TOELICHTING
Algemeen
1. Aanleiding voor en doel van de subsidie
Deze regeling strekt ertoe subsidiegelden aan de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek
Verkeersveiligheid (SWOV), de stichting TeamAlert en de Vereniging Veilig Verkeer
Nederland (VVN) te kunnen (blijven) verstrekken voor het uitvoeren van bepaalde projecten
en producten van deze organisaties. De voorgaande Subsidieregeling SWOV 2014, Subsidieregeling
TeamAlert 2015 en Subsidieregeling Veilig Verkeer Nederland 2014 zijn per 1 januari
2019 vervallen.
De drie organisaties voeren projecten uit op het gebied van verkeersveiligheid. De
verschillende subsidieregelingen waren grotendeels gelijk. Er is daarom besloten om
één regeling te maken voor alle drie organisaties.
Het is wenselijk om SWOV, TeamAlert en VVN jaarlijks te (blijven) subsidiëren omdat
het borgen van het publieke belang van duurzame verkeersveiligheid een groot maatschappelijk
nut dient en deze organisaties daartoe zijn ingericht.
SWOV, TeamAlert en VVN verrichten voor wat betreft de gesubsidieerde projecten en
producten geen economische activiteiten in concurrentie met derden (dat wil zeggen
het aanbieden van goederen en diensten op de markt) en zijn voorts goed geëquipeerd
om de activiteiten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, uit te voeren. Het gaat hierbij
dus niet om een relatie tussen het rijk als opdrachtgever en de subsidieontvangers
als opdrachtnemers.
De afdelingen 4.2.1 tot en met 4.2.7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)
zijn van rechtswege van toepassing op de subsidieverstrekking. De Awb geeft de mogelijkheid
ook afdeling 4.2.8 van toepassing te verklaren op per boekjaar verstrekte subsidies.
Dit is in artikel 3 gebeurd. Omdat SWOV, VVN en TeamAlert hun inkomsten niet geheel
ontlenen aan de onderhavige subsidie, is ook artikel 4:76 van overeenkomstige toepassing
verklaard. Dit artikel heeft betrekking op de inrichting van het financieel verslag.
1.1 SWOV
In de statuten van de SWOV staat dat de stichting ten doel heeft door middel van wetenschappelijk
onderzoek en kennisverspreiding bij te dragen aan de bevordering van de verkeersveiligheid
in de ruimste zin.
1.2 TeamAlert
In de statuten van TeamAlert staat dat de stichting ten doel heeft het vergroten van
de verkeersveiligheid met name voor, door en met jongeren in Nederland door het bewerkstelligen
van positieve gedragsverandering bij jongeren, zodat risicogedrag van jongeren wordt
voorkomen of beperkt.
1.3 VVN
In de statuten van VVN staat de doelstelling van deze vereniging omschreven, namelijk
het bereiken van duurzame veiligheid en verblijfskwaliteit van de openbare ruimte,
die burgers gelijke rechten en kansen geeft op veilige mobiliteit, ongeacht de wijze
waarop men in die openbare ruimte wil verblijven dan wel wil deelnemen aan het verkeer.
VVN kent een aantal samenwerkingsverbanden waarin een groot aantal vrijwilligers actief
is. De vereniging heeft geen winstoogmerk en is voor een groot deel afhankelijk van
gelden uit subsidies van de (rijks)overheid. Daarnaast ontvangt zij gelden uit contributies
van de leden, donaties en bijdragen van sponsors, erfstellingen, schenkingen en overige
baten.
VVN volgt een programmagerichte benadering die zorgt voor samenhang in de projecten
en de onderlinge versterking daarvan.
2. Evaluatie subsidieregelingen
2.1 Inleiding
Aangezien een jaarlijkse subsidie aan SWOV, TA en VVN op een wettelijk voorschrift
berust, verplicht artikel 4:24 van de Awb om ten minste eenmaal in de vijf jaren een
verslag te publiceren over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de
praktijk. De evaluaties van subsidieverlening aan SWOV, TA en VVN zijn uitgevoerd
in 2017 door SIRA-consulting. De evaluatierapporten zijn gepubliceerd in november
2017.
