Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 juli 2019, nr. 2019-0000097657, houdende toedeling van taken en doorverlening van vertegenwoordigingsbevoegdheden aan onder de directeur-generaal Werk ressorterende functionarissen (Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit DG Werk 2019)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 8, derde lid, aanhef en onderdeel a, en 23, eerste lid, van het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2009;

Besluit:

§ 1. Begripsbepaling

Artikel 1

In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. directeur-generaal:

de directeur-generaal Werk;

b. directie:

een van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onderdelen a tot en met f;

c. directeur:

een functionaris die leiding geeft aan een directie;

d. afdeling BMO:

afdeling bedrijfsvoering en managementondersteuning;

e. hoofd BMO:

een functionaris die leiding geeft aan de afdeling BMO.

§ 2. Organisatie

Artikel 2

Onder de directeur-generaal ressorteren:

  • a. de directie Arbeidsmarkt en Sociaal-Economische Aangelegenheden;

  • b. de directie Arbeidsverhoudingen;

  • c. de directie Gezond en Veilig Werken;

  • d. de directie Internationale Zaken;

  • e. de directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving;

  • f. de directie Kinderopvang;

  • g. het bureau Directoraat Generaal Werk-control;

  • h. de afdeling BMO.

§ 3. Verantwoordelijkheden

Artikel 3

  • 1. Elk van de directeuren is verantwoordelijk voor:

    • a. het leiding geven aan de eigen directie;

    • b. het door tussenkomst van de directeur-generaal adviseren van de bewindspersonen ten aanzien van het werkterrein van de eigen directie en het attenderen van hen op politiek of maatschappelijk gevoelige aspecten;

    • c. het coördineren van de beleidsontwikkeling en -uitvoering van de eigen directie met de beleidsontwikkeling en -uitvoering van de andere onderdelen van het ministerie en van andere ministeries;

    • d. het zorgdragen voor een effectieve en efficiënte bedrijfsvoering, met uitzondering van de vaststelling van de formatie, voor periodieke evaluatie daarvan en voor planning en bewaking van de productie van de eigen directie;

    • e. de personeelsaangelegenheden van de onder elk van hen ressorterende functionarissen, met inbegrip van de uitvoering van het arbeidsomstandigheden- en ziekteverzuimbeleid, voor zover dit niet is voorbehouden aan de secretaris-generaal dan wel de directeur-generaal;

    • f. het zorgdragen voor de administratieve en financiële afhandeling van de uitvoering van de eigen personeelsaangelegenheden, voor zover deze niet is opgedragen aan anderen zoals de Stichting Pensioenfonds ABP;

    • g. het op orde hebben van de administratieve organisatie en informatiebeveiliging;

    • h. het formuleren en uitvoeren van jaarplannen voor de eigen directie binnen de door de secretaris-generaal en de directeur-generaal vastgestelde uitgangspunten;

    • i. het rapporteren aan de directeur-generaal over de uitvoering van de jaarplannen betreffende de eigen directie;

    • j. het, na overeenstemming daarover met de directeur-generaal, aanwijzen van een plaatsvervangend directeur;

    • k. het zorgdragen voor de vastlegging van de organisatie van de eigen directie en de daarbinnen geldende mandaten, volmachten en machtigingen in een Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit voor de eigen directie;

    • l. de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht voor zover deze betrekking hebben op gedragingen van de onder hen ressorterende functionarissen;

    • m. het dynamisch archiefbeheer van zijn directie, te weten postbehandeling, registratie, voortgang- en afdoeningsbewaking, dossierbeheer, informatievoorziening, selectie, vernietiging en overdracht aan de directie Organisatie, Bedrijfsvoering en Personeel, alsmede het opstellen, vaststellen en onderhouden van het ordeningsplan van de directie;

    • n. het materieel beheer overeenkomstig de Regeling materieelbeheer rijksoverheid 2006 en de Regeling materieelbeheer museale voorwerpen.

  • 2. De directeur van de directie Arbeidsverhoudingen is verantwoordelijk voor de coördinatie, bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van richtlijn 2014/54/EU betreffende maatregelen om de uitoefening van de in de context van het vrije verkeer van werknemers aan werknemers verleende rechten te vergemakkelijken (PbEU 2014, L 128).

Artikel 4

De directie Arbeidsmarkt en Sociaal-Economische Aangelegenheden adviseert over de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en de inkomensgevolgen van het overheidsbeleid en over het sociaal-economische en algemeen financieel beleid.

Dit omvat onder meer de volgende hoofdtaken:

  • a. de ontwikkeling van, advisering over en uitwerking van de algemene kaders van het arbeidsmarktbeleid, waaronder ook het beleid ten aanzien van scholing en niveau van het minimumloon;

  • b. het vanuit een economische invalshoek ondersteunen van beleidstrajecten op het gehele SZW-domein, het verrichten van economische beleidsanalyses en het verkennen van beleidsalternatieven voor bestaande of voorgenomen stelsels en regelingen binnen het SZW-domein;

  • c. het ondersteunen van het beleidsproces van het Ministerie door het bevorderen van een goed kennisklimaat en strategische beleidsanalyses;

  • d. het beleid met betrekking tot de ontwikkelingen in de primaire, secundaire en tertiaire inkomenssfeer, de relatie inkomen en werkgelegenheid en de zorg voor inkomenskengetallen die de effecten van de beleidsmaatregelen en de ontwikkelingen van jaar tot jaar in beeld brengen;

  • e. de coördinatie van de advisering rond budgettaire en ordeningsvraagstukken in de gehele collectieve sector, mede in relatie tot het inkomens- en werkgelegenheidsbeleid;

  • f. de analyse van en beleidsadvisering over de economische ontwikkelingen in Nederland;

  • g. de coördinatie van de voorbereiding van vergaderingen van de voor SZW relevante onderraden.

Tevens is bij de directie ASEA de Chief Science Officer ondergebracht, welke als departementale kenniscoördinator verantwoordelijk is voor het opstellen van een inhoudelijk goed onderbouwd en samenhangend programma van kennisactiviteiten en advisering over en borging van de verschillende activiteiten in de cyclus van kennis en onderzoek.

Artikel 5

De directie Arbeidsverhoudingen is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van en advisering over het beleid op het gebied van de arbeidsverhoudingen. Deze taak omvat de zorg voor de reguliere contacten tussen het ministerie en sociale partners en het beleid met betrekking tot:

  • a. arbeidsvoorwaardenvorming;

  • b. arbeidsmigratie;

  • c. het individueel en collectief arbeidsovereenkomstenrecht, waaronder het algemeen verbindend verklaren van collectieve arbeidsovereenkomsten;

  • d. het ontslagrecht, werktijdverkorting, de gelijke behandeling bij de arbeid en het minimumloon;

  • e. het arbeidsrechtelijke regime voor oproepkrachten, tijdelijke werknemers en uitzendkrachten en aanpassing van arbeidsduur, aanpassing van arbeidsplaats en aanpassing van arbeidstijden;

  • f. het combineren van arbeid en zorgtaken;

  • g. de aanvullende pensioenen, inclusief de fiscale aspecten van pensioenen en de verplichtstelling van aanvullende pensioenregelingen;

  • h. de coördinatie van onderzoek en beleidsinformatie.

Artikel 6

De directie Gezond en Veilig Werken is er voor verantwoordelijk dat mensen tot hun pensioen gezond, veilig en duurzaam werken. Iedereen moet fatsoenlijk kunnen werken en werk mag op korte en op lange termijn niet tot gezondheidsschade leiden. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt primair bij werkgevers en werkenden en ook producenten en fabrikanten hebben daarbij een verantwoordelijkheid. De overheid schept de (wettelijke) kaders, informeert, stimuleert, faciliteert en monitort. Dit omvat onder meer de volgende hoofdtaken:

  • a. de ontwikkeling van en advisering over het beleid op het gebied van gezond en veilig werken;

  • b. het stimuleren van werkgevers en werknemers om arbeidsrisico’s te voorkomen en/of te beheersen;

  • c. het stimuleren van werkgevers en werknemers om een preventie- en verzuimbeleid te voeren gericht op inzetbaarheid van werkenden;

  • d. het stimuleren van modernisering EU-regelgeving op het gebied van gezond en veilig werken;

  • e. kennisontwikkeling en -borging, signalering en monitoring op het gebied van arbeidsomstandigheden en verzuim;

  • f. het beschikbaar stellen van informatie over het beleidsgebied;

  • g. het bevorderen van de naleving van de wetgeving op het beleidsgebied;

  • h. het beleid met betrekking tot arbeids- en rusttijden.

Artikel 7

De directie Internationale Zaken is verantwoordelijk voor het volgen van de ontwikkelingen in de internationale omgeving en het uitdragen van standpunten op het werkterrein van het ministerie alsmede het voeren van onderhandelingen, onder waarborging van de samenhang van het beleid van het ministerie en waar relevant van Nederland. Daarnaast draagt de directie Internationale Zaken er zorg voor dat informatie uit het internationale veld tijdig en op de juiste plaatsen binnen het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid beschikbaar komt. Dit omvat onder meer de volgende hoofdtaken:

  • a. het departementaal coördineren van de internationale aspecten van het beleid;

  • b. het uitdragen van de standpunten van dat beleid in internationaal verband;

  • c. het samenhangend adviseren over de afweging van prioriteiten van de verschillende dossiers en de te behalen onderhandelingsresultaten, en over de inpassing van de beleidsdoelstellingen van het departement binnen de algemene kaders van het Nederlandse internationale beleid;

  • d. het uitdragen van en onderhandelen over de Nederlandse standpunten in multilateraal en bilateraal verband;

  • e. het ontwikkelen van strategische kaders ten aanzien van het te voeren beleid in EU en internationaal verband;

  • f. het coördineren van de internationale expertise-uitwisseling inclusief het bijdragen aan de vormgeving van de onderzoeksagenda van internationale organisaties;

  • g. het onderhouden van een internationaal netwerk ten behoeve van voornoemde taken;

  • h. het toerusten van het ministerie met het oog op internationale activiteiten.

Artikel 8

De directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving is verantwoordelijk voor de uitvoering van wetgeving op het gebied van arbeidsverhoudingen voor zover de uitvoering daarvan aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is opgedragen. Dit omvat onder meer de volgende hoofdtaken:

  • a. de registratie van aangemelde collectieve arbeidsovereenkomsten;

  • b. het afhandelen van verzoeken om bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten algemeen verbindend te verklaren;

  • c. het afhandelen van aanvragen en verzoeken in het kader van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 en de Wet verplichte beroepspensioenregeling;

  • d. het afhandelen van aanvragen tot toepassing van de ontheffing bedoeld in artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945;

  • e. het innemen van meldingen als bedoeld in de Wet melding collectief ontslag, alsmede de afhandeling van verzoeken om toepassing van artikel 6, derde lid, van die wet;

  • f. het verzorgen van beleidsinformatie met betrekking tot de aan de directie opgedragen taken.

Artikel 9

De directie Kinderopvang is verantwoordelijk voor het tot stand brengen van een stelsel van kwalitatief goede, toegankelijke en veilige kinderopvang. Hierdoor zijn ouders in staat arbeid en zorg makkelijker te combineren. Ook draagt kinderopvang bij aan de ontwikkeling van kinderen. Dit omvat onder meer de volgende hoofdtaken:

  • a. het algemeen beheer, coördineren en implementeren van wet- en regelgeving op het gebied van de kwaliteit en de veiligheid van de kinderopvang, alsmede het toezicht op de kwaliteit en de handhaving van het stelsel van kinderopvang;

  • b. het ontwikkelen van beleid gericht op de verbetering van de aansluiting van kinderopvang met het onderwijs;

  • c. het algemeen beheer, coördineren en implementeren van wet- en regelgeving op het gebied van de financiering van de kinderopvang en de daarmee samenhangende onderwerpen als kinderopvangtoeslag in Nederland en het buitenland, fraudebestrijding en doelgroepenbeleid;

  • d. het ontwikkelen van beleid ten aanzien van marktwerking in de kinderopvang en de positie van ouders;

Artikel 10

Het bureau Directoraat Generaal Werk-control is verantwoordelijk voor beheersmatig en beleidsinhoudelijk ondersteunen van de directeur-generaal bij de aansturing van de onder hem ressorterende directies.

Artikel 11

  • 1. De afdeling BMO is ten behoeve van de directeur-generaal en de onder de directeur-generaal ressorterende organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onderdelen a tot en met f, verantwoordelijk voor de ondersteuning van de activiteiten van de directeuren zoals genoemd in artikel 3, waaronder:

    • a. alle interne bedrijfsvoeringsprocessen, waaronder de management-, administratieve-, personele- en financiële ondersteuning, automatisering en huisvesting;

    • b. het aanleveren van managementinformatie op het gebied van de bedrijfsvoeringsprocessen;

    • c. het leveren van een bijdrage aan documenten die door de dienstonderdelen van het directoraat-generaal Werk in het kader van de planning- en controlcyclus van het ministerie worden opgesteld;

    • d. een goede afstemming met de tweedelijns bedrijfsvoering die centraal voor het gehele ministerie gevoerd wordt;

    • e. de coördinatie van de bijdragen van het directoraat-generaal Werk voor de begrotingcyclus;

    • f. het financieel beheer;

    • g. de afwikkeling van de subsidies van de opgeheven Raad voor Werk en Inkomen en de afwikkeling van de opgeheven arbeidsvoorzieningsorganisatie;

    • h. het beheersmatig ondersteunen van de directeur-generaal bij de aansturing van de onder hem ressorterende directies.

§ 4. Bevoegdheden

Artikel 12

  • 1. Elk van de directeuren is bevoegd om namens een bewindspersoon besluiten te nemen, overeenkomsten aan te gaan en handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, voor zover zij verband houden met de taken en verantwoordelijkheden van zijn directie, tenzij deze zijn voorbehouden aan een bewindspersoon, de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal of de directeur-generaal.

  • 2. Aan elke directeur wordt mandaat en machtiging verleend tot het nemen van besluiten over en het vaststellen en ondertekenen van stukken die betrekking hebben op:

    • a. de in artikel 3, eerste lid, onderdeel e, genoemde personeelsaangelegenheden;

    • b. de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover deze klachten betrekking hebben op gedragingen van de onder elk van hen ressorterende functionarissen.

  • 3. De in het eerste lid genoemde bevoegdheid omvat de bevoegdheid tot het verlenen en vaststellen van subsidies en rijksvergoedingen, het aangaan van verbetertrajecten en het korten op bevoorschotting, voor zover het de uitvoering betreft van regelingen op zijn werkterrein.

  • 4. De in het eerste lid genoemde bevoegdheid omvat voorts de bevoegdheid tot het nemen van dwangsombesluiten die verband houden met het niet tijdig afdoen van een besluit, voor zover dit betrekking heeft op hun eigen verantwoordelijkheden.

  • 5. De in het eerste lid genoemde bevoegdheid om overeenkomsten aan te gaan is beperkt tot overeenkomsten met een waarde per overeenkomst onder de laagste drempel voor aanbesteding conform de Europese aanbestedingsrichtlijnen, met dien verstande dat de volgende overeenkomsten mogen worden aangegaan tot een waarde van € 500.000,– per overeenkomst:

    • a. overeenkomsten welke gebaseerd zijn op een raamovereenkomst;

    • b. overeenkomsten voor het opleiden van medewerkers van de directie;

    • c. overeenkomsten voor het inhuren van personeel voor de uitvoering van werkzaamheden die onder de directe verantwoordelijkheid van het departementale management worden verricht;

    • d. arbeidsovereenkomsten naar burgerlijk recht;

    • e. overeenkomsten met betrekking tot raden en commissies;

    • f. overeenkomsten met betrekking tot onderzoek;

    • g. overeenkomsten met betrekking tot incidentele beleidsinformatie, met uitzondering van overeenkomsten met het Centraal bureau voor de statistiek.

  • 6. De aansturing van het hoofd van de afdeling BMO berust bij de directeur, die door de directeur-generaal is aangewezen.

Artikel 13

  • 1. Artikel 12 is van overeenkomstige toepassing op de bevoegdheden van het hoofd van de afdeling BMO, voor zover zij verband houden met de verantwoordelijkheden ten behoeve van de eigen afdeling.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt aan het hoofd van de afdeling BMO mandaat en machtiging verleend met betrekking tot het nemen van besluiten over en het vaststellen en ondertekenen van stukken voor zover zij verband houden met de verantwoordelijkheden ten behoeve van de directeur-generaal en de directeuren.

  • 3. In afwijking van het eerste lid wordt aan het hoofd van de afdeling BMO volmacht verleend met betrekking tot het verrichten van de volgende privaatrechtelijke rechtshandelingen, voor zover zij verband houden met de verantwoordelijkheden ten behoeve van de directeur-generaal en de directeuren:

    • a. het aangaan van overeenkomsten met betrekking tot de levering van goederen en diensten die voortvloeien uit een door de directie OBP afgesloten raamovereenkomst;

    • b. het afsluiten van koop-, huur- en leaseovereenkomsten met een waarde van ten hoogste € 15.000,– per overeenkomst.

  • 4. De directeur-generaal en de directeuren blijven te allen tijde bevoegd de bevoegdheden, genoemd in het tweede en derde lid, voor zover zij verband houden met de eigen directie, zelf uit te oefenen.

Artikel 14

In afwijking van artikel 12, derde lid, wordt aan de directeur van de directie Stelsel en Volksverzekeringen mandaat verleend tot het verlenen van subsidies en rijksvergoedingen ter zake van wetten en regelingen waarvan de uitvoering is opgedragen aan de Sociale verzekeringsbank, voor zover het wetten en regelingen betreft op het werkterrein van de directie Kinderopvang.

Artikel 15

  • 1. De directeuren en het hoofd BMO kunnen hun vertegenwoordigingsbevoegdheden in een door hen te bepalen omvang doorverlenen aan onder hen ressorterende functionarissen, met dien verstande dat bevoegdheden met betrekking tot personeelsaangelegenheden slechts kunnen worden doorverleend aan rechtstreeks onder hen ressorterende functionarissen en slechts voor zover het betreft:

    • a. het opmaken en vaststellen van een beoordeling van medewerkers;

    • b. het houden van manager-medewerker gesprekken;

    • c. verlof van medewerkers;

    • d. kleine beloningen en gratificaties, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de directeur.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kunnen directeuren en het hoofd BMO, na voorafgaande schriftelijke toestemming van directeur-generaal, hun vertegenwoordigingsbevoegdheden doorverlenen aan functionarissen van een ander organisatieonderdeel, mits de betreffende functionaris daarmee schriftelijk instemt.

  • 3. De (door)verlening van (onder-)mandaat, volmacht en machtiging kan uitsluitend bij een schriftelijk besluit geschieden.

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 16

  • 1. Het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit directeur-generaal Werk 2009 wordt ingetrokken.

  • 2. Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

  • 3. Deze regeling wordt aangehaald als: Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit DG Werk 2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 15 juli 2019

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze: G.J. Buitendijk Directeur-Generaal Werk

TOELICHTING

Binnen het Directoraat Generaal Werk is de bedrijfsvoering en de managementondersteuning gecentraliseerd en ondergebracht in de nieuw opgerichte afdeling bedrijfsvoering en managementondersteuning (BMO) dat onder leiding staat van een Hoofd BMO.

De taken en verantwoordelijkheden van de directies zijn geüniformeerd en aangepast aan de komst van de afdeling BMO.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze: G.J. Buitendijk Directeur-Generaal Werk

Naar boven