Call for proposals VerDuS SURF Pop Up 2019, 2de ronde, Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Platform31

Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA

Sociale en Geesteswetenschappen

Inhoud

1

Inleiding

1

 

1.1

Achtergrond

1

 

1.2

Beschikbaar budget

2

 

1.3

Geldigheidsduur call for proposals

2

2

Doel

2

3

Richtlijnen voor aanvragers

2

 

3.1

Wie kan aanvragen

2

 

3.2

Wat kan aangevraagd worden

3

 

3.3

Wanneer kan aangevraagd worden

4

 

3.4

Het opstellen van de aanvraag

4

 

3.5

Subsidievoorwaarden

4

 

3.6

Het indienen van een aanvraag

6

4

Beoordelingsprocedure

6

 

4.1

Procedure

6

 

4.2

Criteria

7

5

Contact en overige informatie

8

 

5.1

Contact

8

 

5.2

Overige informatie

8

6

Bijlage(n)

9

 

Annex A. Maatschappelijke opgaven SURF

9

1 Inleiding

1.1 Achtergrond

In het kader van het kennisinitiatief Verbinden van Duurzame Steden (VerDuS) hebben de departementen van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), alsmede NWO, NRPO SIA en Platform31 het onderzoeksprogramma Smart Urban Regions of the Future (VerDuS SURF) ontwikkeld voor de periode 2014–2020. Centraal in het programma staat vraagsturing vanuit steden en stedelijke regio’s, en de urgente stedelijke vraagstukken uit de praktijk.

De ambitie van VerDuS SURF is het ontwikkelen van een brede, duurzame kennisbasis en innovaties die Nederland in staat stellen om toekomstige vraagstukken op het terrein van stedelijke/regionale ontwikkeling het hoofd te bieden en om te komen tot handelingsperspectieven voor beleidsmakers en bestuurders. Een belangrijke uitdaging voor steden is opgaven op verschillende tijd–ruimteschalen met elkaar te verbinden. Hoe kunnen bijvoorbeeld woningbouw, versterking van de regionale economie, energietransitie en klimaatadaptatie in samenhang en integraal worden gerealiseerd? Hoe worden infrastructuren en ruimtegebruik, rekening houdend met maatschappelijke ontwikkelingen, op elkaar afgestemd?

VerDuS SURF biedt voor steden en stedelijke regio’s een uitgelezen kans om aan de slag te gaan met urgente lokale vraagstukken. Steden hebben te maken met een grote stroom (ruimtelijke) informatie en kennis op het gebied van stedelijke en regionale ontwikkeling. De beschikbare kennis sluit niet altijd goed aan bij de stedelijke praktijk van alledag, zodat kennis blijft liggen. Hierdoor worden kansen gemist voor duurzame economische structuurversterking en een betere quality of life. In het programma VerDuS SURF is het de bedoeling om naast de vraag naar het ‘wat’ (kennis) ook de vertaling te maken naar het ‘hoe’ (praktijk). In de stedelijke praktijk komt in de problematiek en de oplossingen, de samenhang tussen de verschillende beleidsterreinen en onderzoeksvelden vaak terug.

De kennisontwikkeling binnen VerDuS SURF sluit aan op vijf maatschappelijke opgaven op de raakvlakken van ruimte, wonen, bereikbaarheid, economie en bestuur (zie Annex A). Het programma richt zich daarbij op onderzoek naar creatieve ideeën op de terreinen van stedelijke (infra)structuren, toegepaste technologie en governance. Tevens richt het zich op de effecten van die ideeën op de ruimtelijke ontwikkeling en het functioneren van steden en stedelijke regio’s, en hun vitaliteit en veerkracht op langere termijn.

Al sinds 2016 worden regelmatig rondes VerDuS SURF Pop Up georganiseerd. De huidige ronde is tevens de laatste keer dat financiering van kleine projecten in dit programma plaatsvindt.

1.2 Beschikbaar budget

Voor VerDuS SURF Pop Up 2019, 2de ronde is een budget van 300.000 euro gereserveerd.

1.3 Geldigheidsduur call for proposals

De deadline voor het indienen van aanvragen is 26 september 2019, om 14:00 uur CE(S)T.

2 Doel

VerDuS SURF biedt zowel ruimte aan meerjarig onderzoek als aan kortlopend onderzoek. Met het financieren van VerDuS SURF Pop Up–projecten kan de Raad van Toezicht VerDuS inspelen op de behoefte aan kennis over nieuwe ontwikkelingen en ad hoc–vragen. Er is namelijk behoefte aan bottom–up initiatieven om invulling te geven aan zogeheten ‘witte vlekken’ binnen de thematiek van het programma.

In aanvulling op de thematiek van de reeds gehonoreerde VerDuS SURF–projecten (zie de VerDuS–website), worden aanvragen op het terrein van de maatschappelijke opgaven ‘Wonen en bebouwde omgeving’, ‘Economie’ en de complexe ruimtelijke samenhang in de ontwikkelingen van de maatschappelijke opgaven (zie Annex A) in het bijzonder op prijs gesteld. Thematiek kan bijvoorbeeld betreffen wonen in relatie tot conjunctuurontwikkelingen in de bouwsector, of nieuwe businessmodellen op het gebied van veiligheid en efficiency. Ook krijgen op dit moment voormalig bedrijventerreinen een nieuwe positie en belang in de stad, en is er behoefte aan inzicht in de ruimtelijke clustering van bedrijven en versterking van de stedelijke structuur.

Het doel van VerDuS SURF Pop Up–projecten is om de kwaliteit en de relevantie van het gehele programma (zie de VerDuSSURF Programmastudie) als geheel te verhogen gedurende haar looptijd. Zo kan later in het programma bijvoorbeeld ook worden ingespeeld op nieuwe vragen die opkomen uit lopende projecten.

VerDuS SURF Pop Up–projecten bieden een opening voor specifieke, afgebakende kennisvragen. Een aanvraag kan zich richten op innovatief wetenschappelijk onderzoek, maar de middelen kunnen ook gebruikt worden voor kennisoverdracht, het ontwikkelen van een tool of het op een andere manier toepasbaar maken van het onderzoek (meerwaarde/valorisatie).