Conclusie van deze evaluaties is geweest dat de activiteiten van de drie organisaties
een bijdrage leveren aan de beleidsdoelstellingen, dat de subsidies doelmatig zijn
en de programma’s van de organisaties doeltreffend.1 Het beleidsdoel en de subsidiedoelstellingen zouden zonder de subsidie in significant
mindere mate zijn gerealiseerd. Daarmee leveren de subsidies een goede bijdrage aan
de verkeersveiligheid.
2.3 Uniformering subsidieproces
Deze nieuwe subsidieregeling houdt een uniformering van het subsidieproces van de
SWOV, TeamAlert en VVN in. De drie afzonderlijke subsidieregelingen kenden al veel
overeenkomsten. Met de nieuwe, uniforme regeling is er meer duidelijkheid over criteria,
activiteiten en resultaten voor zowel het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
(hierna: IenW) als subsidiegever, als voor de ontvangende partijen.
2.3.1 Compensatie
In deze nieuwe regeling is de loon- en prijscompensatie niet langer opgenomen. Deze
is vervangen door een jaarlijkse indexatie van 1,5% op het subsidieplafond van elke
organisatie. Ook dit is gedaan om het subsidieproces te uniformeren. Het stelt SWOV,
TeamAlert en VVN daarnaast beter in staat om hun activiteiten in jaarplannen en meerjarenplanning
vorm te geven.
3. Europese aspecten
De onderhavige regeling is getoetst op mogelijke staatssteunelementen. Geconcludeerd
kan worden dat er geen sprake is van staatssteun in de zin van artikel 107, eerste
lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie omdat SWOV, TeamAlert
en VVN voor wat betreft de gesubsidieerde projecten en producten geen economische
activiteiten in concurrentie met derden (dat wil zeggen het aanbieden van goederen
en diensten op de markt) verrichten. Het gaat om activiteiten die zonder een onafhankelijk
organisatie als SWOV, TeamAlert en VVN ook niet door de markt uitgevoerd zouden worden.
Artikel 10, derde lid, onderdeel a, van de regeling schrijft een gescheiden boekhouding
voor. Om te vermijden dat met overheidsgeld indirect staatssteun wordt verleend aan
derden, is in artikel 10, derde lid, onder c, een bepaling daartoe opgenomen.
4. Tussentijds overleg over het concept van het activiteitenplan
Er wordt in elk geval jaarlijks overleg gevoerd met de organisaties over het concept
van een activiteitenplan. Zo nodig vindt opnieuw overleg plaats over een aangepast
concept. Beoogd wordt dat de organisaties op deze wijze ten aanzien van de keuze van
de te subsidiëren projecten en producten tijdig rekening kunnen houden met de beleidsdoelen
van IenW als belangrijkste subsidiegever. Voorts dat al in een vroegtijdig stadium
getoetst kan worden of het beoogde activiteitenplan in voldoende mate rekening houdt
met het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030 (2018). Dit overlegproces is erop
gericht de minister sturingsmogelijkheden te geven zodat beleidsdoelstellingen ook
daadwerkelijk worden meegenomen. Bijkomend voordeel is dat de uiteindelijke aanvraag
tot subsidieverlening aldus geen inhoudelijke verrassingen oplevert en de beslissing
over de verlening van de subsidie kan worden genomen, binnen de termijn van dertien
weken.
5. Kostentoerekeningssysteem
Om een betere transparantie te verkrijgen tussen de hoogte van de subsidie en de werkelijke
kosten, wordt in deze subsidieperiode gewerkt met een kostendekkend forfaitair uurtarief
voor de projecten en producten, zoveel mogelijk op basis van de systematiek van de
op het moment van de aanvraag geldende Handleiding Overheidstarieven. Dit uurtarief
omvat een salariscomponent en een overheadcomponent. De overheadcomponent is samengesteld
uit huisvestingskosten, automatiseringskosten en indirecte kosten (uitgaven voor materieel
waaronder exploitatiekosten, bureaukosten, reiskosten, opleidingskosten en inhuur
van derden zoals schoonmaakpersoneel). De indirecte kosten betreffen zowel de indirecte
kosten van de personen die uitvoering geven aan de subsidiabele projecten en producten
(de uitgaven voor materieel), als de kosten van niet direct betrokkenen die werkzaamheden
verrichten samenhangend met de werkzaamheden en diensten van de wel betrokkenen, zoals
stafdiensten (financiële dienst, personeelszaken, voorlichtingsdienst e.d.) en accountants.
De Aanwijzingen voor subsidieverstrekking noemen drie standaardberekeningswijzen voor
de berekening van uurtarieven. Het forfaitair uurtarief is er één van (aanwijzing
19). De keuze voor dit instrument is ingegeven om een zo laag mogelijke administratieve
lastendruk op de subsidieontvangers te leggen. De subsidieontvanger kan ervoor kiezen
om één forfaitair uurtarief voor alle activiteiten vast te stellen of forfaitaire
uurtarieven per tariefgroep te bepalen, conform de praktijk van de organisatie. Het
door de subsidieontvanger te hanteren uurtarieven kunnen per boekjaar verschillen
en worden in de beschikking tot subsidieverlening vastgesteld. Eventuele salarissen
die boven schaal 18 van de Handleiding Overheidstarieven liggen worden voor de berekening
van het forfaitaire uurtarief op maximaal schaal 18 gesteld ter vermijding van financiering
van bovenmatige inkomens met gemeenschapsgeld. Naast de kosten van salarissen en overhead
zijn er ook directe kosten voor inhuur van derden, bijvoorbeeld bij uitbesteding van
een deel van de subsidiabele projecten en producten, alsmede de kosten van voor de
subsidiabele projecten en producten geleverde goederen en diensten zoals drukwerk,
onderzoeksrapporten e.d. Ook dergelijke kosten – in de begripsbepaling van artikel
1 geduid als kosten derden – zijn subsidiabel.
6. Administratieve lasten en risicoanalyse
Deze subsidieregeling is in hoofdzaak een voortzetting van de vorige subsidieregelingen.
De totale administratieve lasten voor de drie organisaties zijn als volgt:
-
– SWOV: circa € 170.000 per jaar. Dit is circa 4,2% van het jaarlijkse subsidiebedrag
in de periode 2020–2024.
-
– TeamAlert: circa € 23.345 per jaar. Dit is circa 2,3% van het jaarlijkse subsidiebedrag
in de periode 2020–2024.
-
– VVN: circa € 145.000 per jaar. Dit is circa 4% van het jaarlijkse subsidiebedrag in
de periode 2020–2024.
Tevens is de subsidieregeling getoetst aan de uitkomsten van de algemene risicoanalyses
en M&O analyses van de drie afzonderlijke organisaties die ingevolge de Aanwijzingen
voor subsidieverstrekking verplicht zijn (aanwijzing 20). In deze analyses is gekeken
naar organisatorische, juridische, financiële, politieke en bestuurlijke aspecten.
De analyses wezen uit dat het belangrijk is de subsidiedoelstellingen met daarbij
behorende beleidsindicatoren te expliciteren. Zo is het Strategische Plan Verkeersveiligheid
2030 vertaald naar activiteiten en projecten uitgevoerd door de drie organisaties.
7. Voorhang
Op 27 mei 2019 is de ontwerpregeling overgelegd aan de Tweede Kamer volgens de voorhangprocedure
voorgeschreven in artikel 4.10, zesde lid, van de Comptabiliteitswet 2016.
De Tweede Kamer heeft geen opmerkingen gemaakt.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1
Dit artikel bevat begripsbepalingen. Voor wat betreft het begrip product zal doorgaans
sprake zijn van een tastbaar product zoals een rapportage, in een enkel geval zal
dit niet zo zijn.
