Call for proposals, Nationale Wetenschapsagenda

Thema: Opslag en Conversie

2019

Den Haag, Mei 2019

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

Inhoud

1

Inleiding

1

 

1.1

Achtergrond

1

 

1.2

Beschikbaar budget

2

 

1.3

Geldigheidsduur call for proposals

2

2

Doel

2

 

2.1

Doel van het programma

2

 

2.2

Inhoudelijk kader

3

3

Richtlijnen voor de aanvragers

4

 

3.1

Wie kan anvragen

4

 

3.2

Wat kan aangevraagd worden

5

 

3.3

Wanneer kan aangevraagd worden

5

 

3.4

Het opstellen van de aanvraag

5

 

3.5

Subsidievoorwaarden

6

 

3.6

Het indienen van een aanvraag

9

4

Beoordelingsprocedure

9

 

4.1

Procedure

9

 

4.2

Criteria

10

5

Contact en overige informatie

11

 

5.1

Contact

11

Bijlage

12

Hoofdstuk 1: Inleiding / Nationale Wetenschapsagenda – Opslag en Convers

1 Inleiding

1.1 Achtergrond

De Nationale Wetenschapsagenda (NWA) beschrijft brede, uitdagende onderwerpen die om een nationale aanpak vragen en waarmee Nederlands onderzoek de samenleving en de kenniseconomie (mondiaal) kan versterken. De NWA is door een innovatief proces met de inbreng van burgers en wetenschappers tot stand gekomen: elke Nederlander kreeg de kans om online vragen in te dienen. De nationale kennisgemeenschap, verenigd in de Kenniscoalitie, heeft de opgehaalde vragen tot 140 clustervragen gebundeld, waaruit 25 routes zijn geformuleerd.

Het NWA-programma beoogt bovenal bruggen te slaan. Tussen uiteenlopende wetenschappelijke gebieden, tussen verschillende vormen van onderzoek (fundamenteel, toegepast, praktijkgericht) en tussen diverse nationale en internationale agenda’s. Vergaande multi- en interdisciplinariteit, een kennisketenbrede aanpak en samenwerking met maatschappelijke partners incl. vakdepartementen, bedrijven en NGO’s zijn daarom cruciale kenmerken in de consortia van NWA-projecten en programma’s.

De overkoepelende ambitie van het NWA-programma is het leveren van een positieve en structurele bijdrage aan de mondiale kennismaatschappij van morgen, waar nieuwe kennis gemakkelijk doorstroomt van onderzoeker naar gebruiker en waar nieuwe vragen vanuit de praktijk en de samenleving snel en vanzelfsprekend ingang vinden in nieuw onderzoek. Dit kan alleen bereikt worden door vandaag bruggen te bouwen om met elkaar wetenschappelijke en (mondiale) maatschappelijke uitdagingen aan te gaan.

De call for proposals op het thema Opslag en Conversie wordt gerealiseerd in het kader van actielijn 2 van het NWA-programma. In deze actielijn wordt samengewerkt met vakdepartementen. Bij deze call is het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat de initiatiefnemer.

Voor deze call is de aandacht voor kennisoverdracht, kennisbenutting en toepassing van de resultaten gedurende de gehele looptijd van de projecten van groot belang. Hiermee wordt de maatschappelijke inbedding van de call geoptimaliseerd en wordt draagvlak gecreëerd voor de bruikbaarheid van de uitkomsten voor beleid en uitvoering.

Voor deze NWA-call is de Raad van Bestuur van NWO het besluitvormend orgaan. Dat betekent ook dat de NWO Subsidieregeling 2017 van toepassing is op deze call.

1.2 Beschikbaar budget

Voor deze call for proposals is € 3.812.000 beschikbaar.

1.3 Geldigheidsduur call for proposals

Deadline voor het indienen van aanvragen is 21 november 2019, om 14:00 uur CE(S)T.

Hoofdstuk 2: Doel / Nationale Wetenschapsagenda – Opslag en Convers

2 Doel

2.1 Doel van het programma

Deze call for proposals roept kennisinstellingen en andere geïnteresseerde partijen op tot het deelnemen aan onderzoeks- en implementatieprojecten rond Opslag en Conversie. De consortia werken interdisciplinair en zijn kennisketenbreed.

Deze call for proposals past binnen de NWA-Route Energietransitie. Om de mondiale temperatuurstijging ruim onder de 2° Celsius te kunnen houden en energiezekerheid te kunnen garanderen, moeten we ons energiesysteem ingrijpend en snel transformeren. Met een integrale aanpak kan Nederland een plaats verwerven in de mondiale kopgroep van landen op het gebied van de energietransitie. Deze call for proposals heeft raakvlakken met de NWA-routes Materialen- Made in Holland en Circulaire economie en grondstoffenefficiëntie: duurzame circulaire impact.

Opslag en Conversie is het opslaan van hernieuwbare elektriciteit in chemische bindingen. Deze omzetting is onmisbaar in een duurzaam energiesysteem en vereist diepgaande fundamentele en toegepaste kennis op het gebied van Elektrochemische Conversie & Materialen (ECCM).

ECCM biedt een oplossing voor het toekomstige probleem van een (tijds- en plaatsafhankelijke) onbalans van elektriciteit en ondervangt een structureel tekort aan duurzame brandstoffen die langs andere routes worden geproduceerd (met name uit biomassa). Tevens kunnen via elektrochemische conversie hernieuwbare grondstoffen gegenereerd worden voor de chemiesector. Elektrochemische Conversie & Materialen (ECCM) is de sleuteltechnologie voor de elektrificatie van processen.

Nederland zal vanuit strategisch belang niet van het buitenland afhankelijk willen zijn voor implementatie van deze nieuwe technologie in vitale infrastructuur. Daarnaast heeft Nederland de ambitie om via eigen onderzoek en ontwikkeling en internationale samenwerking een belangrijke rol te spelen in de mondiale energietransitie. Na een uitvoerige consultatie van deskundigen uit het bedrijfsleven en van het kennisveld is de nationale adviescommissie Elektrochemische Conversie & Materialen, ingesteld door de topsectoren HTSM, Energie en Chemie daarom tot de volgende doelstellingen voor Nederland gekomen:

  • In 2030 wordt waterstof CO2-arm geproduceerd tegen een prijs van maximaal € 2/kg en in 2050 tegen een prijs van € 1/kg.

  • In 2030 wordt minstens 20% van de waterstof en ammoniak geproduceerd zonder CO2 uitstoot.

  • In 2050 wordt minstens 40% van de in de industrie geproduceerde CO2 gebruikt als grondstof in de

  • transitie naar een circulaire koolstofkringloop.

  • Mobiliteit: in 2050 is de hele transportsector CO2-neutraal.

Om deze doelstellingen te bereiken is het volgens de commissie noodzakelijk in te zetten op drie aandachtsgebieden:

  • 1. Integratie van elektrolyse en duurzaam waterstof in het energiesysteem en in grootschalige chemische processen;

  • 2. Grootschalige ontwikkeling van innovatieve elektrochemie en materiaalkunde;

  • 3. Het aanbrengen van focus en massa in onderwijs en kennisuitwisseling.

Voorstellen moeten bijdragen aan deze aandachtsgebieden en passen binnen het inhoudelijk kader zoals beschreven in 2.2.

2.2 Inhoudelijk kader

De voorstellen moeten betrekking hebben op onderzoeksvragen in twee gebieden binnen het onderzoeksveld van elektrochemische conversie en materialen, zoals hieronder gespecificeerd. De gebieden en een aantal gerelateerde belangrijke uitdagingen worden beschreven, zodat ze kunnen dienen als leidraad. Voorstellen die andere uitdagingen op dezelfde belangrijke gebieden aanpakken, zijn echter ook welkom, mits goed gemotiveerd. Aanvragers worden aangemoedigd om zich op meerdere aandachtsgebieden te richten. Er wordt ook verwacht dat voorstellen een potentieel effect hebben op een relevant industrieel toepassingsgebied, waaronder: waterelektrolyse, CO2/CO-reductie, N2-reductie, elektrosynthese, redox- flowaccu’s, elektrolytische condensatoren, brandstofcellen, systeemintegratie, recycling van afvalstromen. Andere toepassingsgebieden zijn welkom, mits goed gemotiveerd.

1. Celontwerp/Elektrochemische engineering

Het doel van dit onderzoeksgebied is het verbeteren van het cel- en stackontwerp voor bepaalde toepassingsgebieden door verbeterd inzicht in de processen die zich op celniveau afspelen.

  • Ontwerp en karakterisering van cellen en stacks (membraanelektrodesamenstellingen, 3D-elektroden, gasdiffusie-elektroden, bipolaire platen);

  • Modellering van massa-, warmte- en stroomtransport en gas-vloeistofstromen in elektrochemische cellen en stacks (met behulp van o.a. computationele vloeistofdynamica, Maxwell-Stefan, Nernst- Planck);

  • Experimentele karakterisering van cellen met behulp van elektrochemische technieken, hogesnelheidscamera's, röntgenstraling, massaspectroscopie enz.;

  • Ontwerp en karakterisering van elektrochemische cellen die kunnen functioneren bij hoge temperatuur, druk en stroomdichtheid, rekening houdend met materiaalbeperkingen.

2. Elektrochemie onder industriële omstandigheden, systeemintegratie en systeemengineering

Dit onderwerp sluit nauw aan bij het gebied van celontwerp/elektrochemische engineering en levert de volgende stappen in de richting van industriële toepassing. In dit verband worden voorstellen aangemoedigd waarin de elektrochemie onder industriële omstandigheden en/of systeem- en systeemintegratieaspecten worden behandeld. Voor de opschaling naar industriële omstandigheden is het doel om de beste voorwaarden te vinden voor een bepaald toepassingsgebied, rekening houdend met randvoorwaarden zoals onzuiverheden in grondstoffen en gewenste drukniveaus van eindproducten. De potentie van grootschalige elektrificatie van de chemische procesindustrie kent vele uitdagingen. Er moet worden geëvalueerd welke aspecten van bestaande installaties baat zouden hebben bij elektrificatie en hoe individuele elektrochemische processen met klassieke katalysestappen moeten worden geïntegreerd.

Rekening houdend met deze aspecten op systeemniveau moeten er richtlijnen worden ontwikkeld voor de versnelling van de engineering van elektrochemische systemen die verder gaan dan de optimalisatie van katalysator/materiaal.

De geïdentificeerde uitdagingen zijn onder andere:

  • Materialen vanuit het lab de industrie in krijgen: (versneld) testen onder industriële omstandigheden (sterke elektrolyten, verhoogde temperatuur en druk) en in-situ- en ex-situkarakterisering van deze materialen;

  • Hoe moet er om worden gegaan met intermittentie van de duurzame-elektriciteitsvoorziening (d.w.z. het systeem schakelt in/uit, of de noodzaak van bufferen bij een lagere capaciteit);

  • De rol van elektrolyse in een toekomstig energiesysteem op basis van duurzame energie (d.w.z. welke stappen in een totale omschakeling baat zouden hebben bij elektrificatie);

  • Systeemintegratie (met CO2-vastlegging, op- en neerwaartse stroomverwerking, volledige systeemanalyse enz.).;

  • Integratie met zowel rechtstreekse vastlegging van CO2 uit de lucht als CO2 afkomstig van puntbronnen (afvalstroom, hoogovengas enz.);

  • Levenscyclusanalyse en technisch-economische analyse van elektrochemische technologieën;

  • Ontwerp en ontwikkeling van apparaten/systemen.

Overkoepelende programmatische activiteiten

Ter aanvulling en ondersteuning op de consortia die bovenstaande thema’s gaan uitwerken en uitvoeren zullen NWO en de landelijke ECCM adviescommissie ook overkoepelende programmatische activiteiten organiseren. Die hebben als doel verbinding leggen in de uitvoering, het voorkomen van doublures en overlap en versterking van de opbrengsten door kennisdeling en -uitwisseling. Daarom moeten de projectleiders en onderzoekers van de projecten bijdragen aan de kennisuitwisseling/-benutting op het niveau van het programma als geheel. Vertegenwoordigers van alle consortia participeren in deze activiteiten en er wordt frequent afgestemd met het Tenure Track programma Elektrochemische Conversie en Materialen ECCM. Andere relevante initiatieven waarmee contact gezocht zal worden zijn het Faradaylaboratorium (TNO, ECN en Voltachem) en het ECCM-megawatt testcentrum onder coördinatie van het ISPT.

Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor de aanvragers / Nationale Wetenschapsagenda – Opslag en Convers

3 Richtlijnen voor de aanvragers

3.1 Wie kan aanvragen

Aanvragen worden ingediend door een consortium waarin de brede kennisketen, zoals omschreven in hoofdstuk 2, is vertegenwoordigd.

We onderscheiden vier categorieën van deelnemers aan een consortium:

  • 1. Penvoerder

  • 2. Aanvrager(s)

  • 3. Cofinancier(s)

  • 4. Samenwerkingspartnes

3.1.1 Penvoerder

De penvoerder dient namens het consortium de aanvraag in en is het aanspreekpunt (penvoerder) voor NWO. De penvoerder ontvangt de subsidie en is namens het consortium verantwoordelijk voor zowel de wetenschappelijke samenhang, de resultaten, als de financiële verantwoording. Onderzoekers van de volgende kennisinstellingen kunnen als penvoerder optreden:

  • Universiteiten gevestigd in het Koninkrijk der Nederlanden;

  • Universitaire medische centra;

  • KNAW- en NWO-instituten;

  • Hogescholen, zoals bedoeld in artikel 1.8 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW);

  • TO2-instellingen;

  • het Nederlands Kanker Instituut;

  • het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek te Nijmegen;

  • Dubble-bundellijn bij de ESRF te Grenoble;

  • NCB Naturalis;

  • Advanced Research Centre for NanoLithography (ARCNL);

  • Prinses Máxima Centrum voor kinderoncologie.

De penvoerder dient aan de volgende kwalificaties te voldoen:

  • gepromoveerd of lector/senior onderzoeker;

  • is in vaste dienst of heeft een tenure track aanstelling bij een van de bovengenoemde kennisinstellingen

3.1.2 Aanvrager(s)

Een aanvrager is deelnemer in het consortium en ontvangt subsidie via de penvoerder. De organisatie waaraan de aanvrager verbonden is:

  • is gevestigd in Nederland;

  • heeft een publieke taak en is onafhankelijk in de uitvoering van onderzoek;

  • heeft geen winstoogmerk anders dan ten behoeve van het doen van verder onderzoek.

De organisaties onder 3.1.1. genoemd kunnen standaard deelnemen als aanvrager.

3.1.3 Cofinancier(s)

Cofinanciers zijn organisaties die deelnemen aan het consortium en in cash en/of in kind bijdragen aan het project. Cofinanciers ontvangen nooit subsidie van NWO. Gezamenlijk dienen de cofinanciers minimaal 10% van het totale budget voor de aanvraag bijeen te brengen. De voorwaarden omtrent cofinanciering zijn gespecificeerd in paragraaf 3.5. Kennisinstellingen die conform de onder in 3.1.1. gegeven beschrijving in aanvragen deel mogen nemen mogen in deze call for proposals niet deelnemen als co-financier. Een uitzondering hierin wordt gemaakt voor TO2-instellingen. Zij mogen in een consortium wel deelnemen als co-financier, mits zij in hetzelfde consortium niet ook als penvoerder of aanvrager deelnemen.

3.1.4 Samenwerkingspartners

Samenwerkingspartners zijn partijen die nauw betrokken zijn bij de uitvoering van het onderzoek en/of de kennisbenutting. Samenwerkingspartners ontvangen geen subsidie. Hierbij kan gedacht worden aan partijen die betrokken zijn door middel van deelname aan een advies-, begeleidings- of gebruikerscommissie, of partijen die op voorhand niet in staat zijn om hun bijdrage te kapitaliseren.

De aanvragers kunnen hierbij ook al partijen benoemen die zij, middels inhuur, willen betrekken bij kennisbenutting.

3.2 Wat kan aangevraagd worden
3.2.1 Beschikbare bedrag

Voor deze call of proposals is een totaal budget van € 3.812.000 beschikbaar.

3.2.2 De begroting

De begroting bij de uitgewerkte subsidieaanvraag wordt opgebouwd aan de hand van NWO-breed gestandaardiseerde bouwstenen, de zogenaamde modules. In de aanvraagbegroting kiezen de aanvragers welke combinatie van modules nodig is om de onderzoeksvraag te beantwoorden, en hoe vaak elke module wordt ingezet.

Voor deze call zijn de volgende modules aan te vragen:

  • 1. Personele kosten

  • 2. Materiële kosten

  • 3. Kennisbenutting

  • 4. Internationalisering en Money follows Collaboration

In deze call kunnen alle modules, met uitzondering van de modules voor Vervanging (1e), zo vaak worden aangevraagd als nodig is voor het beoogde onderzoek mits het budget dit toelaat.

Bij het opstellen van de begroting van de aanvraag dient men te beargumenteren hoe de voorgestelde bestedingen aan de verschillende posten bijdragen aan het voorstel. Er wordt een begrotingsformulier beschikbaar gesteld dat bij de aanvraag als verplichte bijlage ingediend moet worden. Financiering dient in overeenstemming c.q. verenigbaar te zijn met de Europese regelgeving voor staatssteun en aanbestedingen1

De specificatie van de modules is beschreven in Bijlage 1 bij deze call. Deze bijlage maakt een integraal deel uit van deze call for proposals.

3.3 Wanneer kan aangevraagd worden

De deadline voor het indienen van aanvragen is 21 november 2019, om 14:00 uur CE(S)T.

Bij het indienen van uw aanvraag in ISAAC dient u ook online nog gegevens in te voeren. Begin daarom ten minste één dag vóór de deadline van deze call for proposals met het indienen van uw aanvraag. Aanvragen die na de deadline worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.

3.4 Het opstellen van de aanvraag

Het aanvraagformulier en templates voor de hieronder genoemde bijlages zijn te vinden in ISAAC en op de subsidiepagina van de NWA actielijn 2 2018 ronde. De instructies voor het opstellen van aanvragen zijn te vinden in het aanvraagformulier.

  • Download de bovengenoemde documenten vanuit het online aanvraagsysteem ISAAC of vanaf de website van NWO (onderaan de webpagina van het betreffende financieringsinstrument).

  • Vul de formulieren in.

  • Sla het aanvraagformulier op als pdf en upload het in ISAAC.

  • Voeg de overige gevraagde bijlages toe.

  • LET OP: De voertaal voor het opstellen van de aanvraag is Engels.

Bijlages:

Bij het indienen van de aanvraag zijn de volgende bijlages toegestaan:

  • steunbrieven van cofinanciers;

  • adhesiebetuigingen van samenwerkingspartners (zie paragraaf 3.1.4);

  • de budgetsheet;

  • bevestiging van bijdrage aan investeringen (zie ook bijlage module investeringen);

Steunbrieven en de ingevulde budgetsheet zijn verplichte bijlages. De bijlage “bevestiging van bijdrage aan investeringen” is verplicht indien in de aanvraag financiering aangevraagd wordt voor investeringen.

Adhesiebetuigingen zijn optioneel, en kunnen worden toegevoegd indien het van toepassing is voor het onderzoeksvoorstel.

Andersoortige bijlages worden niet toegestaan. Bijlages dienen los van de aanvraag in ISAAC geüpload te worden. Alle bijlages, met uitzondering van de budgetsheet, dienen als pdf bestand te worden geüpload. De budgetsheet kan als Excel bestand worden geüpload in ISAAC.

3.5 Subsidievoorwaarden

Op alle aanvragen zijn de NWO-subsidieregeling 2017en het Akkoord bekostiging wetenschappelijk onderzoek van toepassing.

Het project mag niet op enige andere wijze gefinancierd worden. Indien dit wel het geval blijkt te zijn, wordt de aanvraag afgewezen of wordt de subsidieverlening ingetrokke.

Projectbudget en looptijd

Aanvragen hebben een minimale looptijd van 4 jaar en een maximale looptijd van 6 jaar. Aanvragen met een kortere looptijd of een langere looptijd dan het hier gestelde worden door NWO niet in behandeling genomen.

De minimum NWO bijdrage aan een voorstel is € 800.000, de maximum NWO-bijdrage is € 1.300.000.

Cofinanciers De cofinanciers (zie 3.1, categorie 3) dienen gezamenlijk minimaal 10% en maximaal 49% van het totale projectbudget als cofinanciering in te brengen.

Onderscheid wordt gemaakt tussen in-cash cofinanciering, die dient als dekking voor de begroting van de projectactiviteiten beschreven in de aanvraag, en in-kind cofinanciering, die kan bestaan uit inzet van middelen van de betrokken organisaties.

De eisen aan cofinanciering gelden voor het gehele consortium samen, niet voor individuele cofinanciers. Het consortium kan zelf bepalen hoeveel elke cofinancier bijdraagt. Indien wordt verwacht of beoogd dat het consortium op een later moment tijdens de uitvoering van het project wordt uitgebreid en dat deze nieuwe partners cofinanciering gaan leveren, dient ten tijde van de aanvraag een andere partij garant te staan voor dat deel van de cofinanciering dat nodig is om te voldoen aan de cofinancieringseisen. Dit zou gevolgen kunnen hebben voor afspraken en rechten op het gebied van intellectueel eigendom en publicatie (zie hieronder).

NWO factureert na honorering van de aanvraag de private of publieke partij die zich met een in-cash bijdrage heeft gecommitteerd. Na ontvangst wordt het geld toegewezen op het project.

Voorwaarden in-kind cofinanciering In-kind cofinanciering dient gekapitaliseerd ofwel contant gemaakt te worden (opgebouwd uit aantal eenheden tegen kostprijs of uren x tarief) en maakt deel uit van de begroting.

De cofinancierende organisatie dient de gehanteerde tarieven te onderbouwen en te bewijzen. NWO bepaalt of de tarieven moeten worden aangepast.

Waardebepaling in-kind cofinanciering Voor het bepalen van het uurtarief kan worden uitgegaan van het maximaal kostendekkend tarief inclusief de hierbij geldende opslagen. Het uurtarief wordt berekend op basis van de gehanteerde standaard productief aantal uur van de organisatie. Om tot een kostendekkend uurtarief te komen kunnen de volgende elementen meegenomen worden:

  • (gemiddeld) brutoloon behorende bij de functie van de medewerker die zal bijdragen aan het project;

  • vakantiegeld en 13e maand (indien van toepassing in de geldende CAO) naar rato van de inzet in FTE;

  • sociale lasten;

  • pensioenlasten;

Co-financiers dienen opbouw en hoogte van de opgevoerde uurtarieven te motiveren in de steunbrief. Uurtarieven voor personele in-kind bijdragen van cofinanciers zijn gemaximeerd op € 125 per uur ongeacht van toepassing zijnde fiscale wet- en regelgeving bij de co-financier.

NWO kan verzoeken om onderbouwing en bewijsstukken van de gehanteerde tarieven en eveneens om aanpassing.

Voor de inzet van studenten geldt een maximum tarief van € 25 per uur.

Toelaatbaar als in-kind cofinanciering is:

  • Personele inzet en materiële bijdragen als cofinanciering worden geaccepteerd op voorwaarde dat deze gekapitaliseerd worden en dat deze volledig onderdeel uitmaken van het project. Dit wordt duidelijk in de beschrijving en de planning/fasering van het onderzoek. Voor toegezegde apparatuur wordt de actuele dagwaarde gehanteerd.

  • Het is mogelijk dat een gedeelte van het onderzoek wordt uitgevoerd door derden. Bij personele inzet is voorwaarde dat de geleverde expertise in de vorm van mensuren niet reeds beschikbaar is op de onderzoeksinstelling(en) en dus specifiek voor het project wordt ingezet. Het kapitaliseren van personele inzet door derden is gebonden aan de hierboven genoemde waardebepaling in-kind cofinanciering.

  • Bij materiële bijdragen in de vorm van levering van diensten is voorwaarde dat deze als nieuwe inspanning kan worden geïdentificeerd. De dienst is niet reeds beschikbaar op de onderzoeksinstelling(en) die het onderzoek uitvoer(t)en. Het kan voorkomen dat men reeds geleverde diensten (bijvoorbeeld een database of software) als in kind cofinanciering wil opvoeren. Acceptatie is in dit geval niet vanzelfsprekend. Hierover dient de penvoerder vooraf contact op te nemen met NWO. NWO bepaalt of voor deze levering een concrete waarde is vast te stellen.

Verantwoording in-kind cofinanciering Private en publieke partijen dienen hun in-kind bijdrage aan NWO te verantwoorden door een opgave van ingebrachte kosten te verstrekken aan de penvoerder, binnen drie maanden na afloop van het onderzoeksproject waaraan de bijdrage is geleverd. De verantwoording van de cofinancier(s) dient door de penvoerder tezamen met de financiële verantwoording van het project bij NWO te worden aangeleverd ten behoeve van de subsidievaststelling. Indien de door één cofinancier te verantwoorden in-kind bijdrage hoger is dan € 125.000, dient door deze cofinancier een controleverklaring aangeleverd te worden; in andere gevallen volstaat een schriftelijke verklaring van de penvoerder waarin vastgelegd is dat de ingebrachte in natura inspanningen daadwerkelijk aan het project zijn toegeschreven.

Bij in gebreke blijven van verantwoording van de toegezegde cofinanciering danwel het leveren van de toegezegde cofinanciering heeft NWO het recht de gehele subsidie in te trekken.

Niet toelaatbaar als cofinanciering (zowel in cash als in-kind):

  • door NWO toegekende financiering2;

  • PPS-toeslag;

  • cofinanciering afkomstig van de organisaties waar de penvoerder of aanvrager(s) werkzaam zijn;

  • kortingen op commerciële tarieven, o.a. op materialen, apparaten en diensten;

  • kosten m.b.t. overhead, begeleiding, consultancy en/of deelname aan de begeleidingscommissie;

  • kosten voor diensten die voorwaardelijk zijn. Er worden geen voorwaarden gesteld aan de levering van de cofinanciering. De levering van de cofinanciering is niet afhankelijk van het al dan niet bereiken van een bepaald stadium in het onderzoeksplan (bijv. go/no-go moment);

  • kosten die volgens de call for proposals niet worden vergoed;

  • kosten van apparatuur indien een van de (hoofd)doelen van de aanvraag is verbetering/meerwaarde te creëren van deze apparatuur.

Steunbrief deelnemende cofinanciers

In een steunbrief spreekt de cofinancier zowel inhoudelijke als financiële steun uit aan het project en bevestigt deze de toegezegde cofinanciering. De steunbrief van alle cofinanciers zijn verplichte bijlages bij de volledige aanvraag. Deze moet zijn ondertekend door een tekenbevoegd persoon van de cofinancier en op briefpapier van de cofinancier zijn geprint. In geval van honorering zal NWO de cofinancier vragen de bijdrage(n) te bevestigen (o.a. ter facturering). NWO zal een standaard handreiking voor de steunbrief beschikbaar stellen.

Adhesiebetuiging samenwerkingspartners

Samenwerkingspartners (zie paragraaf 3.1.4) kunnen geen steunbrief aanleveren, aangezien zij geen cofinanciering bijdragen aan het project. Het is wel mogelijk om samenwerkingspartners te vragen om een adhesiebetuiging, waarin de partner aangeeft wat de aanleiding is om als samenwerkingspartner op te treden in het onderzoek, en wat de rol van de desbetreffende samenwerkingspartner binnen het project zal zijn. Adhesiebetuigingen kunnen alleen in de fase voor volledige aanvragen worden aangeleverd en zijn niet verplicht.

Consortiumovereenkomst

De consortiumpartners moeten voorafgaand aan de start van het toegekende project een consortiumovereenkomst ondertekenen. In deze overeenkomst zijn rechten (bijvoorbeeld copyrights, publicaties, intellectueel eigendom etc. op producten of zaken die binnen het project worden ontwikkeld), kennisoverdracht en andere zaken zoals betalingen, voortgangs- en eindverslagen en geheimhouding geregeld. Daarnaast staan in de consortiumovereenkomst afspraken over de governance van het consortium (die afdoende garantie moet bieden voor een effectieve samenwerking), financiën, waar van toepassing in te brengen basiskennis, aansprakelijkheid, geschillen en regeling van onderlinge informatieverstrekking.

Het initiatief voor het maken van deze afspraken ligt bij de penvoerder. De afspraken worden door NWO getoetst aan de NWO Subsidieregeling 2017. Voor de IE-rechten zijn de bepalingen zoals weergegeven in hoofdstuk 4 van deze subsidieregeling van toepassing waarbinnen de IE-rechten op de resultaten toekomen aan de begunstigde kennisinstelling, wiens medewerker de betreffende resultaten heeft gegenereerd (ownership follows inventorship). Voor de IE-rechten op de resultaten van cofinanciers gelden de weergegeven percentages tenzij gerechtvaardigd is hiervan af te wijken.

Inhoudelijke monitoring met behulp van een begeleidingscommissie

NWO draagt zorg voor de inhoudelijke monitoring van de gehonoreerde aanvragen. Ter versterking hiervan en om het draagvlak voor de uitvoering van de projecten te vergroten zal een begeleidingscommissie worden ingesteld. Deze commissie zal bestaan uit experts uit het veld en een afvaardiging van het ministerie voor Economische Zaken en Klimaat. De commissie monitort de verbinding tussen de verschillende thema’s, monitort de voortgang van alle projecten en de behaalde resultaten met een focus op kennisoverdracht, kennisbenutting en toepassing van de resultaten. De commissie zal geregeld bijeenkomsten en/of symposia organiseren. Voor de bijeenkomsten zal de begeleidingscommissie vertegenwoordigers van alle consortia vragen om input en deelname. Waar gewenst worden experts uitgenodigd.

Open Access

Alle wetenschappelijke publicaties van onderzoek dat is gefinancierd op basis van toekenningen voortvloeiend uit deze call for proposals dienen onmiddellijk (op het moment van publicatie) wereldwijd vrij toegankelijk te zijn (Open Access). Er zijn verschillende manieren voor onderzoekers om Open Access te publiceren. Een uitgebreide toelichting hierop vindt u op www.nwo.nl/openscience.

Datamanagement

Bij goed onderzoek hoort verantwoord datamanagement. NWO wil dat onderzoeksdata die voortkomen uit met publieke middelen gefinancierd onderzoek zo veel mogelijk ‘vrij’ en duurzaam beschikbaar komen voor hergebruik door andere onderzoekers. NWO wil bovendien het bewustzijn bij onderzoekers over het belang van verantwoord datamanagement vergroten. Aanvragen dienen daarom te voldoen aan het datamanagementprotocol van NWO. Dit protocol bestaat uit twee stappen:

  • 1. Datamanagementparagraaf

    De datamanagementparagraaf maakt deel uit van de onderzoeksaanvraag. Onderzoekers dienen vier vragen te beantwoorden over datamanagement binnen hun beoogde onderzoeksproject. Hij of zij wordt dus gevraagd reeds voor aanvang van het onderzoek te bedenken hoe de verzamelde data geordend en gecategoriseerd moeten worden zodat zij vrij beschikbaar kunnen worden gesteld. Vaak zullen al bij het tot stand komen van de data en de analyse daarvan maatregelen getroffen moeten worden om opslag en deling later mogelijk te maken. Onderzoekers kunnen zelf aangeven welke onderzoeksdata zij voor opslag en hergebruik relevant achten.

  • 2. Datamanagementplan

    Na honorering van een aanvraag dient de onderzoeker de datamanagementparagraaf uit te werken tot een datamanagementplan. Het datamanagementplan is een concrete uitwerking van de datamanagementparagraaf. De onderzoeker beschrijft in het plan of gebruik gemaakt wordt van bestaande data of dat het om een nieuwe dataverzameling gaat en hoe de dataverzameling dan FAIR: vindbaar, toegankelijk, interoperabel en herbruikbaar gemaakt wordt. Uiterlijk 4 maanden na honorering van de aanvraag moet dat plan via ISAAC zijn ingediend bij NWO. NWO keurt het plan zo snel mogelijk goed.

Goedkeuring van het datamanagementplan door NWO is voorwaarde voor de subsidieverlening. Het plan kan tijdens het onderzoek worden bijgesteld.

Meer informatie over het datamanagementprotocol van NWO staat op: www.nwo.nl/datamanagement.

Nagoya Protocol

Het Nagoya Protocol is op 12 oktober 2014 van kracht gegaan en zorgt voor een eerlijke en billijke verdeling van voordelen voortvloeiende uit het gebruik van genetische rijkdommen (Access and Benefit Sharing; ABS). Onderzoekers die voor hun onderzoek gebruikmaken van genetische bronnen in/uit het buitenland dienen zich op de hoogte te stellen van het Nagoya Protocol (www.absfocalpoint.nl). NWO gaat er vanuit dat zij de noodzakelijke acties ten aanzien van het Nagoya Protocol nemen.

3.6 Het indienen van een aanvraag

Het indienen van een aanvraag kan alleen via het online aanvraagsysteem ISAAC. Aanvragen die niet via ISAAC zijn ingediend, worden niet in behandeling genomen.

Een penvoerder is verplicht zijn/haar aanvraag via zijn/haar eigen ISAAC-account in te dienen. Indien de penvoeder nog geen ISAAC-account heeft, dient hij/zij dat minimaal een dag voor het indienen aan te maken. Dit om eventuele aanmeldproblemen op tijd te kunnen verhelpen. Indien de penvoeder al een account bij NWO heeft, hoeft deze geen nieuw account aan te maken om een nieuwe aanvraag in te dienen.

Bij het indienen van uw aanvraag in ISAAC dient u ook online nog gegevens in te voeren. Begin daarom ten minste één dag vóór de deadline van deze call for proposals met het indienen van uw aanvraag. Aanvragen die na de deadline worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.

Voor vragen van technische aard verzoeken wij u contact op te nemen met de ISAAC-helpdesk, zie paragraaf 5.1.2.

Hoofdstuk 4: Beoordelingsprocedure / Nationale Wetenschapsagenda – Opslag en Convers

4 Beoordelingsprocedure

4.1 Procedure

Voor alle bij de beoordeling en/of besluitneming betrokken personen en betrokken NWO-medewerkers is de NWO-code Persoonlijke Belangen van toepassing.

Ontvankelijkheid

De eerste stap in de beoordelingsprocedure is een toets of NWO de aanvraag in behandeling kan nemen.

Er wordt getoetst of de aanvraag voldoet aan de voorwaarden zoals beschreven in hoofdstuk 3 van deze Call for Proposals. Het projectconsortium kan daarbij gevraagd worden om extra documentatie/informatie aan te leveren. Alleen aanvragen die aan de voornoemde voorwaarden voldoen, zijn ontvankelijk en kan NWO in behandeling nemen. De aanvrager van wie de aanvraag niet voldoet, wordt per brief van dit besluit op de hoogte gesteld.

Hoor en Wederhoor

Alle aanvragen worden ter beoordeling aan ten minste twee onafhankelijke, internationale referenten voorgelegd. Vervolgens nodigt een daartoe in te stellen beoordelingscommissie de aanvrager uit voor een interview waarbij de aanvrager de mogelijkheid krijgt om op de geanonimiseerde referenten rapporten te reageren (‘weerwoord’).

Prioritering en honoreringsadvies

De Raad van Bestuur van NWO laat zich voor de bepaling van de kwaliteit en de prioritering van de aanvragen adviseren door een beoordelingscommissie bestaande uit publieke en private stakeholders en vertegenwoordigers van de hele kennisketen. De procedure wordt hieronder nader omschreven.

De beoordelingscommissie bediscussiëert en rangschikt de aanvragen. De commissie beschikt over de aanvragen en referentenrapporten. De commissie weegt de argumenten van de referenten (ook onderling) en die van het weerwoord en stelt het definitieve oordeel en een prioriteitsvolgorde vast. Indien de commissie bij haar afweging nieuwe informatie betrekt over een aspect van de aanvraag waarover de referenten geen of een niet afdoende oordeel hebben gegeven, dient de commissie dit tijdens het interview aan de aanvrager voor te leggen en de reactie van de aanvrager bij haar oordeelsvorming mee te wegen.

De commissie gebruikt de argumenten van de referenten en het weerwoord van de aanvrager om te komen tot een eigenstandig oordeel over de aanvraag. De rol van de commissie wijkt daarbij af van die van de referenten, omdat:

  • de commissie het weerwoord van de aanvrager meeweegt, terwijl de referent dat niet kent en dus niet kan meewegen;

  • de commissie alle aanvragen, rapporten en wederhoor in haar beschouwing kan betrekken, terwijl de referent in de regel nooit meer dan één voorstel ziet en de referenten onderling hun oordeel niet afstemmen.

De commissie kan daardoor tot een andere beoordeling kan komen dan de referenten.

Besluitvorming

De Raad van Bestuur van NWO neemt een besluit over honorering en afwijzing van onderzoeksaanvragen op basis van het honorerings-/prioriteringsadvies van de beoordelingscommissie. Alleen aanvragen die met de NWO-kwalificatie excellent of zeer goed zijn beoordeeld komen in aanmerking voor honorering. Aanvragen met een NWO-kwalificatie goed komen niet in aanmerking voor honorering, zelfs niet wanneer hiervoor voldoende budget beschikbaar is.

De datamanagementparagraaf in de aanvraag wordt niet beoordeeld en derhalve ook niet meegewogen in de beslissing om een aanvraag al of niet toe te kennen. Zowel de referenten als de commissie kunnen wel advies geven met betrekking tot de datamanagementparagraaf. Na honorering van een aanvraag dient de onderzoeker de paragraaf uit te werken in een datamanagementplan. Aanvragers kunnen hierbij gebruik maken van het advies van de referenten en commissie. Het project kan van start gaan zodra NWO het datamanagementplan heeft goedgekeurd.

NWO voorziet alle uitgewerkte aanvragen van een kwalificatie. Deze kwalificatie wordt aan de aanvrager bekend gemaakt bij het besluit over al dan niet toekennen van financiering.

Voor meer informatie over de kwalificaties zie: http://www.nwo.nl/kwalificaties.

Indicatief tijdspad

21 november 2019

Deadline indiening voorstellen

November 2019 – januari 2020

Raadplegen referenten

Maart 2020

Interviews/vergadering beoordelingscommissie

April 2020

Besluit Raad van Bestuur NWO

Mei 2020

NWO informeert de indieners over het besluit

4.2 Criteria

De uitgewerkte aanvragen worden beoordeeld op de volgende drie criteria:

  • I. Kwaliteit van het onderzoeksvoorstel;

  • II. Kwaliteit van het consortium;

  • III. Potentiële wetenschappelijke en/of maatschappelijke doorbraken.

De criteria wegen even zwaar en tellen elk voor één derde mee in het totaaloordeel. De beoordelingscriteria worden hieronder op een aantal deelaspecten geoperationaliseerd:

  • I. Kwaliteit van het onderzoeksvoorstel

    • Wetenschappelijk belang van het voorgestelde project.

    • De probleemstelling en onderzoeksvragen zijn helder geformuleerd en passen binnen het programmadoel.

    • De geschiktheid van de onderzoeksmethode en benadering is aangetoond in de aanvraag.

    • De haalbaarheid van de geplande activiteiten is onderbouwd.

    • De begroting is passend voor het uit te voeren onderzoek: de verschillende begrotingsposten zijn gemotiveerd.

  • II. Kwaliteit van het consortium

    • Multi- en interdisciplinariteit: zijn alle disciplines die nodig zijn voor een adequate aanpak van het probleem in het voorstel opgenomen en is hun rol overtuigend beschreven?

    • Kennisketenbreed: wordt overtuigend aangetoond dat de voor een adequate aanpak van het probleem noodzakelijke partijen uit de kennisketen in het voorstel zijn opgenomen en is hun rol overtuigend beschreven?

    • Zijn de voor het voorstel noodzakelijke samenwerkingspartners in het consortium opgenomen?

    • Is de samenhang, complementariteit en diversiteit van het consortium duidelijk beschreven ten aanzien van het voorgestelde onderzoek?

  • III. Potentiële wetenschappelijke en/of maatschappelijke doorbraken

    • Mate waarin het voorstel gericht is op wetenschappelijke en/of maatschappelijke doorbraken.

    • Mate van betrokkenheid en commitment van publieke en private partijen.

    • Wijze waarop de samenleving/ het bredere publiek/specifieke doelgroepen in het voorstel worden betrokken én een rol hebben bij eventuele uitvoering.

    • Ambitie en haalbaarheid van het kennisbenuttingsplan (inclusief kennisoverdracht, utilisatie van resultaten en valorisatie).

    • Mate waarin praktische vragen die voortvloeien uit meer toegepast onderzoek worden vertaald in nieuwe fundamentele onderzoeksvragen.

Hoofdstuk 5: Contact en overige informatie / Nationale Wetenschapsagenda – Opslag en Conversie

5 Contact en overige informatie

5.1 Contact
5.1.1 Inhoudelijke vragen

Voor inhoudelijke vragen over deze call for proposals neemt u contact op met:

Dr B. (Bas) van Schooten tel. +31(0)70 349 41 97

E-mail: eccm@nwo.nl

5.1.2 Technische vragen over het online aanvraagsysteem ISAAC

Bij technische vragen over het gebruik van ISAAC kunt u contact opnemen met de ISAAC-helpdesk. Raadpleeg eerst de handleiding voordat u de helpdesk om advies vraagt. De ISAAC-helpdesk is bereikbaar van maandag t/m vrijdag van 10.00 tot 17.00 uur op telefoonnummer +31 (0)20 346 71 79. U kunt uw vraag ook per e-mail stellen via isaac.helpdesk@nwo.nl. U ontvangt dan binnen twee werkdagen een reactie.

Wat kan aangevraagd worden

De begroting wordt opgebouwd aan de hand van NWO-breed gestandaardiseerde bouwstenen, de zogenoemde modules. Binnen de call for proposals voor het NWA Thematische programma Opslag en Conversie zijn de volgende modules beschikbaar:

  • 1. Personele kosten

  • 2. Materiële kosten

  • 3. Investeringen

  • 4. Kennisbenutting

  • 5. Internationalisering en Money follows Cooperation

Bij het opstellen van de begroting van de aanvraag dient men te beargumenteren hoe de voorgestelde bestedingen aan de verschillende posten bijdragen aan het voorstel. NWO stelt een begrotingsformulier beschikbaar dat bij de volledige aanvraag als verplichte bijlage moet worden ingediend. Financiering dient in overeenstemming c.q. verenigbaar te zijn met de Europese regelgeving voor staatssteun en aanbestedingen3.

Personele kosten

Voor personeel dat een substantiële bijdrage levert aan het onderzoek kan financiering voor de salariskosten worden aangevraagd. Deze salariskosten zijn afhankelijk van het type aanstelling en de organisatie waar het personeel is/wordt aangesteld. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het financieren van personeel aangesteld aan academische instellingen 4 en personeel bij overige instellingen5.

Daarnaast worden binnen de module personele kosten verschillende budgetposten (i.e. personeelsposities) onderscheiden. Deze budgetposten kunnen onbeperkt worden aangevraagd, met uitzondering van de vervangingssubsidie. Hiervoor geldt een maximum van 10% van het bij NWO aangevraagde budget.

Personeel academische instellingen

Voor de financiering van salariskosten van personeel aangesteld bij een academische instelling zijn de volgende budgetposten beschikbaar: promovendus/Professional Doctorate in Engineering/MD PhD6; postdoc; niet- wetenschappelijk personeel; overig wetenschappelijk personeel; vervangingssubsidie. De budgetposten worden hieronder nader toegelicht.

Op basis van de instelling waar het personeel werkzaam zal zijn, wordt bepaald volgens welke tarieven de salariskosten worden vergoed:

Aan universitaire instellingen (de instellingen genoemd in 3.1.1 m.u.v. universitair medisch centra) wordt subsidie verstrekt conform meest recente VSNU salaristabellen.

Aan universitair medisch centra wordt subsidie verstrekt conform de meest recente NFU salaristabellen.

Voor de budgetposten ‘Promovendus’ en ‘Postdoc’ komt bovenop de salariskosten een eenmalige persoonsgebonden benchfee van € 5.000 ter stimulering van de wetenschappelijke carrière van de door NWO gefinancierde projectmedewerker. Dit wordt apart opgenomen in de begroting. Vergoedingen voor promotiestudenten/beursalen aan een Nederlandse universiteit komen niet in aanmerking voor subsidie van NWO.

Hieronder volgt een toelichting op de beschikbare budgetposten.

Promovendus/Professional Doctorate in Engineering (PDEng)/MD PhD

Het uitgangspunt is dat een promovendus 48 maanden voor 1,0 fte wordt aangesteld. Het equivalent van 48 voltijdsmaanden, te weten een aanstelling van 60 maanden voor 0,8 fte, is ook mogelijk. Een PDEng kan maximaal 24 maanden voor 1 fte worden aangesteld. Indien voor de uitvoering van het voorgestelde onderzoek een afwijkende aanstellingsduur gewenst wordt, kan, mits goed gemotiveerd, van de richtlijn worden afgeweken.

Postdoc

De omvang van de aanstelling is minstens 6 voltijdsmaanden en maximaal 48 voltijdsmaanden. De inzet kan wel over een langere periode gespreid worden, maar is altijd minstens 0.5 fte òf de looptijd is minstens 12 maanden. Het product van fte x looptijd dient altijd minstens 6 voltijdsmaanden te zijn.

Indien men expertise gedurende kortere tijd wenst in te zetten staat hiervoor het materieel krediet ter beschikking.

Niet wetenschappelijk Personeel (NWP)

Financiering voor het aanstellen van niet-wetenschappelijk personeel dat specifiek noodzakelijk is voor de uitvoering van het onderzoeksproject kan alleen worden aangevraagd als er ook financiering voor een promovendus of postdoc wordt aangevraagd. Het kan hier gaan om bijvoorbeeld student-assistenten, programmeurs, technisch assistenten, analisten etc. Afhankelijk van het functieniveau kan worden gekozen uit de salaristabellen NWP MBWO, NWO HBO en NWP academisch.

De omvang van de aanstelling is minimaal 6 voltijdsmaanden en maximaal 48 voltijdsmaanden. De inzet kan wel over een langere periode gespreid worden, maar is altijd minstens 0.5 fte òf de looptijd is minstens 12 maanden. Het product van fte x looptijd dient altijd minstens 6 voltijdsmaanden te zijn.

Voor een beperktere inzet van NWP staat het materieel budget ter beschikking.

Overig Wetenschappelijk Personeel (OWP)

Financiering voor OWP, zoals AIOS (arts in opleiding tot specialist), ANIOS (arts niet in opleiding tot specialist), of mensen met een universitaire master of de titel drs. of ir, kan alleen aangevraagd worden als er ook financiering voor een promovendus of postdoc wordt aangevraagd.

De omvang van de aanstelling is minimaal 6 voltijdsmaanden en maximaal 48 voltijdsmaanden. De inzet kan wel over een langere periode gespreid worden, maar is altijd minstens 0.5 fte òf de looptijd is minstens 12 maanden. Het product van fte x looptijd dient altijd minstens 6 voltijdsmaanden te zijn.

Vervangingssubsidie

Met deze budgetpost kan financiering worden aangevraagd voor de vervanging van de penvoerder en/of aanvrager(s) die werkzaam zijn bij een academische instelling. Hiermee kan de werkgever van de betreffende aanvrager de kosten dekken om de onderzoeker vrij te stellen van onderwijs-, bestuur- of beheerstaken (geen onderzoekstaken). De door de vervanging vrijgekomen tijd mag/mogen de aanvrager(s) alleen inzetten voor werkzaamheden in het kader van het onderzoeksproject. In de aanvraag moet deze werkzaamheden gespecificeerd worden.

Per budgetpost ‘vervanging’ kan voor maximaal het equivalent van 5 voltijdsmaanden vervanging worden aangevraagd. NWO financiert de vervanging op basis van de op het moment salaristabellen voor een postdoc (schaal 11.0).

De totaal aangevraagde financiering voor vervanging mag niet meer dan 10% van het totale bij NWO aangevraagde budget bedragen.

Personeel overige instellingen

Voor de financiering van personeel dat werkzaam is bij een hogeschool, TO2-instelling, Rijkskennisinstelling of andere organisatie in de categorie aanvrager (zie paragraaf 3.1.2) wordt, op basis van de cao inschaling van de betreffende medewerker, uitgegaan van de volgende maximale tarieven (uur/dag) gebaseerd op de Handleiding Overheidstarieven 2017:

Tarieven per functie

Schaal

Tarief

Studenten

€ 25

Ondersteuning NWP MBO

7

€ 59

Ondersteuning NWP HBO

10

€ 72

Junior-onderzoeker

10

€ 72

Docenten school

10

€ 72

Ondersteuning NWP Academisch

11

€ 79

Medior-onderzoeker*

11

€ 79

Medior-onderzoeker*

12

€ 87

Arts-onderzoeker

12

€ 87

Docent-onderzoekers

12

€ 87

Senior-onderzoeker

13

€ 95

Directie/lector

16

€ 119

* De eerste medior-onderzoeker schaal 11 staat voor AIO niveau en tweede schaal 12 postdoc niveau.

De genoemde maximale tarieven zijn gebaseerd op het kostendekkend tarief inclusief de hierbij geldende opslagen. Het uurtarief wordt berekend op basis van de gehanteerde standaard productief aantal uur van de organisatie. Het kostendekkend tarief moet onderbouwd kunnen worden en omvat:

  • (gemiddeld) brutoloon behorende bij de functie van de medewerker die zal bijdragen aan het project;

  • vakantiegeld en 13e maand (indien van toepassing in de geldende CAO) naar rato van de inzet in FTE;

  • sociale lasten;

  • pensioenlasten.

Materiële kosten

Aan materieel krediet kan maximaal € 15.000 per jaar per fte wetenschappelijke positie (d.w.z. promovendus, postdoc en wetenschappelijk medewerker niet-academische instelling (junior-, medior- en seniorniveau met minimale aanstelling van 0.2 fte gedurende 12 maanden)) worden aangevraagd. De verdeling van het totaalbedrag aan materieel budget over de door NWO gesubsidieerde personeelsposities ligt bij de aanvrager. Materieel krediet voor kleinere aanstellingen wordt naar rato aangevraagd en door NWO beschikbaar gesteld.

Het aan te vragen materiaal krediet is gespecificeerd naar de onderstaande drie budgetposten:

Projectgebonden goederen/diensten

  • verbruiksgoederen (glaswerk, chemicaliën, cryogene vloeistoffen, etc.)

  • apparatuur en/of software (bijv. lasers, specialistische computers of computerprogramma's, etc.). Voor deze kleine apparatuur en/of software geldt dat het bedrag per aanvraag niet meer dan € 160.000 mag bedragen

  • meet- en rekentijd (bijv. supercomputertoegang, etc.)

  • kosten voor aanschaf of gebruik van dataverzamelingen (bijv. CBS)

  • toegang tot grote (inter)nationale faciliteiten (bijv., cleanrooms, synchrotrons, datasets, etc.)

  • werk door derden (bijv. laboratoriumanalyses, dataverzameling, etc.)

  • personele kosten voor een kleinere omvang dan aangeboden in de module personeelskosten.

Reis- en verblijfskosten ten behoeve van de aangevraagde wetenschappelijke posities

  • reis- en verblijfskosten (nationaal en internationaal)

  • congresbezoek (maximaal 2 per jaar)

  • veldwerk

  • werkbezoek

Uitvoeringskosten

  • zelf te organiseren binnenlands symposium/conferentie/workshop

  • kosten Open Access publiceren

  • kosten datamanagement

  • kosten voor vergunningaanvragen (bijv. dierproeven)

Niet aangevraagd kunnen worden:

  • Basisvoorzieningen binnen de instelling (bijvoorbeeld laptops, bureaus etc.)

  • Onderhouds- en verzekeringskosten

Indien het maximumbedrag van € 15.000 per jaar per fte wetenschappelijke positie niet toereikend is voor het uitvoeren van het onderzoek, kan, mits goed gemotiveerd in de aanvraag, daarvan afgeweken worden. Het maximumbedrag voor kleine apparatuur (€ 160.000) is hierop een uitzondering. Indien een bedrag hoger dan € 160.000 nodig is voor apparatuur is hiervoor de module ‘Investeringen’ beschikbaar.

Investeringen

Middels deze module kan financiering worden aangevraagd voor investeringen in wetenschappelijk vernieuwende apparatuur en dataverzameling van (inter)nationaal belang. Voor apparatuur is het minimaal bij NWO aan te vragen bedrag € 160.000 en voor dataverzamelingen € 25.000. Het maximaal bij NWO aan te vragen bedrag is € 1.000.000.

De begunstigde instelling moet voor beide typen investeringen minimaal 25% bijdragen aan de totale kosten van de investering. Deze bijdrage aan de investering dient schriftelijk bevestigd te worden door de betreffende instelling bij het indienen van de volledige aanvraag.

De kosten voor investeringen dienen in de aanvraag adequaat gespecificeerd en gemotiveerd te worden. Subsidiabel zijn:

  • kosten voor investeringen in wetenschappelijke apparatuur en datasets;

  • personeelskosten voor het opzetten van databases en de initiële digitalisering van het bibliografisch apparaat, indien deze niet gekocht kunnen worden;

  • personeelskosten voor medewerkers met een specifieke en essentiële technische expertise noodzakelijk voor de ontwikkeling of bouw van een investering.

Bij het aanvragen van financiering voor personeelskosten moet worden onderbouwd waarom deze personeelskosten noodzakelijk zijn, waarom de betreffende faciliteit niet gekocht kan worden en waarom de benodigde personele expertise niet elders kan worden ingehuurd tegen vergelijkbare kosten. De interne inkooprichtlijnen van de aanvrager zijn van toepassing op de inkoop om doelmatige en rechtmatige inkoop te waarborgen.

Niet-subsidiabel zijn:

  • kosten voor infrastructurele voorzieningen die tot de gebruikelijke infrastructuur gerekend kunnen worden;

  • dataverzamelingen en eventuele bijbehorende software en bibliografieën die reeds op andere wijze beschikbaar zijn (zie hiervoor materiële kosten);

  • overige personeelskosten, waaronder personeelskosten voor de exploitatie en het uitvoeren van onderzoek met de faciliteit;

  • onderhoud en gebruik van de apparatuur de kosten voor het gebruik van apparatuur door de onderzoekers die op een project aangevraagd worden kunnen via het materieel krediet aangevraagd worden.

Kennisbenutting

In de aanvraagbegroting dient te worden gespecificeerd welke kosten nodig zijn.

Het doel van deze module is het bevorderen van de benutting van de uit het onderzoek voortkomende kennis7.

Aangezien kennisbenutting in de verschillende wetenschapsgebieden zeer veel verschillende vormen kent, is het aan de aanvrager om te specificeren welke kosten nodig zijn, bijvoorbeeld voor het maken van een lespakket, een haalbaarheidsstudie naar toepassingsmogelijkheden, of kosten voor het indienen van een octrooiaanvraag.

Het aangevraagde budget dient in de aanvraag adequaat gespecificeerd te worden.

Internationalisering en Money follows Cooperation

In het kader van internationalisering zijn twee soorten modules beschikbaar.

Internationalisering

Het doel van deze module is het stimuleren van internationale samenwerking. Het aangevraagde budget dient in de aanvraag nader gespecificeerd te worden.

Subsidiabel zijn:

  • Reis- en verblijfskosten voor zover het om directe onderzoekskosten gaat voortvloeiende uit de internationale samenwerking en om additionele kosten die niet op een andere manier bijvoorbeeld uit de bench fee worden gedekt.

  • Reis – en verblijfskosten voor buitenlandse gastonderzoekers

  • Kosten voor de organisatie van internationale workshops/symposia/wetenschappelijke bijeenkomsten.

Money follows Cooperation

Het doel van deze module is het stimuleren van internationale samenwerking via het principe Money follows Cooperation (MfC), waarbij nationaal onderzoeksbudget voor grensoverschrijdende samenwerking wordt ingezet, biedt de mogelijkheid om toegevoegde waarde te creëren voor individuele onderzoeksprojecten door expertise uit het buitenland in te zetten die in Nederland niet op het voor het project gewenste niveau beschikbaar is. Het betreft hier expertise bij organisaties buiten Nederland, die een publieke taak hebben en onafhankelijk zijn in de uitvoering van onderzoek. De aanvrager moet in de aanvraag overtuigend aantonen dat de betreffende expertise niet in Nederland beschikbaar is. Dit wordt in het beoordelingsproces getoetst. Is dit onvoldoende overtuigend dan kunnen de middelen voor deze module niet beschikbaar gesteld worden.

Daarnaast beschrijft de aanvrager in de begroting de omvang van de voor deze module in te zetten middelen. Hiervoor bestaat in beginsel geen limiet.


X Noot
1

zie Verordening EU 1407/2013 van 18/12/2013, de EU 651/2014 van 17/06/2014 en de mededeling van de Europese Commissie 2014/C 198/01 om te controleren of er sprake is van verenigbaarheid met deze steunregelingen. Voor aanbestedingsregels verwijzen we naar:http://wetten.overheid.nl/BWBR0032203/2016-07-1

X Noot
2

Onder door NWO toegekende financiering wordt verstaan financiering welke verkregen is door honorering van een aanvraag bij NWO. Hierbij is het niet relevant in welk programma deze financiering verkregen is, of wie de ontvanger van de subsidie is.

X Noot
3

zie Verordening EU 1407/2013 van 18/12/2013, de EU 651/2014 van 17/06/2014 en de mededeling van de Europese Commissie 2014/C 198/01 om te controleren of er sprake is van verenigbaarheid met deze steunregelingen. Voor aanbestedingsregels verwijzen we naar: http://wetten.overheid.nl/BWBR0032203/2016-07-01

X Noot
4

Universiteiten en universitaire medische centra gevestigd in het Koninkrijk der Nederlanden, KNAW- en NWO- instituten, het Nederlands Kanker Instituut, het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek te Nijmegen, Dubble- bundellijn bij de ESRF te Grenoble, NCB Naturalis, Advanced Research Centre for NanoLithography (ARCNL), Prinses Máxima Centrum voor kinderoncologie.

X Noot
5

Hogescholen, TO2-instellingen, Rijkskennisinstellingen en andere organisaties die participeren als aanvrager maar niet vallen onder de academische instellingen zoals hierboven genoemd.

X Noot
6

In lijn met de NWO strategie worden onder deze categorie ook Industrial en Societal Doctorates verstaan. In geval van aanstelling van een Industrial of Societal Doctorate dient de private of publieke organisatie waarbij de doctorate promoveert, zorg te dragen voor (een deel van) de salariskosten. Deze bijdrage mag onderdeel uitmaken van de minimale vereiste cofinanciering.

X Noot
7

In deze module wordt aangesloten bij de definitie voor “kennisoverdracht” die de Europese Commissie hanteert in de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (PbEU 2014, C 198).

Naar boven