Activiteiten in de VerDuS SURF Pop Up–projecten kunnen daarom betrekking hebben op een scala aan initiatieven, zoals consortiumbouw, verkenning van specifieke kwesties, opzetten van brugprojecten, integrale of integrerende studies, valorisatie- en innovatie–initiatieven, oogstactiviteiten, agendabouw, internationale verbinding, verankeringsinitiatieven, en ontwikkeling van geo–ICT omgevingen.

3 Richtlijnen voor aanvragers

3.1 Wie kan aanvragen

Aanvragen kunnen worden ingediend namens consortia met tenminste één onderzoeker van de hieronder genoemde kennisinstellingen (de hoofdaanvrager) en tenminste één publieke of private partner. Onderzoekers van de volgende kennisinstellingen kunnen aanvragen indienen:

  • Nederlandse universiteiten;

  • KNAW- en NWO–instituten;

  • hogescholen;

  • TO2–instellingen (waaronder TNO)1.

Publieke of private partijen kunnen zelf geen aanvraag indienen, maar wel onderdeel uitmaken van een consortium. Aanvragers dienen te voldoen aan de administratieve voorwaarden van deze call (zie paragraaf 4.2).

3.2 Wat kan aangevraagd worden

VerDuS SURF Pop Up–projecten hebben een looptijd van maximaal 12 maanden; er is geen ondergrens in tijdsduur. De uiterste startdatum van een project is drie maanden na toekenning (te weten de datum zoals vermeldt in het subsidieverleningsbesluit). Aanvragen kunnen worden ingediend met een totale projectbegroting van maximaal 50.000 euro, wat betekent inclusief de aangevraagde financiering én cofinanciering.

Publieke of private partijen dragen bij aan het project door middel van in kind of in cash cofinanciering2. Bij een aanvraag dient voor iedere toegezegde bijdrage een Letter of Commitment (LoC) te worden toegevoegd. In deze brief bevestigt de betreffende partij de toegezegde bijdrage in geval de aanvraag wordt gehonoreerd.

De financiering:

  • kan alleen worden aangevraagd voor projecten die starten na de in het subsidieverleningsbesluit opgenomen projectstartdatum (dus niet al lopende projecten of initiatieven) en uiterlijk drie maanden na dagtekening van het subsidieverleningsbesluit. Kosten gemaakt vóór de start van een project komen niet voor financiering in aanmerking;

  • mag geen bestaande financiering vervangen;

  • wordt niet gegeven voor contractresearch;

  • dient in overeenstemming c.q. verenigbaar te zijn met de Europese regelgeving voor staatssteun3.

Personele kosten

Financiering kan worden aangevraagd voor de salariskosten van het op het project aan te stellen personeel. De financiering kan gebruikt worden voor het aanstellen van junior of reeds gepromoveerde onderzoekers aan de genoemde Nederlandse kennisinstellingen (zie paragraaf 3.1). De duur van de aanstellingen mag de duur van de financiering die is toegekend voor het aangevraagde onderzoek nooit overschrijden. Afhankelijk van de betreffende kennisinstelling kan gebruik gemaakt worden van VSNU–, NFU- of HOT–tarieven.

Personeel onder VSNU- en NFU–tarieven

Personeelskosten voor personeel aan universiteiten en universitair medische centra worden berekend aan de hand van het meest recente Akkoord bekostiging wetenschappelijk onderzoek. De maximumbedragen voor salarissen van personeel aan universiteiten zijn te vinden op www.nwo.nl/salaristabellen.Voor de vergoeding van de personele kosten voor junior onderzoekers wordt het tarief gehanteerd van een eerstejaars promovendus. Personeel aan universitair medisch centra kunnen gebruik maken van de geldende NFU–tarieven, te vinden op http://www.zonmw.nl/nl/subsidies/voorwaarden–en–financien. Vergoedingen voor promotiestudenten/beursalen aan een Nederlandse universiteit komen niet in aanmerking voor financiering van NWO.

Personeel onder HOT–tarieven (TO2–instellingen en hogescholen)

Voor de aanstelling van personeel aan hogescholen geldt sinds 1 januari 2018 de systematiek van de Handleiding Overheidstarieven (HOT) en in het bijzonder de tarieven in de kolom ‘Kostendekkend tarief per uur’, op basis van de cao hbo inschaling van de betreffende medewerker https://www.nwo.nl/documents/magw/projectbeheer/nro–handleiding–overheidstarieven–2017. Deze HOT–tarieven dienen gebruikt worden voor de aanstelling van personeel bij een TO2–instelling of hogeschool (zie paragraaf 3.1). Voor de bepaling van de uurtarieven moet worden uitgegaan van werkelijke kosten zonder btw. Voor in kind bijdragen kan gerekend worden met een maximum uurtarief van 125 euro zonder btw. In de projectbegroting van de aanvraag moet de omvang en aard van de personele kosten worden gespecificeerd en beargumenteerd, inclusief het gebruikte tarief.

Vervangingssubsidie

Voor vast personeel, zoals U(H)D’s, hoogleraren, lectoren en onderzoekers aan hogescholen, is er de mogelijkheid voor vervanging van de onderwijsverplichtingen: een vervangingssubsidie. Hiermee kan de werkgever de kosten dekken van de aanstelling van een vervanger. Deze vervanger neemt het deel van de taken van de aanvrager die geen onderzoek betreffen (ofwel de onderwijs- en begeleidingstaken) over. De vervangingssubsidie mag alleen worden ingezet voor de werkzaamheden in het kader van het project. De financiering kan niet worden ingezet om ander personeel bij de instelling of bij de partner(s) aan te stellen. Voor de vervangingssubsidie wordt het vaste salaristarief van een postdoc gehanteerd met een maximumaanstelling van 0,2 fte.

Materiële kosten

Er kan financiering worden aangevraagd voor materiële kosten voor activiteiten die direct aan het project gerelateerd zijn, bijvoorbeeld voor kosten voor (internationale) bijeenkomsten, reizen, websites, publicaties, experimenten, het houden van interviews en enquêtes, de aanschaf van databestanden, speciaal voor het onderzoek benodigde apparatuur (met uitzondering van computers en standaard software), inhuur van niet–wetenschappelijk personeel, zoals student–assistentie of programmeurs, etc. en kosten voor het opstellen van een accountantsverklaring.

Niet in aanmerking voor financiering komen:

  • kosten voor computergebruik bij universitaire rekencentra en kosten voor het gebruik van laboratoria;

  • huisvestings–, overhead en afschrijvingskosten;

  • kosten van apparatuur, van verbruiksgoederen of van technische of administratieve hulp, die tot het gebruikelijke voorzieningenpakket van een kennisinstelling moeten worden gerekend;

  • kosten voor Open Access publiceren (zie ook ‘Open Access’ onder paragraaf 3.5).

3.3 Wanneer kan aangevraagd worden

Binnen dit instrument wordt normaliter meerdere keren per kalenderjaar een call for proposals gepubliceerd. In najaar 2019 worden voor het laatst kleine VerDuS SURF–projecten gefinancierd. De meest recente informatie hierover vindt u op de programmapagina op de NWO–website.

De deadline voor het indienen van aanvragen is 26 september 2019, om 14:00 uur CE(S)T.

3.4 Het opstellen van de aanvraag

Voor het opstellen van een aanvraag volgt u de volgende stappen:

  • Download het aanvraagformulier vanuit het online aanvraagsysteem ISAAC of vanaf de website van NWO (onderaan de webpagina).

  • Vul het aanvraagformulier in.

  • Sla het formulier op als pdf en upload het in ISAAC, eventueel met de nodige bijlagen.

Disciplinecode(s)

Het is verplicht om in het aanvraagformulier en in het betreffende veld in ISAAC één of meerdere disciplinecodes in te vullen die overeenkomen met het onderwerp van de aanvraag. U kunt hiervoor alleen gebruik maken van de NWO–disciplinecodes, te vinden via www.nwo.nl/financiering/nwo–disciplinecodes.

Vermelding medeaanvragers en consortiumpartners

In ISAAC dient u de consortiumpartners ook als medeaanvragers in te voeren, omdat er in het systeem geen apart veld is voor consortiumpartners. Het is belangrijk dat u de gegevens van alle personen zo volledig mogelijk invult.

Bijlagen

Alleen de projectbegroting (zie paragraaf 3.2) en LoC’s (zie paragraaf 3.5) zijn toegestaan om als bijlagen bij de aanvraag te uploaden. Het is niet toegestaan om overige aanvullende informatie in de vorm van bijlagen (bijvoorbeeld extra resultaten, manuscripten of grafieken, diagrammen) aan de aanvraag toe te voegen of in ISAAC te uploaden. Deze worden niet in behandeling genomen.

3.5 Subsidievoorwaarden

Op alle aanvragen zijn de NWO–subsidieregeling 2017 en het Akkoord bekostiging wetenschappelijk onderzoek van toepassing.

Specifieke subsidievoorwaarden voor dit instrument

Voor de call VerDuS SURF Pop Up 2019, 2de ronde geldt verder het volgende.

Letter(s) of Commitment

Bij het indienen van de aanvraag moet het (financieel) commitment van de partner(s) worden bevestigd met een LoC, zowel bij in kind als in cash cofinanciering. Deze brief betreft een expliciete verklaring van de overeengekomen financiële en/of gekapitaliseerde personele en/of materiële bijdrage(n), een toelichting op hoe de cofinanciering wordt ingezet en een toelichting op hoe de resultaten van het onderzoek zullen bijdragen aan de beleids- of praktijkontwikkeling. De in de brief vermelde bedragen moeten overeenkomen met de bedragen in de projectbegroting. Daarnaast kan een partner zich in de LoC bereid verklaren om waar gewenst verdere afspraken vast te leggen in een consortiumovereenkomst of op een andere manier (zie hieronder ‘In cash of in kind cofinanciering’). De LoC dient in ISAAC als bijlage in pdf bij de aanvraag te worden geüpload. Indien een aanvraag wordt gehonoreerd, kan NWO de private en/of (semi)publieke partner(s) vragen om bevestiging van de cofinanciering (bevestiging van bijdragen door derden). Een format voor de LoC vindt u op de financieringspagina.

In cash of in kind cofinanciering

Hoe meer een project gericht is op de praktijk, hoe meer belang er tijdens de beoordeling wordt gehecht aan (financiële) bijdragen uit de praktijk. De inzet van cofinanciering is verplicht, echter niet verplicht in cash. Consortiumpartners die cofinancieren kunnen niet ook financiering van NWO aanvragen of ontvangen.

In de NWO–subsidieregeling 2017 worden de voorwaarden voor in cash bijdragen van publieke en/of private partij(en) uiteengezet. Gezien het in VerDuS SURF Pop Up om kleine projecten gaat met optionele in cash cofinanciering, wordt een consortiumovereenkomst (zie sectie 1.2) of het via NWO laten lopen van in cash cofinanciering (zie sectie 3.2.4) niet verplicht gesteld. Dit houdt in dat verwacht wordt dat tussen hoofdaanvragers, medeaanvragers en consortiumpartners onderling heldere afspraken gemaakt worden ten aanzien van de financiële verplichtingen en andere aangelegenheden (waaronder de incassering van de in cash cofinanciering) van een project. Een consortiumovereenkomst voor de eigen kennisinstelling kan daarbij een hulpmiddel zijn.

NWO houdt zich het recht voor een aanvraag op wetenschapsinhoudelijke, beleidsmatige of budgettaire gronden te laten inkorten of wijzigen als voorwaarde bij eventuele toekenning. In het geval een aanvraag wordt gehonoreerd, dan wordt de hoofdaanvrager door NWO (automatisch) aangemerkt als projectleider. Deze persoon ontvangt de aanwijzingen van NWO voor projectleiders en de algemene subsidiebepalingen. NWO monitort de voortgang en evalueert de resultaten van het gefinancierde onderzoek ten opzichte van de in de aanvraag vermelde planning en beoogde opbrengst. Indien hierop een aanzienlijke wijziging, in negatieve zin, wordt geconstateerd, behoudt NWO zich het recht voor sancties uit te voeren die bij de toekenning nader worden uiteengezet.