Artikel 2
SWOV, TeamAlert en VVN kunnen jaarlijks op basis van deze subsidieregeling een aanvraag
voor subsidie bij IenW indienen op basis waarvan, na een positieve beoordeling, de
subsidieverstrekking zal plaatsvinden. Niet elk project en product van SWOV, TeamAlert
en VVN komt op grond van dit artikel voor subsidie in aanmerking; het betreft slechts
projecten en producten op het terrein van verkeersveiligheid en die gericht zijn op
de doelen genoemd in artikel 2, eerste lid.
Het tweede lid bevat een anticumulatiebepaling (onderdeel a). Indien de in de aanvraag
genoemde projecten en producten (reeds) door een ander bestuursorgaan zijn of worden
gesubsidieerd, dan zal subsidieverstrekking door IenW voor dat deel achterwege blijven.
Hetzelfde geldt voor inkomsten van derden die zonder tegenprestatie zijn of worden
verkregen. Het is namelijk mogelijk dat bepaalde projecten en producten op grond van
meer dan één regeling voor subsidie in aanmerking kunnen komen, maar het is ongewenst
dat ten behoeve van dezelfde projecten en producten een beroep gedaan kan worden op
meerdere subsidie-instrumenten van de overheid, voor zover dit leidt tot meer dan
100% financiering. Duidelijkheidshalve wordt vermeld dat lidmaatschapsgelden van de
leden van VVN niet beschouwd worden als inkomsten van derden zonder tegenprestatie
in de zin van het tweede lid, onderdeel a. Op deze gelden vindt dus geen anticumulatie
plaats.
In onderdeel b is nog een beperking aan de subsidieverlening opgenomen. Voor subsidiëring
komen louter in aanmerking niet-economische activiteiten. Aangenomen mag worden dat
voor economische activiteiten een marktconforme vergoeding in rekening wordt gebracht,
en de overheid niet in de markt interfereert. Een subsidie voor economische activiteiten
is in strijd met het Europees recht.
Artikel 4
In dit artikel worden de subsidieplafonds voor de gehele duur van de subsidieregeling
per organisatie vastgesteld. Dit zijn de bedragen die maximaal aan subsidie wordt
verstrekt.
Een boekjaar is gelijk aan een kalenderjaar (artikel 4:68 Awb).
Het tweede lid geeft aan dat de subsidieverstrekking geschiedt op basis van werkelijke
kosten. De anticumulatiebepaling van artikel 2, tweede lid, onderdeel a, wordt hierbij
betrokken. Dit betekent dat andere verkregen subsidies in mindering worden gebracht
op de uiteindelijke subsidie, evenals andere eigen inkomsten.
Artikel 5
Dit artikel betreft een bepaling die het mogelijk maakt voor de minister om vooraf
wensen kenbaar te maken omtrent de projecten en producten die voor subsidiëring in
aanmerking komen en de vormgeving van de aanvraag. SWOV, TeamAlert en VVN kunnen hiermee
alvast rekening houden, zodat de subsidieverlening vlotter kan verlopen.
Nieuw voor VVN is het invullen van de ramingen in de xls file waarin onder meer is
opgenomen:
-
a. het tijdstip waarop de subsidieontvanger gehouden is de projecten en de producten
te hebben afgerond;
-
b. het bedrag per project;
-
c. het aantal uren per project, de forfaitaire uurtarieven en de kosten derden per project;
en
-
d. de cofinanciering en inkomsten van derden per project.
Deze gegevens moesten ook op grond van de vorige subsidieregeling al worden aangeleverd,
doch de ervaring leert dat het de transparantie en verantwoording van subsidiegelden
ten goede komt als alles overzichtelijk in een xls file is ingevuld. Met SWOV en TeamAlert
zijn hiermee goede ervaringen opgedaan.
Artikel 6
De subsidieverlening geschiedt op aanvraag. Deze aanvraag wordt ingediend door SWOV,
TeamAlert en VVN bij IenW. Artikel 6, tweede lid, bepaalt welke bescheiden dienen
te worden bijgevoegd alsmede de inhoud ervan.
Artikel 4:65 van de Awb bevat een verplichting om bij de aanvraag mededeling te doen
van eventuele andere aangevraagde subsidies voor dezelfde projecten en producten.
Ook andere inkomsten van derden zonder tegenprestatie en kosten met betrekking tot
economische activiteiten worden afgetrokken van de uiteindelijke subsidieverlening
(artikel 2, tweede lid).
Het activiteitenplan is het geheel van alle projecten van respectievelijk SWOV, TeamAlert
en VVN waar IenW subsidie voor verstrekt. De producten zijn de resultaten die voortkomen
uit de projecten. De subsidie wordt zoals eerder aangegeven louter voor niet-economische
activiteiten verstrekt.
Anders dan in de voorgaande subsidieregelingen, bepalen de subsidieontvangers zelf
de forfaitaire uurtarieven op basis van hun eigen salarisschalen. De subsidieontvanger
kan ervoor kiezen om één forfaitair uurtarief vast te stellen of een forfaitair uurtarief
per tariefgroep. De redelijkheid van het tarief wordt samen met de beoordeling van
de subsidieaanvraag beoordeeld. Het forfaitaire uurtarief mag niet meer bedragen dan
het maximum van schaal 18 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren
1984. De reden voor deze beperking is dat bovenmatige inkomens niet met gemeenschapsgeld
mogen worden bekostigd.
Artikel 7
In de beschikking tot subsidieverlening wordt onder meer vermeld de wijze waarop het
subsidiebedrag wordt bepaald. Uitgangspunt zal zijn dat de hoogte van de subsidieverlening
uiteindelijk wordt bepaald door berekening van het aantal uren dat daadwerkelijk aan
de projecten is besteed, vermenigvuldigd met de goedgekeurde forfaitaire uurtarieven,
alsmede de werkelijke kosten derden. Zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de systematiek
van de Handleiding Overheidstarieven. Het aldus verkregen subsidiebedrag kan evenwel
het bedrag van het subsidieplafond niet overstijgen. Het subsidiebedrag wordt verrekend
met de voorschotten.
De beschikking tot subsidieverlening vermeldt voorts het tijdstip waarop SWOV, TeamAlert
en VVN de projecten en producten moeten hebben afgerond. Uiteraard zal ingeval van
doorlopende projecten dit als zodanig worden aangegeven.
Het derde lid van artikel 7 maakt het mogelijk in de beschikking een begrotingsvoorbehoud
op te nemen als bedoeld in artikel 4:34 van de Awb. Op grond van dit voorbehoud kan
de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn worden ingetrokken
of ten nadele van VVN, TeamAlert of SWOV verlaagd (artikel 4:50 van de Awb) indien
in de door de Staten-Generaal vastgestelde rijksbegroting (onderdeel Infrastructuur
en Waterstaat) onvoldoende gelden zijn opgenomen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen
bij een financiële taakstelling van het Rijk. Het eventueel beroep op een begrotingsvoorbehoud
moet binnen vier weken na het aannemen van de begrotingswet worden gedaan.
Artikel 8
In artikel 4:35 van de Awb wordt een niet-limitatieve opsomming gegeven van de algemeen
geldende gronden om een subsidieaanvraag te weigeren. Met name de weigeringsgrond
van het eerste lid, onderdeel a en b, van dat artikel is van belang: er is gegronde
reden dat de projecten niet of niet geheel zullen plaatsvinden, of dat aanvrager niet
zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In zo’n geval kan de
subsidie geheel of gedeeltelijk worden geweigerd. Dit betekent dat de subsidieverlening
kan worden geweigerd indien VVN, TeamAlert of SWOV de verplichtingen uit de Awb of
op grond van deze regeling niet nakomt.
