Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 3 juli 2019, 2019-0000077441, tot Intrekking Regeling toezichtsbevoegdheden functionaris voor de gegevensbescherming SZW

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 51 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling toezichtsbevoegdheden functionaris voor de gegevensbescherming SZW wordt ingetrokken.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 3 juli 2019

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

TOELICHTING

De Regeling toezichtsbevoegdheden functionaris voor de gegevensbescherming SZW ziet op de taken en bevoegdheden van de functionaris gegevensbescherming van SZW. Artikel 64, derde lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) betreft de delegatiegrondslag van deze regeling. Dit artikel verplicht een werkgever die een functionaris voor de gegevensbescherming (FG) heeft aangesteld, er zorg voor te dragen dat de FG ter vervulling van zijn taak over bevoegdheden beschikt die gelijkwaardig zijn aan de bevoegdheden zoals deze zijn vastgelegd in afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit zijn de algemene bestuurlijke toezichtsbevoegdheden, zoals het vorderen van inlichtingen, het inzage mogen hebben in documenten en het mogen betreden van diverse plaatsen.

De regeling is geen algemeen verbindend voorschrift, maar richt zich tot ambtenaren van SZW en tot anderen die onder het gezag van de minister of op grond van een overeenkomst of een andere rechtshandeling persoonsgegevens verwerken ten behoeve van de minister, en zich verplicht hebben de FG toezicht te laten uitoefenen. Ten opzichte van deze (interne) doelgroep heeft de FG SZW bevoegdheden die gelijk te stellen zijn met bestuurlijke toezichtsbevoegdheden.

Vanwege de inwerkingtreding van de Algemene verordening gegevensbescherming is de Wbp ingetrokken met artikel 51 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming. Daarmee ontbreekt een grondslag om een FG dezelfde bestuurlijke toezichtsbevoegdheden toe te kennen, en zijn de taken en bevoegdheden van de FG inmiddels op hoger niveau geregeld. De grondslag van de regeling, en het materiële belang daarvan, zijn dus komen te vervallen. Sindsdien is de regeling niet meer geldig. Om onduidelijkheid over de juridische status van de regeling te voorkomen, wordt de intrekking daarvan hierbij expliciet geregeld.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Naar boven