Open Access

Alle wetenschappelijke publicaties van onderzoek dat is gefinancierd op basis van toekenningen voortvloeiend uit deze call for proposals dienen onmiddellijk (op het moment van publicatie) wereldwijd vrij toegankelijk te zijn (Open Access). Er zijn verschillende manieren voor onderzoekers om Open Access te publiceren. Een uitgebreide toelichting hierop vindt u op www.nwo.nl/openscience.

Datamanagement

Bij goed onderzoek hoort verantwoord datamanagement. NWO wil dat onderzoeksdata die voortkomen uit met publieke middelen gefinancierd onderzoek zo veel mogelijk ‘vrij’ en duurzaam beschikbaar komen voor hergebruik door andere onderzoekers. NWO wil bovendien het bewustzijn bij onderzoekers over het belang van verantwoord datamanagement vergroten. Aanvragen dienen daarom te voldoen aan het datamanagementprotocol van NWO. Dit protocol bestaat uit twee stappen:

  • 1. Datamanagementparagraaf

    De datamanagementparagraaf maakt deel uit van de onderzoeksaanvraag. Onderzoekers dienen vier vragen te beantwoorden over datamanagement binnen hun beoogde onderzoeksproject. Hij of zij wordt dus gevraagd reeds voor aanvang van het onderzoek te bedenken hoe de verzamelde data geordend en gecategoriseerd moeten worden zodat zij vrij beschikbaar kunnen worden gesteld. Vaak zullen al bij het tot stand komen van de data en de analyse daarvan maatregelen getroffen moeten worden om opslag en deling later mogelijk te maken. Onderzoekers kunnen zelf aangeven welke onderzoeksdata zij voor opslag en hergebruik relevant achten.

  • 2. Datamanagementplan

    Na honorering van een aanvraag dient de onderzoeker de datamanagementparagraaf uit te werken tot een datamanagementplan. Het datamanagementplan is een concrete uitwerking van de datamanagementparagraaf. De onderzoeker beschrijft in het plan of gebruik gemaakt wordt van bestaande data of dat het om een nieuwe dataverzameling gaat en hoe de dataverzameling dan FAIR: vindbaar, toegankelijk, interoperabel en herbruikbaar gemaakt wordt. Uiterlijk 4 maanden na honorering van de aanvraag moet dat plan via ISAAC zijn ingediend bij NWO. NWO keurt het plan zo snel mogelijk goed. Goedkeuring van het datamanagementplan door NWO is voorwaarde voor de subsidieverlening. Het plan kan tijdens het onderzoek worden bijgesteld.

    Meer informatie over het datamanagementprotocol van NWO staat op: www.nwo.nl/datamanagement.

3.6 Het indienen van een aanvraag

Het indienen van een aanvraag kan alleen via het online aanvraagsysteem ISAAC. Aanvragen die niet via ISAAC zijn ingediend, worden niet in behandeling genomen.

Een hoofdaanvrager is verplicht zijn/haar aanvraag via zijn/haar eigen ISAAC–account in te dienen. Indien de hoofdaanvrager nog geen ISAAC–account heeft, dient hij/zij dat minimaal een dag voor het indienen aan te maken. Dit om eventuele aanmeldproblemen op tijd te kunnen verhelpen. Indien de hoofdaanvrager al een account bij NWO heeft, hoeft deze geen nieuw account aan te maken om een nieuwe aanvraag in te dienen.

Voor vragen van technische aard verzoeken wij u contact op te nemen met de ISAAC–helpdesk, zie paragraaf 5.1.2.

4 Beoordelingsprocedure

4.1 Procedure

Voor alle bij de beoordeling en/of besluitneming betrokken personen en betrokken NWO–medewerkers is de NWO codeomgang met persoonlijke belangen van toepassing.

Aanvragers kunnen het verloop van de beoordelingsprocedure volgen via hun ISAAC–account. Hieraan kunnen geen rechten worden ontleend.

Gezien het bij VerDuS SURF Pop Up gaat om kortlopende projecten met een relatief klein budget, worden bij dit financieringsinstrument geen externe referenten en beoordelingscommissies ingezet. De Raad van Toezicht VerDuS heeft een Programmacommissie SURF ingesteld, die haar adviseert bij de besluitvorming voor deze call for proposals.

Stap 1: Administratief–technische toets

Na ontvangst van een aanvraag wordt allereerst door NWO een administratief–technische toets uitgevoerd om te bepalen of de aanvraag in behandeling genomen kan worden volgens de administratieve voorwaarden van deze call for proposals (zie paragraaf 4.2). Alleen voorstellen die aan deze voorwaarden voldoen, worden ontvankelijk verklaard en in behandeling genomen. Wanneer een aanvraag niet aan de voorwaarden voldoet en correctie mogelijk lijkt, zal de aanvrager in de gelegenheid gesteld worden om zijn/haar aanvraag aan te passen. Gecorrigeerde aanvragen zullen na goedkeuring door NWO alsnog in behandeling genomen worden. Als de aanvraag binnen de gestelde tijd niet gecorrigeerd is, zal de aanvraag niet in behandeling genomen kunnen worden. Bij aanvragen die niet aan de voorwaarden voldoen en/of niet tijdig gecorrigeerd kunnen worden, wordt de hoofdaanvrager per brief van dit besluit op de hoogte gesteld.

Stap 2: Beoordeling

De in behandeling genomen aanvragen worden beoordeeld door de Programmacommissie SURF. Voor iedere aanvraag geldt dat tenminste twee leden van de programmacommissie een beoordeling schrijven op basis van de beoordelingscriteria zoals beschreven in deze call (zie paragraaf 4.2). De programmacommissie zal op basis van de voorlopige beoordelingen aan iedere aanvraag een kwalificatie (zie http://www.nwo.nl/kwalificaties) geven en een honoreringsadvies opstellen voor de Raad van Toezicht VerDuS. Hierbij worden de voorliggende aanvragen met elkaar vergeleken en geprioriteerd. Daarbij heeft de programmacommissie de mogelijkheid om uit beleidsoverwegingen een aanvraag hoger te prioriteren om de thematiek en doelstellingen van deze call zo optimaal mogelijk te bedienen. Alleen aanvragen met de kwalificaties ‘excellent’, ‘zeer goed’ of ‘goed’ komen voor financiering in aanmerking. In deze beoordelingsprocedure is geen mogelijkheid tot schriftelijke reactie door aanvragers (weerwoord) op de beoordeling opgenomen.

Stap 3: Besluitvorming

De Raad van Toezicht VerDuS neemt op basis van het honoreringsadvies van de Programmacommissie SURF een besluit over de honorering van de voorliggende aanvragen.

Stap 4: Subsidieverlening

Na besluitvorming door de Raad van Toezicht VerDuS worden de hoofdaanvragers zo spoedig mogelijk per brief op de hoogte gesteld of de aanvraag al dan niet toegekend wordt. In alle gevallen wordt de door NWO toegekende kwalificatie en de motivatie van het besluit opgenomen in deze brief. Er wordt naar gestreefd om aanvragers binnen veertien weken na de deadline te informeren over de besluitvorming.

De datamanagementparagraaf in de aanvraag wordt niet beoordeeld en derhalve ook niet meegewogen in de beslissing om een aanvraag al of niet toe te kennen. De Programmacommissie SURF kan wel advies geven met betrekking tot de datamanagementparagraaf. Na honorering van een aanvraag dient de onderzoeker de paragraaf uit te werken in een datamanagementplan. Aanvragers kunnen hierbij gebruik maken van het advies van de programmacommissie.

Indicatief tijdpad

26 september 2019

Deadline indiening aanvragen

Begin oktober 2019

Administratief–technische toets

November 2019

Beoordeling door Programmacommissie SURF

December 2019

Besluitvorming Raad van Toezicht VerDuS

Eind december 2019

Bekendmaking resultaten

4.2 Criteria

Sinds 2009 zet NWO in op concreet beleid dat de overdracht van kennis die gegenereerd is met behulp van NWO- financiering moet stimuleren. Deze overdracht kan zowel naar andere wetenschappelijke disciplines als naar gebruikers buiten de wetenschap (bedrijfsleven/maatschappij) plaatsvinden. Het kennisbenuttingsbeleid is met name gericht op het vergroten van de bewustwording bij onderzoekers ten aanzien van kennisbenutting. NWO vraagt daarom van alle onderzoekers die in aanmerking willen komen voor financiering om met behulp van een aantal vragen (bijvoorbeeld: hoe zal kennisbenutting geïmplementeerd worden en hoe beoogt de onderzoeker kennisbenutting te bevorderen?) een toelichting te geven op de mogelijke kennisbenutting van hun project. Deze toelichting wordt meegewogen in de beoordeling. Bij de beoordeling wordt gelet op:

  • een realistische weergave van kennisbenuttingsmogelijkheden (of het gebrek aan mogelijkheden),

  • de mate van concretisering van het plan van aanpak omtrent kennisbenutting.

NWO realiseert zich dat de mogelijkheden voor kennisbenutting per discipline verschillen en dat sommige onderzoeksprojecten weinig tot geen (directe) kennisbenutting kunnen toepassen. In dit geval dient een aanvrager uit te leggen waarom kennisbenutting voor zijn of haar project niet te verwachten is. De beoordelaars wordt gevraagd om deze toelichting alsnog te beoordelen: als zij ervan overtuigd zijn dat het onderzoeksproject inderdaad geen kennisbenuttingsmogelijkheden heeft en de aanvrager dit naar tevredenheid heeft toegelicht, dan dient de algehele beoordelingsscore hierdoor niet negatief beïnvloed te worden.

Voor voorbeelden van kennisbenutting, zie www.nwo.nl/kennisbenutting.

Voorwaarden voor indiening

Een aanvraag dient bij indiening aan de volgende voorwaarden te voldoen:

  • 1. Het voorstel is in het Nederlands of Engels opgesteld;

  • 2. De aanvraag is maximaal één keer eerder ingediend;

  • 3. Er is gebruik gemaakt van het verplichte aanvraagformulier waarbij alle vragen zijn ingevuld;

  • 4. De maxima aantal woorden worden niet overschreden;

  • 5. Wat betreft de hoofdaanvrager geldt het volgende:

    • a. Elke aanvraag heeft één hoofdaanvrager;

    • b. De hoofdaanvrager heeft een dienstverband aan één van de genoemde Nederlandse kennisinstellingen, gedurende de looptijd van het aanvraagproces en de duur van het project;

    • c. De hoofdaanvrager vraagt aan namens het gehele consortium. Hij/zij is actief betrokken bij het project en verantwoordelijk voor de wetenschappelijke samenhang, de resultaten en de financiële verantwoording;

    • d. Een onderzoeker mag per kalenderjaar één keer als hoofdaanvrager optreden bij een VerDuS SURF Pop Up–aanvraag.

  • 6. De projectbegroting is opgesteld volgens de eisen in deze callbrochure (zie paragraaf 3.2) in het voorgeschreven Excel–format en is sluitend;

  • 7. Naast de instelling van de hoofdaanvrager is er tenminste één publieke of private partner vertegenwoordigd in het consortium;

  • 8. Het thema van de aanvraag sluit inhoudelijk aan op de thematiek van het VerDuS SURF–programma;

  • 9. De cofinanciering voldoet aan de gestelde voorwaarden (zie paragraaf 3.5);

  • 10. De LoC, waarin de cofinanciering wordt toegezegd, is/zijn als bijlage toegevoegd aan de aanvraag;

  • 11. Naast de LoC en de projectbegroting zijn geen andere bijlagen toegevoegd aan de aanvraag.

Beoordelingscriteria

De VerDuS SURF Pop Up–aanvragen worden beoordeeld op de volgende punten:

  • I Kwaliteit van de aanvraag (40%)

    • Zijn de vraag- en doelstellingen helder gedefinieerd, voldoende afgebakend en adequaat uitgewerkt?

    • Heeft het voorstel een heldere (theoretische) onderbouwing?

    • Zijn de voorgestelde methoden en technieken geschikt voor het onderzoeken van de probleemstelling en het beantwoorden van de onderzoeksvragen?

    • Is het werkplan logisch van opbouw, goed gefaseerd en realistisch?

    • Zijn de genoemde bronnen toegankelijk en geschikt om de onderzoeksvragen te beantwoorden?

  • II Relevantie voor en bijdrage aan het VerDuS SURF–programma (40%)

    • In hoeverre draagt het project bij aan de ontwikkeling van het VerDuS SURF–programma?

    • In hoeverre betreft het een actueel en urgent onderwerp?

    • Welke extra impuls en meerwaarde biedt het project aan reeds bestaande initiatieven en reeds gefinancierde VerDuS SURF–projecten?

    • Wat is de maatschappelijke en beleidsrelevantie van het voorstel?

    • Zijn de juiste stakeholders en doelgroep(en) betrokken bij de opzet, uitvoering en afronding van het project?

    • Worden wetenschap, samenleving en bedrijfsleven met elkaar verbonden?

    • Worden de juiste activiteiten ontplooid om de doelgroep(en) te bereiken?

    • In hoeverre is er disseminatie naar andere regio’s en/of projecten mogelijk?

  • III Financieel (‘value for money’) (20%)

    • Wat zijn de te leveren producten?

    • Staat het geleverde in verhouding tot wat gevraagd wordt?

    • Wat is de aanvullende waarde van de in kind cofinanciering en, indien van toepassing: hoe is de verhouding financiering – in cash cofinanciering?

5 Contact en overige informatie

5.1 Contact

5.1.1 Inhoudelijke vragen

Voor inhoudelijke vragen over VerDuS SURF Pop Up en deze call for proposals neemt u contact op met:

Mw. Maxime Verbeij

T: (+31) 70 349 41 05

E: surf@nwo.nl

5.1.2 Technische vragen over het elektronisch aanvraagsysteem ISAAC

Bij technische vragen over het gebruik van ISAAC kunt u contact opnemen met de ISAAC–helpdesk. Raadpleeg eerst de handleiding voordat u de helpdesk om advies vraagt. De ISAAC–helpdesk is bereikbaar van maandag t/m vrijdag van 10.00 tot 17.00 uur op telefoonnummer +31 (0)20 346 71 79. U kunt uw vraag ook per e–mail stellen via isaac.helpdesk@nwo.nl. U ontvangt dan binnen twee werkdagen een reactie.

5.2 Overige informatie

Ieder jaar wordt overwogen hoe het instrument VerDuS SURF Pop Up verder ontwikkeld kan worden om haar doelstellingen te bereiken. Na de ervaringen in 2018 is besloten geen wijzigingen door te voeren voor de deze ronde VerDuS SURF Pop Up 2019.

Sinds 2016 zijn er jaarlijks één of twee rondes VerDuS SURF Pop Up georganiseerd. VerDuS SURF Pop Up 2019, 2de ronde zal de laatste ronde zijn binnen dit programma.

6 Bijlage(n)

In deze callbrochure:

  • Annex A. Maatschappelijke opgaven SURF

Op de financieringspagina en het tabblad ‘Documenten’ in ISAAC:

  • Bijlage 1. VerDuS SURF Pop Up 2019 – aanvraagformulier

  • Bijlage 2. VerDUS SURF Pop Up 2019 – format projectbegroting (vraag 12)

  • Bijlage 3. VerDuS SURF Pop Up 2019 – format Letter of Commitment

  • Bijlage 4. VerDuS SURF Pop Up 2019 – toelichting aanvraagformulier

Annex A. Maatschappelijke opgaven SURF

De kennisontwikkeling binnen SURF sluit aan op maatschappelijke opgaven op de terreinen van: 1) ruimte, 2) wonen en bebouwde omgeving, 3) bereikbaarheid, 4) economie, en 5) bestuur, en is gericht op onderzoek naar creatieve ideeën op de terreinen van: (i) op stedelijke (infra)structuren toegepaste technologie, (ii) governance, waarbij het onderzoek zich richt op de effecten van die ideeën, (iii) vitaliteit, en (iv) veerkracht van stedelijke regio’s (zie ook de SURFProgrammastudie). Daarbij moet het onderzoek (v) regiospecifiek zijn.

Scope van SURF

Maatschappelijke

Opgaven

Creatieve Ideeën

Ruimte

Technologie

Wonen

Governance

Bereikbaarheid

Vitaliteit

Economie

Veerkracht

Bestuur

Regiospecifiek

De vijf Maatschappelijke Opgaven, de vijf Creatieve Ideeën en de analytische benadering uit de SURF Programmastudie4 (drijvende krachten, structurerende factoren en sturingsmechanismen) staan weergegeven in de volgende schematische weergave van de scope van SURF; een sturend concept voor de onderzoekers, een concept dat richting moet geven aan de zoektocht naar slimme oplossingen voor maatschappelijke opgaven die leiden tot vitale en veerkrachtige stedelijke regio’s. Maatschappelijke Opgaven zijn daarbij het vertrekpunt.

In het programma SURF staat de ‘S’ voor smart. In het SURF–programma worden twee aspecten onderscheiden in smart–toepassingen.

  • 1. Smart staat voor slimme combinaties van bestaande technologieën, met name die op het gebied van ICT. Activiteiten in het stedelijk gebied, zoals reizen, wonen, recreëren en eten kunnen slimmer worden door gebruik te maken van de mogelijkheden van o.a. internet. Daarbij kan het om hightech gaan, of om lowtech. Deze technologie kan worden toegepast voor stedelijke diensten, de operaties van infrastructuren en voor stedelijk ontwerp.

  • 2. Smart staat voor zelforganiserende, ‘bottom–up’ initiatieven, waarin bewoners of consumenten samen met bedrijven voorzien in behoeften waarin eerder voorzien werd door de overheid en nutsbedrijven, of supply- chains in het bedrijfsleven. Onbenut potentieel kan hiermee worden aangeboord, leidend tot een meer duurzame, bereikbare, cohesierijke en gezonde stedelijke samenleving. Smart staat voor nieuwe allianties van organisaties in de publieke en private sfeer.

Nadere beschrijving van de vijf Maatschappelijke Opgaven in het SURF–onderzoek:

  • 1. Ruimte: Smart structures for quality and contrast

    • De ruimtelijke structuur van Nederland is uniek, met zijn netwerk van compacte steden in stedelijke regio’s en zijn open en natuurlijk landelijk gebied. De uitdaging is deze internationaal onderscheidende kwaliteit te koesteren en te versterken. Enkele vragen die bij deze maatschappelijke opgave aan de orde zijn: Hoe kan een verbetering van de kwaliteit en benutting van natuur en landschap bereikt worden? Hoe kan invulling gegeven worden aan een breder begrip van levenskwaliteit in samenhang met healthy urban living? Hoe kunnen nieuwe modellen ontwikkeld en toegepast worden voor beheer en financiering van stedelijke gebieden? Hoe kan een versterking van de specifieke relatie tussen stad en ommeland bereikt worden, bijvoorbeeld in de ‘mozaïekmetropool BrabantStad? Welke rol spelen stedelijke interactiemilieus bij metropoolvorming en hoe dragen ze bij aan de internationale concurrentiekracht van regio’s? Is dat voor kenniseconomieën anders dan voor bijvoorbeeld haveneconomieën? Hoe kan de ruimtelijke structuur van het stedelijk netwerk versterkt worden, o.a. door hoogstedelijke allure op toplocaties, en hoe kunnen we bij al deze vragen de juiste schaalniveaus vinden, in denken, plannen en uitvoeren? Hoe en waar kan ruimte voor experimenten gecreëerd worden voor nieuwe oplossingen, bijvoorbeeld op vrijkomende locaties van defensie, kloosters en kerken, industrie en landbouw, en voor benutting en herbestemming van cultureel erfgoed?

  • 2. Wonen en bebouwde omgeving: Smart development avoiding social segregation

    • Bevolkingskrimp en -groei stellen nieuwe uitdagingen, terwijl de leegstand van kantoren, winkels en andere bedrijfslocaties toeneemt. Veroudering en leegstand worden zichtbaarder, processen van sociale segregatie dreigen door te zetten. Enkele vragen die bij deze maatschappelijke opgave aan de orde zijn: hoe kan de stedelijke transformatieopgave geadresseerd worden, zowel in termen van woningvoorraad als van kantoren, winkels en maatschappelijk vastgoed? Hoe kan dat bij beperkte financiële ruimte zowel bij overheden en corporaties als marktpartijen en de woningmarkt die zich nog lang niet heeft hersteld? Hoe kan beter aangesloten worden bij de preferenties en gedragspatronen van bewoners, reizigers, en consumenten; hoger en lager opgeleid, met minimum- of hogere inkomens; bij nieuwe vormen van samenleven en samenwonen; vergrijzing, individualisering? Hoe kunnen 300.000 nieuwe woningen gebouwd worden in bestaand stedelijk gebied, zonder echter processen van sociale segregatie aan te jagen doordat starters en middeninkomens uit het centrum van de stad verdreven worden?

  • 3. Bereikbaarheid: Smart mobility, smart grids

    • De mobiliteit blijft naar verwachting toenemen (stijgende welvaart, kleinere huishoudens, vergrijzing), met de sterkste groei op de achterlandverbindingen en in gebieden die nu al de grootste knelpunten kennen. Smart mobility vraagt om smart grids. Enkele vragen die bij deze maatschappelijke opgave aan de orde zijn: hoe kan de internationale bereikbaarheid bevorderd worden tussen toplocaties in Nederland en het buitenland (bijvoorbeeld: regio Eindhoven, Aken–Luik, Vlaamse Ruit, MRA, RDH) zowel voor goederen- als personenvervoer, zowel over de weg als over spoor en water? Wat zijn nieuwe concepten voor duurzame stedelijke mobiliteit? Hoe passen multimodaal personen- en goederenververvoer (stadsdistributie) daarin? Hoe kunnen we komen tot een betere benutting van OV–knopen, onder meer met digitale/elektrische techniek? Hoe kan de positie van duurzaam verkeer en vervoer (m.n. fiets en lopen) door ruimtelijke en gedragsmaatregelen versterkt worden? Hoe kan de Nederlandse infrastructuur, voor een groot deel aangelegd in de jaren zestig en zeventig, de komende decennia vernieuwd worden, waar mogelijk slim? Hoe kan de uitstoot van fijnstof, roet en andere verkeersgerelateerde luchtverontreiniging worden teruggedrongen, voor een gezonder en aantrekkelijker stedelijk milieu? Hoe kunnen elektrisch vervoer en nieuwe arrangementen in verkeer en vervoer als autodelen en ketenmobiliteit daaraan een bijdrage leveren?

  • 4. Economie: Smart specialisation and smart cities in synergy

    • Bij economische ontwikkeling gaat het om een dubbele uitdaging: (a) een (hogere) ranking van Nederland in de mondiale top 10 van economieën, die in toenemende mate met elkaar verweven zijn en met elkaar concurreren en (b) succesvolle stedelijke regio’s die op Europese en wereldschaal met elkaar in concurrentie zijn. Het gaat erom smart specialisation in samenhang met smart cities te ontwikkelen. Enkele vragen die bij deze maatschappelijke opgave aan de orde zijn: hoe komt het dat bepaalde regio’s floreren en andere achterblijven? Aan welke buitenlandse regio’s moeten we ons spiegelen, gelet op de internationale concurrentieverhoudingen? Wat is dan de juiste schaal (stedelijke regio, Randstad, Deltametropool) om succesvol te kunnen concurreren? Wat zijn de consequenties van de opkomst van Nederland als kenniseconomie (met nieuwe spelers en nieuwe geografie) voor onze ruimtelijke structuur? Hoe kunnen de potenties van grensregio’s beter worden benut? Hoe kan ruimte gecreëerd worden voor herontwikkeling van havens en bedrijventerreinen, en in beperkte mate voor nieuwe gebieden? Hoe kunnen investeringen geconcentreerd worden in focusgebieden? Hoe kunnen de topsectoren versterkt worden door het creëren van specifieke ruimtelijke gebieden: van regionale clusters en campusontwikkeling tot aantrekkelijke vestigingsmilieus voor (hoofd)kantoren, R&D- en designfaciliteiten, productie/logistiek, maar ook voor hoogopgeleide kenniswerkers met regionale kennis- en innovatienetwerken die deel uitmaken van mondiale netwerken? Hoe kan de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt versterkt worden, met name in sectoren met een tekort aan geschoold (technisch) personeel? Hoe kan transitie naar duurzame energie, circulaire economie en schone technologie bevorderd worden? Hoe zijn sectorale of regionale investeringsfondsen te creëren en hoe is de financiering van innovatie midden- en kleinbedrijf te verbeteren? Hoe kan de internationale allure van Nederlandse stedelijke gebieden vergroot worden, onder meer door internationale evenementen, waaronder (Brabant, Leeuwarden) culturele hoofdstad Europa?

  • 5. Bestuur: Smart all iances and self-organisation for smart governance

    De organisatie van het bestuur in Nederland is ontoereikend voor de complexe opgaven die er nu liggen, terwijl het bestaande stelsel van regels en procedures innovatieve oplossingen belemmert. Meer dan met welk ander bestuurlijk onderwerp dan ook betekent agglomeratievorming in Nederland het verbinden van het bestaand, het uitgaan van borrowed size en het complementair denken: ofwel een vorm van governance waarbij binnen verschillende bestuurslagen in de geest van het geheel wordt gedacht en gehandeld. Het gaat in SURF niet alleen om governance binnen de stad, maar ook die tussen steden, omliggende gemeenten en die tussen maatschappelijke opgaven. SURF biedt verder ruimte om thema’s als burgerschap5 en bestuurskracht in relatie met stedelijk/regionale ontwikkeling te onderzoeken.

    • Enkele vragen die bij deze maatschappelijke opgave aan de orde zijn: hoe kunnen nieuwe vormen van sturing ontwikkeld worden zonder nieuwe besturen in het leven te roepen, met specifieke invulling voor woningmarkt (koop, huur en huurkoop), specifieke en kwetsbare groepen en gebieden, energiecoöperaties en investeringen in smart grids, en beheer van natuur en landschap? Welke mogelijkheden zijn er voor ‘ontregelbeleid’ dat burgers de kans geeft om duurzame initiatieven tot uitvoering te brengen zonder verstrikt te raken in het bestaande web van wet- en regelgeving? Hoe kan een balans gevonden worden tussen conventionele vormen van democratisch gelegitimeerde politieke besluitvorming en overheidssturing enerzijds en ‘bottom–up’– initiatieven uit de participatiesamenleving anderzijds? Welke balans is nodig tussen sturing en controle? Hoe komen we tot een nieuw beleid van politics of smart governance? Hoe kunnen steden via strategische allianties een bijdrage leveren aan versterking van het regionale concurrentievermogen en het borgen van werkgelegenheid?

    • Praktijkverbinding en co–creatie zijn hierbij noodzakelijk. Welke oplossingen zijn er voor het knelpunt dat overheden enerzijds in de bestuurlijke hoek worden gedrukt (bijvoorbeeld provincies en gemeenten in de periferie van een grootstedelijke regio) en anderzijds van belang zijn voor het organiseren van een gezamenlijke (regionale) aanpak van grootstedelijke vraagstukken die krachtig en eenduidig is? Welke succesfactoren zijn te onderscheiden bij de samenwerkingsstrategieën op het terrein van innovatie en welk governance–principe is daarbij leidend? Zijn er best principles te formuleren voor dergelijke samenwerkingsstrategieën? Geven maatschappelijke opgaven in stedelijke regio’s’ (en de aanpak daarvan) aanleiding voor ingrepen in de bestuurlijke structuur in die regio’s? Heeft de bestuurlijke inrichting van stedelijke gebieden invloed op de (economische) ontwikkeling daarvan? Welke bestuurlijke ordeningsprincipes zijn van belang voor stedelijke gebieden en wat valt te leren van gangbare praktijken? Welke condities/omstandigheden zijn nodig om sociale innovatie in steden zoveel mogelijk ruimte te geven en welke bestuursstijl past daarbij? Welke (bestuurlijke/ambtelijke) competenties zijn nodig om beter aan te sluiten bij maatschappelijke initiatieven en hoe verhouden dergelijke initiatieven zich in de praktijk tot de formele democratische instituten, zoals de gemeenteraad?


X Noot
1

De leden van de TO2–federatie zijn Deltares, ECN, Marin, NLR, TNO en WUR/DLO. Zie ook www.to2–federatie.nl.

X Noot
2

Zie de NWO–subsidieregeling 2017voor definitie van en toelichting op cofinanciering.

X Noot
3

Zie de Verordening EU 1407/2013 van 10/12/2013, de EC–regulation 651/2014 van 17/07/2014 en de mededeling van de Europese Commissie 2014/C 198/01 om te controleren of er sprake is van verenigbaarheid met deze steunregelingen.

X Noot
4

In de zomer van 2014 heeft een schrijfgroep gewerkt aan een programmastudie voor het SURF–programma. Deze programmastudie is beschikbaar op de VerDuS- website: http://surf.verdus.nl/3631

X Noot
5

Zie RLI–advies ‘De toekomst van de stad’.

Naar boven