Beschikking van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, houdende ontheffing voor Rotor & Wings B.V. van het verbod VFR-vluchten uit te voeren beneden de minimum VFR-vlieghoogte die plaatsvinden zowel binnen als buiten een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied of boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen, Inspectie Leefomgeving en Transport

Datum 5 juli 2019

Nummer ILT-2019/34850

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Defensie;

Gelezen het verzoek om ontheffing van 6 juni 2019 van Rotor & Wings B.V., contactpersoon: R.J.G. Evenhuis;

Overwegende dat:

  • Rotor & Wings B.V. vluchten uitvoert als gedeclareerd overeenkomstig ORO.DEC.100 van EU verordening 965/2012;

  • Rotor & Wings B.V. vluchten uitvoert voor het vastleggen van beelden voor professionele nieuwsgaring in het kader van een commerciële en professionele bedrijfsvoering, zoals het uitvoeren van foto- en filmvluchten, alsmede voor het vervaardigen van documentatie- en promotiemateriaal;

  • de helikopters die gaan worden gebruikt voor de vluchtuitvoering, ruimschoots voldoen aan de internationale geluidseisen, waardoor er sprake is van relatief stille helikopters;

  • het gezien die geluidsprestatie en de voorschriften en beperkingen in deze ontheffing de verwachting is dat het laagvliegen wel zal leiden tot incidentele geluidsoverlast als gevolg van het overvliegen, maar de overlast kortdurend zal zijn door de maximale periode van een kwartier per locatie;

  • de locaties waar laag zal worden gevlogen verspreid liggen over heel Nederland;

  • er geen specifieke wettelijke bepalingen zijn voor geluidsoverlast voor overvliegen;

  • analoog aan het ontheffingenbeleid voor de geluidsoverlast in de Wet milieubeheer en het incidentele karakter van de overlast die zal worden ondervonden, de overlast aanvaardbaar moet worden geacht;

  • vluchten, uitgevoerd op grond van deze ontheffing, niet lager uitgevoerd worden dan 500 ft boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen;

  • paragraaf SERA.3105 van verordening (EU) nr. 923/2012 de mogelijkheid biedt aan (nationale) bevoegde autoriteiten om toestemming te verlenen lager te vliegen dan de minimum vlieghoogten, zoals die voor VFR- vluchten zijn opgenomen in paragraaf SERA.5005, onderdeel (f), van verordening (EU) nr. 923/2012;

  • de Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014 dergelijke toestemmingen geeft aan bepaalde vluchten buiten plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden en buiten aaneengesloten bebouwing en mensenverzamelingen;

Gelet op paragraaf SERA.3105 en artikel 19, derde lid, van het Besluit luchtverkeer 2014;

BESLUIT:

Artikel 1

Deze beschikking is van toepassing op de tweemotorige helikopter, vermeld op de eigen verklaring ‘Specialised Operations’ door Rotor & Wings B.V. ingediend bij de Inspectie Leefomgeving en Transport overeenkomstig ORO.DEC.100 van EU verordening 965/2012 en waarvan de ontvangst van de verklaring is bevestigd door de Inspectie Leefomgeving en Transport overeenkomstig ARO.GEN.345.

Beide documenten zijn gedurende de vlucht aan boord van de helikopter.

Artikel 2

Aan de gezagvoerder van de in artikel 1 genoemde helikopter wordt van 9 juli 2019 tot en met 8 juli 2020 ontheffing verleend van het verbod, genoemd in paragraaf SERA.5005, onderdeel (f), van verordening (EU) nr. 923/2012, om een VFR-vlucht uit te voeren beneden de minimum VFR-vlieghoogte die plaatsvindt zowel binnen als buiten een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied of boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen, gedurende de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de in artikel 26, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van het Besluit luchtverkeer 2014, bedoelde luchtvaartgids met inachtneming van de volgende voorschriften en beperkingen:

  • a. de gezagvoerder is in het bezit van een geldig CPL of ATPL;

  • b. de minimum toegestane vlieghoogte boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen, bedraagt 150 meter (500 ft) boven de grond of het water, doch ten minste 30 meter (100 ft) boven de hoogste hindernis gelegen binnen een afstand van 100 m van het luchtvaartuig;

  • c. de minimum toegestane vlieghoogte buiten gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen, bedraagt 60 meter (200 ft) boven de grond of het water, doch ten minste 30 meter (100 ft) boven de hoogste hindernis gelegen binnen een afstand van 100 meter van de helikopter;

  • d. de vliegroute, vlieghoogte en vliegsnelheid worden zodanig gekozen dat:

    • 1°. overlast aan derden zoveel mogelijk wordt vermeden;

    • 2°. er niet wordt gevlogen beneden de minimum VFR-vlieghoogte over vogelreservaten, zoals gepubliceerd in de luchtvaartgids;

    • 3°. vee niet wordt verstoord;

    • 4°. geluidsgevoelige objecten, zoals dierentuinen, ziekenhuizen, penitentiaire inrichting etc., worden gemeden, en

    • 5°. ingeval van een noodlanding het risico voor inzittenden en derden zoveel mogelijk wordt beperkt;

  • e. er wordt niet beneden de minimale vlieghoogte gevlogen in de directe omgeving van affakkelinstallaties of locaties waarvan bekend is dat deze, in uitzonderlijke gevallen, onder hoge druk gassen de atmosfeer in kunnen blazen zoals aangegeven in de luchtvaartpublicatie AIS-Netherlands ENR 5.3 en ENR 5.4; de gezagvoerder stelt zich voorafgaand aan de vlucht op de hoogte van de locaties, meldt zich bij de eigenaar, vraagt vervolgens of er nog bijzonderheden voor die dag zijn gepland en voert vervolgens de vlucht op een verantwoorde wijze uit zodanig dat deze geen risico vormt voor hemzelf of voor installaties of personen op de grond;

  • f. met inachtneming van artikel 19 van de Regeling luchtverkeersdienstverlening1 worden de volgende adviessnelheden in luchtverkeersdienstverleningsgebieden met klasse G in acht genomen:

    Vliegzicht (m)

    Adviessnelheid (kts)

    800 – 1.500

    < 50

    1.500 – 2.000

    < 100

    2.000 – 5.000

    < 120

  • g. de gezagvoerder stelt zich van tevoren op de hoogte van plaatsen die geschikt zijn voor het uitvoeren van een noodlanding;

  • h. elke vlucht wordt uitgevoerd met een zodanige combinatie van hoogte en snelheid dat de vlieger in staat is om, in geval van een motorstoring, van bebouwing of mensen weg te vliegen;

  • i. de vlucht wordt zodanig uitgevoerd dat niet wordt gevlogen in het gevaarlijke gebied van het hoogtesnelheidsdiagram, aangegeven in het vlieghandboek van de in artikel 1 bedoelde helikopter;

  • j. er wordt niet bij voortduring laaggevlogen, doch slechts gedurende de periode dat dit voor het uitvoeren van de vluchten noodzakelijk is en slechts op het traject zoals dat van tevoren aan de Landelijke eenheid, afdeling Luchtvaart, is doorgegeven;

  • k. voor het maken van laagvliegopnamen vanuit de helikopter voor het vervaardigen van documentatie- en promotiemateriaal is hoogstens een kwartier per locatie toegestaan;

  • l. voor en na de vlucht is de opdracht van de opdrachtgever ter inzage aanwezig zodat deze kan worden gecontroleerd door de Landelijke eenheid, afdeling Luchtvaart, of de Inspectie Leefomgeving en Transport;

  • m. vluchtuitvoering vindt plaats overeenkomstig het gestelde in deel SPO van EU verordening 965/2012;

  • n. er worden geen passagiers vervoerd tijdens de foto-/filmvlucht, anders dan benodigd voor het vervaardigen van het foto-/filmmateriaal;

  • o. vluchtuitvoering vindt plaats overeenkomstig het gestelde in deel SPO van EU verordening 965/2012;

  • p. er dient, na het ingediende vliegplan, eerst een klaring te zijn verkregen van de betrokken plaatselijke luchtverkeersleidingsdienst voor vluchten die plaatsvinden binnen het plaatselijke luchtverkeersleidingsgebied;

  • q. tijdens het uitvoeren van de vlucht in een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied is een tweezijdige radioverbinding tot stand gebracht met de betrokken luchtverkeersleidingsdienst en wordt voortdurend op de aangewezen radiofrequentie geluisterd;

  • r. tijdens alle vluchten die worden uitgevoerd binnen het kader van deze ontheffing in ongecontroleerd luchtruim, luistert de bemanning uit op de van toepassing zijnde frequentie van Amsterdam Information of MilATCC Schiphol.

Artikel 3

  • 1. In het kader van een commerciële en professionele bedrijfsvoering wordt relevante informatie (zgn. draaiboeken) betreffende het uitvoeren van vluchten voor de verschillende evenementen minimaal 5 werkdagen vooraf aan de Operationele Helpdesk van de LVNL doorgegeven.

  • 2. Alle vluchten binnen een plaatselijk luchtverkeersleidinggebied worden tijdig bij de desbetreffende luchtverkeersleidingorganisatie aangemeld.

  • 3. Foto-/filmvluchten worden volgens de ‘procedure surveyflights’ aangeboden aan de LVNL; hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen korte surveyflights en surveyprojecten.

  • 4. Ten minste één uur voor aanvang van de vlucht die gaat plaatsvinden in een civiel plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied, wordt gecoördineerd met de Operationele Helpdesk; tel. 020-4062201; fax: 020-4063672; e-mail: ops_helpdesk@lvnl.nl; aan de voorwaarden door deze gesteld wordt strikt de hand gehouden.

  • 5. Ten minste één uur voor aanvang van het binnenvliegen van een militair plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied wordt gecoördineerd met de plaatselijke militaire luchtverkeersleiding en bij geen gehoor met de Supervisor van MilATCC Schiphol (tel. 0577-458700); aan de voorwaarden door hen gesteld wordt strikt de hand gehouden.

  • 6. Tijdens alle vluchten die worden uitgevoerd binnen het kader van deze ontheffing in ongecontroleerd luchtruim, luistert de bemanning uit op de van toepassing zijnde frequentie van Amsterdam Information of MilATCC Schiphol.

  • 7. Een uur voor de aanvang van de vlucht wordt de meldkamer van de Landelijke eenheid, afdeling Luchtvaart, ingelicht (tel. 088-602 36 16 en e-mail dlvplvt@klpd.politie.nl) en worden de volgende gegevens verstrekt per e-mail:

    • a. naam gezagvoerder(s), registratie en model/type helikopter;

    • b. route en periode van de voorgenomen vlucht.

  • 8. Voorafgaand aan of, indien dit niet mogelijk is, direct na afloop van de vlucht besteedt de ontheffinghouder in de plaatselijke media aandacht aan de uit te voeren of uitgevoerde vlucht, waarbij ten minste het volgende wordt aangegeven:

    • a. het doel van de vlucht;

    • b. een zo exact mogelijke omschrijving van de locatie;

    • c. de dag;

    • d. het tijdstip van aanvang en de verwachte duur van de vlucht; en

    • e. dat klachten kunnen worden gemeld bij de ontheffinghouder en bij de Inspectie Leefomgeving en Transport telefoonnummer: 088 489 00 00 of ILTDocumentManagement@ILenT.nl.

    De ontheffinghouder stuurt een kopie van deze bekendmaking in de plaatselijke media onder vermelding van het kenmerk van deze ontheffing per e-mail (ILTDocumentManagement@ILenT.nl) aan de Inspectie Leefomgeving en Transport.

Artikel 4

  • 1. De aanvrager draagt er zorg voor dat de gezagvoerder en de andere bemanningsleden en taakspecialisten als bedoeld in deel SPO van EU verordening 965/2012 bekend zijn met de inhoud van deze beschikking.

  • 2. Bij het niet of niet volledig nakomen van de voorschriften en beperkingen, genoemd in de artikelen 2 en 3, kan dat aanleiding zijn deze ontheffing in te trekken.

Artikel 5

Deze beschikking treedt in werking met ingang van 9 juli 2019 en vervalt met ingang van 9 juli 2020, tenzij deze voortijdig wordt ingetrokken.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, namens deze, Inspecteur ILT team Rail Bedrijven en Luchtvaart Infra

Bezwaarmogelijkheid

Indien u het niet eens bent met deze beslissing, kunt u hiertegen op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na de datum waarop deze beslissing is verzonden, schriftelijk bezwaar aantekenen.

Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en moet ten minste bevatten:

  • de naam en het adres van de indiener;

  • de dagtekening;

  • een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht;

  • de gronden van het bezwaar.

Tevens ontvangen wij graag uw telefoonnummer dan wel e-mailadres.

Het bezwaarschrift kunt u richten aan:

Inspectie Leefomgeving en Transport

Afdeling Juridische zaken

Postbus 16191

2500 BD DEN HAAG


X Noot
1

Artikel 19. Afwijking minimum vereist vliegzicht

Onverminderd het bepaalde in paragraaf SERA.5001 van verordening (EU) nr. 923/2012 geldt in luchtverkeersdienstverleningsgebieden met klasse G op of beneden 915 m (3.000 ft) AMSL een vliegzicht gelijk aan of groter dan:

  • a. 1.500 m voor vluchten die worden uitgevoerd:

    • 1°. met een luchtsnelheid van 260 km/uur (140 knopen Indicated Air Speed) of minder zodat tijdig uitwijken voor ander luchtverkeer en hindernissen mogelijk is; of

    • 2°. tijdens omstandigheden waarin de mogelijkheid van ontmoetingen met ander luchtverkeer normaliter laag is;

  • b. 800 m, mits wordt gevlogen met zodanige snelheid dat tijdig uitwijken voor ander luchtverkeer en hindernissen mogelijk is, voor:

Naar boven