Nationale Wetenschapsagenda, Thema: Transitie naar een duurzaam voedselsysteem, Call for proposals 2019, Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

Den Haag, juni 2019

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

Inhoud

1

Inleiding

1

 

1.1

Achtergrond

1

 

1.2

Beschikbaar budget

2

 

1.3

Geldigheidsduur call for proposals

2

2

Doel

2

 

2.1

Doel van het programma

2

 

2.2

Inhoudelijk kader

3

3

Richtlijnen voor de aanvragers

4

 

3.1

Wie kan aanvragen

4

 

3.2

Wat kan aangevraagd worden

6

 

3.3

Wanneer kan aangevraagd worden

6

 

3.4

Het opstellen van de aanvraag

7

 

3.5

Subsidievoorwaarden

9

 

3.6

Het indienen van een aanvraag

12

4

Beoordelingsprocedure

12

 

4.1

Procedure

12

 

4.2

Beoordelingscriteria

15

5

Contact en overige informatie

17

 

5.1

Contact

17

6

Bijlage(n)

17

1 Inleiding

1.1 Achtergrond

De Nationale Wetenschapsagenda (NWA) beschrijft brede, uitdagende onderwerpen die om een nationale aanpak vragen en waarmee Nederlands onderzoek de samenleving en de kenniseconomie (mondiaal) kan versterken. De NWA is door een innovatief proces met de inbreng van burgers en wetenschappers tot stand gekomen: elke Nederlander kreeg de kans om online vragen in te dienen. De nationale kennisgemeenschap, verenigd in de Kenniscoalitie, heeft de opgehaalde vragen tot 140 clustervragen gebundeld, waaruit 25 routes zijn geformuleerd.

Het NWA–programma beoogt bovenal bruggen te slaan. Tussen uiteenlopende wetenschappelijke gebieden, tussen verschillende vormen van onderzoek (fundamenteel, toegepast, praktijkgericht) en tussen diverse nationale en internationale agenda’s. Vergaande multi- en interdisciplinariteit, een kennisketenbrede aanpak en samenwerking met maatschappelijke partners inclusief vakdepartementen, bedrijven en NGO’s zijn daarom cruciale kenmerken in de consortia van NWA–projecten en programma’s.

De overkoepelende ambitie van het NWA–programma is het leveren van een positieve en structurele bijdrage aan de mondiale kennismaatschappij van morgen, waar nieuwe kennis gemakkelijk doorstroomt van onderzoeker naar gebruiker en waar nieuwe vragen vanuit de praktijk en de samenleving snel en vanzelfsprekend ingang vinden in nieuw onderzoek. Dit kan alleen bereikt worden door vandaag bruggen te bouwen om met elkaar wetenschappelijke en (mondiale) maatschappelijke uitdagingen aan te gaan.

De call for proposals op het thema Transitie naar een duurzaam voedselsysteem wordt gerealiseerd in het kader van lijn 2 van het NWA–programma. In deze lijn wordt samengewerkt met vakdepartementen. Bij deze call is het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) de initiatiefnemer. Deze call for proposals past binnen de NWA–route ‘Duurzame productie van gezond en veilig voedsel’. Het instrument raakt in meer of mindere mate aan de NWA–routes ‘Circulaire economie en grondstoffenefficiëntie’, ‘Kwaliteit van de omgeving’, ‘Blauwe route’, ‘Sustainable Development Goals voor inclusieve mondiale ontwikkeling’.

De NWO call Groen III – ‘Een circulair landbouwsysteem in Nederland: van wens naar werkelijkheid’ draagt bij aan dit NWA–programma in de vorm van funderend onderzoek op dit terrein op een integraal niveau. Verwacht wordt dat tussenresultaten van Groen III zo goed mogelijk gedeeld worden met het NWA- programma, om zo beide programma’s complementair en versterkend te laten zijn. Het programma Groen III dat wordt gerealiseerd voor de topsectoren Agri&Food en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen sluit nauw aan bij twee van de routes van de NWA: ’Duurzame productie van gezond en veilig voedsel’ en ‘Kwaliteit van de omgeving’. Op 4 juli 2019 is de deadline van dit programma.

Voor de call Transitie naar een duurzaam voedselsysteem is de aandacht voor kennisoverdracht, kennisbenutting en toepassing van de resultaten gedurende de gehele looptijd van de projecten van groot belang. Alle partijen binnen een consortium werken hier desgevraagd aan mee. Hiermee wordt de maatschappelijke inbedding van de call geoptimaliseerd en draagvlak gecreëerd voor de bruikbaarheid van de uitkomsten voor beleid en uitvoering.

Voor deze NWA–call is de raad van bestuur van NWO het besluitvormend orgaan. Dat betekent ook dat de NWO Subsidieregeling 2017 van toepassing is op deze call.

1.2 Beschikbaar budget

Voor deze call for proposals is een budget beschikbaar van € 2,77 miljoen, met een loopduur van 3 jaar.

Er kunnen 2 aanvragen van € 1,385 miljoen of 1 aanvraag van € 2,77 miljoen toegekend worden. Een aanvraag wordt door een breed transdisciplinair consortium ingediend, welke tijdens de Sandpit workshop (zie 3.2) als onderdeel van deze call procedure is gevormd.

1.3 Geldigheidsduur call for proposals

De deadline voor het indienen van een motivatieformulier door geïnteresseerde partijen is 12 september 2019, 14.00 uur CE(S)T.

De deadline voor het indienen van uitgewerkte aanvragen door de in een Sandpit workshop (21–24 januari 2020) gevormde brede consortia is 24 maart 2020, 14.00 uur CE(S)T.

2 Doel

2.1 Doel van het programma

Deze call for proposals roept alle geïnteresseerde partijen op een motivatieformulier in te sturen om deel te kunnen nemen aan deze call met Sandpit procedure. In het motivatieformulier geven ze aan op welke manier zij een bijdrage kunnen leveren aan de transitieopgave. Van verschillende partijen worden tijdens de Sandpit procedure 1 of 2 brede consortia gevormd. De consortia werken transdisciplinair en zijn kennisketenbreed. Zij kunnen deelnemen aan door hen te ontwikkelen onderzoeks- en implementatieprojecten rond het onderwerp Transitie naar een duurzaam voedselsysteem. Er wordt nadrukkelijk ingezet op een breed spectrum aan deelnemende organisaties. Gezocht wordt naar organisaties met inhoudelijke expertise, dan wel op het gebied van agrifood en verwante disciplines zoals gezondheid en biobased economy. Maar ook onderzoekers met expertise op het gebied van transities, sociologische verschuivingen, en de rol van de wetenschap hierin.

Drieledig doel

Het NWA–programma ‘Transitie naar een duurzaam voedselsysteem’ is een samenwerking tussen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek. Het doel van dit NWA–programma is drieledig:

  • 1. Het samenbrengen van bestaande kennis en de doorontwikkeling van deze kennis in de prioritaire vervolgstappen van de voedseltransitie (zie 2.2).

  • 2. Samenwerking in het onderzoek zowel binnen de gehele publieke kennisketen (nationaal en internationaal), als tussen de gehele kennisketen en maatschappelijke partners (publiek maar ook privaat).

  • 3. Kennisoverdracht, kennisbenutting, toepassing van de resultaten en behoud van het netwerk.

Samenwerking in de kennisketen en over disciplines heen

Om tot de gewenste doorbraak (2.2) te komen is samenwerking in de gehele kennisketen noodzakelijk. Samenwerking tussen veel verschillende partners is daarbij een uitgangspunt. Ook het betrekken van onderzoekexpertise uit verschillende relevante disciplines is van belang om tot nieuwe inzichten te kunnen komen. Onderzoek kan worden gedaan aan fundamenteel, toegepast en praktijkgericht onderzoek.

Belangrijk is het responsieve en circulaire karakter van het onderzoek.

2.2 Inhoudelijk kader

Hieronder wordt het inhoudelijk kader van het programma beschreven. Het onderwerp is breed gehouden om zoveel mogelijk partijen te kunnen betrekken. Aan de hand van de onderwerpen in de motivatieformulieren kan het programma desgewenst verder worden ingekaderd.

Welke wijze van voedselproductie is gewenst?

We moeten streven naar een geïntegreerd voedselproductiesysteem waarin minder verloren gaat, natuurlijke hulpbronnen worden gespaard, en bodemecologie en biodiversiteit worden versterkt.

In Nederland is de productie van voedsel en non–food nog niet klimaatneutraal, nog onvoldoende circulair, en leidt het voedingspatroon van een gemiddelde Nederlander tot gezondheidsverlies en druk op het milieu, de natuur en het klimaat, zowel in Nederland als elders in de wereld.

Wat is nodig voor duurzame groei van gewassen?

Voor het realiseren van duurzame groei van gewassen zijn grote veranderingen nodig met betrekking tot o.a. de uitstoot van broeikasgassen, het beheer en gebruik van natuurlijke hulpbronnen en grondstoffen, het duurzaam consumeren van gezond voedsel, en vooral ook een andere insteek: van voortdurende verlaging van de kostprijs van producten, naar voortdurende verlaging van het verbruik van grondstoffen door een efficiëntere benutting in kringlopen.

Deze transitie vereist een combinatie van organisatorische, sociaal–maatschappelijke en technologische vernieuwingen. Om dit te realiseren is een integrale aanpak nodig gericht op een duurzaam circulair voedselsysteem met een goed verdienmodel en een grotere waardering voor voedsel.

Welke kennis is nodig?

Als het gaat om onderzoek en kennis naar onderwerpen die te maken hebben met duurzaam, gezond en veilig voedsel is al veel kennis voorhanden en wordt al veel onderzoek uitgevoerd. Echter, de transitie van het Nederlandse voedselsysteem (in mondiale context) zelf staat nog in de kinderschoenen. De opgave vraagt om een transdisciplinaire aanpak met inzet van disciplines uit de levenswetenschappen, sociale/economische wetenschappen én menswetenschappen. Insteek is dan ook niet hoofdzakelijk nieuwe kennisontwikkeling maar doorontwikkeling van huidige kennis.

Wat zijn de kernvragen?

De kernvraag is: “Hoe ziet een netto positief voedselsysteem eruit, en hoe het systeem te herontwerpen naar zo’n systeem?”

Gedacht wordt aan onderstaande subvragen:

  • Hoe werken we toe naar kringlooplandbouw als de ecologisch en economisch vitale, gangbare productiewijze;

  • Hoe kunnen we consument, jeugd en stad verbinden aan de voedselproducent;

  • Hoe kunnen we voedsel herwaarderen door de werkelijke prijs van producten te berekenen (true pricing) en nieuwe verdienmodellen te ontwikkelen?

Naar welke inhoud wordt gezocht?

Gedacht wordt aan de volgende inhoud:

  • Verdieping in de functies van het voedselsysteem, de outcomes & impacts, relevante actoren, onderlinge interacties, lock–ins en feedback loops, versnellers.

  • Een goed zicht op de samenhang van de onderdelen van het systeem en welke effecten interventies, bijvoorbeeld via beleid, hebben op andere aspecten van het voedselsysteem. Dit betreft zowel een ketengerichte als gebiedsgerichte aanpak.

  • Het verder tot wasdom brengen van kansen, en het opheffen van obstakels.

    Voor het opheffen van obstakels is onder andere nodig:

    • Regelgeving die niet belemmert in de transitie,

    • Inzicht in de relatie voeding en gedrag,

    • Transdisciplinair onderzoek naar stimulatie van het gewenste systeem,

    • Opzetten van voorbeeldexperimenten,

    • Meer inzicht in gedragsverandering;

    Kansen die vooral gestimuleerd moeten worden door middel van kennis zijn:

    • Systeem en integraal denken in innovatie,

    • Omgevingsgericht innoveren,

    • Een duurzame eiwitvoorziening,

    • True pricing

    • New metrics van kwantiteit georiënteerd, naar kwaliteit georiënteerd.

De inhoudelijke invulling van het onderzoeksprogramma wordt tijdens de Sandpit procedure met deelnemende organisaties vastgesteld.

Van de resulterende consortia wordt niet verwacht dat zij al bovenstaande oppakken maar zich in grote lijnen focussen op een aantal van bovenstaande thema’s met als rode draad een systeemverandering.

Wat voor ‘kop’ zit erop?

Het is van belang dat voorstellen een duidelijke ‘kop’ bieden bovenop de huidige activiteiten. Het voorstel moet duidelijk beschrijven welke initiatieven er lopen op dit thema en op welke manier het voorstel zich daarvan onderscheid, er verder op doorgaat, er zogezegd ‘een kop op’ is.

3 Richtlijnen voor de aanvragers

3.1 Wie kan aanvragen

Het NWA–programma is bestemd voor onderzoek van fundamentele, toegepaste en praktijkgerichte aard.

Het programma kent drie fasen:

  • 1. Het aanmelden door partijen en het vervolgens selecteren van partijen voor deelname aan de Sandpit workshop;

  • 2. De Sandpit workshop;

  • 3. Het uitwerken van een aanvraag door consortia.

1. Aanmelden en selecteren van partijen

Voor deze NWA–call for proposals is er eerst een selectieronde waarbij alle geïnteresseerde partijen door middel van een motivatieformulier hun interesse kenbaar maken voor deelname aan de Sandpit workshop. Partijen kunnen onderzoekers, kennisinstellingen, scholen, bedrijven, overheidsinstellingen, agrariërs, adviesbureaus, technologen, enzovoort zijn. Partijen dienen beschikbaar te zijn voor deelname aan de Sandpit (21–24 januari 2020).

In hoofdstuk 4 wordt de procedure voor de selectie van partijen beschreven. Na de selectiefase van deelnemers aan de Sandpit, kunnen wel nog samenwerkingspartners (3.1.4) worden toegevoegd aan het consortium. Er kunnen echter geen penvoerder, aanvragers of cofinanciers zoals beschreven in 3.1.1, 3.1.2 en 3.1.3 meer worden toegevoegd aan het consortium. Er kan slechts een uitzondering worden gemaakt als de beoordelingscommissie heeft vastgesteld dat specifieke noodzakelijke expertise ontbreekt. De beoordelingscommissie kan in dat geval de geselecteerde deelnemers schriftelijk verzoeken om een partij met die specifieke expertise toe te voegen. Deze partij dient een motivatieformulier in en kan, als de raad van bestuur instemt met het toevoegen van deze partij aan het consortium, als samenwerkingspartner in het consortium deelnemen. Partijen die op basis van het motivatieformulier van september 2019 zijn afgewezen, komen hiervoor niet in aanmerking.

2. Sandpit workshop

Na het selecteren van partijen uit motivatieformulieren vindt een Sandpit workshop plaats. De voertaal van de Sandpit is Nederlands. Een Sandpit is een intensieve en interactieve workshop, waar een gevarieerde groep deelnemers uit verschillende disciplines en achtergronden, een team van deskundigen en onafhankelijke stakeholders, samen komen voor meerdere dagen, om gezamenlijk tot innovatieve en transdisciplinaire onderzoeksideeën te komen. Sandpits omvatten een zeer multidisciplinaire mix van actieve onderzoekers, belanghebbenden en potentiële gebruikers van onderzoekresultaten, om lateraal denken en nieuwe benaderingen voor het aanpakken van onderzoekuitdagingen op een specifiek onderwerp te behandelen. Een Sandpit biedt een innovatieve manier om onderzoeksprogramma's en projecten te genereren (zie ook 3.4.3).

3. Uitwerken van een aanvraag door consortia

Nieuw gevormde brede consortia werken na de Sandpit workshop een onderzoekaanvraag verder uit. Een uitgewerkte aanvraag wordt ingediend door een consortium waarin de brede kennisketen, zoals omschreven in hoofdstuk 2.1, is vertegenwoordigd.

Categorieën van deelnemers

We onderscheiden vier categorieën van deelnemers aan een consortium:

  • 1. Penvoerder

  • 2. Aanvrager(s)

  • 3. Cofinanciers

  • 4. Samenwerkingspartners

Penvoerder en aanvragers kunnen financiering aanvragen bij NWO.

In een aanvraag dient het consortium gedefinieerd te worden, welke rol elke partner heeft en welke bijdrage deze levert aan het voorgestelde project.

3.1.1 Penvoerder

De penvoerder dient namens het consortium de aanvraag in en is het aanspreekpunt (penvoerder) voor NWO. De penvoerder ontvangt de subsidie en is namens het consortium verantwoordelijk voor zowel de wetenschappelijke samenhang, de resultaten, als de financiële verantwoording. Onderzoekers van de volgende kennisinstellingen kunnen als penvoerder optreden:

  • Universiteiten gevestigd in het Koninkrijk der Nederlanden;

  • Universitaire medische centra;

  • KNAW- en NWO–instituten;

  • Hogescholen, zoals bedoeld in artikel 1.8 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW);

  • TO2–instellingen;

  • het Nederlands Kanker Instituut;

  • het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek te Nijmegen;

  • Dubble–bundellijn bij de ESRF te Grenoble;

  • NCB Naturalis;

  • Advanced Research Centre for NanoLithography (ARCNL);

  • Prinses Máxima Centrum voor kinderoncologie.

De penvoerder dient aan de volgende kwalificaties te voldoen:

  • gepromoveerd of lector/senior onderzoeker;

  • is in vaste dienst of heeft een tenure track aanstelling bij een van de bovengenoemde kennisinstellingen.

Een penvoerder mag voor deze call slechts één aanvraag indienen in de hoedanigheid van penvoerder. Een penvoerder mag daarnaast maximaal één keer als aanvrager deelnemen aan een ander consortium.

3.1.2 Aanvrager(s)

Een aanvrager is deelnemer in het consortium en ontvangt subsidie via de penvoerder.

Een aanvrager mag voor deze call for proposals in maximaal twee consortia als aanvrager deelnemen.

De organisaties onder 3.1.1. genoemd kunnen standaard deelnemen als aanvrager. Voor organisaties waaraan een aanvrager is verbonden die niet vermeld zijn in paragraaf 3.1.1 geldt dat de organisatie moet voldoen aan de onderstaande cumulatieve criteria. De organisatie waaraan de aanvrager verbonden is:

  • is gevestigd in Nederland;

  • heeft een publieke taak;

  • is onafhankelijk in de uitvoering van onderzoek;

  • heeft geen winstoogmerk anders dan ten behoeve van het doen van verder onderzoek.

Let op: Deze voorwaarden worden voorafgaand aan het indienen van de aanvraag getoetst door NWO. De organisatie van de aanvrager levert daartoe uiterlijk 10 werkdagen voor de deadline van indiening per e–mail in ieder geval de volgende documenten aan:

  • een recent uittreksel van de kamer van koophandel;

  • de oprichtingsakte c.q. statuten c.q. ander formeel document waaruit de publieke taak en het ontbreken van winstoogmerk blijkt;

  • de laatst beschikbare jaarrekening voorzien van controleverklaring.

Indien de toetsing door NWO van de aanvragers niet op voorhand plaatsgevonden heeft, kan NWO het motivatieformulier niet in behandeling nemen.