Naast deze wettelijke weigeringsgronden zijn in artikel 8 van deze subsidieregeling
een aantal aanvullende gronden opgenomen om de aanvraag tot subsidieverlening geheel
of ten dele te weigeren. Zo kan weigering plaatsvinden indien in het verleden toepassing
is gegeven aan de artikelen 4:48, 4:49 en 4:50 van de Awb, bijvoorbeeld als in voorgaande
jaren de beschikking tot subsidieverlening respectievelijk tot subsidievaststelling
is gewijzigd of ingetrokken als gevolg van aan de subsidieontvanger toe te rekenen
specifieke omstandigheden. Het bewust verstrekken van onjuiste gegevens is één van
deze omstandigheden. Voor een uitvoerige beschrijving van deze omstandigheden wordt
verwezen naar voornoemde artikelen uit de Awb.
Naast deze discretionaire weigeringsgronden bevat de Awb ook een imperatieve weigeringsgrond
(artikel 4:25, tweede lid). Indien de aanvraag tot subsidieverlening het subsidieplafond
overschrijdt, moet de aanvraag gedeeltelijk worden geweigerd. Welk deel van de aanvraag
(met andere woorden: welk project of product) wordt geweigerd, beoordeelt de minister.
De aanvraag zal niet-ontvankelijk worden verklaard voor zover die niet past bij de
doelen van deze subsidieregeling, conform artikel 2, eerste lid.
Artikel 9
In dit artikel is gebruikgemaakt van de wettelijke mogelijkheid om voorschotten te
verlenen. Voorschotten zijn op grond van het derde lid mogelijk tot ten hoogste 95%
van het maximumbedrag van de subsidie. Dit is weliswaar een uitzonderlijk hoog percentage
doch wenselijk omdat SWOV, TeamAlert en VVN voor een groot deel afhankelijk zijn van
de geldstroom van IenW en zonder dit bedrag aan voorschotten in ernstige financiële
problemen zouden geraken.
SWOV, TeamAlert en VVN hebben de plicht bij de aanvraag tot subsidieverlening een
helder inzicht in het verloop van de liquiditeit per kalenderkwartaal te geven.
Voorschotten worden ambtshalve verstrekt. Een aparte aanvraag tot bevoorschotting
is dus niet nodig. SWOV, TeamAlert en VVN zijn verplicht te melden indien er omstandigheden
zijn die van invloed zijn op de hoogte van het verleende bedrag. Het bevoorschottingsregime
en de hoogte van de voorschotten kunnen indien nodig worden aangepast door een wijziging
van de verleningsbeschikking. Na vaststelling van de subsidie wordt het resterende
bedrag (het vastgestelde bedrag verminderd met de verleende voorschotten), uitgekeerd
aan SWOV, TeamAlert en VVN.
Artikel 10
Het eerste lid van dit artikel bevat de verplichtingen die in elk geval gelden voor
SWOV, TeamAlert en VVN zoals het tijdig afronden van projecten en producten, het onverwijld
melden van (tussentijdse) financiering van projecten of producten door derden en over-
en onderschrijdingen van het geraamde subsidiebedrag van een project van meer dan
10%. De in onderdeel c genoemde meldingsplicht is nodig, omdat op grond van de Aanwijzingen
voor subsidieverstrekking niet mag worden gevraagd om tussentijdse voortgangsverslagen
bij projecten waarvan de uitvoering korter dan twaalf maanden in beslag neemt. De
verplichting in onderdeel d houdt verband met de Wet bestuurlijke boete meldingsplichten
door ministers verstrekte subsidies, welke wet vanaf 1 juli 2013 geldt. Op grond van
deze meldplicht kan de hoogte van de bevoorschotting worden bijgesteld indien in een
kalenderkwartaal flink minder is uitgegeven aan subsidieprojecten dan de geraamde
subsidiebedragen.
De ervaringen van de afgelopen jaren hebben geleerd dat bij de subsidieverlening in
elk geval behoefte bestaat aan het vooraf schriftelijk geïnformeerd worden over bekendmaking
van projecten, producten en standpunten met een politiek gevoelig of belangrijk beleidsmatig
karakter. Dit is geregeld in het eerste lid, onderdeel f.
De in onderdeel g opgenomen evaluatiebepaling vloeit voort uit een wettelijke verplichting
(artikel 4:24 van de Awb). De resultaten van de evaluatie kunnen bouwstenen zijn voor
een eventuele nieuwe regeling. De medewerking van SWOV, TeamAlert en VVN bij de totstandkoming
van het evaluatieverslag is onontbeerlijk en derhalve wordt een verplichting daartoe
in de subsidieregeling neergelegd. In de evaluatie zal onder meer worden gekeken naar
eventueel oneigenlijk gebruik van de subsidieregeling. Op grond van de Awb dient het
evaluatieverslag in elk geval eenmaal in de vijf jaren te worden gepubliceerd. In
onderdeel h is de verplichting opgenomen om het geven van bekendheid aan de gesubsidieerde
projecten en producten of de resultaten ervan, teneinde de Nederlandse burgers, belangenverenigingen
of bestuursorganen te informeren. Een dergelijke verplichting is van belang, omdat
de in artikel 2 bedoelde projecten en producten van SWOV, TeamAlert en VVN van groot
belang worden geacht voor de Nederlandse samenleving.
Met het oog op het al dan niet continueren van de toekenning van subsidie aan SWOV,
TeamAlert en VVN is het van belang dat de minister wordt geïnformeerd over voorgenomen
wijzigingen in de statuten van deze rechtspersonen. Deze informatieplicht is in onderdeel
j opgenomen.
Het tweede lid maakt het mogelijk bij de beschikking tot subsidieverlening aanvullende
verplichtingen te stellen.
Vanuit het oogpunt van het afleggen van rekening en verantwoording van de subsidiegelden
is in het derde lid, onderdeel a, de bepaling opgenomen dat SWOV, TeamAlert en VVN
zorg dragen voor een gescheiden administratie, dat wil zeggen: de door IenW gesubsidieerde
niet-economische activiteiten moeten worden onderscheiden van de overige activiteiten
van SWOV, TeamAlert en VVN.
Ook de Awb kent een aantal verplichtingen met betrekking tot de administratie. Zo
is de subsidieontvanger op grond van artikel 4:69 van de Awb verplicht een (financiële)
administratie te voeren, zodanig dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling
van de subsidie van belang zijnde rechten en plichten alsmede de betalingen en de
ontvangsten kunnen worden nagegaan. Deze administratie en de bijbehorende bescheiden
dienen gedurende zeven jaren te worden bewaard.
De verplichting in het derde lid, onderdeel c, strekt ertoe dat met subsidiegeld geen
indirecte staatssteun wordt verleend aan derden. Zo zal inschakeling van derden marktconform
moeten plaatsvinden, bijvoorbeeld door het houden van aanbestedingen door SWOV, TeamAlert
en VVN. Dan kan staatssteun op het niveau van derden worden voorkomen.
Het niet voldoen aan de subsidieverplichtingen kan leiden tot het intrekken of ten
nadele van de subsidieontvanger wijzigen van de subsidieverlening alsmede tot een
lagere subsidievaststelling (artikel 4:48 en 4:46 van de wet).
Artikel 11
Het eerste lid van dit artikel voorziet in de verplichting voor subsidieontvangers
om strategisch samen te werken. In het belang van een goede en effectieve besteding
van overheidsgeld moet worden voorkomen dat projecten overlap bevatten met die van
de andere subsidieontvangers en moet worden voorkomen dat overheidsgeld niet op de
meest efficiënte wijze wordt gebruikt. Op grond van het tweede lid dient periodiek
(halfjaarlijks) te worden gerapporteerd over de samenwerking. Het ligt in de rede
dit te doen bij het voor- en najaarsoverleg, doch in elk geval in het activiteitenverslag.
Ook voor wat betreft de subsidieverleningen is in dit verband wenselijk dat er een
integraal en op elkaar afgestemd projectenaanbod door subsidieontvangers wordt uitgewerkt
bij de aanvraag tot subsidieverlening, zodat projecten waarvoor rijkssubsidie is verkregen
elkaar niet overlappen, maar aanvullen. Daarop zullen de aanvragen tot subsidieverlening
worden getoetst. Mocht er toch sprake zijn van overlap met projecten van een andere
subsidieontvanger, dan kan de subsidie voor dat project geheel of gedeeltelijk worden
geweigerd (artikel 8, aanhef en onderdeel d).
Artikel 12
Met het oog op het al dan niet continueren van de toekenning van subsidie aan SWOV,
TeamAlert en VVN is het van belang dat wijzigingen in de rechtspersoonlijkheid en
het voortbestaan daarvan de instemming van de minister te hebben. Dit artikel voorziet
hierin.
Artikel 13
Ter afronding van het subsidieproces dient de subsidieontvanger een aanvraag in tot
subsidievaststelling. De subsidieontvanger dient deze aanvraag bij IenW in. Het tweede
lid noemt de bescheiden die moeten worden bijgevoegd, zoals het activiteitenverslag
en het financieel verslag.
Het activiteitenverslag en het financieel verslag zijn wettelijk verplicht (artikel
4:75, eerste lid, van de Awb). De overige te overleggen gegevens strekken ertoe de
verantwoording van de subsidiegelden inzichtelijker te maken en de controle daarop
te vergemakkelijken.
Onderdeel e van het tweede lid betreft de zogeheten uitgebreide accountantscontrole.
Artikel 4:79 van de Awb maakt het mogelijk dat de accountantscontrole zich eveneens
uitstrekt tot de vraag of de subsidieontvanger zich heeft gehouden aan verplichtingen
die in het kader van de subsidieverstrekking zijn gesteld. Van deze mogelijkheid wordt
in onderdeel e gebruikgemaakt. Daarbij gaat het om verplichtingen die voortvloeien
uit de Awb, maar ook uit de onderhavige subsidieregeling.
Artikel 14
In de beschikking tot subsidievaststelling wordt het bedrag aan vastgestelde subsidie
vermeld. Ingevolge artikel 4:46, eerste lid, van de Awb wordt de subsidie overeenkomstig
de beschikking tot subsidieverlening vastgesteld. De subsidie kan echter op een lager
bedrag worden bepaald in specifieke gevallen, opgesomd in artikel 4:46, tweede en
derde lid, van de Awb. Bijvoorbeeld indien de activiteiten waarvoor subsidie is verleend
niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of indien de subsidieontvanger niet heeft
voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen (bijvoorbeeld het niet onverwijld
melden van inkomsten van derden op gesubsidieerde projecten of producten alsmede het
niet onverwijld melden van vertragingen van projecten of producten).
Het maximale subsidiebedrag geldt voor 100% van de projecten en producten. Worden
deze voor een deel niet uitgevoerd, dan wordt de subsidie lager vastgesteld.
Artikel 15
Dit artikel bepaalt welke functionarissen toezichthouder zijn. In afdeling 5.2 van
de Awb (artikel 5:11 tot en met 5:20) wordt een aantal bevoegdheden genoemd waarover
de toezichthouder beschikt, met name de bevoegdheid om inlichtingen te vorderen en
de bevoegdheid inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden alsmede daarvan
kopieën te maken. De subsidieontvanger dient ingevolge artikel 5:20, eerste lid, van
de Awb en 7, derde lid, van de Kaderwet subsidies I en M aan de toezichthouder alle
medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van
zijn bevoegdheden. Een toezichthouder maakt van zijn bevoegdheden slechts gebruik
voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is (artikel 5:13
van de Awb).
Artikel 16
De onderhavige regeling heeft een beperkte werkingsduur om in een eventuele daaropvolgende
subsidieregeling rekening te kunnen houden met de resultaten van de evaluatie.
Dit artikel bevat verder een overgangsbepaling in het tweede lid. De regeling vervalt
weliswaar per 1 januari 2024, maar blijft in verband met de afwikkeling van reeds
verleende subsidies van toepassing op die subsidies. Zo zal de subsidie die in 2023
is verleend voor 2024, blijven vallen onder de onderhavige regeling.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga