TOELICHTING
Algemeen
Op grond van de Subsidieregeling stageplaatsen zorg II (hierna: de Subsidieregeling)
kunnen aan zorgaanbieders subsidies worden verstrekt voor het realiseren van stageplaatsen
voor bepaalde opleidingen. Deze Subsidieregeling staat ook wel bekend als ‘het Stagefonds
Zorg’. Het Stagefonds Zorg is ingericht om erkende leerbedrijven in zorg en welzijn
(de stageaanbieders) te stimuleren meer en kwalitatief goede stageplaatsen aan te
bieden. Daartoe is jaarlijks een budget van € 112 mln. beschikbaar.
Het ministerie van VWS wil graag dat dit budget zo effectief en efficiënt mogelijk
wordt ingezet. Daartoe wordt de werking van de Subsidieregeling periodiek geëvalueerd.
De komende evaluatie zal in 2020 starten. Daarbij zal met name ook gekeken worden
naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van de Subsidieregeling als geheel, alsmede
of een andere invulling en/of reikwijdte van het Stagefonds Zorg de werking van de
Subsidieregeling kan verbeteren.
In deze wijzigingsregeling wordt een aantal aanpassingen gedaan om de doelmatigheid
van de Subsidieregeling te verbeteren en nog beter in te richten op de arbeidsmarktbehoefte.
Met de onderhavige wijzigingsregeling is de Subsidieregeling met ingang van het studiejaar
2019–2020 op twee punten aangepast:
Het laatstgenoemde punt geldt met terugwerkende kracht ook al voor het studiejaar
2018–2019.
Administratieve lasten en vaste verandermomenten
De aanpassingen hebben nagenoeg geen gevolgen voor de administratieve lasten. In de
aanvraagprocedure als zodanig worden geen veranderingen aangebracht. Evenals voorheen
krijgen stageaanbieders een aanvraagformulier toegestuurd dat vooraf is ingevuld aan
de hand van de gegevens van de onderwijsinstellingen.
Artikelsgewijs
Artikel I, onder 1: vervallen derde lid
In het derde lid staat dat de subsidie wordt verstrekt voor het studiejaar dat begint
in 2011. De bepaling wordt niet meer relevant geacht.
Artikel I, onder 2: benutting van het beschikbare bedrag
In het studiejaar 2017–2018 is het subsidieplafond niet bereikt.
Ik vind het onwenselijk dat het voor gerealiseerde stageplaatsen beschikbare bedrag
niet volledig ten gunste van de stageplaatsen aanbiedende instellingen wordt benut.
Gelet hierop heb ik besloten de hoogte van de maximale bedragen per gerealiseerde
stageplaats aan te passen, met terugwerkende kracht tot het studiejaar 2018–2019.
Daarnaast heb ik besloten om de precieze verdeling van het beschikbare subsidiebedrag
over de verschillende opleidingen, bedoeld in artikel 2, vierde lid, onder a tot en
met d, aan te passen. Dit met ingang van het komende studiejaar 2019–2020.
Deze aanpassingen zijn gedaan om het aanbieden en realiseren van stageplaatsen aantrekkelijker
te maken en tegelijkertijd onderuitputting te voorkomen.
Artikel I onder 2 herverdeling resterend budget
Voor het geval er in een of meerdere van de onder artikel 2, vierde lid, onder a tot
en met d, soorten stageplaatsen het maximale bedrag per gerealiseerde stageplaats
wordt bereikt en het beschikbare subsidiebedrag dus niet geheel wordt benut, is in
artikel 2 een nieuw vijfde lid ingevoegd.
Dat vijfde lid ziet op de situatie dat een of meer van de voor de verschillende soorten
gerealiseerde stageplaatsen (bedoeld in het vierde lid, onder a, b, c of d) beschikbare
bedragen niet geheel wordt benut. Bijvoorbeeld het deelbedrag voor de stageplaatsen
bedoeld in het vierde lid, onder a, dat niet geheel wordt verdeeld door een onverwacht
grote daling van het aantal gerealiseerde stageplaatsen. Het voor deze soort stageplaatsen
bedoelde subsidiebedrag dat resteert, wordt dan naar rato verdeeld over de overige
gerealiseerde stageplaatsen, bedoeld onder b, c, en d, overeenkomstig de percentages
bepaald in het vierde lid, onder b, c en d.
Een voorbeeld:
De situatie doet zich voor dat bij de soort opleidingen als bedoeld in artikel 2,
vierde lid, onder a, het aantal gerealiseerde stageplaatsen minder groot is dan voorzien,
waardoor de maximale subsidie per stageplaats wordt bereikt en € 1 mln. van het voor
deze soort opleidingen beschikbare bedrag niet wordt benut.
Deze € 1 mln. wordt dan naar rato verdeeld over de overige gerealiseerde stageplaatsen,
in dit geval:
-
− 26/68 van 1 mln. naar de soort opleidingen, bedoeld in het vierde lid, onder b
-
− 39/68 van 1 mln. naar de soort opleidingen, bedoeld in het vierde lid, onder c
-
− 3/68 van 1 mln. naar de soort opleidingen, bedoeld in het vierde lid, onder d
Wanneer de € 1 mln. hiermee verdeeld is, dan stopt dit proces.
Wanneer er na deze verdeling nog een subsidiebedrag resteert, dan wordt bovenstaande
proces nogmaals doorlopen bij de soorten opleidingen waar de maximale subsidiebedragen
per gerealiseerde stageplaatsen nog niet bereikt zijn.
Stel: bij de in het vierde lid, onder c, opgenomen soort opleidingen wordt na bovenstaande
verdeeltraject ook het maximale bedrag per gerealiseerde stageplaats bereikt, waardoor
van de € 1 mln. bijvoorbeeld nog € 0,2 mln. resteert. Deze € 0,2 mln. wordt in die
situatie als volgt verdeeld:
-
– 26/29 van 0,2 mln. naar de soort opleidingen, bedoeld in het vierde lid, onder b
-
– 3/29 van 0,2 mln. naar de soort opleidingen, bedoeld in het vierde lid, onder d
Dit proces kan zich herhalen totdat in alle categorieën het maximale subsidiebedrag
per gerealiseerde stageplaats is bereikt.
Artikel II, onder 1: de verdeling van het beschikbare bedrag
Artikel 2, vierde lid, van de Subsidieregeling bepaalt de hoogte van het beschikbare
bedrag en de verdeling van dat bedrag over de verschillende soorten gerealiseerde
stageplaatsen, met behulp van de percentages genoemd onder a, b, c en d. Tevens worden
onder a tot en met d maximale vergoedingsbedragen voor de categorieën A tot en met
G, conform indeling in bijlagen 1 tot en met 4 bij de regeling, bepaald.
In 2017 is de verdeling van het beschikbare bedrag over stageplaatsen in de verschillende
opleidingen aangepast aan de verwachte ontwikkeling van de vraag op de arbeidsmarkt
in zorg en welzijn. Daarbij is voor de insteek gekozen om de Subsidieregeling meer
te richten op de verwachte vraag naar personeel en behoefte aan opleidingsplaatsen.
Om het aanbieden van stageplaatsen voor opleidingen, gericht op beroepen waar een
relatief grote vraag naar is en verwacht wordt, extra te stimuleren is daarop de verdeling
van het beschikbare bedrag over de stageplaatsen, bedoeld onder a tot en met d, aangepast.
Daarmee werd voor de zogenoemde tekortberoepen een relatief groter bedrag beschikbaar
gesteld.
Om de beoogde relatieve aantrekkelijkheid van de feitelijke vergoedingsbedragen te
borgen is het van belang dat deze bedragen zich op vergelijkbare wijze verhouden tot
de maximum vergoedingsbedragen. Daartoe wordt met ingang van het studiejaar 2019–2020
de relatieve verdeling van het budget aangepast. Hiermee komen de feitelijke vergoedingsbedragen
– bij gelijkblijvende aantallen gerealiseerde stageplaatsen – allen op vergelijkbare
afstand van de maximum vergoedingsbedragen.
Dit zorgt er tevens voor dat de kans op onderuitputting verkleint. Onderuitputting
kan immers alleen optreden als het maximumvergoedingsbedrag wordt overschreden.
Tot deze wijziging van de Subsidieregeling in 2017 werden bbl- en duale opleidingen
relatief bevoordeeld. Van deze opleidingen kregen de bbl-opleidingen op niveau 3 en
de duale opleiding hbo verpleegkunde een relatief groter deel van het beschikbare
bedrag. Bij de wijziging in 2017 is ervoor gekozen om het vergoedingsbedrag voor het
aanbieden van stageplaatsen voor niveau 3 mbo bbl-opleidingen geleidelijk naar het
basisniveau te brengen van mbo bbl-opleidingen voor beroepen waar geen tekorten voor
verwacht worden.
Met het onder Artikel II, 1b laten vervallen van categorie E worden de vergoedingsbedragen
met ingang van het studiejaar 2019–2020 gelijk getrokken. De opleidingen onder categorie
E komen hiermee, net als de andere niveau 3 mbo-bbl opleidingen voor niet-tekortberoepen,
immers alleen nog in aanmerking voor de vergoeding onder artikel 2, vierde lid onder
b.
Artikel III
Artikel I treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de
Staatscourant waarin de regeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 augustus
2018. Het gaat hier om de gewijzigde maximum bedragen bij de verschillende soorten
gerealiseerde stageplaatsen in artikel 2, vierde lid, en om het nieuwe vijfde lid
(over de verdeling van het subsidiebedrag dat mogelijk resteert). Hiermee wordt afgeweken
van de systematiek van de vaste verandermomenten bij regelgeving (VVM). Voor de terugwerkende
kracht is gekozen om de beoogde wijzigingen ook betrekking te laten hebben op het
lopende studiejaar 2018–2019.
Artikel II treedt in werking met ingang van 1 augustus 2019, met het oog op het komende
studiejaar 2019–2020. Het gaat hier om de gewijzigde percentages bij de verschillende
categorieën stageplaatsen in artikel 2, vierde lid. Ook met deze inwerkingtreding
is afgeweken van de systematiek van vaste verandermomenten bij regelgeving (VVM).
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge