TOELICHTING
Algemeen
1. Aanleiding en doel
Sinds de inwerkingtreding van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning
2015 (Wmo 2015) zijn de vermijdbare uitvoeringslasten bij aanbieders van (jeugd)hulp,
gecertificeerde instellingen en maatschappelijke ondersteuning gestegen. Uitvoeringslasten
zijn de lasten die samenhangen met administratieve handelingen die verricht worden
bij de uitvoering van de regelgeving. In de Jeugdwet en de Wmo 2015 zijn delegatiebepalingen
(artikelen 2.15, eerste lid, van de Jeugdwet en artikel 2.6.7a, eerste lid, van de
Wmo 2015) opgenomen op grond waarvan bij ministeriële regeling regels worden gesteld
ter beperking van de uitvoeringslasten. Deze regeling strekt tot invulling van deze
delegatiebepalingen en bevat regels over de manier waarop administratieve handelingen
verricht moeten worden in het kader van de Jeugdwet en de Wmo 2015. In deze regeling
worden gemeenten en aanbieders die de inspanningsgerichte uitvoeringsvariant of de
outputgerichte uitvoeringsvariant gebruiken, verplicht om de bij die uitvoeringsvarianten
behorende standaarden iJw en iWmo voor het elektronisch berichtenverkeer te gebruiken.
2. Reikwijdte en werking van de regeling
Aanbieders van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning ervaren in de praktijk
uitvoeringslasten die vermijdbaar zijn. Veel aanbieders werken voor meerdere gemeenten
en ervaren veel last van verschillen in werkwijzen van gemeenten. Om dit type uitvoeringslasten
terug te dringen zijn door het programma i-Sociaal Domein (in opdracht van Vereniging
van Nederlandse Gemeenten (VNG) en branches voor aanbieders) uitvoeringsvarianten
ontwikkeld. Uitvoeringsvarianten zijn werkwijzen waaruit gemeenten kunnen kiezen bij
een bepaald type bekostiging (te weten de typen ‘betaling per geleverd product of
dienst’, ‘betaling per behaald resultaat’ of betaling door middel van het verstrekken
van een lump sum). Door gebruik te maken van de uitvoeringsvarianten standaardiseren
gemeenten hun administratieve werkwijzen. Er zijn op dit moment drie typen uitvoeringsvarianten:
inspanningsgericht (P*Q-financiering), outputgericht (bijvoorbeeld trajectfinanciering)
en taakgericht (bijvoorbeeld lump sum- of populatiebekostiging).
Een uitvoeringsvariant bestaat uit vier onderdelen: i-standaarden (iJw en iWmo), het
accountantsprotocol, standaardartikelen (contractsbepalingen of te gebruiken clausules
voor in de overeenkomsten die tussen gemeenten en aanbieders worden gesloten) en productcodes.
Productcodes zijn gecodeerde aanduidingen voor producten in het kader van de Jeugdwet
of de Wmo 2015 (zo is er bijvoorbeeld een code voor een bepaalde therapie, dienst
of hulpmiddel). In de afgelopen jaren heeft het programma i-Sociaal Domein zowel gemeenten
als aanbieders aangejaagd, aangesproken en ondersteund met het consequent en consistent
toepassen van deze instrumenten. Deze werkwijze heeft effect gehad. Steeds meer gemeenten
en aanbieders zijn deze instrumenten toe gaan passen, zo blijkt uit de meest recente
monitor van het programma i-Sociaal Domein1 en een evaluatieonderzoek van Apé2, dat is uitgevoerd in opdracht van het programma i-Sociaal Domein, naar het gebruik
van de genoemde instrumenten.
Het grootste knelpunt is dat gemeenten en aanbieders de i-standaarden nog niet consequent
of niet goed toepassen, waardoor er vermijdbare uitvoeringslasten blijven bestaan.
Deze regeling verplicht gemeenten om, indien voor de inspannings- of de outputgerichte
uitvoeringsvariant wordt gekozen, de bijbehorende iJw en iWmo-standaarden te gebruiken.
Dit houdt ook in dat er niet langer een vrijblijvendheid bestaat in (de wijze van)
het gebruik van deze uitvoeringsvarianten. Gemeenten zijn gehouden de uitvoeringsvarianten
consequent en consistent toe te passen. Dit betekent dat zij in de uitvoering (bijvoorbeeld
bij de inkoop) afspreken met aanbieders dat zowel zij als de aanbieders werken met
de standaarden die behoren bij de met elkaar overeengekomen uitvoeringsvariant. Door
de regeling moet bijvoorbeeld worden voorkomen dat gemeenten in de praktijk afspraken
maken en inkopen volgens de outputgerichte uitvoeringsvariant, maar vervolgens de
verantwoording via een inspanningsgerichte uitvoeringsvariant uitvragen. Dat laat
de uitvoeringslasten namelijk onnodig stijgen.
Deze regeling is bedoeld om de uitvoering van de Jeugdwet en de Wmo 2015 te faciliteren,
het uitvoeringsproces te versnellen en transitieproblemen bij het inregelen van administratieve
processen te voorkomen. Door mijn ambtsvoorganger is bestuurlijk afgesproken dat de
VNG en de branches voor aanbieders zelf aangeven welke instrumenten die ontwikkeld
zijn door het programma i-Sociaal Domein verplicht worden gesteld. Vanuit dit oogpunt
is aan de VNG en de branches voor aanbieders verzocht om een advies uit te brengen
over de invulling van de ministeriële regeling. Zij hebben mij geadviseerd om, voor
zowel de Wmo 2015 als de Jeugdwet, het gebruik van de standaarden iJw en iWmo te verplichten
indien gebruik wordt gemaakt van de inspanningsgerichte of de outputgerichte uitvoeringsvariant.
In hun advies is ook aangegeven dat i-standaarden voor de taakgerichte uitvoeringsvariant
nog niet (voldoende) zijn uitgewerkt, zodat wordt geadviseerd om het gebruik daarvannog
niet te verplichten. Het advies van de branches en de VNG is overgenomen. Deze regeling
verplicht gemeenten (en aanbieders) de iJw- en iWmo-standaarden derhalve (correct)
toe te passen bij de inspanningsgerichte uitvoeringsvariant en bij de outputgerichte
uitvoeringsvariant, waarbij in de regeling de processtappen in ieder geval zijn vast
gelegd. Hierdoor is in de regeling enige afbakening over de potentiële reikwijdte
van de informatiestandaarden geborgd, zonder dat de regeling ingaat op technische
details.
Het advies van de VNG en de branches voor aanbieders is voor de totstandkoming van
deze regeling leidend geweest. Eenzelfde soort werkwijze geldt voor toekomstige aanpassingen
van de regeling. Als deze partijen het noodzakelijk vinden om meerdere instrumenten
te verplichten om uitvoeringslasten te verminderen, dan wordt de mogelijkheid van
aanpassing van deze regeling bekeken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het verplicht
willen stellen van standaardartikelen. Dit zou een wijziging van de regeling behoeven.
Het aanpassen van de regeling zal niet nodig zijn indien die i-standaarden inhoudelijke
technisch worden gewijzigd, of in geval van onderhoud, beheer en/of nieuwe releases.
In deze regeling worden geen voorschriften gesteld voor de ontwikkeling van nieuwe
instrumenten of voor de technische invulling van de i-standaarden of de uitvoeringsvarianten.
Dit is belegd bij een samenwerkingsverband van gemeenten en aanbieders, thans bij
de Stuurgroep ketenregie i-Sociaal Domein, waarin onder andere de VNG, gemeenten en
de branches voor aanbieders zitting hebben. Door deze partijen kan een voorstel worden
gedaan tot het aanpassen van onderhavige regeling. Voor een verdere toelichting op
het proces van ontwikkeling, vaststelling en beheer van de standaarden wordt verwezen
naar paragraaf 3.3 van deze toelichting.
Deze regeling wordt in ieder geval jaarlijks besproken in een bestuurlijk overleg
met de VNG en de branches voor aanbieders. Dit is een natuurlijk moment om het effect
van de voorschriften te bespreken. Ook wordt dit overleg benut om te bekijken of het
aanpassen van de regeling noodzakelijk is. Als hier aanleiding toe is, dienen de VNG
en de branches voorafgaand aan het bestuurlijk overleg een gezamenlijk advies uit
te brengen.
3. Toelichting op verplicht gestelde instrumenten
3.1 Uitvoeringsvarianten
Zoals hierboven is aangegeven bestaan uitvoeringsvarianten uit vier onderdelen: i-standaarden
(iJw en iWmo), het accountantsprotocol, standaardartikelen voor in de overeenkomsten
die tussen gemeenten en aanbieders gesloten worden en productcodes.
In deze regeling worden alleen de i-standaarden verplicht gesteld. De standaardartikelen
en gebruik van het accountantsprotocol worden nog niet verplicht gesteld, omdat eerst
moet worden bekeken of verplichtstelling van de standaardartikelen of het accountantsprotocol
de uitvoeringslasten daadwerkelijk zal verminderen. De productcodes worden momenteel
niet verplicht gesteld, omdat er nog teveel wijzigingen zijn en verplichtstelling
mogelijk de beleidsvrijheid van gemeenten teveel raakt.
Voor elk van de drie uitvoeringsvarianten bieden de standaarden iJw en iWmo een samenhangende
set uitgangspunten en regels, zij het dat deze set (en overigens ook de andere onderdelen)
voor de taakgerichte uitvoeringsvariant nog niet voldoende is ontwikkeld. Daarom worden
de iJw- en iWmo-standaarden voor de taakgerichte uitvoeringsvariant in de regeling
(nog) niet verplicht gesteld. Dit laat onverlet dat gemeenten al wel voor bekostiging
via deze uitvoeringsvariant kunnen kiezen. De inspanningsgerichte en de outputgerichte
uitvoeringsvariant zijn wel voldoende ontwikkeld en daarom wordt het gebruik van de
iJw- en iWmo-standaarden voor deze uitvoeringsvarianten wel verplicht gesteld.
Voor een nadere toelichting op de i-standaarden wordt verwezen naar paragraaf 3.2
van deze toelichting.
3.2 iJw en iWmo
In het Jeugdwet- en Wmo-berichtenverkeer wisselen gemeenten en aanbieders in verschillende
processtappen (zorgtoewijzing, -levering en facturatie of declaratie) op een elektronische
wijze informatie uit over de producten en diensten die worden geleverd. Om te zorgen
dat gemeenten en aanbieders dezelfde taal spreken zijn de informatiestandaarden ontwikkeld.
Deze standaarden hebben dus een ondersteunend karakter bij de uitvoering van de Jeugdwet
en Wmo 2015. De iJw- en iWmo- standaarden beschrijven naast een systematiek om de
administratieve processen te volgen (via zorgtoewijzing en -levering tot de facturatie
of declaratie) tot in detail de opbouw van en de manier waarop een bericht gevuld
moet worden. Zij bevorderen daarmee een snelle en soepele elektronische informatieoverdracht,
die bij consequent en correct gebruik uiteindelijk leidt tot een vermindering van
vermijdbare uitvoeringslasten.
3.2.1 – Toewijzen
De gemeente stuurt de aanbieder een toewijzing, die dient als opdracht om voor een
specifieke cliënt hulp of ondersteuning te leveren. De producten die zijn toegewezen
aan één aanbieder worden in een toewijzingsbericht opgenomen en aan de desbetreffende
aanbieder gestuurd. Een inspanningsgerichte toewijzing bevat de opdracht tot levering
van een product of dienst, waarbij de omvang wordt uitgedrukt in een tijdseenheid.
Een outputgerichte toewijzing bevat de opdracht tot levering van een product of dienst,
waarbij de omvang wordt uitgedrukt in stuks of in een budget dat voor de cliënt beschikbaar
wordt gesteld. In het kader van de Jeugdwet is het ook mogelijk dat de cliënt via
een rechtmatige verwijzer in beeld wordt gebracht bij een aanbieder die de gewenste
hulp kan bieden. De aanbieder brengt de verantwoordelijke gemeente hiervan op de hoogte
via een verzoek om toewijzing. De gemeente beantwoordt dit met een retourbericht.
Daarna volgt een toewijzing.
De rechter legt de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering
op aan een gecertificeerde instelling. Een gemeente kan derhalve niet bepalen of deze
maatregelen al dan niet moeten worden toegepast. De betekenis van een toewijzing door
de gemeente aan de gecertificeerde instelling voor een kinderbeschermingsmaatregel
of jeugdreclassering is daarom beperkt tot de bevestiging dat betreffende gemeente
verantwoordelijk is voor de desbetreffende maatregel.
De aanbieder beantwoordt de toewijzing met een retourbericht. Alle berichten in deze
informatiestroom moeten aan de berichtspecificaties en bedrijfsregels voldoen (zie
paragraaf 3.2.4). De standaarden iJw en iWmo beschrijven zo nauwkeurig mogelijk de
wijze van informatie-uitwisseling tussen gemeente en aanbieder.
3.2.2 – Factureren of declareren
De aanbieder dient binnen de kaders van de door de gemeente afgegeven toewijzing te
declareren en factureren. Het proces van declareren en factureren bestaat uit het
versturen van een elektronische bericht door de zorgaanbieder. Als reactie op het
elektronische bericht stuurt de gemeente een elektronisch retourbericht waarin zij
het op grond van beoordelingscriteria ingediende elektronische bericht deels of geheel
goed- of afkeurt. Binnen de inspanningsgerichte uitvoeringsvariant wordt gedeclareerd
en gefactureerd voor de geleverde inspanning, tegen het contractueel overeengekomen
tarief voor het geleverde product. Binnen de outputgerichte uitvoeringsvariant wordt
gedeclareerd en gefactureerd voor de afgeronde (deel)trajecten of afgesproken periodes,
tegen het contractueel overeengekomen vaste tarief of budget.
3.2.3 – Leveren
In het Jeugdwet- en Wmo-berichtenverkeer zijn regieberichten ontwikkeld waarmee informatie
over het proces van Leveren wordt uitgewisseld. Dit zijn de berichten ‘start zorg
& ondersteuning’ en ‘stop zorg & ondersteuning’ In het Jeugdwet- en Wmo-berichtenverkeer
zijn regieberichten ontwikkeld waarmee de mogelijkheid wordt geboden om informatie
over het proces van leveren uit te wisselen.
3.2.4 – Voldoen aan bedrijfsregels
De bedrijfsregels zijn onderdeel van de iJw- en iWmo- standaarden. Bij de uitvoering
van de processen toewijzen, leveren en factureren en bij het opstellen van de in die
processen benoemde berichten, moeten gemeenten en aanbieders zich houden aan de bedrijfsregels
van de iJw- en iWmo- standaarden.
3.3. Ontwikkeling, vaststelling en beheer van de standaarden
Op grond van de artikelen 2.15, tweede derde lid, (Jeugdwet) en 2.6.7a, tweede derde
lid, (Wmo 2015) heeft het Zorginstituut (ZINL) de bevoegdheid om de i-standaarden
te beheren. In de toelichting bij deze artikelen is opgenomen dat een gremium van
gemeenten en aanbieders de standaarden vaststelt en is de beheertaak van het ZINL
beschreven. Hieronder wordt nader ingegaan op de vaststellingsprocedure van de genoemde
i-standaarden versus de beheertaak.
De Stuurgroep ketenregie i-Sociaal Domein bevordert dat gemeenten en aanbieders de
i-standaarden toepassen en heeft daarvoor vanuit VWS een opdracht en bijbehorende
middelen ontvangen. De i-standaarden (die met onderhavige regeling verplicht worden
gesteld indien de inspanningsgerichte of de outputgerichte uitvoeringsvariant worden
gebruikt) worden ontwikkeld onder verantwoordelijkheid van de stuurgroep. Deze stuurgroep
bestaat uit vertegenwoordigers van de VNG, gemeenten en branches van aanbieders. Door
het ketenbureau (de dagelijkse uitvoerder van ketenregie i-sociaal domein) worden
in samenwerking met het ZINL voorstellen gedaan voor aanpassing van de i-standaarden.
Zodra de stuurgroep akkoord gaat met de voorgestelde aanpassingen, worden de standaarden
bij het ZINL aangeleverd. Het ZINL verzorgt vervolgens aanpassing van de oude standaarden
via een release en publicatie van de ‘nieuwe’ standaarden op www.istandaarden.nl. De (wijzigingen van de) standaarden zijn niet eerder verplicht dan nadat de stuurgroep
ermee heeft ingestemd en het ZINL ze heeft gepubliceerd.
De i-standaarden worden regelmatig aangepast op basis van nieuwe ontwikkelingen, zoals
beleidswijzigingen. Dit betekent dat er periodiek nieuwe releases verschijnen van
de i-standaarden. Het is de verantwoordelijkheid van het ZINL, als beheerder van de
i-standaarden, om op basis van de wensen van betrokken ketenpartijen en in afstemming
met deze ketenpartijen met voorstellen te komen over een aanpassing van de standaarden
iJw en iWmo. De Stuurgroep ketenregie i-Sociaal Domein zal op basis van voorstellen
van ZINL over een aanpassing van de standaarden, al dan niet met de ‘vernieuwde’ standaarden
instemmen.
Het ZINL stemt deze wijzigingen af met partners binnen het sociaal domein of (langdurige)
zorg die geen zitting hebben in de stuurgroep. Dit zijn bijvoorbeeld het Centraal
Indicatieorgaan Zorg (CIZ), het CAK, zorgkantoren, zorgverzekeraars of aanbieders
van langdurige zorg. Als blijkt dat een genomen besluit van de stuurgroep leidt tot
knelpunten elders, dient dit besproken te worden in deze stuurgroep. Indien geen overeenstemming
wordt bereikt, is nader overleg aangewezen. Afhankelijk van het type conflict wordt
gekozen voor een afvaardiging van gemeenten en zorgbranches, die met elkaar tot een
oplossing dienen te komen. VWS kan hierin gevraagd worden als bemiddelende partij.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A, en Artikel II, onderdeel A
Voor de begripsbepalingen is zo veel mogelijk aangesloten bij de door het ZINL gepubliceerde
begrippenlijst3. Deze begrippen worden thans al door gemeenten en aanbieders gebruikt.
Artikel I, onderdeel B, en Artikel II, onderdeel B,
In artikel 6c.1 van de Regeling Jeugdwet en artikel 3j van de Uitvoeringsregeling
Wmo 2015 wordt geregeld dat ten aanzien van de financieringswijzen en administratieve
processen het college zorg draagt voor het gebruik van de standaarden iJw en iWmo,
indien gebruik wordt gemaakt van de inspanningsgerichte of outputgerichte uitvoeringsvariant.
Voorts wordt daarbij bepaald bij welke onderdelen van het berichtenverkeer de iJw
en iWmo moeten worden toegepast.
In artikel 6c.2 van de Regeling Jeugdwet en artikel 3k van de Uitvoeringsregeling
Wmo 2015 is bepaald wanneer aanpassingen van de iJw en iWmo van kracht worden dit
is ook nader toegelicht in paragraaf 3.3 van het algemene deel van de toelichting.
Artikel I, onderdeel C, en Artikel II, onderdeel C
De in de onderdelen A geregelde verplichting heeft als gevolg dat colleges en aanbieders
in hun onderlinge communicatie de iJw en iWmo moeten gebruiken. Echter, er kunnen
zich gevallen voordoen waarin de door colleges gesloten contracten met aanbieders
geen ruimte laat om het gebruik van berichtenverkeer te verplichten. Dit zou betekenen
dat colleges hun lopende contracten met aanbieders moeten openbreken en dat gaat voorbij
aan de bedoeling van deze regels tot vermindering van uitvoeringslasten. Voor die
bijzondere omstandigheden is gekozen voor een overgangstermijn. Bij een eerstvolgende
wijziging van de betreffende contracten zullen deze wél aan de verplichtingen moeten
voldoen die in deze regeling zijn neergelegd.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker