 12, eerste lid, en 13, tweede en vierde lid, en met de technische maatregelen, bedoeld in de artikelen 15, eerste lid, en 28 van verordening 2019/1241.

  • 2. Het is verboden in strijd te handelen met de door de Europese Commissie op grond van de artikelen 8, vijfde lid, en 24, eerste lid, van verordening 2019/1241 vastgestelde uitvoeringshandelingen en met de door de Europese Commissie op grond van de artikelen 15, tweede lid, 23, eerste en vijfde lid, en 27, zevende lid, van verordening 2019/1241 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

  • 3. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 11, derde lid, van verordening 2019/1241, is de NVWA.

  • 4. Het in het eerste lid bedoelde verbod is, voor zover dat betrekking heeft op artikel 7, eerste lid, onder b, van verordening 2019/1241, gedurende de overgangsperiode en in het gebied, bedoeld in bijlage V, deel D, punt 2, van die verordening niet van toepassing op het vissen met een elektrische pulskor als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder 17, van die verordening, voor zover:

    • a. de ondernemer op wiens naam het vissersvaartuig waarmee met de elektrische pulskor wordt gevist, is geregistreerd, op 13 augustus 2019 om 24.00 uur beschikte over een geldige pulstoestemming voor dat vaartuig die door de minister uiterlijk in 2010 is verleend op grond van artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling technische maatregelen 2000, zoals dit artikelonderdeel luidde op het tijdstip waarop deze toestemming werd verleend;

    • b. wordt voldaan aan bijlage V, deel D, punt 2, onder b tot en met e, van verordening 2019/1241;

    • c. wordt voldaan aan bijlage V, deel D, punt 5, van verordening 2019/1241 en aan de maatregelen die lidstaten op grond van bijlage V, deel D, punt 4, van die verordening hebben genomen; en

    • d. wordt voldaan aan de aan de toestemming verbonden voorschriften.

  • 5. De minister kan de aan de toestemming verbonden voorschriften wijzigen.

  • 6. Het is verboden elektrische pulskorren als bedoeld in artikel 6, onder 17, van verordening 2019/1241 aan boord te hebben van een vissersvaartuig, indien niet is voldaan aan het vijfde lid, onderdeel a, b of d.

D

Artikel 54 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt ‘artikel 25, tweede lid, van nr. 850/98’ vervangen door ‘bijlage V, deel B, punt 1.2, van verordening 2019/1241’.

2. In het eerste lid, wordt ‘artikel 25, tweede lid, van verordening nr. 850/98’’ vervangen door ‘de voorwaarde voor gerichte visserij op Noordzeegarnalen en ringsprietgarnalen met een maaswijdte van ten minste 16 mm, bedoeld in de tabel in bijlage V, deel B, punt 1.2 van verordening 2019/1241’.

3. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt het volgende lid ingevoegd:

  • 2. De zeeflap behoeft gedurende de periode van 15 april tot en met 15 november niet bevestigd te zijn voor zover de gerichte visserij op Noordzeegarnalen of ringsprietgarnalen wordt uitgeoefend in de kustwateren en het zeegebied, bedoeld in het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970, en in de Nederlandse territoriale zee.

E

Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt ‘de artikelen 43 en 44 van nr. 850/98’ vervangen door ‘de artikelen 25 en 26 van verordening 2019/1241’.

2. In het eerste lid wordt ‘de artikelen 43, eerste lid, en 44, eerste lid, van verordening nr. 850/98’ vervangen door ‘de artikelen 25, eerste lid, onderdeel a, en 26, eerste lid, van verordening 2019/1241’.

3. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Artikel 11, eerste lid, onderdelen a, b en d, is van toepassing op het wetenschappelijk onderzoek ten behoeve waarvan de in de artikelen 25 en 26 van verordening 2019/1241 bedoelde visserijactiviteiten worden verricht.

4. In het vierde lid wordt ‘artikel 43, tweede lid, of 44, tweede lid, van verordening nr. 850/98’ vervangen door ‘artikel 25, eerste lid, onderdelen c en d, en in voorkomend geval onderdeel f, en tweede lid, of artikel 26, tweede lid, van verordening 2019/1241’.

F

De artikelen 57, 64 en 65 vervallen.

G

Na artikel 71 wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 72. Meerjarenplan westelijk deel Middellandse Zee

Het is verboden in strijd te handelen met de door de Europese Commissie op grond van artikel 11, vijfde lid, artikel 13, eerste lid, en artikel 14 van verordening 2019/1022 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

H

In artikel 73 wordt ‘de artikelen 3, eerste lid, 4, eerste, tweede en derde lid, 8, 9, eerste en derde tot en met zesde lid, 10, 11, 12, 13, eerste tot en met vierde lid, 15, lid 1quater en tweede lid, 16, vierde lid, 17, eerste lid, 21, en 22, eerste lid, van verordening nr. 1967/2006’ vervangen door ‘de artikelen 4, eerste, tweede en derde lid, 13, eerste tot en met vierde lid, 17, eerste lid, 21, en 22, eerste lid, van verordening nr. 1967/2006’.

I

Na artikel 73a wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 73b. Herstelplan mediterrane zwaardvis

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 11, 13, 14, 18, eerste lid, 19, 21, eerste lid, 23, 24, tweede lid, 25, 29, derde en vierde lid, en met de door de Europese Commissie op grond van artikel 34, eerste lid, van verordening 2019/1154 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

J

In artikel 78, eerste lid wordt ‘de artikelen 11, 14, eerste lid in samenhang met het tweede lid, 15, 19, eerste lid, 21, 23, eerste lid, 24, eerste en tweede lid, 25, 29, vierde lid, 30, eerste lid, 31, 32, 34, 35, 36, 38, eerste tot en met vierde lid, 39, 40, eerste lid, 41, eerste tot en met derde lid, 44, vierde lid, 46, 52, eerste en tweede lid, 63, derde lid, en 53 in samenhang met de artikelen 54 tot en met 60, van verordening 2017/2107’ vervangen door ‘de artikelen 11, 14, eerste lid in samenhang met het tweede lid, 15, 19, eerste lid, 29, vierde lid, 30, eerste lid, 31, 32, 34, 35, 36, 38, eerste tot en met vierde lid, 39, 40, eerste lid, 41, eerste tot en met derde lid, 44, vierde lid, 46, 52, eerste en tweede lid, 63, derde lid, en 53 in samenhang met de artikelen 54 tot en met 60, van verordening 2017/2107’.

K

In artikel 98 wordt onder vernummering van het vijfde tot en met zevende lid tot zesde tot en met achtste lid het volgende lid ingevoegd:

  • 5. Voor zover het een vismachtiging voor de in artikel 25, eerste lid, onder c, van verordening 2019/1241 bedoelde visserijactiviteiten betreft, wordt de vismachtiging slechts verleend indien voldaan is aan artikel 55.

L

Artikel 119 komt te luiden:

Artikel 119. verwerking aan boord en pelagische visserijen

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikel 54bis, eerste lid, 54ter, tweede en derde lid, en 54quater, eerste en tweede lid van de controleverordening.

  • 2. De bevoegde visserijautoriteit, bedoeld in artikel 34ter, derde lid, van de controleverordening is de NVWA.

  • 3. De plannen van de installaties voor vangstbehandeling en -lozing van pelagische vaartuigen, bedoeld in artikel 34ter, derde lid, van de controleverordening worden ten genoegen van de minister gecertificeerd door een instelling die beschikt over nautische en visserijtechnische expertise.

M

Artikel 120, eerste lid, komt te luiden:

1. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 55, tweede lid, van de controleverordening, artikel 10, vierde en vijfde lid, van de verordening vangstmogelijkheden, artikel 29, vierde lid, van verordening 2017/2107 en de artikelen 7, 10, 11 en 12 van verordening 2019/1241.

ARTIKEL II

Artikel 42, tweede lid, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling visserij komt te luiden:

  • a. Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 2013/1380, (EU) nr. 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (PbEU 2019, L198) wordt, met uitzondering van artikel 15, eerste lid, in samenhang met bijlage V, deel C, punt 2, bij de uitoefening van de visserij in acht genomen;

ARTIKEL III

Het in artikel 53, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij bedoelde verbod is, voor zover dat betrekking heeft op artikel 7, eerste lid, onder b, van Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 2013/1380, (EU) nr. 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (PbEU 2019, L198), tot 1 januari 2020 niet van toepassing op visserijactiviteiten die worden uitgeoefend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek dat onder de werking van artikel 43 van Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (PbEG L 125) is gestart en dat in 2019 wordt afgerond, voor zover de deelnemers aan dit onderzoek ten behoeve van deze activiteiten op 13 augustus 2019 om 24.00 uur beschikten over een geldige pulstoestemming die door de minister na 2010 is verleend op grond van artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling technische maatregelen 2000, of op grond van artikel 53, vijfde of zesde lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij zoals deze artikelonderdelen luidden op het tijdstip waarop deze toestemming werd verleend, voor zover deze toestemming nadien niet door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is geschorst of ingetrokken.

ARTIKEL IV

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 14 augustus 2019.

  • 2. Artikel III vervalt met ingang van 1 januari 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 7 augustus 2019

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

1. Algemeen

De Uitvoeringsregeling zeevisserij (hierna: Uitvoeringsregeling) bevat de voorschriften die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Europese verordeningen op het gebied van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). Dit betreft onder meer de verordeningen waarin specifieke beheersmaatregelen voor bepaalde visbestanden voor meerdere jaren zijn vastgelegd, de zogenoemde meerjarenplannen en de verordeningen waarin de technische maatregelen zijn voorgeschreven. Technische maatregelen zijn kort gezegd voorschriften over de wijze waarop en de plaats waar mag worden gevist. Het doel van deze maatregelen is voornamelijk het beschermen van jonge vissen met het uiteindelijk doel de schade aan het mariene milieu te voorkomen.

Op 15 juli 2019 is een meerjarig herstelplan voor mediterrane zwaardvis1 in werking getreden. Met dit herstelplan wordt beoogd de alarmerende toestand aan te pakken van zwaardvis (Xiphias gladius) in de Middellandse Zee (‘mediterrane zwaardvis’), die de afgelopen 30 jaar overbevist is. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het door verdragsluitende staten bij het ICCAT (International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas of te wel de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen) vastgestelde herstelplan. Voorts is op 16 juli 2019 het zogenoemde Meerjarenplan voor het westelijk deel van de Middellandse Zee2 in werking getreden. Deze verordening heeft betrekking op de visserijen die demersale bestanden exploiteren en bevat voor de komende jaren het raamwerk voor het beheer van die bestanden. Tot slot is op 14 augustus 2019 de nieuwe verordening Technische Maatregelen (TM)3 in werking getreden.

Met de nieuwe verordening TM worden de technische maatregelen die voorheen in zes verschillende verordeningen stonden, ondergebracht in één verordening. Technische maatregelen zijn voorschriften die zien op de wijze waarop mag worden gevist, zoals toegestane tuigen en maaswijdten, en de plaats waar mag worden gevist. Het doel van deze maatregelen is voornamelijk het beschermen van jonge vissen met het uiteindelijk doel de schade aan het mariene milieu te verminderen. De nieuwe verordening TM onderscheidt technische maatregelen die algemeen gelden en technische maatregelen die uitsluitend in de verschillende regio’s gelden. Deze regionale technische maatregelen kunnen per regio worden aangepast door middel van de zogenoemde regionaliseringsprocedure, die is geïntroduceerd door de basisverordening van het GVB4. Deze procedure wordt verder toegelicht in de artikelsgewijze toelichting.

Een nieuw element in de nieuwe verordening TM is het verbod van de pulsvisserij. Dit verbod is een verrassende uitkomst van de Europese onderhandelingen, in ogenschouw nemend dat het Commissievoorstel voor deze nieuwe verordening TM een volledige toelating van de pulsvisserij bevatte, onder uitsluitend enkele technische voorwaarden. Nederland heeft zich bij de totstandkoming van deze verordening TM sterk verzet tegen opname van dit verbod. Nederland voerde daarbij aan dat er uit het wetenschappelijk onderzoek geen ernstige bezwaren tegen de pulsvisserij naar voren zijn gekomen. Uit advisering van ICES (International Council for the Exploration of the Sea) blijkt dat de pulsvisserij in vergelijking met de traditionele boomkorvisserij minder belastend is voor het mariene ecosysteem en selectiever vissen mogelijk maakt. Tevens vraagt pulsvisserij minder brandstof en veroorzaakt het daardoor minder emissie van broeikasgassen. Zoals ik in mijn brief van 18 april 2019 aan de voorzitter van de Tweede Kamer5 aangaf, ben ik dan ook voornemens een beroep in te stellen bij het Hof van Justitie van de EU tot nietigverklaring van het pulsverbod. Een uitspraak hierover van het Hof is echter niet op korte termijn te verwachten, reden waarom door middel van deze wijzigingsregeling het verbod van de pulsvisserij volledig in de Uitvoeringsregeling is geïmplementeerd.

Door middel van deze wijzigingsregeling zijn de met de drie voornoemde verordeningen samenhangende aanpassingen in de Uitvoeringsregeling doorgevoerd.

2. Regeldruk

Deze wijziging van de Uitvoeringsregeling heeft betrekking op implementatie van bindende Europese regelgeving en heeft geen gevolgen voor de regeldruk.

II. Artikelen

Artikel I, onderdeel A

Door middel van de in dit onderdeel opgenomen wijziging worden in artikel 1, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling de begripsomschrijvingen geïntroduceerd van de drie verordeningen waaraan door middel van deze wijzigingsregeling in de uitvoeringsregeling uitvoering wordt gegeven. Voorts komen de begripsomschrijvingen van de daarbij ingetrokken verordeningen te vervallen. Tot slot stond in het begrip ‘verordening 2019/472’ abusievelijk de aanduiding (EU). Deze aanduiding is verwijderd.

Artikel I, onderdeel B

In artikel 52 werd uitvoering gegeven aan de Technische Maatregelen verordening uit 1997. Deze verordening was vrijwel al geheel uitgehold door de Technische Maatregelen verordening uit 1998 en bevatte uitsluitend nog een aantal voorschriften met betrekking tot zogenoemde drijfnetten. In de nieuwe verordening TM wordt deze verordening ingetrokken en de resterende bepalingen uit die verordening zijn overgeheveld naar artikel 9 van de nieuwe verordening TM. Als gevolg daarvan komt artikel 52 te vervallen.

Artikel I, onderdeel C

Voorheen werd in artikel 53 van de Uitvoeringsregeling uitvoering gegeven aan de Technische Maatregelen verordening uit 1998. De bepalingen uit deze verordening zijn nu opgenomen in de nieuwe verordening TM. Door middel van de in dit onderdeel opgenomen wijziging, worden de voor de uitvoering van deze verordening noodzakelijke bepalingen in artikel 53 doorgevoerd.

Het eerste lid, bevat de voorschriften van de nieuwe verordening TM, waarmee het verboden is in strijd te handelen. Artikel 7 regelt het verboden vistuig en de verboden visserijmethoden, zoals giftige stoffen, explosieven als ook het gebruik van elektriciteit. In artikel 8 zijn de algemene beperkingen op het gebruik van gesleept vistuig opgenomen, terwijl artikel 9 ziet op algemene beperkingen op het gebruik van staande netten en drijfnetten. De artikelen 10 tot en met 12 hebben betrekking op de bescherming van kwetsbare soorten en habitats. In artikel 13, in samenhang met de bijlagen V tot en met X, deel A, zijn de zogenoemde minimuminstandhoudingsreferentiegrootten van mariene soorten vastgesteld alsmede de wijze waarop de grootte van mariene soorten wordt gemeten.

Artikel 15 bevat in samenhang met de bijlagen V tot en met XI en XIII de technische maatregelen die voor de in die bijlagen onderscheiden regio’s gelden. Voor Nederland zijn met name bijlage V voor de Noordzee en bijlage VI voor de noordwestelijke wateren relevant. Artikel 28 regelt in samenhang met bijlage XII de in het gereglementeerde gebied van de NEAFC geldende technische maatregelen.

Daarnaast biedt de nieuwe verordening TM de basis voor de Europese Commissie om bij gedelegeerde handeling de technische maatregelen die voor de verschillende regio’s gelden aan te passen. De procedure voor deze aanpassing, de zogenoemde regionaliseringsprocedure, is vastgelegd in artikel 15, leden 2 tot en met 7, van de nieuwe verordening TM en in artikel 18 van de basisverordening van het GVB. Dit houdt onder meer in dat de gedelegeerde handelingen worden vastgesteld op basis van gemeenschappelijke aanbevelingen die door de betrokken lidstaten zijn ingediend. De artikelen 16 tot en met 23 van de nieuwe verordening TM bevatten nadere voorschriften waaraan de specifieke gemeenschappelijke aanbevelingen van de lidstaten moeten voldoen. Ook kunnen op basis van artikel 27 gedelegeerde handelingen door de Europese Commissie worden vastgesteld waarin nader kan worden bepaald wat ‘gerichte visserij’ op een bepaald bestand nu precies inhoudt. Ook deze gedelegeerde handelingen worden vastgesteld op basis van door de betrokken lidstaten ingediende gemeenschappelijke aanbevelingen. Tot slot bieden de artikelen 8 en 24 de basis voor de Europese Commissie om uitvoeringshandelingen vast te stellen met betrekking tot specificaties van vistuig en aan vistuig aan te brengen voorzieningen. Met het oog op de handhaving van deze gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen is in het tweede lid van artikel 53 van de Uitvoeringsregeling het verbod opgenomen om in strijd te handelen met deze handelingen.

In het derde lid is vervolgens geregeld dat de NVWA de bevoegde autoriteit is aan wie vangsten van zeegzoogdieren en reptielen gemeld moeten worden in het geval het aan boord houden of aanlanden van deze dieren noodzakelijk is ter ondersteuning van het herstel van deze dieren.

De leden 4 tot en met 6 hebben betrekking op de pulsvisserij. Zoals in het algemeen deel van deze toelichting is aangestipt is met de nieuwe verordening TM – ondanks de positieve resultaten van wetenschappelijk onderzoek naar het gebruik van deze vistechniek – een absoluut verbod voor pulsvisserij geïntroduceerd, in de verordening aangeduid als het vissen met een elektrische pulskor. In artikel 7 van de nieuwe verordening TM zijn ten algemene de verboden vistuigen en visserijmethoden opgenomen. Een van deze verboden methoden is het gebruik van elektrische stroom (artikel 7, eerste lid, onderdeel b). Een uitzondering geldt voor het gebruik van elektrische pulskorren gedurende de in bijlage V, deel D, opgenomen overgangsperiode, in het in punt 2 beschreven gebied, mits wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de punt 2, onder a tot en met e. Het in punt 2 van bijlage V, deel D, neergelegde regime is een – zij het dus tijdelijke – voortzetting van het regime dat op grond van artikel 31bis van verordening nr. 98/850 gold en dat vóór 1 januari 2013 gold op grond van bijlage III, punt 3.1 en 3.2, bij Verordening (EG) nr. 43/2009. Op basis van laatstgenoemde bijlage in samenhang met het destijds geldende artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling technische maatregelen 2000 zijn in 2010 de pulstoestemmingen voor de zogenoemde groep 1 verleend. In artikel 53, vierde lid, onderdeel a, is geëxpliciteerd dat deze groep pulstoestemminghouders gedurende de overgangsperiode met elektrische pulskorren mag blijven vissen, uiteraard voor zover zij op het tijdstip van inwerkingtreding van de nieuwe verordening TM nog over een geldige toestemming beschikten. In het vierde lid, onderdeel b, is voorgeschreven dat zij moeten voldoen aan de technische eisen die zijn opgenomen in bijlage V, deel D, punt 2, onder b tot en met e.

In bijlage V, deel D, punten 3 tot en met 5, zijn een aantal aanvullende voorwaarden opgenomen waaraan gedurende de overgangsperiode moet worden voldaan. Op grond van punt 3 mogen gedurende de overgangsperiode geen nieuwe pulstoestemmingen worden verleend. Om die reden is de voorheen in artikel 53, zesde lid, opgenomen mogelijkheid om na overdracht van een pulsvaartuig de toestemming te verlenen aan de verkrijger van dat vaartuig, niet gecontinueerd. Voorts geldt op grond van punt 4 dat lidstaten het gebruik van elektrische pulskorren in hun territoriale wateren mogen beperken of verbieden. Zij moeten de Europese Commissie en de betrokken lidstaten daarvan in kennis stellen. In punt 5 is ten slotte geregeld dat pulsvaartuigen een waarnemer aan boord moeten nemen als de kustlidstaat dat aan de vlaggenstaat heeft gevraagd. Op grond van artikel 12 van de datacollectie-verordening geldt dat de kapitein de toegang tot zijn vaartuig alleen kan weigeren op grond van een duidelijk gebrek aan ruimte op het vaartuig of om veiligheidsredenen. In artikel 53, vierde lid, onderdeel c, is opgenomen dat aan voornoemde voorwaarden moet worden voldaan.

Net als onder de werking van verordening nr. 850/98 is, zij het nu in artikel 53, vierde lid, onderdeel d, voorgeschreven dat de toestemminghouder de aan zijn toestemming verboden voorschriften moet naleven, welke voorschriften op grond van het vijfde kunnen worden gewijzigd. Het met het oog op de handhaving van het pulsverbod opgenomen verbod om een boomkor met elektrische stroom aan boord van een vissersvaartuig te hebben indien niet wordt voldaan aan ten minste één van de in het vierde lid, onderdeel a, d of d genoemde voorwaarden, staat nu in het zesde lid van artikel 53.

Artikel I, onderdeel D

Op grond van de basisnormen voor het gebruik van gesleept tuig, zoals deze thans zijn opgenomen in bijlage V, deel B, van de nieuwe TM verordening, geldt dat bij de visserij op garnalen gebruik moet worden gemaakt van een zeeflap. Een zeeflap is een stuk net dat wordt aangebracht aan de binnenzijde van het garnalenvistuig, dat de selectiviteit van het vistuig vergroot en de bijvangst van andere mariene organismen dan garnalen tegengaat. Voorheen was deze verplichting geregeld in artikel 25, tweede lid, van verordening nr. 850/98. Evenals onder de oude verordening het geval was, is de nadere invulling van deze zeeflap-verplichting overgelaten aan de lidstaten. Door middel van de in dit onderdeel opgenomen wijziging van artikel 54 van de Uitvoeringsregeling wordt die invulling gegeven. Over deze invulling is voordat deze in de destijds geldende Regeling technische maatregelen 2000 (artikel 7a) werd geïntroduceerd, overleg gevoerd met België, Duitsland en Denemarken, waardoor de technische voorschriften voor de zeeflap in die lidstaten, voor zover mogelijk, overeenkomen met de Nederlandse voorschriften. Op grond van artikel 54, dat qua inhoud overeenkomt met het oude artikel 54 en met voornoemd artikel 7a, moet in elk garnalentuig een zeeflap zijn bevestigd op zodanige wijze dat alle mariene organismen alleen door die zeeflap in de kuil terecht kunnen komen. Deze verplichting is niet van toepassing indien de totale hoeveelheid Noordzeegarnalen of ringsprietgarnalen die aan boord wordt gehouden niet meer dan 5% uitmaakt van de totale vangst aan boord. De zeeflap heeft een maaswijdte van maximaal 70 mm en is bevestigd aan de binnenzijde van het garnalenvistuig. De zeeflap leidt naar een ontsnappingsgat in het garnalentuig, dat zich vóór het begin van de kuil van het garnalentuig bevindt. Het ontsnappingsgat moet een grootte hebben van minimaal 15 mazen van het garnalentuig, gesneden in de lengterichting van het vistuig, ook wel T-richting genoemd.

In het tweede lid van artikel 54 is nu opgenomen wat voorheen in artikel 53, tweede lid, was geregeld. Op grond van dit lid geldt een uitzondering op de verplichting om gebruik te maken van een zeeflap in de periode van 15 april tot en met 15 november voor zover het de kustwateren, het zeegebied en de 12-mijlszone betreft. In deze wateren zitten met name in de zomermaanden grote hoeveelheden zeewier in het water, waardoor de zeeflap verstopt raakt en zijn werking verliest. Buiten de 12-mijlszone is er geen sprake van zeewier en is de verplichting om een zeeflap te gebruiken het gehele jaar van kracht.

Artikel I, onderdeel E en onderdeel K

Met de door middel van de in onderdeel E doorgevoerde wijzigingen worden de verwijzingen in artikel 55 naar verordening nr. 850/98 geactualiseerd. Nieuw element is dat vaartuigen die deelnemen aan wetenschappelijk onderzoek op grond van artikel 25, eerste lid, onderdeel c, van de nieuwe verordening TM een vismachtiging moeten hebben. Met het oog daarop is in artikel 98 van de uitvoeringsregeling opgenomen dat een vismachtiging voor wetenschappelijk onderzoek kan worden verleend indien wordt voldaan aan artikel 55 van de Uitvoeringsregeling. Tot slot zijn de eisen die in het kader van artikel 11 van de Uitvoeringsregeling aan wetenschappelijk onderzoek worden gesteld ook van toepassing op het wetenschappelijk onderzoek dat in het kader van de nieuwe TM verordening wordt uitgevoerd. Dat betekent dat het onderzoek moet worden begeleid door een wetenschappelijk instituut, het onderzoek in het belang is van de Nederlandse visserij en de resultaten van het onderzoek beschikbaar worden gesteld voor de Nederlandse visserijsector.

Artikel I, onderdeel F

In de artikelen 57, 64 en 65 werd voorheen uitvoering gegeven aan de verordeningen nr. 2549/2000, nr. 812/2004 en nr. 2187/2005, waarin technische maatregelen waren opgenomen voor het herstel van het kabeljauwbestand in de Ierse zee, maatregelen voor de incidentele vangst van walvisachtigen respectievelijk technische maatregelen voor de Oostzee, de Belten en de Sont. Deze verordeningen zijn door de nieuwe verordening TM ingetrokken, zodat deze artikelen van de uitvoeringsregeling kunnen vervallen.

Artikel I, onderdeel G

In het meerjarenplan voor de visserijen die demersale bestanden exploiteren in het westelijke deel van de Middellandse Zee zijn de doelstellingen en de kwantificeerbare streefdoelen vastgelegd, op basis waarvan de Raad van de Europese Unie jaarlijks visserij inspanningsregelingen voor deze vissoorten vaststelt. Daarnaast heeft het meerjarenplan betrekking op de bepaling van de instandhoudingsreferentiepunten en zodra een bestand onder deze niveaus zakt, moeten aanvullende herstelmaatregelen worden getroffen om ervoor te zorgen dat het bestand weer boven het gewenste peil komt. Deze aanvullende herstelmaatregelen, in artikel 6 van het meerjarenplan westelijke deel van de Middellandse Zee als vrijwaringsmaatregelen aangeduid, kunnen worden vastgesteld door de Europese Commissie op basis van artikel 12 van de basisverordening GVB en door de lidstaat op basis van artikel 13 van de basisverordening GVB voor zover het de wateren betreft die onder de soevereiniteit of jurisdictie van die lidstaat vallen. Artikel 3 van de Uitvoeringsregeling bevat het verbod om in strijd met dergelijke maatregelen te handelen.

Daarnaast biedt het meerjarenplan de basis voor de Europese Commissie om bij gedelegeerde handeling bepaalde technische maatregelen (artikel 11) vast te stellen. Ook kan de Europese Commissie op basis van artikel 13 bij gedelegeerde handeling specifieke instandhoudingsmaatregelen vaststellen. Tot slot kan de Europese Commissie overeenkomstig artikel 14 nadere bepalingen vast stellen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor alle bestanden van soorten die op grond van artikel 15, eerste lid, van de basisverordening GVB onder die aanlandingsverplichting vallen. Deze nadere bepalingen werden voorheen in de zogenaamde discardplannen vastgelegd, maar nu voor het westelijke deel van de Middellandse Zee een meerjarenplan is vastgesteld, is het discardplan op grond van artikel 15, vijfde en zesde lid, daarvoor niet langer het aangewezen instrument.

Met het oog op de handhaving van de op basis van de artikelen 11, 13 of 14 vast te stellen gedelegeerde handelingen is door middel van de in artikel I, onderdeel G, opgenomen wijziging in artikel 72 van de Uitvoeringsregeling het verbod opgenomen om in strijd te handelen met deze handelingen.

Artikel I, onderdeel H

Met de nieuwe verordening TM worden een aantal technische maatregelen uit verordening nr. 1967/2006 geschrapt. Deze wijzigingen worden doorgevoerd in artikel 73.

Artikel I, onderdeel I en onderdeel J

Het herstelplan mediterrane zwaardvis strekt ter uitvoering van het ICCAT-herstelplan. Artikel 11 schrijft de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte voor mediterrane zwaardvis voor en artikel 13 regelt hoe groot de bijvangsten van mediterrane zwaardvis ten hoogste mogen zijn. Artikel 14 ziet op de technische kenmerken van het te hanteren vistuig, artikel 18 regelt aanvullende voorschriften voor het gebruik van het satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen terwijl zij in een haven zijn en op grond van artikel 19 is het charteren van vissersvaartuigen van de Unie om te vissen op mediterrane zwaardvis is verboden. In artikel 21 zijn aanvullende logboekverplichtingen opgenomen en op grond van artikel 23 mag mediterrane zwaardvis alleen worden aangeland of overgeladen in aangewezen havens. Vier uur voordat men dergelijke havens binnenvaart verplicht artikel 24 het betrokken vissersvaartuig een voorafgaande kennisgeving te doen. Op grond van artikel 25 geldt een verbod om mediterrane zwaardvis op zee over te laden en artikel 29 voorziet in een aantal verplichtingen voor de recreatievisserij op mediterrane zwaardvis. Tot slot voorziet artikel 34 in de bevoegdheid voor de Europese Commissie om gedelegeerde handelingen vast te stellen met het oog op de omzetting in Unierecht van voor de Unie bindende ICCAT-aanbevelingen tot wijziging of aanvulling van het ICCAT-herstelplan. Door middel van de in artikel I, onderdeel I, opgenomen wijziging is in artikel 73b van de Uitvoeringsregeling opgenomen dat het verboden is om in strijd te handelen met bovengenoemde voorschriften.

Om het herstel van het bestand mogelijk te maken, zijn in het herstelplan mediterrane zwaardvis enkele controlemaatregelen voor mediterrane zwaardvis vastgesteld die restrictiever of nauwkeuriger zijn dan de maatregelen die zijn opgenomen in hoofdstuk III, afdeling 2, van Verordening (EU) 2017/2107 en om die reden wordt dat hoofdstuk uit die verordening geschrapt. De in artikel I, onderdeel J, opgenomen wijziging voorziet erin artikel 78 van de Uitvoeringsregeling hiermee in overeenstemming te brengen.

Artikel I, onderdeel L

Verordening nr. 850/98 regelde onder meer in de artikelen 42, 32bis en 32, het verwerken van vis aan boord van pelagische vaartuigen, het behandelen en lozen van vangsten van pelagische vaartuigen respectievelijk het beperken van het gebruik van automatische sorteermachines. Aan deze bepalingen was voorheen uitvoering gegeven in artikel 53, eerste, negende en tiende lid. Door de nieuwe verordening TM worden deze bepalingen overgeheveld naar de controleverordening (de artikelen 54bis, 54ter en 54quater) en door middel van de in dit onderdeel opgenomen wijziging worden de daarmee corresponderende uitvoeringsbepalingen ondergebracht in artikel 119 van de uitvoeringsregeling.

Ook zijn de bepalingen uit de controleverordening die betrekking hadden op realtimesluitingen van visserij geschrapt. De hiermee verband houdende uitvoeringsvoorschriften die voorheen in artikel 119 stonden zijn dientengevolge komen te vervallen.

Artikel I, onderdeel M

Op grond van artikel 2, tweede lid, van de nieuwe verordening TM zijn de artikelen 7, 10, 11 en 12 van die verordening ook van toepassing op recreatieve visserij. Het betreft verboden vistuig en verboden visserijmethoden (artikel 7), vissen en schelpdieren (artikel 11) en zeezoogdieren, zeevogels en zeereptielen (artikel 11) waarvoor een vangstverbod geldt en beschermingsmaatregelen voor kwetsbare habitats. In artikel 120, eerste lid, van de uitvoeringsregeling worden de voor de uitvoering van die verplichtingen noodzakelijke bepalingen opgenomen.

Artikel II

Door middel van dit artikel wordt de verwijzing in artikel 42, tweede lid, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling visserij naar verordening nr. 850/98 geactualiseerd.

Artikel III

Met het oog op het verrichten van wetenschappelijk onderzoek als bedoel in artikel 43, eerste lid, van verordening nr. 850/98 zijn pulstoestemmingen verleend. Afronding van dit lopende meerjarige onderzoekprogramma naar de pulskorvisserij is voorzien voor eind 2019. Met het oog op het afronden van dat onderzoek op deze einddatum is in artikel III een overgangsperiode voorzien voor de deelnemers aan dit onderzoek voor zover deze op het tijdstip van inwerkingtreding van de nieuwe verordening TM over een geldige pulstoestemming beschikten. Derhalve kunnen deze vaartuigen blijven pulsvissen tot en met 31 december 2019.

Artikel IV

Deze regeling treedt in werking op 14 augustus 2019, de dag waarop de nieuwe verordening TM in werking treedt. Hiermee wordt afgeweken van de uitgangspunten van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten. Deze afwijking van het kabinetsbeleid is echter gerechtvaardigd, nu deze wijzigingsregeling strekt ter uitvoering van bindende EU-regelgeving.

Het overgangsregime dat is opgenomen in artikel III van deze wijzigingsregeling komt te vervallen zodra het zijn werking heeft verloren.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Verordening (EU) 2019/1154 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 voor een meerjarig herstelplan voor mediterrane zwaardvis en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad en Verordening (EU) 2017/2107 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2019, L 188)

X Noot
2

Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de visserijen die demersale bestanden exploiteren in het westelijk deel van de Middellandse Zee en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 508/2014 (PbEU 2019, L 172)

X Noot
3

Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 2013/1380, (EU) nr. 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (PbEU 2019, L198)

X Noot
4

Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PbEU L, 354)

X Noot
5

Kamerstukken II 2018/19, 32 201, nr. 110

Naar boven