Besluit van de minister van Buitenlandse Zaken van 9 juli 2019, nr. Min-BuZa.2019.4009-26, tot vaststelling van een subsidieplafond en beleidsregels voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Gedetineerdenbegeleiding buitenland 2020–2023)

De minister van Buitenlandse Zaken,

Gelet op artikel 6 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken;1

Gelet op artikel 2.6 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006;2

Besluit:

Artikel 1

Voor subsidieverlening op grond van artikel 2.6 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 met het oog op de financiering van activiteiten op het gebied van begeleiding van Nederlandse gedetineerden in het buitenland gelden de als bijlage bij dit besluit gevoegde beleidsregels.

Artikel 2

  • 1. Voor subsidieverlening in het kader van Gedetineerdenbegeleiding buitenland 2020–2023 geldt voor de periode vanaf 1 januari 2020 tot en met 31 december 2023 een subsidieplafond van € 6.200.000, met dien verstande dat de daarmee gemoeide kasuitgaven niet meer bedragen dan € 1.550.000 in 2020, € 1.550.000 in 2021, € 1.550.000 in 2022 en € 1.550.000 in 2023.

  • 2. Van het in het eerste lid genoemde bedrag zijn voor de hierna genoemde vormen van begeleiding van Nederlandse gedetineerden in het buitenland de volgende bedragen beschikbaar:

    • a. activiteiten op het gebied van resocialisatie: € 2.500.000 (€ 625.000 in 2020, € 625.000 in 2021, € 625.000 in 2022 en € 625.000 in 2023);

    • b. activiteiten op het gebied van aanvullende juridische ondersteuning: € 1.400.000 (€ 350.000 in 2020, € 350.000 in 2021, € 350.000 in 2022 en € 350.000 in 2023);

    • c. activiteiten op het gebied van zorg: € 1.900.000 (€ 475.000 in 2020, € 475.000 in 2021, € 475.000 in 2022 en € 475.000 in 2023);

    • d. het uitgeven van een tijdschrift dat de begeleiding van gedetineerden in het buitenland ondersteunt: € 400.000 (€ 100.000 in 2020, € 100.000 in 2021, € 100.000 in 2022 en € 100.000 in 2023).

  • 3. Indien middelen resteren van de voor één of meer van de in het tweede lid bedoelde soorten van activiteiten beschikbare middelen, komen deze beschikbaar voor aanvragen met betrekking tot de overige soorten van activiteiten, voor zover deze aanvragen voldoen aan de maatstaven die in dit besluit zijn neergelegd, waarbij geldt dat aanvragen die daaraan het beste voldoen het eerste voor subsidie in aanmerking komen.

  • 4. Subsidieverlening geschiedt onder de voorwaarde dat voor het deel van de subsidie dat ten laste komt van een nog niet vastgestelde begroting voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 3

Aanvragen voor een subsidie in het kader van Gedetineerdenbegeleiding buitenland 2020–2023 worden ingediend vanaf het moment van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 22 september 2019.

Artikel 4

De verdeling van het subsidieplafond vindt plaats op grond van een beoordeling overeenkomstig de maatstaven die in de bijlage bij dit besluit zijn neergelegd, met dien verstande dat uit alle aanvragen die voldoen aan de maatstaven, de aanvragen die het beste voldoen aan die maatstaven het eerst voor subsidieverlening in aanmerking komen, binnen het raam van een evenwichtige spreiding als bedoeld in artikel 8, derde lid, sub d, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2024, met dien verstande dat het van toepasssing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

Dit besluit zal met de bijlage en bijbehorende annex in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Buiten\landse Zaken, namens deze, de Directeur-Generaal Europese Samenwerking T. van der Plas

TOELICHTING

I Inleiding en doelstelling

Eén van de onderdelen van het beleid van de minister van Buitenlandse Zaken op het terrein van consulaire zaken en consulaire bijstand aan Nederlanders in het buitenland is het beleid met betrekking tot de begeleiding van Nederlandse gedetineerden in het buitenland. Met inachtneming van een evenwichtige inzet wereldwijd van beschikbare middelen is het doel van de gedetineerdenbegeleiding het bijdragen aan het welzijn van Nederlandse gedetineerden in buitenlandse gevangenissen, door het bevorderen van menswaardige omstandigheden tijdens detentie, resocialisatie, psychosociale ontwikkeling en het bevorderen van een adequate rechtsgang. Het monitoren van de situatie van Nederlandse gedetineerden in het buitenland gebeurt bij gedetineerden die hebben aangegeven daar prijs op te stellen, door consulaire bijstand van medewerkers van ambassades en consulaten-generaal (posten in het buitenland) en/of door contacten met particuliere organisaties die hiervoor subsidie ontvangen.

De minister van Buitenlandse Zaken hanteert voor gedetineerdenbegeleiding een landenlijst waarop zijn opgenomen de landen waarin de gedetineerden, voor zover zij hebben aangegeven consulaire bijstand te willen ontvangen, basisbegeleiding ontvangen (zie Annex 1 bij deze beleidsregels). In niet op de lijst opgenomen landen kunnen gedetineerden, naast het basispakket, in aanmerking komen voor aanvullende begeleiding. De verschillende onderdelen van het basispakket en het aanvullend maatwerkpakket staan genoemd in de Staat van het Consulaire van 7 december 20183.

De inzet van de minister van Buitenlandse Zaken is er op gericht de instrumenten voor gedetineerdenbegeleiding, waaronder de subsidieverlening, steeds meer op maat en naar behoefte in te zetten. Het ministerie van Buitenlandse Zaken kan zich zo onder meer maximaal richten op de specifieke rol die bij de begeleiding van gedetineerden in het buitenland is voorbehouden aan de overheid zelf. Bijvoorbeeld het contact met lokale autoriteiten over het waarborgen van een eerlijke procesgang, humane detentieomstandigheden, gelijke rechten en voorzieningen voor Nederlandse gedetineerden als voor andere gedetineerden en een aanvullende bijstand in zaken waar de doodstraf dreigt. Voor andere en meer specialistische activiteiten in het kader van de gedetineerdenbegeleiding verleent de minister van Buitenlandse Zaken sinds ruim twee decennia subsidie aan particuliere organisaties.

De activiteiten van particuliere organisaties die in aanmerking kunnen komen voor subsidie en die in het verlengde liggen van de consulaire bijstand door het ministerie van Buitenlandse Zaken zijn: resocialisatie, aanvullende juridische ondersteuning, een periodiek tijdschrift en (psycho)sociale, maatschappelijke en geestelijke zorg. Resocialisatie en (psycho)sociale, maatschappelijke en geestelijke zorg omvatten onder meer persoonlijke bezoeken aan de gedetineerden.

Net als in voorgaande jaren heeft de minister van Buitenlandse Zaken per 2020 tot eind 2023 middelen beschikbaar voor subsidies voor dergelijke activiteiten op het gebied van gedetineerdenbegeleiding door particuliere organisaties voor een meerjarige periode (1 januari 2020 tot en met 31 december 2023). Van deze middelen is een deel beschikbaar voor activiteiten in het kader van resocialisatie, een deel voor activiteiten op het gebied van aanvullende juridische ondersteuning, een deel voor activiteiten in de vorm van het verlenen van zorg en een deel voor het uitgeven van een periodiek tijdschrift ten behoeve van de gedetineerden.

De activiteiten in de vorm van het verlenen van zorg komen alleen voor subsidie in aanmerking indien het gaat om zorgverlening aan Nederlandse gedetineerden die in aanmerking komen voor de aanvullende begeleiding, dit betekent dat de zorg aanvullend is op de zorg die reeds door lokale gevangenissen wordt gegeven aan Nederlandse gedetineerden, in landen die niet zijn opgenomen op de landenlijst van Annex 1 bij deze beleidsregels. De lokale autoriteiten van het detentieland zijn verantwoordelijk voor de algemene detentieomstandigheden en de zorg die daaronder valt.

II Criteria voor beoordeling en selectie

Op de subsidieverstrekking in het kader van gedetineerdenbegeleiding is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Voor de subsidiëring van activiteiten ten behoeve van de begeleiding van Nederlandse gedetineerden in het buitenland gelden in aanvulling op het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 de in deze beleidsregels opgenomen maatstaven. Om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie dient een aanvraag in elk geval te voldoen aan alle drempelcriteria (zie hoofdstuk V) en in voldoende mate te voldoen aan de beoordelingscriteria (zie hoofdstuk VI). Daarnaast geldt het volgende.

Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie in het kader van gedetineerdenbegeleiding dient de aanvrager/penvoerder in staat te zijn tot een adequaat financieel beheer en dient hij door ervaringsdeskundigheid met betrekking tot de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd een doelgerichte en doelmatige uitvoering van de activiteiten te kunnen waarborgen.4

Tevens dient de aanvrager aan te tonen aan dat hij, en in geval van een alliantie ook zijn mede-indieners, een integriteitsbeleid heeft, dan wel hebben vastgesteld. De aanvrager toont aan dat hij, en in geval van een alliantie ook zijn mede-indieners, procedures heeft, dan wel hebben ingevoerd om aan dat beleid toepassing te kunnen geven. Dit integriteitsbeleid en deze procedures zijn er om ernstige vormen van grensoverschrijdend gedrag, daaronder begrepen seksuele misdragingen, jegens medewerkers en derden bij de uitvoering van de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft door de penvoerder, de mede-indieners en de door hen ingeschakelde partijen, zo veel mogelijk te voorkomen, in voorkomend geval te onderzoeken, met passende maatregelen zo spoedig mogelijk te doen beëindigen en de gevolgen daarvan te mitigeren. De procedures zijn zodanig ingericht dat een tijdige melding van incidenten aan de minister is gewaarborgd.

Op beide vereisten (capaciteit en integriteit) worden alleen aanvragen getoetst van aanvragers wier aanvraag aan de drempeltoets voldoet en op grond van de uitkomsten van de beoordeling volgens de inhoudelijke criteria in aanmerking kan komen voor subsidie. Deze aanvragers worden daarna door het Ministerie van Buitenlandse Zaken in de gelegenheid gesteld om de voldoende kwaliteit van hun organisatorische capaciteit en hun integriteitsbeleid aan te tonen. Indien deze beide van kwaliteit voldoende blijken te zijn, komt hun aanvraag in aanmerking voor subsidie. Zo niet, dan wordt de aanvraag afgewezen. Ook indien de gevraagde aanvullende informatie benodigd voor de toets op capaciteit en integriteit niet of niet tijdig wordt aangeleverd, wordt de aanvraag afgewezen.

III Subsidieverlening in het kader van gedetineerdenbegeleiding

Voor subsidieverlening in het kader van gedetineerdenbegeleiding komen in aanmerking activiteiten op het terrein van:

  • Resocialisatie: het ondersteunen van de resocialisatie van Nederlandse gedetineerden in het buitenland die na hun detentie naar Nederland willen terugkeren, bijvoorbeeld door inzet van vrijwilligers die gedetineerden tijdens hun detentie in het buitenland bezoeken, organiseren van cursussen, advisering bij financiële zaken.

  • Aanvullende juridische ondersteuning: het verschaffen van algemene juridische ondersteuning ten behoeve van een eerlijke en goede rechtsgang van Nederlandse gedetineerden in het buitenland, bijvoorbeeld door aan gedetineerden en/of hun contactpersonen informatie te verlenen over de lokale rechtsgang, de inzet van een lokale advocaat, Wots-verzoeken (Wots: Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen). Het gaat hierbij niet om (het inhuren van) lokale juridische bijstand voor de Nederlandse gedetineerde ten behoeve van de verdediging in de zaak waarvoor de gedetineerde in het buitenland vastzit. Aanvullend betekent aanvullend juridische ondersteuning geven op hetgeen de eigen lokale advocaat van de gedetineerde doet en daarmee op hetgeen waar in veel gevallen in het buitenland alleen de lokaal gevestigde advocaat toe bevoegd is.

  • Zorg aan Nederlandse gedetineerden die in aanmerking komen voor de aanvullende begeleiding. Het moet daarbij gaan om zorg die aanvullend is op de zorg die reeds door lokale gevangenissen wordt gegeven aan Nederlandse gedetineerden, in landen die niet zijn opgenomen op de landenlijst van Annex 1 bij deze bijlage. Het dient verder te gaan om zorg op maatschappelijk, (psycho)sociaal dan wel geestelijk vlak die is gericht op het welzijn van Nederlandse gedetineerden tijdens hun buitenlandse detentie. Deze extra zorg betreft niet activiteiten die gericht zijn op resocialisatie in Nederland en niet zorg op juridisch en medisch vlak.

  • Het uitgeven van een periodiek tijdschrift in de Nederlandse taal dat de begeleiding van Nederlandse gedetineerden in het buitenland ondersteunt. Inzet is de gedetineerde te informeren over alle gedetineerdenbegeleidingsmogelijkheden die beschikbaar zijn en aandacht te besteden aan alle elementen van het gedetineerdenbestaan. De redactie van het tijdschrift en de thematische invulling komen mede tot stand via de onderlinge expertise-uitwisseling tussen de organisaties die subsidie ontvangen in het kader van dit besluit en het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het tijdschrift verschijnt in zowel fysieke als digitale vorm.

Uitgangspunt bij resocialisatie en zorg is dat de activiteiten worden verzorgd vanuit het land van detentie via een lokaal netwerk van vrijwilligers, medewerkers en/of experts en zo veel mogelijk in de Nederlandse taal. Voor juridische ondersteuning geldt het uitgangspunt dat de activiteiten zoveel mogelijk worden verzorgd in samenwerking met (een netwerk van) lokale experts. Voor eventuele lokale vrijwilligers, medewerkers en/of experts in het land van detentie op het gebied van juridische ondersteuning geldt het uitgangspunt van de Nederlandse taal niet. Het tijdschrift dient geheel in het Nederlands te worden uitgegeven. Voor het uitgeven van een periodiek tijdschrift bestaat geen voorkeur voor het land waar deze activiteit wordt uitgevoerd.

Elke aanvraag dient betrekking te hebben op één of meerdere van de hiervoor genoemde vier categorieën (kavels). Een organisatie mag aanvragen voor meer dan één categorie (kavel) indienen.

Organisaties die in aanmerking kunnen komen voor subsidie in het kader van gedetineerdenbegeleiding zijn rechtspersonen die statutair in Nederland of een andere EU-lidstaat zijn gevestigd. De organisatie moet beschikken over een lokaal netwerk van vrijwilligers, medewerkers en/of experts in de voor gedetineerdenbegeleiding (resocialisatie en zorg) relevante landen (de landen van detentie) dan wel moet een dergelijk netwerk op korte termijn (binnen zes maanden) kunnen opbouwen. Verder dient de organisatie relevante ervaring te hebben op het gebied van gedetineerdenbegeleiding in ruime zin in Nederland en/of in het buitenland.

Aanvragen mogen ook worden ingediend namens een samenwerkingsverband van organisaties. Dit kan organisaties betreffen voor wie het zelfstandig indienen van een aanvraag te omvangrijk is en/of die de voorkeur geven aan het uitvoeren van de activiteiten in samenwerking met anderen. In het geval van een gezamenlijke aanvraag treedt een van de organisaties namens allen op als penvoerder, de andere zijn mede-indieners. Indien een dergelijke aanvraag wordt gehonoreerd, wordt de penvoerder de ontvanger van de subsidie. Deze zal volledig verantwoordelijk en aanspreekbaar zijn voor de uitvoering van de voorgenomen activiteiten en voor de naleving van de aan de verlening van de subsidie verbonden verplichtingen.

IV Subsidiabele kosten

Onder direct subsidiabele kosten vallen:

  • opleidingskosten die gemaakt worden ter bevordering van de deskundigheid van (lokale) vrijwilligers en medewerkers;

  • kosten voor een periodiek tijdschrift ten behoeve van de gedetineerden, inclusief verspreidingskosten, voor zover deze kosten niet al vallen onder de andere in deze paragraaf genoemde kosten;

  • kosten voor kleine attenties voor gedetineerden;

  • cursusgelden t.b.v. cursussen voor gedetineerden gericht op resocialisatie;

  • kosten van de inhuur van juridisch advies ten behoeve van het bevorderen van een zorgvuldige rechtsgang (alleen in het kader van hogergenoemde subsidiecategorie ‘juridische ondersteuning’);

  • kosten van direct productieve uren, zoals het uitwerken van verslagen, het begeleiden van vrijwilligers, de productie van en het schrijven voor een tijdschrift ten behoeve van gedetineerden;

  • reiskosten, op basis van economy class en met door Nederlandse luchtvaartmaatschappijen gehanteerde comfort class dan wel een prijs van een daarmee vergelijkbare klasse van andere luchtvaartmaatschappijen. Gelet op de uitgangspunten begeleiding door middel van een lokaal netwerk dicht bij de gedetineerde in te richten en reiskosten te minimeren, zijn internationale reiskosten van het lokaal netwerk voor resocialisatie en zorg niet subsidiabel tenzij daar expliciet vooraf goedkeuring is verleend door de minister van Buitenlandse Zaken. Deze beperking t.a.v. internationale reiskosten geldt niet voor juridische ondersteuning en voor internationale reiskosten bij resocialisatie en zorg in het kader van activiteiten zoals opleidingen, trainingen, seminars en conferenties. Kosten voor taxiritten of hotelovernachtingen in Nederland zijn nooit subsidiabel;

  • De met bovenstaande subsidiabele kosten samenhangende indirecte kosten (overhead) zijn eveneens subsidiabel.

Voor eventuele bijzondere kosten die hier niet zijn genoemd die op de begroting worden opgevoerd geldt dat zij alleen subsidiabel zijn na goedkeuring van de minister van Buitenlandse Zaken.

V Drempelcriteria

Om voor subsidieverlening in het kader van gedetineerdenbegeleiding in aanmerking te komen dient een subsidieaanvraag in ieder geval aan de volgende criteria te voldoen:

  • 1. De aanvrager (en elke eventuele mede-indiener) is een rechtspersoon die statutair is gevestigd in Nederland of een andere EU-lidstaat, die relevante ervaring heeft op het gebied van gedetineerdenbegeleiding in ruime zin in Nederland en/of het buitenland.

  • 2a. Indien de aanvraag is gericht op resocialisatie en/of zorg beschikt de aanvrager over een adequaat lokaal netwerk van vrijwilligers en/of medewerkers in de voor gedetineerdenbegeleiding relevante landen (de landen van detentie5) dan wel is in staat een dergelijk netwerk op korte termijn op of uit te bouwen; in geval de aanvrager nog een lokaal netwerk moet op- of uitbouwen, geeft de aanvrager inzicht in een onderbouwd aanpak met een concreet tijdpad, waarbij voor het realiseren van een adequaat lokaal netwerk een maximale termijn van zes maanden geldt.

  • 2b. Het lokaal netwerk is relevant in de zin van kwaliteit, zoals relevante kennis en kunde m.h.o.o. de activiteiten op het gebied van resocialisatie en zorg, en beschikbaarheid in tijd.

    Een lokaal netwerk is adequaat zodra in ten minste 75% van de landen waar er sprake is van Nederlandse gedetineerden die in aanmerking komen voor begeleiding en deze wensen te ontvangen, deze bijstand door een lokale vrijwilliger, medewerker en/of expert kan worden verleend. Met het oog op het gewenste maatwerk geldt hierbij het uitgangspunt dat de lokale vrijwilliger of medewerker in het land van de gedetineerde woonachtig is of in het directe grensgebied van een buurland nabij de detentiefaciliteiten.

  • 3. De aanvraag betreft activiteiten op het gebied van één of meer van de volgende vormen van gedetineerdenbegeleiding:

    • a) resocialisatie van Nederlandse gedetineerden die na detentie voornemens zijn terug te keren naar Nederland;

    • b) aanvullende juridisch ondersteuning aan Nederlandse gedetineerden;

    • c) zorg aan Nederlandse gedetineerden die in aanmerking komen voor het aanvullend maatwerkpakket, aanvullend op de zorg die reeds door lokale gevangenissen wordt gegeven, op maatschappelijk, (psycho)sociaal dan wel geestelijk vlak, in landen die niet zijn opgenomen op de landenlijst van Annex 1 bij deze beleidsregels6;

    • d) minimaal vier maal per jaar uitgeven van een tijdschrift in de Nederlandse taal, zowel in fysieke als digitale vorm, met informatie over alle aspecten betreffende de situatie en begeleiding van Nederlandse gedetineerden in het buitenland, zoals Nederlandse consulaire bijstand, resocialisatie, juridisch ondersteuning en zorg.

Indien aan één of meer van deze criteria niet wordt voldaan, wordt de aanvraag afgewezen en niet verder beoordeeld.

VI Beoordelingscriteria

Subsidieaanvragen in het kader van gedetineerdenbegeleiding worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria, waaraan in voldoende mate moet worden voldaan om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie in het kader van gedetineerdenbegeleiding:

  • 1. De mate waarin de activiteiten aansluiten op het beleid van de minister van Buitenlandse Zaken voor Nederlandse gedetineerden in het buitenland, zoals laatstelijk verwoord in de brief van de minister van Buitenlandse Zaken aan de Tweede Kamer van 7 december 2018.7 Beoordeeld wordt:

    • a. De mate waarin de activiteiten op maat gesneden tijdens de buitenlandse detentie bijdragen aan het welzijn van Nederlandse gedetineerden in buitenlandse gevangenissen. Dit dient te worden toegelicht aan de hand van een voorbeeld over de manier waarop de begeleiding wordt gegeven aan een individuele gedetineerde die het welzijn tijdens detentie zou moeten verbeteren;

    • b. De mate waarin de activiteiten worden uitgevoerd door inzet van (voor activiteiten gericht op resocialisatie en zorg) dan wel in samenwerking met (voor activiteiten gericht op juridische ondersteuning) lokale vrijwilligers, medewerkers en/of experts in de landen van detentie (dit criterium is niet van toepassing voor activiteiten gericht op het uitgeven van een tijdschrift);

    • c. De mate waarin de activiteiten worden aangeboden in de Nederlandse taal voor zover de te begeleiden gedetineerde deze taal beheerst (dit criterium is niet van toepassing voor activiteiten gericht op het uitgeven van een tijdschrift);

    • d. De mate waarin de subsidieaanvrager concrete uitwisseling van ervaringen en samenwerking voorstelt met subsidieontvangers die activiteiten verrichten in andere categorieën van gedetineerdenbegeleiding als die waarop zijn aanvraag is gericht.

  • 2. De mate waarin de activiteiten kosteneffectief zijn, waarbij gestreefd dient te worden naar het beperken van het aantal internationale reisbewegingen vanuit Nederland, minimale overhead, en naar een zo groot mogelijk bereik van de te geven gedetineerdenbegeleiding;

  • 3. De mate waarin de aanvraag is uitgewerkt in Doelstellingen, Resultaten, Activiteiten en Middelen en de verbanden hiertussen logisch zijn uitgewerkt;

  • 4. De mate waarin de aanvraag Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden is geformuleerd.

  • 5. De mate waarin de aanvrager/penvoerder periodiek evalueert of de door hem geboden begeleiding voldoende aansluit bij de behoeften van de gedetineerden en deze zo nodig aanpast naar aanleiding van de uitkomsten van de evaluatie.

  • 6. Voor de aparte categorieën van activiteiten gelden daarnaast de volgende specifieke doelmatige beoordelingscriteria:

    • a. Resocialisatie: de wijze waarop en de mate waarin wordt gewaarborgd dat:

      • Nederlandse gedetineerden die na hun detentie naar Nederland willen of moeten terugkeren worden ondersteund bij de resocialisatie in Nederland;

      • de ondersteuning direct wordt verleend door middel van persoonlijke gesprekken;

      • de ondersteuning bijzondere aandacht heeft voor kwetsbare gedetineerden8.

    • b. Aanvullende juridische ondersteuning: de wijze waarop en de mate waarin wordt gewaarborgd dat:

      • de ondersteuning alleen wordt gegeven indien de gedetineerde daar expliciet om heeft gevraagd;

      • de ondersteuning een aantoonbare toegevoegde waarde heeft. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn in geval van: nog niet onherroepelijke strafzaken, juridisch complexe strafzaken, strafzaken met een lokaal toegevoegd advocaat waarin alleen zeer beperkte lokale juridische bijstand beschikbaar is vanwege een in het betreffende land onderontwikkeld systeem van gesubsidieerde rechtsbijstand. Ook kan het gaan om aspecten en aan de strafzaak verwante procedures die (mede) voortkomen uit het Nederlandse recht en niet tot de taak en directe verantwoordelijkheid van de lokale advocaat behoren.

    • c. Zorg: de wijze waarop en de mate waarin wordt gewaarborgd dat:

      • de zorg zowel maatschappelijk, (psycho)sociaal en/of geestelijk van aard is;

      • de zorg direct wordt verleend door middel van persoonlijke gesprekken;

      • de zorg bijzondere aandacht heeft voor kwetsbare gedetineerden.

    • d. Tijdschrift: de wijze waarop en de mate waarin wordt gewaarborgd dat:

      • Informatie aan gedetineerden tot stand komt in samenwerking met andere organisaties die subsidie ontvangen in het kader van dit besluit;

      • Het tijdschrift de gedetineerde op correcte wijze informeert over alle mogelijkheden die aangeboden worden t.a.v. de begeleiding van Nederlandse gedetineerden in het buitenland door de Nederlandse overheid en anderen;

      • Het tijdschrift aandacht besteedt aan alle elementen van het gedetineerdenbestaan;

Indien niet in voldoende mate wordt voldaan aan deze beoordelingscriteria (of inzicht wordt gegeven hoe aan deze criteria wordt voldaan), wordt de aanvraag afgewezen.

VII Beoordelingsprocedure en verdeling van de beschikbare middelen

Organisaties die een subsidieaanvraag indienen in het kader van gedetineerdenbegeleiding dienen om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie, allereerst te voldoen aan de drempelcriteria van paragraaf IV. De aanvragen die hieraan voldoen worden vervolgens beoordeeld aan de hand van de beoordelingscriteria van paragraaf V.

De beoordeling van de aanvragen en de toekenning en verdeling van de voor Gedetineerdenbegeleiding buitenland 2020–2023 beschikbare middelen vinden plaats via een tender: van alle aanvragen die voldoen aan de maatstaven van deze beleidsregels, wordt de kwaliteit beoordeeld volgens dezelfde criteria. De aanvragen die het beste voldoen aan de criteria komen als eerste voor subsidie in aanmerking. De minister besluit tot subsidieverlening overeenkomstig deze rangorde.

Als de beschikbare middelen niet toereikend zijn om alle aanvragen die als voldoende zijn beoordeeld volledig te honoreren, zal de verdeling van de middelen over deze aanvragen vervolgens plaatsvinden aan de hand van een rangschikking van de aanvragen naar aanleiding van de uitkomsten van bovengenoemde beoordeling, binnen het raam van een evenwichtige verdeling van de middelen zoals bedoeld in artikel 8, derde lid, onder d, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. Bij de uiteindelijke verdeling van de middelen zal de mate waarin een aanvraag wordt gehonoreerd gerelateerd zijn aan de mate waarin aan de criteria wordt voldaan. Deze verdelingsmethode geldt voor elk sub-plafond zoals vastgesteld in artikel 2, tweede lid, van het besluit waarbij deze bijlage hoort.

Indien voor een subsidiecategorie (kavel) of voor meerdere categorieën niet het volledige beschikbare budget benut wordt, er een categorie of meerdere categorieën is dan wel zijn waarvoor meer budget is aangevraagd dan er middelen beschikbaar zijn en er zijn voor die laatste categorieën nog niet gehonoreerde aanvragen die van voldoende kwaliteit zijn, wordt het overgebleven deel van eerstgenoemde categorie(ën) overgeheveld naar laatstgenoemde categorie(ën). Voorrang krijgt de aanvraag of krijgen de aanvragen die het beste aan de criteria voldoen.

VIII Eisen aan het projectvoorstel/aanvraag

De aanvraag dient bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Directie Consulaire Zaken en Visumbeleid, Afdeling Consulaire Aangelegenheden, Postbus 20061, 2500 EB Den Haag, ontvangen te zijn uiterlijk op 22 september 2019. Aanvragen dienen compleet en zonder voorbehoud te worden ingediend en rechtsgeldig te zijn ondertekend.

De aanvraag dient vergezeld te gaan van:9

  • een activiteitenplan;

  • een gespecificeerde begroting voor de eerste 12 maanden;

  • een liquiditeitsprognose voor de gehele subsidieperiode;

  • jaarrekening over 2019.

Indien de activiteiten zich uitstrekken over een periode van meer dan twaalf maanden dient tevens te worden meegestuurd:

  • een globaal overzicht van de activiteiten voor de resterende periode van het tijdvak van de subsidieaanvraag;

  • een financiële raming voor deze periode.

ANNEX 1

Lijst landen basisbegeleiding: Andorra; Australië; België; Bulgarije; Canada; Cyprus; Denemarken; Duitsland; Estland; Finland; Frankrijk; Griekenland; Hongarije; Ierland; Italië; IJsland; Japan; Kroatië; Letland; Liechtenstein; Litouwen; Luxemburg; Malta; Monaco; Nieuw Zeeland; Noorwegen; Oostenrijk; Polen; Portugal; Roemenië; San Marino; Singapore; Slovenië; Slowakije; Spanje; Tsjechië; Vaticaanstad; Verenigd Koninkrijk; Zweden; Zwitserland.


X Noot
4

Artikel 4 Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken.

X Noot
5

Op verzoek verstrekt het Ministerie van Buitenlandse Zaken een lijst van landen van detentie met actuele aantallen Nederlandse gedetineerden.

X Noot
6

De minister van Buitenlandse Zaken kan landen op- en afvoeren van de lijst. Indien het afvoeren van een land of landen door de minister van Buitenlandse Zaken voor de organisatie leidt tot meerkosten op het gebied van zorg kan de organisatie bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken een gemotiveerde claim indienen. Dit geldt alleen voor activiteiten en kosten waar de indeling volgens de landenlijst van Annex I op van invloed is. Of de claim kan worden gehonoreerd zal mede afhankelijk zijn van de vraag of er nog middelen beschikbaar zijn van de subsidieplafonds genoemd in art. 2 van dit besluit.

X Noot
7

Kamerstukken II 2018/19, 35 000, V 51.

X Noot
8

Kwetsbaarheid kan bijvoorbeeld gelegen zijn in minderjarigheid, hoge leeftijd, fysieke, psychische of mentale gezondheidsproblemen, lichamelijke handicap, zwangerschap, kinderen in detentie/buiten detentie, sociaal isolement/geen sociaal vangnet/thuisfront, analfabetisme, taalbarriere, zwakbegaafdheid, risicoverhogende delictachtergrond (bijv. zedendelinquent, politiek), verslaving, discriminatie, mobbing/pesten, isolement, activistisch (hongerstaking).

X Noot
9

Zie artikel 25 tot en met artikel 27 Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Naar boven