3.1.3 Cofinancier(s)

Cofinanciering is binnen deze call niet verplicht. Co–financiers zijn organisaties die deelnemen aan het consortium en in cash en/of in kind bijdragen aan het project. Co–financiers ontvangen nooit subsidie van NWO. De voorwaarden omtrent cofinanciering zijn gespecificeerd in paragraaf 3.5.

Kennisinstellingen die conform de onder in 3.1.1. gegeven beschrijving in aanvragen deel mogen nemen, mogen in deze call for proposals niet deelnemen als co–financier.

3.1.4 Samenwerkingspartners

Samenwerkingspartners zijn partijen die nauw betrokken zijn bij de uitvoering van het onderzoek en/of de kennisbenutting. Samenwerkingspartners ontvangen geen subsidie, maar zijn van groot belang vanwege hun expertise en of toepassingsmogelijkheid. Gedacht kan worden aan publiek en private (maatschappelijk) partners zoals: scholen, bedrijven, overheidsinstellingen, agrariërs, adviesbureaus, technologen, enzovoort.

De aanvragers kunnen hier ook al partijen noemen die zij, middels inhuur, willen betrekken bij kennisbenutting.

3.2 Wat kan aangevraagd worden

3.2.1 Beschikbare bedrag

Voor deze call for proposals is een budget beschikbaar van € 2,77 miljoen. Er kunnen 2 aanvragen van € 1,385 miljoen of 1 aanvraag van € 2,77 miljoen toegekend worden.

3.2.2 De begroting

De begroting bij de uitgewerkte subsidieaanvraag wordt opgebouwd aan de hand van NWO–breed gestandaardiseerde bouwstenen, de zogenaamde modules. In de aanvraagbegroting kiezen de aanvragers welke combinatie van modules nodig is om de onderzoeksvraag te beantwoorden, en hoe vaak elke module wordt ingezet.

Voor deze call zijn de volgende modules aan te vragen:

  • 1. Personele kosten

  • 2. Materiële kosten

  • 3. Kennisbenutting

  • 4. Internationalisering en Money follows Cooperation

In deze call kunnen alle modules, met uitzondering van de modules voor Vervanging (1e), zo vaak worden aangevraagd als nodig is voor het beoogde onderzoek. Module 1e kan slechts een keer worden opgenomen in de begroting.

Bij het opstellen van de begroting van de aanvraag dient men te beargumenteren hoe de voorgestelde bestedingen aan de verschillende posten bijdragen aan het voorstel. Er wordt een begrotingsformulier beschikbaar gesteld dat bij de aanvraag als verplichte bijlage ingediend moet worden. Financiering dient in overeenstemming c.q. verenigbaar te zijn met de Europese regelgeving voor staatssteun en aanbestedingen1.

3.3 Wanneer kan aangevraagd worden

Binnen deze call for proposals wordt gewerkt met motivatieformulieren. Deadline voor het indienen van een motivatieformulier is 12 september 2019, 14.00 uur CE(S)T.

Tijdens een Sandpit procedure (21–24 januari 2020) worden een of twee brede consortia samengesteld die een aanvraag zullen uitwerken en indienen. De deadline voor het indienen van uitgewerkte aanvragen is 24 maart 2020, 14.00 uur CE(S)T.

3.4 Het opstellen van de aanvraag

De call procedure is gebaseerd op een Sandpit workshop en bestaat uit de volgende drie fasen:

 

Wat

Hoe

Wanneer

Fase 1

Sandpit participatie selectie

Gebaseerd op de motivatieformulieren; beoordeling door beoordelingscommissie

Deadline indienen motivatieformulier: 12 september 2019, 14:00 CET

Fase 2

Sandpit workshop

Meerdaagse workshop om brede consortia te vormen die werken aan een aanvraag

21–24 januari 2020

Fase 3

Uitgewerkte aanvraag

Uitwerken van aanvragen die zijn geproduceerd tijdens de Sandpit workshop; beoordeling door beoordelingscommissie

Deadline indienen uitgewerkte aanvraag:

24 maart 2020, 14:00 CET

3.4.1 Indienen via ISAAC

Een motivatieformulier dan wel uitgewerkte aanvraag wordt ingediend via het online aanvraagsysteem ISAAC. Bij het indienen van uw motivatieformulier of uitgewerkte aanvraag in ISAAC dient u ook online nog gegevens in te voeren. Wanneer u nog geen ISAAC account heeft, maakt u deze bij voorkeur tenminste vijf werkdagen voor de deadline aan. Wanneer u al een account heeft wordt aangeraden om ten minste één dag vóór de deadline van deze call for proposals te starten met het indienen van uw motivatieformulier/uitgewerkte aanvraag. Motivatieformulieren of uitgewerkte aanvragen die na de deadline worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.

  • Download het aanvraagformulier vanuit het online aanvraagsysteem ISAAC of vanaf de website van NWO (onderaan de webpagina van het betreffende financieringsinstrument).

  • Vul het aanvraagformulier in.

  • Sla het formulier op als pdf en upload het in ISAAC.

3.4.2 Aanmelden door middel van een motivatieformulier

Voor geïnteresseerden geldt dat men zich dient aan te melden door middel van een motivatieformulier. Er wordt in deze fase nog géén onderzoeksvoorstel of plan van aanpak gevraagd.

Van belang is het volgende:

  • Deelname aan de Sandpit workshop (21–24 januari 2020) is verplicht wanneer de raad van bestuur van NWO positief besluit over het motivatieformulier.

  • Zonder deelname aan de Sandpit workshop kan een partij geen rol krijgen in een consortium m.u.v. samenwerkingspartners (3.1).

  • De partij dient in het motivatieformulier te bevestigen dat hij/zij bij een positief besluit aan de Sandpit zal deelnemen.

  • Selectie van deelname aan de Sandpit workshop is op persoonlijke titel. Deelnemers kunnen geen collega afvaardigen.

  • Er is een format beschikbaar voor de motivatieformulieren: dit format dient te worden gebruikt.

  • Geïnteresseerde partijen dienen zelfstandig – dus niet samen met anderen – een motivatieformulier in.

  • Geïnteresseerde partijen kunnen in hun motivatieformulier wel mogelijke andere kennisinstellingen/partijen noemen waarmee men samenwerkt of zou willen samenwerken. Deze genoemde partijen dienen evenwel zelf ook een motivatieformulier in te dienen om een kans te maken geselecteerd te worden.

  • Aanvragende kennisinstellingen die belangstelling hebben voor de rol van penvoerder van een consortium kunnen dit kenbaar maken in hun motivatieformulier.

Het motivatieformulier van een penvoerder/aanvrager

Het motivatieformulier (regulier lettertype) bevat onder andere de volgende punten:

  • 1. Motivatie om deel te nemen aan de Sandpit workshop.

  • 2. Een onderzoeksvraag binnen het thema en de onderbouwing daarvan.

  • 3. De kwaliteit en aanwezigheid van de vereiste expertise nodig voor de onderzoeksvraag.

  • 4. Een portfolio van de penvoerder/aanvrager (kwaliteit van de aanwezige kennis/ervaring: is de penvoerder/aanvrager toonaangevend op dit vakgebied?)

  • 5. Het CV en de eigenschappen van de onderzoeker (denk ook aan ervaring met samenwerken in teams en consortia).

Het motivatieformulier van een geïnteresseerde samenwerkingspartner

Het motivatieformulier van een geïnteresseerde samenwerkingspartner geeft onder andere inzicht in de kennis, ervaring en competenties die hij/zij heeft om aan een te vormen consortium op dit thema deel te kunnen nemen. Daarbij geeft de samenwerkingspartner aan wat hij/zij zou kunnen bijdragen aan het thema.

3.4.3 Sandpit workshop

Van 21 tot en met 24 januari 2020 vindt de Sandpit workshop plaats. Een Sandpit is een intensieve, interactieve workshop bedoeld om zeer innovatieve onderzoekaanvragen te ontwikkelen.

Alleen partijen, waarvan de raad van bestuur van NWO positief heeft besloten over het motivatieformulier, worden uitgenodigd voor deelname aan de Sandpit. Uitgenodigde deelnemers die niet aanwezig kunnen zijn bij de Sandpit worden uitgesloten van de verdere procedure. De deelnemende partijen zullen van een brede en diverse reeks aan disciplines zijn. Ze komen bij elkaar in een ‘creatieve vrij–denken omgeving’. Ze zijn weg van hun alledaagse routines en verantwoordelijkheden. Ze verdiepen zichzelf intensief in een samenwerkingsproces rondom een belangrijk onderwerp welke tijdens de Sandpit wordt geïdentificeerd. In dit geval betreft het de transitie naar een duurzaam voedselsysteem.

De Sandpit wordt geleid door een moderator. De begeleidingscommissie zal tijdens de Sandpit aanwezig zijn om het onderwerp van de call te bewaken.

Voorafgaand aan en tijdens de Sandpit zullen de geselecteerde partijen zich eerst presenteren en kennis maken met elkaars expertise. Het onderwerp ‘transitie naar een duurzaam voedselsysteem’ is breed. Er worden vervolgens een of twee brede consortia gevormd. Deze consortia zullen tijdens de Sandpit starten met het uitwerken van een onderzoekaanvraag die zij tijdens de Sandpit identificeren. Na de Sandpit- bijeenkomst zullen zij verder gaan met het schrijven van de onderzoekaanvraag en deze uiterlijk 24 maart 2020 indienen bij NWO.

Deelname aan de Sandpit wordt niet vergoed, standaard reis- en verblijfkosten van de uitgenodigde partijen worden wel vergoed.

3.4.4 Uitgewerkte aanvraag

Een breed consortium werkt een aanvraag uit. Er is een format beschikbaar voor de uitgewerkte aanvraag: dit format dient te worden gebruikt.

De subsidieaanvraag bestaat onder andere uit de volgende onderdelen:

Samenvatting, Probleemstelling, Relevantie, Kennisoverdracht, Implementatie en Bestendiging, Doelstelling en Plan van aanpak.

De subsidieaanvraag bevat onder andere:

  • 1. Het plan van aanpak van meerdere (onderzoek) projecten/werkpakketten, met daarbij aangegeven wat de bijdrage is van de verschillende partijen.

  • 2. Consortiuminformatie: een beschrijving met organogram, taakverdeling, visie en plan voor (borging in) de toekomst.

  • 3. Een begroting.

  • 4. Een duidelijke tijdsplanning, voor de gehele projectperiode zo concreet mogelijk uitgewerkt.

  • 5. Een beschrijving van de meerwaarde van het consortium voor het onderzoek en hoe de samenwerking binnen de brede kennisketen en dus ook van de kennisketen met maatschappelijke partners uit publieke en semipublieke sectoren en/of het bedrijfsleven verzekerd is. De onderzoeksvoorstellen worden daarom ingediend door consortia waarin organisaties uit de publieke en private kennisketen zijn vertegenwoordigd: van universiteiten, hogescholen, universitaire medische centra, KNAW- en NWO–instituten tot TO2–instellingen en Rijkskennisinstellingen, maar ook scholen, bedrijven, overheidsinstellingen, agrariërs, adviesbureaus, technologen, enzovoort. De aanvraag geeft antwoord op vragen als: waar staat het consortium voor, wat wil het bereiken en wat is de rol van diverse leden van het consortium in het onderzoek?

Een consortium kan in de uitwerking van de subsidieaanvraag besluiten – of van de beoordelingscommissie het advies meekrijgen – om ook nog andere samenwerkingspartners te betrekken bij de projectactiviteiten. De keuze hiervoor dient helder te worden onderbouwd in de uitgewerkte aanvraag. Het kan bijvoorbeeld een partij zijn verantwoordelijk voor de kennisoverdracht en toepassing in de praktijk. Zie verder paragraaf 3.1. Deze deelnemers ontvangen geen subsidie van NWO.

Hoe is de samenleving betrokken

Elk consortium wordt gevraagd aan te geven op welke manier de samenleving in brede zin betrokken wordt bij de opzet en uitvoering van het voorgestelde onderzoeksproject. Om de impact van het voorgestelde onderzoek nog verder te vergroten is ook van belang dat het consortium aangeeft hoe kennisoverdracht van het consortium naar eindgebruikers, zoals ministeries, maatschappelijke stakeholders en bedrijven, wordt bevorderd en hoe dit gedurende de hele looptijd van het onderzoek kan worden ingebouwd.

3.5 Subsidievoorwaarden

Op alle aanvragen in deze call is de NWO–Subsidieregeling 2017 en het Akkoord bekostiging wetenschappelijk onderzoek van toepassing.

Looptijd

Aanvragen in de NWA call ‘Transitie naar een duurzaam voedselsysteem’ hebben een maximale looptijd van 3 jaar. Aanvragen met een langere looptijd dan het hier gestelde worden niet door NWO in behandeling genomen.

Cofinanciers

Cofinanciering is in deze call niet verplicht. Het is wel mogelijk. Onderscheid wordt gemaakt tussen in–cash cofinanciering, die dient als dekking voor de begroting van de projectactiviteiten beschreven in de aanvraag, en in–kind cofinanciering, die kan bestaan uit inzet van middelen van de betrokken organisaties.

NWO factureert na honorering van de aanvraag de private of publieke partij die zich met een in–cash bijdrage heeft gecommitteerd. Na ontvangst wordt het geld toegewezen op het project.

Voorwaarden in–kind cofinanciering

In–kind cofinanciering dient gekapitaliseerd ofwel contant gemaakt te worden (opgebouwd uit aantal eenheden tegen kostprijs of uren x tarief) en maakt deel uit van de begroting.

De co–financierende organisatie dient de gehanteerde tarieven te onderbouwen en te bewijzen. NWO bepaalt of de tarieven moeten worden aangepast.

Waardebepaling in–kind cofinanciering

Voor het bepalen van het uurtarief kan worden uitgegaan van het maximaal kostendekkend tarief inclusief de hierbij geldende opslagen. Het uurtarief wordt berekend op basis van de gehanteerde standaard productief aantal uur van de organisatie. Om tot een kostendekkend uurtarief te komen kunnen de volgende elementen meegenomen worden:

  • (gemiddeld) brutoloon behorende bij de functie van de medewerker die zal bijdragen aan het project;

  • vakantiegeld en 13e maand (indien van toepassing in de geldende CAO) naar rato van de inzet in FTE;

  • sociale lasten;

  • pensioenlasten;

Cofinanciers dienen opbouw en hoogte van de opgevoerde uurtarieven te motiveren in de steunbrief. Uurtarieven voor personele in–kind bijdragen van co–financiers zijn gemaximeerd op € 125 per uur ongeacht van toepassing zijnde fiscale wet- en regelgeving bij de co–financier.

NWO kan verzoeken om onderbouwing en bewijsstukken van de gehanteerde tarieven en eveneens om aanpassing.

Voor de inzet van studenten geldt een maximum tarief van € 25 per uur.

Toelaatbaar als in–kind cofinanciering is:

  • Personele inzet en materiële bijdragen als cofinanciering worden geaccepteerd op voorwaarde dat deze gekapitaliseerd worden en dat deze volledig onderdeel uitmaken van het project. Dit wordt duidelijk in de beschrijving en de planning/fasering van het onderzoek. Voor toegezegde apparatuur wordt de actuele dagwaarde gehanteerd.

  • Het is mogelijk dat een gedeelte van het onderzoek wordt uitgevoerd door derden. Bij personele inzet is voorwaarde dat de geleverde expertise in de vorm van mensuren niet reeds beschikbaar is op de onderzoeksinstelling(en) en dus specifiek voor het project wordt ingezet. Het kapitaliseren van personele inzet door derden is gebonden aan de hierboven genoemde waardebepaling in–kind cofinanciering.

  • Bij materiële bijdragen in de vorm van levering van diensten is voorwaarde dat deze als nieuwe inspanning kan worden geïdentificeerd. De dienst is niet reeds beschikbaar op de onderzoeksinstelling(en) die het onderzoek uitvoer(t)en. Het kan voorkomen dat men reeds geleverde diensten (bijvoorbeeld een database of software) als in kind cofinanciering wil opvoeren. Acceptatie is in dit geval niet vanzelfsprekend. Hierover dient de penvoerder vooraf contact op te nemen met NWO. NWO bepaalt of voor deze levering een concrete waarde is vast te stellen.

Verantwoording in–kind cofinanciering

Private en publieke partijen dienen hun in–kind bijdrage aan NWO te verantwoorden door een opgave van ingebrachte kosten te verstrekken aan de penvoerder, binnen drie maanden na afloop van het onderzoeksproject waaraan de bijdrage is geleverd. De verantwoording van de co–financier(s) dient door de penvoerder tezamen met de financiële verantwoording van het project bij NWO te worden aangeleverd ten behoeve van de subsidievaststelling. Indien de door één co–financier te verantwoorden in–kind bijdrage hoger is dan € 125.000, dient door deze co–financier een controleverklaring aangeleverd te worden; in andere gevallen volstaat een schriftelijke verklaring van de penvoerder waarin vastgelegd is dat de ingebrachte in natura inspanningen daadwerkelijk aan het project zijn toegeschreven.

Bij in gebreke blijven van verantwoording van de toegezegde cofinanciering danwel het leveren van de toegezegde cofinanciering heeft NWO het recht de gehele subsidie in te trekken.

Niet toelaatbaar als cofinanciering (zowel in–cash als in–kind):

  • door NWO toegekende financiering;

  • PPS–toeslag;

  • cofinanciering afkomstig van de organisaties waar de penvoerder of aanvrager(s) werkzaam zijn;

  • kortingen op commerciële tarieven, o.a. op materialen, apparaten en diensten;

  • kosten m.b.t. overhead, begeleiding, consultancy en/of deelname aan de begeleidingscommissie;

  • kosten voor diensten die voorwaardelijk zijn. Er worden geen voorwaarden gesteld aan de levering van de cofinanciering. De levering van de cofinanciering is niet afhankelijk van het al dan niet bereiken van een bepaald stadium in het onderzoeksplan (bijv. go/no–go moment);

  • kosten die volgens de call for proposals niet worden vergoed;

  • kosten van apparatuur indien een van de (hoofd)doelen van de aanvraag is verbetering/meerwaarde te creëren van deze apparatuur.

Steunbrief deelnemende cofinanciers

In een steunbrief spreekt de cofinancier zowel inhoudelijke als financiële steun uit aan het project en bevestigt deze de toegezegde cofinanciering. De steunbrief van alle cofinanciers zijn verplichte bijlages bij de volledige aanvraag. Deze moet zijn ondertekend door een tekenbevoegd persoon van de cofinancier en op briefpapier van de cofinancier zijn geprint. In geval van honorering zal NWO de cofinancier vragen de bijdrage(n) te bevestigen (o.a. ter facturering). NWO zal een standaard handreiking voor de steunbrief beschikbaar stellen.

Adhesiebetuiging samenwerkingspartners

Samenwerkingspartners (zie paragraaf 3.1.4) kunnen geen steunbrief aanleveren, aangezien zij geen cofinanciering bijdragen aan het project. Het is wel mogelijk om samenwerkingspartners te vragen om een adhesiebetuiging, waarin de partner aangeeft wat de aanleiding is om als samenwerkingspartner op te treden in het onderzoek, en wat de rol van de desbetreffende samenwerkingspartner binnen het project zal zijn. Adhesiebetuigingen kunnen alleen in de fase voor volledige aanvragen worden aangeleverd en zijn niet verplicht.

Start van het project

Het project kan van start gaan zodra het datamanagementplan is goedgekeurd door NWO en er een ondertekende samenwerkingsovereenkomst van het consortium is ontvangen waarin minimaal afspraken rondom IE&P zijn vast gelegd.

De uiterste startdatum van het onderzoek van de consortia is zes maanden na ontvangst van het subsidieverleningsbesluit. Het onderzoek heeft een looptijd van maximaal 3 jaar.

Consortiumovereenkomst

De consortiumpartners moeten voorafgaand aan de start van het toegekende project een consortiumovereenkomst ondertekenen. In deze overeenkomst zijn rechten (bijvoorbeeld copyrights, publicaties, intellectueel eigendom etc. op producten of zaken die binnen het project worden ontwikkeld), kennisoverdracht en andere zaken zoals betalingen, voortgangs- en eindverslagen en geheimhouding geregeld. Daarnaast staan in de consortiumovereenkomst afspraken over de governance van het consortium (die afdoende garantie moet bieden voor een effectieve samenwerking), financiën, waar van toepassing in te brengen basiskennis, aansprakelijkheid, geschillen en regeling van onderlinge informatieverstrekking.

Het initiatief voor het maken van deze afspraken ligt bij de penvoerder. De afspraken worden door NWO getoetst aan de NWO Subsidieregeling 2017.

Intellectueel Eigendom & Publicaties (IE&P)

Om de kansen op nieuwe vindingen en innovaties te vergroten, wordt het verwerven, onderhouden en benutten van intellectuele eigendomsrechten (octrooien en auteursrechten) bij de kennisinstellingen gestimuleerd. Daartoe worden consortia bij de NWA gevraagd aandacht te geven aan intellectuele eigendomsrechten. Hierbij is het van belang dat onderzoeksresultaten op een verantwoorde wijze behandeld worden met het oog op bijdragen aan de wetenschap en toepassen van de kennis. Het doel is om enerzijds de onderzoeksresultaten zo breed mogelijk te exploiteren en te publiceren en anderzijds de samenwerking tussen de kennisketen en (semi)publieke partners en het bedrijfsleven te stimuleren. De NWO Subsidieregeling 2017 voorziet in mogelijkheden om Intellectueel Eigendom (IE)–rechten te vestigen door de aanvragers en ook in eventuele overdracht of licentieverlening daarvan aan de cofinanciers. Voor de IE–rechten zijn de bepalingen zoals weergegeven in hoofdstuk 4 van deze subsidieregeling van toepassing waarbinnen de IE–rechten op de resultaten toekomen aan de begunstigde kennisinstelling, wiens medewerker de betreffende resultaten heeft gegenereerd (ownership follows inventorship). Voor de IE–rechten op de resultaten van cofinanciers gelden de daarin weergegeven percentages tenzij gerechtvaardigd is hiervan af te wijken.

Begeleidingscommissie voor inhoudelijke monitoring

NWO draagt zorg voor de inhoudelijke monitoring van de gehonoreerde aanvragen. Ter versterking hiervan en om het draagvlak voor de uitvoering van de projecten te vergroten zal een begeleidingscommissie worden ingesteld. Deze commissie zal deels bestaan uit financiers (Ministerie van LNV en NWO), mensen met wetenschappelijke expertise en mensen met praktijkervaring. De commissie monitort de verbinding tussen de verschillende projecten, monitort de voortgang van alle projecten en de behaalde resultaten met een focus op kennisoverdracht, kennisbenutting en toepassing van de resultaten. Er zullen geregeld bijeenkomsten en desgewenst ‘site visits’ worden georganiseerd. Voor de bijeenkomsten van de begeleidingscommissie worden vertegenwoordigers van alle consortia gevraagd om input en deelname aan de bijeenkomsten. Waar gewenst worden experts uitgenodigd.

Verantwoording tijdens het project

Gedurende het project zal de penvoerder verantwoordelijk zijn voor rapportages over het project (mid–term en eindrapportage). NWO kan met het oog op monitoring van de voortgang van het project tussentijds inhoudelijk en financiële rapportages opvragen.

Afsluiting van een project

Bij afronding van een project zullen inhoudelijke en financiële eindrapportages worden opgevraagd. Daarna wordt de hoogte van de subsidie vastgesteld door NWO.

Open Access

Alle wetenschappelijke publicaties van onderzoek dat is gefinancierd op basis van toekenningen voortvloeiend uit deze call for proposals dienen onmiddellijk (op het moment van publicatie) wereldwijd vrij toegankelijk te zijn (Open Access). Er zijn verschillende manieren voor onderzoekers om Open Access te publiceren. Een uitgebreide toelichting hierop vindt u op www.nwo.nl/openscience.

Datamanagement

Bij goed onderzoek hoort verantwoord datamanagement. NWO wil dat onderzoeksdata die voortkomen uit met publieke middelen gefinancierd onderzoek zo veel mogelijk ‘vrij’ en duurzaam beschikbaar komen voor hergebruik door andere onderzoekers. NWO wil bovendien het bewustzijn bij onderzoekers over het belang van verantwoord datamanagement vergroten. Aanvragen dienen daarom te voldoen aan het datamanagementprotocol van NWO. Dit protocol bestaat uit twee stappen:

  • 1. Datamanagementparagraaf

    De datamanagementparagraaf maakt deel uit van de onderzoeksaanvraag. Onderzoekers dienen vier vragen te beantwoorden over datamanagement binnen hun beoogde onderzoeksproject. Hij of zij wordt dus gevraagd reeds voor aanvang van het onderzoek te bedenken hoe de verzamelde data geordend en gecategoriseerd moeten worden zodat zij vrij beschikbaar kunnen worden gesteld. Vaak zullen al bij het tot stand komen van de data en de analyse daarvan maatregelen getroffen moeten worden om opslag en deling later mogelijk te maken. Onderzoekers kunnen zelf aangeven welke onderzoeksdata zij voor opslag en hergebruik relevant achten.

  • 2. Datamanagementplan

    Na honorering van een aanvraag dient de onderzoeker de datamanagementparagraaf uit te werken tot een datamanagementplan. Het datamanagementplan is een concrete uitwerking van de datamanagementparagraaf. De onderzoeker beschrijft in het plan of gebruik gemaakt wordt van bestaande data of dat het om een nieuwe dataverzameling gaat en hoe de dataverzameling dan FAIR: vindbaar, toegankelijk, interoperabel en herbruikbaar gemaakt wordt. Uiterlijk 4 maanden na honorering van de aanvraag moet dat plan via ISAAC zijn ingediend bij NWO. NWO keurt het plan zo snel mogelijk goed.

    Goedkeuring van het datamanagementplan door NWO is voorwaarde voor de subsidieverlening. Het plan kan tijdens het onderzoek worden bijgesteld.

    Meer informatie over het datamanagementprotocol van NWO staat op: www.nwo.nl/datamanagement.

Nagoya Protocol

Het Nagoya Protocol is op 12 oktober 2014 van kracht gegaan en zorgt voor een eerlijke en billijke verdeling van voordelen voortvloeiende uit het gebruik van genetische rijkdommen (Access and Benefit Sharing; ABS). Onderzoekers die voor hun onderzoek gebruikmaken van genetische bronnen in/uit het buitenland dienen zich op de hoogte te stellen van het Nagoya Protocol (www.absfocalpoint.nl). NWO gaat ervan uit dat zij de noodzakelijke acties ten aanzien van het Nagoya Protocol nemen.

3.6 Het indienen van een aanvraag

Het indienen van een motivatieformulier/uitgewerkte aanvraag kan alleen via het online aanvraagsysteem ISAAC. Motivatieformulieren/aanvragen die niet via ISAAC zijn ingediend, worden niet in behandeling genomen.

Een indiener van een motivatieformulier/aanvraag is verplicht zijn/haar motivatieformulier/aanvraag via zijn/haar eigen ISAAC–account in te dienen. Indien deze nog geen ISAAC–account heeft, dient hij/zij dat minimaal vijf dagen voor het indienen aan te maken. Dit om eventuele aanmeldproblemen op tijd te kunnen verhelpen. Indien deze al een account bij NWO heeft, hoeft deze geen nieuw account aan te maken om een motivatieformulier/aanvraag in te dienen.

Het indienen van een aanvraag kan alleen gedaan worden door een deelnemer van de Sandpit workshop. Bij het indienen van uw aanvraag in ISAAC dient u ook online nog gegevens in te voeren. Begin daarom ten minste drie dagen vóór de deadline van deze call for proposals met het indienen van uw aanvraag, zodat problemen met uw account of het invoeren van data opgelost kan worden. Aanvragen die na de deadline worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.

Voor vragen van technische aard verzoeken wij u contact op te nemen met de ISAAC–helpdesk, zie paragraaf 5.1.2.

4 Beoordelingsprocedure

4.1 Procedure

Voor alle bij de beoordeling en/of besluitneming betrokken personen en betrokken NWO–medewerkers is de NWO–code Persoonlijke Belangenvan toepassing.

4.1.1 Beoordelingscommissie

Voor deze call for proposals wordt door NWO een begeleidingscommissie ingesteld. De begeleidingscommissie stelt vervolgens een beoordelingscommissie samen. Naast wetenschappelijke expertise is ook expertise vanuit de praktijk in de beoordelingscommissie opgenomen. De samenstelling van de beoordelingscommissie zal na het besluit gepubliceerd worden op de website van NWO.

De beoordelingscommissie beoordeelt de motivatieformulieren van geïnteresseerde partijen en brengt advies uit aan het domeinbestuur. Het domeinbestuur adviseert op haar beurt de raad van bestuur van NWO over de te selecteren deelnemers voor de Sandpit workshop die naar aanleiding daarvan mogelijk deelnemen in een consortium en het uitwerken van een subsidieaanvraag (4.1.3).

Bij een uitgewerkte subsidieaanvraag worden de criteria uit paragraaf 4.2 in acht genomen. De beoordelingscommissie beoordeelt de uitgewerkte subsidieaanvragen, houdt interviews met een consortiavertegenwoordiging, en zal advies uitbrengen aan het domeinbestuur. Het domeinbestuur adviseert de raad van bestuur van NWO op basis van het advies van de beoordelingscommissie.

4.1.2 Procedure voor de beoordeling van motivatieformulieren

Ontvankelijkheid van de motivatieformulieren

De eerste stap in de beoordelingsprocedure is een toets of het motivatieformulier in behandeling genomen kan worden. Dat gebeurt op basis van de volgende voorwaarden:

  • Het motivatieformulier is voor de deadline ingediend via ISAAC.

  • Het motivatieformulier is in het Nederlands geschreven.

  • Het motivatieformulier is ingediend door een geïnteresseerde partij die voldoet aan de voorwaarden gesteld in 3.1.

  • De indiener heeft zijn/haar aanwezigheid bij de Sandpit workshop (21 – 24 januari 2020) bevestigd.

Alleen motivatieformulieren die aan deze voorwaarden voldoen, zijn ontvankelijk en worden in behandeling genomen.

Wanneer correctie van het motivatieformulier nodig is, zal de aanvrager de gelegenheid krijgen om haar/zijn motivatieformulier binnen 48 uur aan te passen. Als het motivatieformulier niet binnen de gestelde tijd is ontvangen, neemt NWO het motivatieformulier niet in behandeling. Gecorrigeerde motivatieformulieren, die tijdig zijn ontvangen, worden na goedkeuring alsnog in behandeling genomen.

Beoordeling motivatieformulieren

De beoordelingscommissie oordeelt over de kwaliteit en de relevantie van de motivatieformulieren.

De genoemde criteria voor de motivatieformulieren wegen even zwaar in de beoordeling en prioritering (4.2).

De in het motivatieformulier genoemde partijen om mee samen te werken in een breed consortium moeten apart een motivatieformulier hebben ingediend.

Besluitvorming motivatieformulieren

Na de beoordeling adviseert het domeinbestuur van het domein Exacte en Natuurwetenschappen (NWO–ENW) de raad van bestuur van NWO op basis van de voordracht van de beoordelingscommissie. De raad van bestuur van NWO behandelt eind november 2019 de selectie van deelnemers aan de vervolgprocedure (Sandpit). Voor penvoerders en aanvragers betreft het een besluit. Omdat een brede vertegenwoordiging uit de maatschappij wenselijk is, zal de raad van bestuur van NWO slechts adviseren over deelname door cofinanciers en samenwerkingspartners. Het advies is niet bindend.

Consortia

Bij het selecteren van de kennisinstellingen, overige partijen en samenwerkingartners wordt gezocht naar een optimale mix en complementariteit van ervaring en expertise.

Het domeinbestuur van ENW adviseert de raad van bestuur van NWO op basis van het advies van de beoordelingscommissie of het beste één consortium kan worden geformeerd, of dat, gezien de complexiteit van de thematiek, twee consortia naast elkaar zouden kunnen worden gevormd. Het beschikbare budget wordt dan gelijkelijk verdeeld over twee consortia. Het is ook mogelijk dat zij adviseert om dit tijdens de Sandpit workshop te laten ontstaan. Als tijdens de Sandpit workshop twee consortia gevormd worden, is nauwe samenwerking tussen de twee consortia essentieel. De begeleidingscommissie heeft dan onder andere de taak om hierop toe te zien.

4.1.3 Procedure voor de beoordeling van de uitgewerkte subsidieaanvragen

Ontvankelijkheid van de uitgewerkte subsidieaanvragen

De eerste stap in de beoordelingsprocedure is een toets of de aanvraag in behandeling genomen kan worden. Dat gebeurt op basis van de volgende ontvankelijkheidscriteria:

  • De uitgewerkte subsidieaanvraag in voor de deadline ingediend via ISAAC.

  • De subsidieaanvraag is in het Nederlands geschreven.

  • De subsidieaanvraag bevat informatie over de deelnemers aan het consortium, met een beschrijving van alle gevraagde onderdelen.

  • De subsidieaanvraag bevat per deelaanvraag een plan van aanpak.

  • De subsidieaanvraag bevat een begroting voor alle deelaanvragen en een totaalbegroting. Deze zijn in het voorgeschreven format opgesteld.

  • De subsidieaanvraag voldoet aan de onder hoofdstuk 3.4.4 gestelde voorwaarden.

Alleen aanvragen die aan deze voorwaarden voldoen, zijn ontvankelijk en worden in behandeling genomen.

Wanneer correctie van de aanvraag nodig is, zal de penvoerder de gelegenheid krijgen om de aanvraag binnen 48 uur aan te passen. Als de gecorrigeerde aanvraag niet binnen de gestelde tijd is ontvangen, neemt NWO de aanvraag niet in behandeling. Gecorrigeerde aanvragen, die tijdig zijn ontvangen, worden na goedkeuring alsnog in behandeling genomen.

Versterken subsidieaanvragen

Wanneer twee consortia aan een uitgewerkte aanvraag werken, wordt halverwege de fase waarin door de consortia de subsidieaanvragen worden opgesteld een bijeenkomst gepland. Tijdens deze bijeenkomst lichten de consortia hun plannen aan elkaar toe. Ze geven elkaar advies ter verbetering van hun aanvraag. Doel van de bijeenkomst is het vergroten van de kwaliteit van de aanvragen en het bevorderen van de onderlinge afstemming.

Beoordeling van de subsidieaanvragen

De beoordelingscommissie oordeelt over de kwaliteit van een subsidieaanvraag en de kans op potentiële maatschappelijke doorbraken en relevantie van het voorstel. De samenstelling van het consortium moet overtuigend bijdragen aan de kwaliteit van het voorstel en de haalbaarheid. De subsidieaanvragen moeten aan deze call opgesomde criteria voldoen. Afwijzen is mogelijk bij onvoldoende kwaliteit (zie de paragraaf ‘NWO–kwalificatie’ hieronder).

De penvoerder ontvangt de voorlopige beoordeling van de beoordelingscommissie en het consortium kan hierop tijdens een interview mondeling wederhoor geven tijdens de beoordelingscommissievergadering die gepland is in april 2020.

Indien een subsidieaanvraag niet aan de criteria voldoet, zal de beoordelingscommissie het betreffende consortium eenmalig de kans bieden een herziene aanvraag in te dienen. De aanvrager krijgt hiervoor

3 weken vanaf de bekendmaking. De aanbevelingen en aanwijzingen zal de beoordelingscommissie schriftelijk meedelen. Naar aanleiding hiervan zal een tweede gesprek worden ingepland. Als de herziene aanvraag niet aan de voorwaarden en kwaliteitscriteria voldoet zal er geen subsidie worden verstrekt.

Besluitvorming

Na de beoordeling adviseert het ENW–domeinbestuur de raad van bestuur van NWO op basis van het advies van de beoordelingscommissie. De raad van bestuur van NWO neemt in juni 2020 een besluit over toekenning of afwijzing van de uitgewerkte aanvragen. Wanneer een herziene aanvraag ingediend moet worden, wordt het besluit uitgesteld naar september 2020.

Datamanagement

De datamanagementparagraaf in de aanvraag wordt niet beoordeeld en derhalve ook niet meegewogen in de beslissing om een aanvraag al of niet toe te kennen. De beoordelingscommissie kan wel advies geven met betrekking tot de datamanagementparagraaf. Na honorering van een aanvraag dient de penvoerder de paragraaf uit te werken in een datamanagementplan. Penvoerders kunnen hierbij gebruik maken van het advies van de beoordelingscommissie. Het project kan van start gaan zodra het datamanagementplan is goedgekeurd door NWO.

NWO-kwalificatie

NWO voorziet alle uitgewerkte aanvragen van een kwalificatie. Deze kwalificatie wordt aan de aanvrager bekend gemaakt bij het besluit over al dan niet toekennen van financiering.

Om voor financiering in aanmerking te kunnen komen, dient een aanvraag ten minste de kwalificatie zeer goed te krijgen. Voor meer informatie over de kwalificaties zie: http://www.nwo.nl/kwalificaties.

4.1.4 Indicatief tijdspad

12 september 2019

Deadline indienen motivatieformulier

Oktober 2019

Vergadering beoordelingscommissie

7 november 2019

Advies domeinbestuur voor raad van bestuur

27 november 2019

Besluit danwel advies raad van bestuur van NWO

December 2019

Uitnodigen deelnemers voor Sandpit workshop

21 – 24 januari 2020

Sandpit workshop

24 maart 2020

Indienen uitgewerkte aanvraag

April 2020

Bijeenkomst beoordelingscommissie/interviews

Mei 2020

Advies domeinbestuur voor raad van bestuur

Juni 2020

Besluit raad van bestuur van NWO

September 2020

Start project(en)

4.2 Beoordelingscriteria

Motivatieformulieren

De beoordeling van de motivatieformulieren, ingediend door een aanvrager (3.1.1 en 3.1.2), gebeurt op basis van de volgende twee criteria:

Relevantie en passendheid voor het thema

  • De relevantie van de genoemde onderzoeksvra(a)g(en) voor het thema ‘transitie naar een duurzaam voedselsysteem’.

  • Passendheid binnen het brede inhoudelijke plaatje van een beoogd consortium welke uit de motivatieformulieren wordt geselecteerd.

  • Overtuigingskracht van de brief.

Bijdrage qua expertise aan het consortium

  • De kwaliteit van het portfolio van de aanvrager (de aanwezige kennis en ervaringen: is de aanvrager toonaangevend in dit vakgebied).

  • De kwaliteit van de genoemde projecten (toonaangevend op het vakgebied?).

  • De kwaliteit van het CV en eigenschappen van de indiener (denk ook aan ervaring met het samenwerken in teams of consortia).

De in het motivatieformulier genoemde partijen om mee samen te werken in een breed consortium moeten apart een motivatieformulier hebben ingediend.

Het eerste criterium wordt beoordeeld op relevantie, het tweede criterium worden beoordeeld op kwaliteit.

De beoordeling van de motivatieformulieren van co–financiers en samenwerkingspartners (3.1.3 en 3.1.4) gebeurt op basis van volgende twee criteria:

Relevantie en passendheid voor het thema

  • De relevantie van de genoemde onderzoeksvra(a)g(en) voor het thema ‘transitie naar een duurzaam voedselsysteem’.

  • Passendheid binnen het brede inhoudelijke plaatje van een beoogd consortium welke uit de motivatieformulieren wordt geselecteerd.

  • Overtuigingskracht van de brief.

Bijdrage qua expertise aan het consortium

  • Kwaliteit van kennis, ervaring en competenties ten aanzien van het thema ‘transitie naar een duurzaam voedselsysteem’.

  • Bijdrage die de co–financier of samenwerkingspartner kan leveren aan de uitvoering van het onderzoek en/of de kennisbenutting.

De genoemde criteria voor de motivatieformulieren wegen even zwaar in de beoordeling en prioritering.

Uitgewerkte aanvragen

De uitgewerkte aanvragen worden beoordeeld op de volgende drie criteria:

  • I. Kwaliteit van het onderzoeksvoorstel;

  • II. Kwaliteit van het consortium;

  • III. Potentiële wetenschappelijke en/of maatschappelijke doorbraken.

De drie criteria wegen even zwaar en tellen elk voor één derde mee in het totaaloordeel. Mogelijke deelaspecten van de beoordelingscriteria worden hieronder weergegeven:

  • I. Kwaliteit van het onderzoeksvoorstel

    • 1. Passendheid voor het thema Duurzame Voedselkwaliteit.

    • 2. Wetenschappelijk belang van het voorgestelde onderzoek.

    • 3. Het voorstel maakt een inventarisatie van reeds ontwikkelde kennis en bouwt daarop aantoonbaar voort.

    • 4. De probleemstelling en onderzoeksvragen zijn helder geformuleerd en passend binnen het programmadoel.

    • 5. De geschiktheid van de onderzoeksmethode en benadering is aangetoond in de aanvraag.

    • 6. Transdisciplinariteit is helder toegelicht c.q. in het voorstel zijn de voor de probleemaanpak vereiste disciplines betrokken.

    • 7. De begroting is passend voor het uit te voeren onderzoek: de verschillende begrotingsposten zijn gemotiveerd.

    • 8. De haalbaarheid van de geplande activiteiten is onderbouwd.

    • 9. Afbreukrisico’s worden benoemd en adequaat geadresseerd.

    • 10. Er is een helder plan voor de borging van de resultaten voor de toekomst (na afloop van de projecten).

    • 11. Er zijn passende activiteiten gepland om de kennis te vertalen naar handelingsperspectieven in de praktijk.

  • II. Kwaliteit van het consortium

    • 1. Transdisciplinair: zijn alle disciplines die nodig zijn voor een adequate aanpak van het probleem in het voorstel opgenomen en is hun rol overtuigend beschreven?

    • 2. Kennisketenbreed: wordt overtuigend aangetoond dat de voor een adequate aanpak van het probleem noodzakelijke partijen uit de kennisketen in het voorstel zijn opgenomen en is hun rol overtuigend beschreven? Zal kennisuitwisseling en deskundigheid bevorderd worden door middel van kennisketenbrede samenwerking?

    • 3. Zijn de voor het voorstel noodzakelijke samenwerkingspartners in het consortium opgenomen?

    • 4. Is de samenhang, complementariteit en diversiteit van het consortium duidelijk beschreven ten aanzien van het voorgestelde onderzoek?

    • 5. Is de potentie van het consortium om kennisoverdracht naar eindgebruikers te realiseren overtuigend beschreven?

    • 6. Zijn eindgebruikers aantoonbaar deel van het consortium?

    • 7. Is de mate waarin het consortium zal bijdragen aan de ontwikkeling aan een duurzame onderzoek infrastructuur overtuigend beschreven?

    • 8. Wijze waarop in het voorgestelde onderzoek, voor zover relevant voor de kernopdracht van het voorstel, aandacht is voor het adresseren van de keten van fundamenteel onderzoek tot aan toepassing van de resultaten.

    • 9. Organisatie en inbedding van het onderzoek: kent het onderzoek een goede projectorganisatie en is het onderzoek goed ingebed in de betreffende organisaties?

    • 10. Betrokkenheid en actieve rol van junior onderzoekers in het consortium.

  • III. Potentiële wetenschappelijke en/of maatschappelijke doorbraken

    • 1. Mate waarin het voorstel gericht is op wetenschappelijke en/of maatschappelijke doorbraken.

    • 2. Mate van betrokkenheid en commitment van publieke en private partijen.

    • 3. Wijze waarop de samenleving/ het bredere publiek/specifieke doelgroepen in het voorstel worden betrokken én een rol hebben bij eventuele uitvoering.

    • 4. Ambitie en haalbaarheid van het kennisbenuttingsplan (inclusief kennisoverdracht, utilisatie van resultaten en valorisatie).

    • 5. Mate van passendheid bij de beschreven inhoud.

    • 6. Mate van potentie van het project om een duurzame impact te maken in Nederland, maar wellicht ook mondiaal.

    • 7. Mate van potentie van het project om bij te dragen aan de ontwikkeling van een duurzame onderzoek infrastructuur in Nederland.

5 Contact en overige informatie

5.1 Contact

5.1.1 Inhoudelijke vragen

Voor inhoudelijke vragen over de ‘Transitie naar een duurzaam voedselsysteem’ en deze call for proposals neemt u contact op met:

Mirjam van het Groenewoud (programma manager)

tel. +31(0)70 344 06 26

E–mail: nwa–voedseltransitie@nwo.nl

5.1.2 Technische vragen over het online aanvraagsysteem ISAAC

Bij technische vragen over het gebruik van ISAAC kunt u contact opnemen met de ISAAC–helpdesk. Raadpleeg eerst de handleiding voordat u de helpdesk om advies vraagt. De ISAAC–helpdesk is bereikbaar van maandag t/m vrijdag van 10.00 tot 17.00 uur op telefoonnummer +31 (0)20 346 71 79. U kunt uw vraag ook per e–mail stellen via isaac.helpdesk@nwo.nl. U ontvangt dan binnen twee werkdagen een reactie.

6 Bijlage(n)

De begroting van de uitgewerkte subsidieaanvraag wordt opgebouwd aan de hand van NWO–breed gestandaardiseerde bouwstenen, de zogenaamde modules. Deze modules worden hieronder uitgewerkt. In de aanvraagbegroting kiezen de aanvragers welke combinatie van modules nodig is om de onderzoeksvraag te beantwoorden, en hoe vaak elke module wordt ingezet.

Voor deze call zijn de volgende modules aan te vragen:

  • 1. Personele kosten

  • 2. Materiële kosten

  • 3. Kennisbenutting

  • 4. Internationalisering en Money follows Cooperation

Hieronder is per module aangegeven wat aangevraagd kan worden.

1. Module Personele kosten

  • a) Postdoc;

  • b) Niet wetenschappelijk personeel;

  • c) Personeel HBO;

  • d) Personeel Overig Wetenschappelijk Personeel;

  • e) Vervanging

NB: Vergoedingen voor promotiestudenten/beursalen aan een Nederlandse universiteit komen niet in aanmerking voor subsidie van NWO.

Module 1a) Postdoc

Gezien de looptijd van dit programma, 3 jaar, kan een postdoc voor maximaal 36 maanden worden aangevraagd. De minimale omvang van de aanstelling is 0,5 fte voor 12 maanden. Deze inzet kan wel over een langere of kortere periode gespreid worden, bijvoorbeeld over de gehele looptijd van het project.

Indien men een expertise gedurende kortere tijd wenst in te zetten staat hiervoor het materieel krediet ter beschikking.

De salariskosten worden vergoed volgens de afspraken in het akkoord ‘Bekostiging wetenschappelijk onderzoek’ met de VSNU en zijn gebaseerd op de cao van de Nederlandse universiteiten (voor ZonMw geldt dat de kosten gebaseerd zijn op de cao–NFU).

De door NWO gefinancierde projectmedewerker ontvangt bovenop de salariskosten een eenmalige persoonsgebonden benchfee (k€ 5) ter stimulering van de wetenschappelijke carrière van de door NWO gefinancierde projectmedewerker. Het akkoord en de maximumbedragen voor personeelslasten zijn te vinden op http://www.nwo.nl/akkoordbekostiging en http://www.nwo.nl/salaristabellen.

Module 1b) Niet–wetenschappelijk Personeel (NWP)

Voor de aanstelling van niet–wetenschappelijk personeel, specifiek noodzakelijk voor het aangevraagde onderzoeksproject, kan in deze module maximaal € 100.000 aangevraagd worden. Het kan hier gaan om bijvoorbeeld student–assistenten, programmeurs, technisch assistenten, analisten etc. Deze module kan alleen aangevraagd worden in combinatie met modules 1a en/of 1b.

De minimale omvang van de aanstelling is 0,5 fte gedurende 12 maanden. De minimale aanstelling kan over een langere periode gespreid worden. Indien men een expertise gedurende kortere tijd wenst in te zetten staat hiervoor het materieel krediet ter beschikking.

De salariskosten zijn afhankelijk van het niveau en worden vergoed volgens de afspraken in het meest recente akkoord ‘Bekostiging wetenschappelijk onderzoek’ met de VSNU en zijn gebaseerd op de CAO van de Nederlandse universiteiten. Het akkoord en de maximumbedragen voor personeelslasten zijn te vinden op http://www.nwo.nl/akkoordbekostiging en http://www.nwo.nl/salaristabellen.

Module 1c) Personeel overige instellingen

Voor de financiering van personeel dat werkzaam is bij een hogeschool, TO2–instelling, Rijkskennisinstelling of andere organisatie in de categorie aanvrager (zie paragraaf 3.1.2) wordt, op basis van de cao inschaling van de betreffende medewerker, uitgegaan van de volgende maximale tarieven (uur/dag) gebaseerd op de Handleiding Overheidstarieven 2017:

Tarieven per functie

Schaal

Tarief

Studenten

€ 25

Ondersteuning NWP MBO

7

€ 59

Ondersteuning NWP HBO

10

€ 72

Junior–onderzoeker

10

€ 72

Docenten school

10

€ 72

Ondersteuning NWP Academisch

11

€ 79

Medior–onderzoeker1

11

€ 79

Medior–onderzoeker1

12

€ 87

Arts–onderzoeker 12

12

€ 87

Docent–onderzoekers

12

€ 87

Senior–onderzoeker

13

€ 95

Directie/lector

16

€ 119

X Noot
1

De eerste medior–onderzoeker schaal 11 staat voor AIO niveau en tweede schaal 12 postdoc niveau.

De genoemde maximale tarieven zijn gebaseerd op het kostendekkend tarief inclusief de hierbij geldende opslagen. Het uurtarief wordt berekend op basis van de gehanteerde standaard productief aantal uur van de organisatie. Het kostendekkend tarief moet onderbouwd kunnen worden en omvat:

  • (gemiddeld) brutoloon behorende bij de functie van de medewerker die zal bijdragen aan het project;

  • vakantiegeld en 13e maand (indien van toepassing in de geldende CAO) naar rato van de inzet in FTE;

  • sociale lasten;

  • pensioenlasten.

Module 1d) Overig Wetenschappelijk Personeel (OWP)

Budget voor overig wetenschappelijk personeel, zoals drs., ir., AIOS (arts in opleiding tot specialist), ANIOS (arts niet in opleiding tot specialist), dat noodzakelijk is voor het aangevraagd onderzoeksproject. Deze module kan alleen aangevraagd worden in combinatie met module 1a en/of 1b. De aanstelling bij 1,0 fte is maximaal 36 maanden en bij deeltijd maximaal 60 maanden. De minimale omvang van de aanstelling is 0,5 fte gedurende 12 maanden. Deze inzet kan wel over een langere of kortere periode uitgesmeerd worden, bijvoorbeeld over de gehele looptijd van het project.

Module 1e) Vervanging

In deze module kan vervanging van de hoofd- en/of medeaanvrager(s) voor vrijstelling van onderwijs–, bestuur- en beheerstaken worden aangevraagd. De vervangingssubsidie kan uitsluitend worden ingezet in combinatie met en ten behoeve van aan te vragen projecten of programma’s. Voor de vervangingssubsidie geldt een maximale omvang per project van 5 maanden gebaseerd op 1 fte op het niveau van de postdoc medewerker zoals beschreven in module 1b, tarieven volgens VSNU akkoord. Dit budget is bedoeld voor vrijstelling van de aanvrager(s) voor onderwijs- en begeleidingstaken ten behoeve van de inzet van de aanvrager voor het aangevraagde onderzoek. Hiermee kan de werkgever de kosten dekken van de vervanger die het niet–onderzoeksdeel van de taken van de aanvrager(s) overneemt (zoals onderwijs–, bestuurs- en beheerstaken). Deze taken moeten worden gespecificeerd in de aanvraag.

2. Module Materieel

Aan materieel krediet kan maximaal € 15.000 per jaar per fte wetenschappelijke positie (modules 1a en/of 1c) worden aangevraagd, gespecificeerd naar de onderstaande drie categorieën:

Projectgebonden goederen/diensten

  • verbruiksgoederen (glaswerk, chemicaliën, cryogene vloeistoffen, etc.)

  • apparatuur en/of software (bijv. lasers, specialistische computers of computerprogramma's, etc.)

    Voor deze kleine apparatuur en/of software geldt dat het bedrag per aanvraag niet meer dan € 160.000 mag bedragen.

  • meet- en rekentijd (bijv. supercomputertoegang, etc.),

  • kosten voor aanschaf of gebruik van dataverzamelingen (bijv. CBS)

  • toegang tot grote (inter)nationale faciliteiten (bijv., cleanrooms, synchrotrons, datasets, etc.)

  • werk door derden (bijv. laboratoriumanalyses, dataverzameling, etc.)

  • personele kosten voor een kleinere omvang dan aangeboden in module 1.

Reis- en verblijfskosten (voor de medewerkers die in module 1 worden aangevraagd)

  • reis- en verblijfskosten (nationaal en internationaal)

  • congresbezoek (maximaal 2 per jaar)

  • veldwerk

  • werkbezoek

Uitvoeringskosten

  • zelf te organiseren binnenlands symposium/conferentie/workshop

  • kosten Open Access publiceren

  • kosten datamanagement

  • kosten werving (incl. advertentiekosten)

  • kosten voor vergunningaanvragen (bijv. dierproeven)

Niet aangevraagd kunnen worden:

  • Basisvoorzieningen binnen de instelling (bijvoorbeeld laptops, bureaus etc.)

  • Onderhouds- en verzekeringskosten

Indien het maximumbedrag van € 15.000 per jaar per fte wetenschappelijke positie niet toereikend is voor het uitvoeren van het onderzoek, kan, mits goed gemotiveerd in de aanvraag, daarvan afgeweken worden. Het maximumbedrag voor kleine apparatuur (€ 160.000) is hierop een uitzondering.

3. Module Valorisatie/Impact: Kennisbenutting

Het doel van deze module is het bevorderen van de benutting van de uit het onderzoek voortkomende kennis. De aangevraagde bijdrage mag niet hoger zijn dan € 25.000. Het aangevraagde bedrag moet gespecificeerd zijn.

Aangezien kennisbenutting in de verschillende wetenschapsgebieden zeer veel verschillende vormen kent, is het aan de aanvrager om te specificeren welke kosten nodig zijn, bijvoorbeeld voor het maken van een lespakket, een haalbaarheidsstudie naar toepassingsmogelijkheden, of kosten voor het indienen van een octrooiaanvraag.

4. Module Internationalisering: a) Internationalisering; b) Money follows Cooperation

Module 4a) Internationalisering

Het doel van deze module is het stimuleren van internationale samenwerking. De aangevraagde bijdrage mag niet hoger zijn dan € 25.000. Het aangevraagde bedrag moet gespecificeerd zijn. Indien het maximumbedrag niet toereikend is voor het uitvoeren van het onderzoek, kan, mits goed gemotiveerd in de aanvraag, daarvan afgeweken worden.

Subsidiabel zijn:

  • Reis- en verblijfskosten voor zover het om directe onderzoekskosten gaat voortvloeiende uit de internationale samenwerking en om additionele kosten die niet op een andere manier bijvoorbeeld uit de bench fee worden gedekt.

  • Reis- en verblijfskosten voor buitenlandse gastonderzoekers

  • Kosten voor de organisatie van internationale workshops/symposia/wetenschappelijke bijeenkomsten

Module 4b) Money follows Cooperation (MfC)

Het doel van deze module is het stimuleren van internationale samenwerking via het principe Money follows Cooperation, waarbij nationaal onderzoeksbudget voor grensoverschrijdende samenwerking wordt ingezet. Money follows Cooperation biedt de mogelijkheid om toegevoegde waarde te creëren voor individuele onderzoeksprojecten door expertise uit het buitenland in te zetten die in Nederland niet op

het voor het project gewenste niveau beschikbaar is. Het betreft hier expertise bij organisaties buiten Nederland, die een publieke taak hebben en onafhankelijk zijn in de uitvoering van onderzoek. De aanvrager moet in de aanvraag overtuigend aantonen dat de betreffende expertise niet in Nederland beschikbaar is. Dit wordt in het beoordelingsproces getoetst. Is dit onvoldoende overtuigend dan kunnen de middelen voor deze module niet beschikbaar gesteld worden.

Daarnaast beschrijft de aanvrager in de begroting de omvang van de voor deze module in te zetten middelen. Hiervoor bestaat in beginsel geen limiet.


X Noot
1

zie Verordening EU 1407/2013 van 18/12/2013, de EU 651/2014 van 17/06/2014 en de mededeling van de Europese Commissie 2014/C 198/01 om te controleren of er sprake is van verenigbaarheid met deze steunregelingen. Voor aanbestedingsregels verwijzen we naar:http://wetten.overheid.nl/BWBR0032203/2016–07–01

Naar boven