Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 27 juni 2019, nr. IENW/BSK-2019/58298, houdende vaststelling van de subsidieverstrekking aan drie organisaties op het gebied van verkeersveiligheid (Subsidieregeling SWOV, TeamAlert en Veilig Verkeer Nederland 2019)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 4:59, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 3, eerste lid, aanhef en onder f, 4, eerste en tweede lid, en 5, aanhef en de onderdelen a tot en met f, h, k en l, van de Kaderwet subsidies I en M en de artikelen 2 en 4 van het Kaderbesluit subsidies I en M;

BESLUIT:

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

activiteitenplan:

activiteitenplan als bedoeld in artikel 4:62 van de Algemene wet bestuursrecht;

forfaitair uurtarief:

door de subsidieontvanger geraamd kostendekkend tarief per uur voor een boekjaar dat wordt gehanteerd voor de uitvoering van subsidiabele projecten en producten, al dan niet per tariefgroep;

kosten derden:

op factuur aantoonbare aan derden verschuldigde kosten die direct voor de subsidiabele projecten en producten worden gemaakt;

minister:

Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

project:

samenhangend geheel van activiteiten;

product:

(deel)resultaat dat voortkomt uit een project;

subsidieontvanger:

SWOV, TeamAlert of Veilig Verkeer Nederland;

SWOV:

Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid, gevestigd te Den Haag;

TeamAlert:

stichting TeamAlert, statutair gevestigd te Utrecht;

Veilig Verkeer Nederland:

vereniging Veilig Verkeer Nederland, gevestigd te Amersfoort;

wet:

Algemene wet bestuursrecht;

xls file:

het format zoals opgenomen in de bijlage.

Artikel 2. Doel van de subsidie

  • 1. De minister kan op aanvraag per boekjaar een subsidie verstrekken aan:

    • a. SWOV voor het uitvoeren van projecten en producten van verkeersveiligheid, gericht op:

      • 1°. wetenschappelijk onderzoek, met als doel uitbreiding van kennis ten behoeve van het verkeersveiligheidsbeleid, waarbij de verkeersveiligheid integraal wordt benaderd; of

      • 2°. kennisverspreiding verkregen uit het wetenschappelijk onderzoek, bedoeld onder 1°;

    • b. TeamAlert voor het uitvoeren van projecten en producten op het gebied van verkeersveiligheid, gericht op:

      • 1°. het beperken van risicovol gedrag in het verkeer van doelgroepen door het realiseren van verandering in kennis en houding ten aanzien van verkeersveiligheid; of

      • 2°. het effectief delen van kennis over gedragsbeïnvloeding om risico’s op het gebied van verkeersveiligheid te verkleinen; en

    • c. Veilig Verkeer Nederland voor het uitvoeren van projecten en producten op het gebied van verkeersveiligheid, gericht op:

      • 1°. het beperken van risicovol gedrag in het verkeer van doelgroepen door het realiseren van verandering in kennis en houding ten aanzien van verkeersveiligheid;

      • 2°. het effectief delen van kennis over gedragsbeïnvloeding om risico’s op het gebied van verkeersveiligheid te verkleinen; of

      • 3°. beleidsbeïnvloeding op lokaal en regionaal niveau.

  • 2. Geen subsidie wordt verstrekt voor zover:

    • a. voor een project of product als bedoeld in het eerste lid, een subsidie is of wordt verstrekt door een ander bestuursorgaan dan wel andere inkomsten van derden zonder tegenprestatie zijn of worden verkregen; of

    • b. de projecten en producten zijn te kwalificeren als economische activiteiten.

Artikel 3. Toepassing wet

Afdeling 4.2.8 van de wet is van toepassing. Artikel 4:76 van de wet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4. Subsidieplafond en subsidiabele kosten

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt:

    • a. voor het boekjaar 2020:

      • 1°. voor SWOV: € 3.983.550,30;

      • 2°. voor TeamAlert: € 1.015.000,-; en

      • 3°. voor Veilig Verkeer Nederland: € 3.867.749,45.

    • b. voor het boekjaar 2021:

      • 1°. voor SWOV: € 4.043.303,55;

      • 2°. voor TeamAlert: € 1.030.225,-; en

      • 3°. voor Veilig Verkeer Nederland: € 3.925.765,69.

    • c. voor het boekjaar 2022:

      • 1°. voor SWOV: € 4.103.953,10;

      • 2°. voor TeamAlert: € 1.045.678,38; en

      • 3°. voor Veilig Verkeer Nederland: € 3.984.652,18.

    • d. voor het boekjaar 2023:

      • 1°. voor SWOV: € 4.165.512,40;

      • 2°. voor TeamAlert: € 1.061.363,55; en

      • 3°. voor Veilig Verkeer Nederland: € 4.044.421,96.

    • e. voor het boekjaar 2024:

      • 1°. voor SWOV: € 4.227.995,09;

      • 2°. voor TeamAlert: € 1.077.284,-; en

      • 3°. voor Veilig Verkeer Nederland: € 4.105.088,29.

  • 2. Als subsidiabele kosten worden uitsluitend in aanmerking genomen het totaal aantal uren dat daadwerkelijk aan de uitvoering van de subsidiabele projecten en producten is besteed vermenigvuldigd met het forfaitair uurtarief, alsmede de kosten derden.

Artikel 5. Concept van een activiteitenplan

  • 1. Uiterlijk op 1 augustus van het jaar voorafgaand aan het boekjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, zendt de subsidieontvanger aan de minister een concept van het activiteitenplan.

  • 2. De subsidieontvanger zendt uiterlijk op 1 oktober een aangepast concept vergezeld van de ingevulde ramingen in de xls file aan de minister, waarin rekening is gehouden met eventuele opmerkingen van de minister.

Artikel 6. Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvraag tot subsidieverlening wordt uiterlijk ingediend op 1 november van het jaar voorafgaand aan het boekjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 2. Onverminderd artikel 4:65 van de wet gaat de aanvraag vergezeld van:

    • a. het activiteitenplan, dat in elk geval een overzicht biedt van de projecten en producten;

    • b. de begroting, bedoeld in artikel 4:63 van de wet, die tevens de onderbouwing van het forfaitair uurtarief, het geraamde aantal uren per product en de geraamde kosten derden per product bevat;

    • c. een rapport van feitelijke bevindingen van een accountant ten aanzien van de berekening van het forfaitair uurtarief, waarbij minimaal het volgende wordt aangegeven:

      • 1°. bij de berekening is de door de subsidieontvanger vastgestelde begroting gehanteerd;

      • 2°. de berekening is zoveel mogelijk gebaseerd op de systematiek van de voor het desbetreffende kalenderjaar van toepassing zijnde Handleiding Overheidstarieven;

      • 3°. de berekeningssystematiek is jaarlijks toegepast gedurende de looptijd van deze regeling;

      • 4°. de gehanteerde tarieven zijn gebaseerd op de salarisschalen bij de subsidieontvanger, waarbij het maximale forfaitair uurtarief gelijk is aan het maximum van salarisschaal 18 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984;

    • d. het geraamde tijdstip waarop de subsidieontvanger gehouden is de projecten en producten te hebben afgerond; en

    • e. de ingevulde ramingen in de xls file.

Artikel 7. Beschikking tot subsidieverlening

  • 1. De minister neemt de beschikking tot subsidieverlening binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. In de beschikking worden vermeld:

    • a. de te subsidiëren projecten en producten;

    • b. het tijdstip waarop de subsidieontvanger gehouden is de projecten en producten te hebben afgerond;

    • c. de wijze waarop het subsidiebedrag wordt bepaald en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld;

    • d. het geraamde aantal uren per project alsmede de geraamde kosten derden per project;

    • e. het geraamde uurtarief; en

    • f. de inhoud van het controleprotocol.

  • 3. Voor zover de subsidie wordt verleend ten laste van de nog niet door de Staten-Generaal aangenomen rijksbegroting, onderdeel Infrastructuur en Waterstaat, wordt in de beschikking tevens vermeld dat de subsidieverlening plaatsvindt onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld in de wet tot vaststelling van de rijksbegroting, onderdeel Infrastructuur en Waterstaat.

Artikel 8. Weigeringsgronden

Onverminderd artikel 4:35 van de wet kan de minister de subsidieverlening geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel:

  • a. in het activiteitenplan onvoldoende rekening is gehouden met de door hem over een concept-activiteitenplan gemaakte opmerkingen;

  • b. de aanvraag niet voldoet aan artikel 6;

  • c. er in voorgaande boekjaren ten aanzien van de subsidieverlening of subsidievaststelling toepassing is gegeven aan de artikelen 4:48, 4:49 en 4:50 van de wet, of

  • d. projecten die qua aanbod geheel of gedeeltelijk overlap vertonen met die van een andere subsidieontvanger.

Artikel 9. Voorschotverlening

  • 1. De minister kan een voorschot verlenen. Deze beschikking wordt ambtshalve gelijktijdig met de beschikking tot subsidieverlening gegeven.

  • 2. Het voorschot wordt uitgekeerd per kwartaal op basis van een bij de aanvraag tot subsidieverlening verstrekt overzicht van de liquiditeitsprognose waarin de liquiditeitsbehoefte per kalenderkwartaal wordt aangegeven.

  • 3. Het voorschot wordt uitgekeerd in termijnen waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot bevoorschotting worden bepaald met dien verstande dat de voorschotverlening ten hoogste 95 procent van de verleende subsidie per boekjaar bedraagt.

Artikel 10. Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:68, 4:69 en 4:70 van de wet gelden de volgende verplichtingen voor de subsidieontvanger:

    • a. het afronden van de uitvoering van de projecten en producten waarvoor subsidie is verleend uiterlijk op het tijdstip dat daarvoor is aangegeven in de beschikking tot subsidieverlening;

    • b. het onverwijld doen van een schriftelijke mededeling aan de minister van alle omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de hoogte van de subsidie en op de rechtmatige en doelmatige aanwending daarvan, zoals financiering van projecten en producten vanuit andere bronnen en over- en onderschrijdingen van meer dan 10% van het geraamde subsidiebedrag van een project, onder vermelding van de oorzaak van de verschillen;

    • c. het onverwijld doen van een schriftelijke mededeling aan de minister zodra aannemelijk is dat een gesubsidieerd project of product niet, niet tijdig of niet geheel zal worden verricht of opgeleverd of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan;

    • d. het doen van een schriftelijke mededeling aan de minister, vergezeld van een herziene liquiditeitsprognose, indien de gemaakte subsidiabele kosten op de laatste dag van elk kalenderkwartaal 75% of minder bedragen van de voor dat kwartaal begrote subsidiabele kosten; de mededeling wordt gedaan binnen twee maanden na afloop van het desbetreffende kalenderkwartaal;

    • e. het verlenen van medewerking aan een onderzoek naar de rechtmatige en doelmatige aanwending van de ontvangen subsidiegelden, dat wordt verricht namens of in opdracht van de minister of door de Algemene Rekenkamer en het desverlangd verstrekken van alle informatie aan degene die met dit onderzoek is belast;

    • f. het de minister vooraf schriftelijk op de hoogte stellen in geval bekendheid wordt gegeven aan gesubsidieerde projecten, producten of standpunten met een politiek gevoelig of belangrijk beleidsmatig karakter;

    • g. het verlenen van medewerking binnen een door de minister te stellen termijn aan een door hem ingesteld evaluatieonderzoek teneinde te beoordelen in welke mate de subsidieontvanger bij het uitvoeren van een gesubsidieerd project een toegevoegde waarde heeft geleverd aan de in artikel 2 omschreven doelen van deze regeling;

    • h. het aan een ieder ter beschikking stellen van onderzoeksresultaten van een gesubsidieerd project of product onverwijld na afronding van het desbetreffende project of product tegen ten hoogste een vergoeding van de verschaffingkosten; de subsidieontvanger stelt de minister schriftelijk op de hoogte van het onderzoeksresultaat minimaal vijf werkdagen voordat de onderzoeksresultaten aan een ieder ter beschikking worden gesteld;

    • i. het in acht nemen van het controleprotocol; en

    • j. het informeren van de minister over voorgenomen wijzigingen van de statuten van de subsidieontvanger.

  • 2. De minister kan bij de beschikking tot subsidieverlening:

    • a. verplichtingen opleggen met betrekking tot het geven van bekendheid aan de gesubsidieerde projecten en producten van de subsidieontvanger anders dan bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, alsmede aan de resultaten ervan;

    • b. verplichtingen opleggen met betrekking tot het zonder vergoeding verstrekken van de door de minister benodigde gerichte informatie uit gesubsidieerde projecten en producten van de subsidieontvanger aan de minister of een door de minister aangewezen derde;

    • c. verplichtingen opleggen met betrekking tot het verkrijgen van andere financiële middelen, of

    • d. andere verplichtingen opleggen die hij noodzakelijk acht ter verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 3. De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat:

    • a. een gescheiden administratie van kosten en baten wordt gevoerd voor de gesubsidieerde projecten en producten enerzijds en de overige activiteiten anderzijds;

    • b. een onderzoek als bedoeld in artikel 4:79, eerste lid, van de wet wordt uitgevoerd en dat dit onderzoek geschiedt met inachtneming van hetgeen daarover is bepaald in het controleprotocol, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder f;

    • c. geen indirecte staatssteun wordt verleend aan ondernemingen door middel van de subsidie.

Artikel 11. Strategische samenwerking subsidieontvangers

  • 1. De subsidieontvanger werkt ten behoeve van de uitvoering van de gesubsidieerde projecten strategisch samen met de andere subsidieontvangers.

  • 2. De subsidieontvanger rapporteert halfjaarlijks over de samenwerking, in elk geval in het activiteitenverslag, bedoeld in artikel 13, tweede lid, onderdeel a.

Artikel 12. Toestemming minister

  • 1. De subsidieontvanger behoeft toestemming van de minister voor:

    • a. het oprichten van of deelnemen in een rechtspersoon;

    • b. het ontbinden van de rechtspersoon, of

    • c. het doen van aangifte tot faillissement of het aanvragen van surséance van betaling.

  • 2. Aan de toestemming kunnen voorwaarden of voorschriften worden verbonden.

Artikel 13. Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. De subsidieontvanger dient de aanvraag tot subsidievaststelling in uiterlijk op 1 mei van het jaar volgend op het boekjaar waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag gaat in elk geval vergezeld van:

    • a. een activiteitenverslag dat tevens voldoet aan artikel 4:80 van de wet, waarin tevens de stand van de projecten en producten inzichtelijk wordt gemaakt;

    • b. een financieel verslag dat tevens voldoet aan 4:76 van de wet;

    • c. de ingevulde realisaties in de xls file;

    • d. een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 4:78, derde lid, van de wet, en

    • e. een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 4:79, derde lid, van de wet.

Artikel 14. Beschikking tot subsidievaststelling

  • 1. De minister stelt de subsidie vast binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. De minister kan de subsidie ambtshalve vaststellen indien de subsidieontvanger niet tijdig de aanvraag tot vaststelling heeft ingediend.

Artikel 15. Toezicht

Met het toezicht op de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen zijn belast de directeur en medewerkers van de Auditdienst Rijk van het Ministerie van Financiën en andere bij besluit van de minister aangewezen personen.

Artikel 16. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2024, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de subsidies die voor die datum zijn verleend.

Artikel 17. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling SWOV, TeamAlert en Veilig Verkeer Nederland 2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

TOELICHTING

Algemeen

1. Aanleiding voor en doel van de subsidie

Deze regeling strekt ertoe subsidiegelden aan de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV), de stichting TeamAlert en de Vereniging Veilig Verkeer Nederland (VVN) te kunnen (blijven) verstrekken voor het uitvoeren van bepaalde projecten en producten van deze organisaties. De voorgaande Subsidieregeling SWOV 2014, Subsidieregeling TeamAlert 2015 en Subsidieregeling Veilig Verkeer Nederland 2014 zijn per 1 januari 2019 vervallen.

De drie organisaties voeren projecten uit op het gebied van verkeersveiligheid. De verschillende subsidieregelingen waren grotendeels gelijk. Er is daarom besloten om één regeling te maken voor alle drie organisaties.

Het is wenselijk om SWOV, TeamAlert en VVN jaarlijks te (blijven) subsidiëren omdat het borgen van het publieke belang van duurzame verkeersveiligheid een groot maatschappelijk nut dient en deze organisaties daartoe zijn ingericht.

SWOV, TeamAlert en VVN verrichten voor wat betreft de gesubsidieerde projecten en producten geen economische activiteiten in concurrentie met derden (dat wil zeggen het aanbieden van goederen en diensten op de markt) en zijn voorts goed geëquipeerd om de activiteiten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, uit te voeren. Het gaat hierbij dus niet om een relatie tussen het rijk als opdrachtgever en de subsidieontvangers als opdrachtnemers.

De afdelingen 4.2.1 tot en met 4.2.7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zijn van rechtswege van toepassing op de subsidieverstrekking. De Awb geeft de mogelijkheid ook afdeling 4.2.8 van toepassing te verklaren op per boekjaar verstrekte subsidies. Dit is in artikel 3 gebeurd. Omdat SWOV, VVN en TeamAlert hun inkomsten niet geheel ontlenen aan de onderhavige subsidie, is ook artikel 4:76 van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit artikel heeft betrekking op de inrichting van het financieel verslag.

1.1 SWOV

In de statuten van de SWOV staat dat de stichting ten doel heeft door middel van wetenschappelijk onderzoek en kennisverspreiding bij te dragen aan de bevordering van de verkeersveiligheid in de ruimste zin.

1.2 TeamAlert

In de statuten van TeamAlert staat dat de stichting ten doel heeft het vergroten van de verkeersveiligheid met name voor, door en met jongeren in Nederland door het bewerkstelligen van positieve gedragsverandering bij jongeren, zodat risicogedrag van jongeren wordt voorkomen of beperkt.

1.3 VVN

In de statuten van VVN staat de doelstelling van deze vereniging omschreven, namelijk het bereiken van duurzame veiligheid en verblijfskwaliteit van de openbare ruimte, die burgers gelijke rechten en kansen geeft op veilige mobiliteit, ongeacht de wijze waarop men in die openbare ruimte wil verblijven dan wel wil deelnemen aan het verkeer.

VVN kent een aantal samenwerkingsverbanden waarin een groot aantal vrijwilligers actief is. De vereniging heeft geen winstoogmerk en is voor een groot deel afhankelijk van gelden uit subsidies van de (rijks)overheid. Daarnaast ontvangt zij gelden uit contributies van de leden, donaties en bijdragen van sponsors, erfstellingen, schenkingen en overige baten.

VVN volgt een programmagerichte benadering die zorgt voor samenhang in de projecten en de onderlinge versterking daarvan.

2. Evaluatie subsidieregelingen

2.1 Inleiding

Aangezien een jaarlijkse subsidie aan SWOV, TA en VVN op een wettelijk voorschrift berust, verplicht artikel 4:24 van de Awb om ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag te publiceren over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk. De evaluaties van subsidieverlening aan SWOV, TA en VVN zijn uitgevoerd in 2017 door SIRA-consulting. De evaluatierapporten zijn gepubliceerd in november 2017.

Conclusie van deze evaluaties is geweest dat de activiteiten van de drie organisaties een bijdrage leveren aan de beleidsdoelstellingen, dat de subsidies doelmatig zijn en de programma’s van de organisaties doeltreffend.1 Het beleidsdoel en de subsidiedoelstellingen zouden zonder de subsidie in significant mindere mate zijn gerealiseerd. Daarmee leveren de subsidies een goede bijdrage aan de verkeersveiligheid.

2.3 Uniformering subsidieproces

Deze nieuwe subsidieregeling houdt een uniformering van het subsidieproces van de SWOV, TeamAlert en VVN in. De drie afzonderlijke subsidieregelingen kenden al veel overeenkomsten. Met de nieuwe, uniforme regeling is er meer duidelijkheid over criteria, activiteiten en resultaten voor zowel het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: IenW) als subsidiegever, als voor de ontvangende partijen.

2.3.1 Compensatie

In deze nieuwe regeling is de loon- en prijscompensatie niet langer opgenomen. Deze is vervangen door een jaarlijkse indexatie van 1,5% op het subsidieplafond van elke organisatie. Ook dit is gedaan om het subsidieproces te uniformeren. Het stelt SWOV, TeamAlert en VVN daarnaast beter in staat om hun activiteiten in jaarplannen en meerjarenplanning vorm te geven.

3. Europese aspecten

De onderhavige regeling is getoetst op mogelijke staatssteunelementen. Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie omdat SWOV, TeamAlert en VVN voor wat betreft de gesubsidieerde projecten en producten geen economische activiteiten in concurrentie met derden (dat wil zeggen het aanbieden van goederen en diensten op de markt) verrichten. Het gaat om activiteiten die zonder een onafhankelijk organisatie als SWOV, TeamAlert en VVN ook niet door de markt uitgevoerd zouden worden. Artikel 10, derde lid, onderdeel a, van de regeling schrijft een gescheiden boekhouding voor. Om te vermijden dat met overheidsgeld indirect staatssteun wordt verleend aan derden, is in artikel 10, derde lid, onder c, een bepaling daartoe opgenomen.

4. Tussentijds overleg over het concept van het activiteitenplan

Er wordt in elk geval jaarlijks overleg gevoerd met de organisaties over het concept van een activiteitenplan. Zo nodig vindt opnieuw overleg plaats over een aangepast concept. Beoogd wordt dat de organisaties op deze wijze ten aanzien van de keuze van de te subsidiëren projecten en producten tijdig rekening kunnen houden met de beleidsdoelen van IenW als belangrijkste subsidiegever. Voorts dat al in een vroegtijdig stadium getoetst kan worden of het beoogde activiteitenplan in voldoende mate rekening houdt met het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030 (2018). Dit overlegproces is erop gericht de minister sturingsmogelijkheden te geven zodat beleidsdoelstellingen ook daadwerkelijk worden meegenomen. Bijkomend voordeel is dat de uiteindelijke aanvraag tot subsidieverlening aldus geen inhoudelijke verrassingen oplevert en de beslissing over de verlening van de subsidie kan worden genomen, binnen de termijn van dertien weken.

5. Kostentoerekeningssysteem

Om een betere transparantie te verkrijgen tussen de hoogte van de subsidie en de werkelijke kosten, wordt in deze subsidieperiode gewerkt met een kostendekkend forfaitair uurtarief voor de projecten en producten, zoveel mogelijk op basis van de systematiek van de op het moment van de aanvraag geldende Handleiding Overheidstarieven. Dit uurtarief omvat een salariscomponent en een overheadcomponent. De overheadcomponent is samengesteld uit huisvestingskosten, automatiseringskosten en indirecte kosten (uitgaven voor materieel waaronder exploitatiekosten, bureaukosten, reiskosten, opleidingskosten en inhuur van derden zoals schoonmaakpersoneel). De indirecte kosten betreffen zowel de indirecte kosten van de personen die uitvoering geven aan de subsidiabele projecten en producten (de uitgaven voor materieel), als de kosten van niet direct betrokkenen die werkzaamheden verrichten samenhangend met de werkzaamheden en diensten van de wel betrokkenen, zoals stafdiensten (financiële dienst, personeelszaken, voorlichtingsdienst e.d.) en accountants. De Aanwijzingen voor subsidieverstrekking noemen drie standaardberekeningswijzen voor de berekening van uurtarieven. Het forfaitair uurtarief is er één van (aanwijzing 19). De keuze voor dit instrument is ingegeven om een zo laag mogelijke administratieve lastendruk op de subsidieontvangers te leggen. De subsidieontvanger kan ervoor kiezen om één forfaitair uurtarief voor alle activiteiten vast te stellen of forfaitaire uurtarieven per tariefgroep te bepalen, conform de praktijk van de organisatie. Het door de subsidieontvanger te hanteren uurtarieven kunnen per boekjaar verschillen en worden in de beschikking tot subsidieverlening vastgesteld. Eventuele salarissen die boven schaal 18 van de Handleiding Overheidstarieven liggen worden voor de berekening van het forfaitaire uurtarief op maximaal schaal 18 gesteld ter vermijding van financiering van bovenmatige inkomens met gemeenschapsgeld. Naast de kosten van salarissen en overhead zijn er ook directe kosten voor inhuur van derden, bijvoorbeeld bij uitbesteding van een deel van de subsidiabele projecten en producten, alsmede de kosten van voor de subsidiabele projecten en producten geleverde goederen en diensten zoals drukwerk, onderzoeksrapporten e.d. Ook dergelijke kosten – in de begripsbepaling van artikel 1 geduid als kosten derden – zijn subsidiabel.

6. Administratieve lasten en risicoanalyse

Deze subsidieregeling is in hoofdzaak een voortzetting van de vorige subsidieregelingen. De totale administratieve lasten voor de drie organisaties zijn als volgt:

  • SWOV: circa € 170.000 per jaar. Dit is circa 4,2% van het jaarlijkse subsidiebedrag in de periode 2020–2024.

  • TeamAlert: circa € 23.345 per jaar. Dit is circa 2,3% van het jaarlijkse subsidiebedrag in de periode 2020–2024.

  • VVN: circa € 145.000 per jaar. Dit is circa 4% van het jaarlijkse subsidiebedrag in de periode 2020–2024.

Tevens is de subsidieregeling getoetst aan de uitkomsten van de algemene risicoanalyses en M&O analyses van de drie afzonderlijke organisaties die ingevolge de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking verplicht zijn (aanwijzing 20). In deze analyses is gekeken naar organisatorische, juridische, financiële, politieke en bestuurlijke aspecten. De analyses wezen uit dat het belangrijk is de subsidiedoelstellingen met daarbij behorende beleidsindicatoren te expliciteren. Zo is het Strategische Plan Verkeersveiligheid 2030 vertaald naar activiteiten en projecten uitgevoerd door de drie organisaties.

7. Voorhang

Op 27 mei 2019 is de ontwerpregeling overgelegd aan de Tweede Kamer volgens de voorhangprocedure voorgeschreven in artikel 4.10, zesde lid, van de Comptabiliteitswet 2016.

De Tweede Kamer heeft geen opmerkingen gemaakt.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Dit artikel bevat begripsbepalingen. Voor wat betreft het begrip product zal doorgaans sprake zijn van een tastbaar product zoals een rapportage, in een enkel geval zal dit niet zo zijn.

Artikel 2

SWOV, TeamAlert en VVN kunnen jaarlijks op basis van deze subsidieregeling een aanvraag voor subsidie bij IenW indienen op basis waarvan, na een positieve beoordeling, de subsidieverstrekking zal plaatsvinden. Niet elk project en product van SWOV, TeamAlert en VVN komt op grond van dit artikel voor subsidie in aanmerking; het betreft slechts projecten en producten op het terrein van verkeersveiligheid en die gericht zijn op de doelen genoemd in artikel 2, eerste lid.

Het tweede lid bevat een anticumulatiebepaling (onderdeel a). Indien de in de aanvraag genoemde projecten en producten (reeds) door een ander bestuursorgaan zijn of worden gesubsidieerd, dan zal subsidieverstrekking door IenW voor dat deel achterwege blijven. Hetzelfde geldt voor inkomsten van derden die zonder tegenprestatie zijn of worden verkregen. Het is namelijk mogelijk dat bepaalde projecten en producten op grond van meer dan één regeling voor subsidie in aanmerking kunnen komen, maar het is ongewenst dat ten behoeve van dezelfde projecten en producten een beroep gedaan kan worden op meerdere subsidie-instrumenten van de overheid, voor zover dit leidt tot meer dan 100% financiering. Duidelijkheidshalve wordt vermeld dat lidmaatschapsgelden van de leden van VVN niet beschouwd worden als inkomsten van derden zonder tegenprestatie in de zin van het tweede lid, onderdeel a. Op deze gelden vindt dus geen anticumulatie plaats.

In onderdeel b is nog een beperking aan de subsidieverlening opgenomen. Voor subsidiëring komen louter in aanmerking niet-economische activiteiten. Aangenomen mag worden dat voor economische activiteiten een marktconforme vergoeding in rekening wordt gebracht, en de overheid niet in de markt interfereert. Een subsidie voor economische activiteiten is in strijd met het Europees recht.

Artikel 4

In dit artikel worden de subsidieplafonds voor de gehele duur van de subsidieregeling per organisatie vastgesteld. Dit zijn de bedragen die maximaal aan subsidie wordt verstrekt.

Een boekjaar is gelijk aan een kalenderjaar (artikel 4:68 Awb).

Het tweede lid geeft aan dat de subsidieverstrekking geschiedt op basis van werkelijke kosten. De anticumulatiebepaling van artikel 2, tweede lid, onderdeel a, wordt hierbij betrokken. Dit betekent dat andere verkregen subsidies in mindering worden gebracht op de uiteindelijke subsidie, evenals andere eigen inkomsten.

Artikel 5

Dit artikel betreft een bepaling die het mogelijk maakt voor de minister om vooraf wensen kenbaar te maken omtrent de projecten en producten die voor subsidiëring in aanmerking komen en de vormgeving van de aanvraag. SWOV, TeamAlert en VVN kunnen hiermee alvast rekening houden, zodat de subsidieverlening vlotter kan verlopen.

Nieuw voor VVN is het invullen van de ramingen in de xls file waarin onder meer is opgenomen:

  • a. het tijdstip waarop de subsidieontvanger gehouden is de projecten en de producten te hebben afgerond;

  • b. het bedrag per project;

  • c. het aantal uren per project, de forfaitaire uurtarieven en de kosten derden per project; en

  • d. de cofinanciering en inkomsten van derden per project.

Deze gegevens moesten ook op grond van de vorige subsidieregeling al worden aangeleverd, doch de ervaring leert dat het de transparantie en verantwoording van subsidiegelden ten goede komt als alles overzichtelijk in een xls file is ingevuld. Met SWOV en TeamAlert zijn hiermee goede ervaringen opgedaan.

Artikel 6

De subsidieverlening geschiedt op aanvraag. Deze aanvraag wordt ingediend door SWOV, TeamAlert en VVN bij IenW. Artikel 6, tweede lid, bepaalt welke bescheiden dienen te worden bijgevoegd alsmede de inhoud ervan.

Artikel 4:65 van de Awb bevat een verplichting om bij de aanvraag mededeling te doen van eventuele andere aangevraagde subsidies voor dezelfde projecten en producten. Ook andere inkomsten van derden zonder tegenprestatie en kosten met betrekking tot economische activiteiten worden afgetrokken van de uiteindelijke subsidieverlening (artikel 2, tweede lid).

Het activiteitenplan is het geheel van alle projecten van respectievelijk SWOV, TeamAlert en VVN waar IenW subsidie voor verstrekt. De producten zijn de resultaten die voortkomen uit de projecten. De subsidie wordt zoals eerder aangegeven louter voor niet-economische activiteiten verstrekt.

Anders dan in de voorgaande subsidieregelingen, bepalen de subsidieontvangers zelf de forfaitaire uurtarieven op basis van hun eigen salarisschalen. De subsidieontvanger kan ervoor kiezen om één forfaitair uurtarief vast te stellen of een forfaitair uurtarief per tariefgroep. De redelijkheid van het tarief wordt samen met de beoordeling van de subsidieaanvraag beoordeeld. Het forfaitaire uurtarief mag niet meer bedragen dan het maximum van schaal 18 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. De reden voor deze beperking is dat bovenmatige inkomens niet met gemeenschapsgeld mogen worden bekostigd.

Artikel 7

In de beschikking tot subsidieverlening wordt onder meer vermeld de wijze waarop het subsidiebedrag wordt bepaald. Uitgangspunt zal zijn dat de hoogte van de subsidieverlening uiteindelijk wordt bepaald door berekening van het aantal uren dat daadwerkelijk aan de projecten is besteed, vermenigvuldigd met de goedgekeurde forfaitaire uurtarieven, alsmede de werkelijke kosten derden. Zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de systematiek van de Handleiding Overheidstarieven. Het aldus verkregen subsidiebedrag kan evenwel het bedrag van het subsidieplafond niet overstijgen. Het subsidiebedrag wordt verrekend met de voorschotten.

De beschikking tot subsidieverlening vermeldt voorts het tijdstip waarop SWOV, TeamAlert en VVN de projecten en producten moeten hebben afgerond. Uiteraard zal ingeval van doorlopende projecten dit als zodanig worden aangegeven.

Het derde lid van artikel 7 maakt het mogelijk in de beschikking een begrotingsvoorbehoud op te nemen als bedoeld in artikel 4:34 van de Awb. Op grond van dit voorbehoud kan de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn worden ingetrokken of ten nadele van VVN, TeamAlert of SWOV verlaagd (artikel 4:50 van de Awb) indien in de door de Staten-Generaal vastgestelde rijksbegroting (onderdeel Infrastructuur en Waterstaat) onvoldoende gelden zijn opgenomen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij een financiële taakstelling van het Rijk. Het eventueel beroep op een begrotingsvoorbehoud moet binnen vier weken na het aannemen van de begrotingswet worden gedaan.

Artikel 8

In artikel 4:35 van de Awb wordt een niet-limitatieve opsomming gegeven van de algemeen geldende gronden om een subsidieaanvraag te weigeren. Met name de weigeringsgrond van het eerste lid, onderdeel a en b, van dat artikel is van belang: er is gegronde reden dat de projecten niet of niet geheel zullen plaatsvinden, of dat aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In zo’n geval kan de subsidie geheel of gedeeltelijk worden geweigerd. Dit betekent dat de subsidieverlening kan worden geweigerd indien VVN, TeamAlert of SWOV de verplichtingen uit de Awb of op grond van deze regeling niet nakomt.

Naast deze wettelijke weigeringsgronden zijn in artikel 8 van deze subsidieregeling een aantal aanvullende gronden opgenomen om de aanvraag tot subsidieverlening geheel of ten dele te weigeren. Zo kan weigering plaatsvinden indien in het verleden toepassing is gegeven aan de artikelen 4:48, 4:49 en 4:50 van de Awb, bijvoorbeeld als in voorgaande jaren de beschikking tot subsidieverlening respectievelijk tot subsidievaststelling is gewijzigd of ingetrokken als gevolg van aan de subsidieontvanger toe te rekenen specifieke omstandigheden. Het bewust verstrekken van onjuiste gegevens is één van deze omstandigheden. Voor een uitvoerige beschrijving van deze omstandigheden wordt verwezen naar voornoemde artikelen uit de Awb.

Naast deze discretionaire weigeringsgronden bevat de Awb ook een imperatieve weigeringsgrond (artikel 4:25, tweede lid). Indien de aanvraag tot subsidieverlening het subsidieplafond overschrijdt, moet de aanvraag gedeeltelijk worden geweigerd. Welk deel van de aanvraag (met andere woorden: welk project of product) wordt geweigerd, beoordeelt de minister.

De aanvraag zal niet-ontvankelijk worden verklaard voor zover die niet past bij de doelen van deze subsidieregeling, conform artikel 2, eerste lid.

Artikel 9

In dit artikel is gebruikgemaakt van de wettelijke mogelijkheid om voorschotten te verlenen. Voorschotten zijn op grond van het derde lid mogelijk tot ten hoogste 95% van het maximumbedrag van de subsidie. Dit is weliswaar een uitzonderlijk hoog percentage doch wenselijk omdat SWOV, TeamAlert en VVN voor een groot deel afhankelijk zijn van de geldstroom van IenW en zonder dit bedrag aan voorschotten in ernstige financiële problemen zouden geraken.

SWOV, TeamAlert en VVN hebben de plicht bij de aanvraag tot subsidieverlening een helder inzicht in het verloop van de liquiditeit per kalenderkwartaal te geven.

Voorschotten worden ambtshalve verstrekt. Een aparte aanvraag tot bevoorschotting is dus niet nodig. SWOV, TeamAlert en VVN zijn verplicht te melden indien er omstandigheden zijn die van invloed zijn op de hoogte van het verleende bedrag. Het bevoorschottingsregime en de hoogte van de voorschotten kunnen indien nodig worden aangepast door een wijziging van de verleningsbeschikking. Na vaststelling van de subsidie wordt het resterende bedrag (het vastgestelde bedrag verminderd met de verleende voorschotten), uitgekeerd aan SWOV, TeamAlert en VVN.

Artikel 10

Het eerste lid van dit artikel bevat de verplichtingen die in elk geval gelden voor SWOV, TeamAlert en VVN zoals het tijdig afronden van projecten en producten, het onverwijld melden van (tussentijdse) financiering van projecten of producten door derden en over- en onderschrijdingen van het geraamde subsidiebedrag van een project van meer dan 10%. De in onderdeel c genoemde meldingsplicht is nodig, omdat op grond van de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking niet mag worden gevraagd om tussentijdse voortgangsverslagen bij projecten waarvan de uitvoering korter dan twaalf maanden in beslag neemt. De verplichting in onderdeel d houdt verband met de Wet bestuurlijke boete meldingsplichten door ministers verstrekte subsidies, welke wet vanaf 1 juli 2013 geldt. Op grond van deze meldplicht kan de hoogte van de bevoorschotting worden bijgesteld indien in een kalenderkwartaal flink minder is uitgegeven aan subsidieprojecten dan de geraamde subsidiebedragen.

De ervaringen van de afgelopen jaren hebben geleerd dat bij de subsidieverlening in elk geval behoefte bestaat aan het vooraf schriftelijk geïnformeerd worden over bekendmaking van projecten, producten en standpunten met een politiek gevoelig of belangrijk beleidsmatig karakter. Dit is geregeld in het eerste lid, onderdeel f.

De in onderdeel g opgenomen evaluatiebepaling vloeit voort uit een wettelijke verplichting (artikel 4:24 van de Awb). De resultaten van de evaluatie kunnen bouwstenen zijn voor een eventuele nieuwe regeling. De medewerking van SWOV, TeamAlert en VVN bij de totstandkoming van het evaluatieverslag is onontbeerlijk en derhalve wordt een verplichting daartoe in de subsidieregeling neergelegd. In de evaluatie zal onder meer worden gekeken naar eventueel oneigenlijk gebruik van de subsidieregeling. Op grond van de Awb dient het evaluatieverslag in elk geval eenmaal in de vijf jaren te worden gepubliceerd. In onderdeel h is de verplichting opgenomen om het geven van bekendheid aan de gesubsidieerde projecten en producten of de resultaten ervan, teneinde de Nederlandse burgers, belangenverenigingen of bestuursorganen te informeren. Een dergelijke verplichting is van belang, omdat de in artikel 2 bedoelde projecten en producten van SWOV, TeamAlert en VVN van groot belang worden geacht voor de Nederlandse samenleving.

Met het oog op het al dan niet continueren van de toekenning van subsidie aan SWOV, TeamAlert en VVN is het van belang dat de minister wordt geïnformeerd over voorgenomen wijzigingen in de statuten van deze rechtspersonen. Deze informatieplicht is in onderdeel j opgenomen.

Het tweede lid maakt het mogelijk bij de beschikking tot subsidieverlening aanvullende verplichtingen te stellen.

Vanuit het oogpunt van het afleggen van rekening en verantwoording van de subsidiegelden is in het derde lid, onderdeel a, de bepaling opgenomen dat SWOV, TeamAlert en VVN zorg dragen voor een gescheiden administratie, dat wil zeggen: de door IenW gesubsidieerde niet-economische activiteiten moeten worden onderscheiden van de overige activiteiten van SWOV, TeamAlert en VVN.

Ook de Awb kent een aantal verplichtingen met betrekking tot de administratie. Zo is de subsidieontvanger op grond van artikel 4:69 van de Awb verplicht een (financiële) administratie te voeren, zodanig dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en plichten alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan. Deze administratie en de bijbehorende bescheiden dienen gedurende zeven jaren te worden bewaard.

De verplichting in het derde lid, onderdeel c, strekt ertoe dat met subsidiegeld geen indirecte staatssteun wordt verleend aan derden. Zo zal inschakeling van derden marktconform moeten plaatsvinden, bijvoorbeeld door het houden van aanbestedingen door SWOV, TeamAlert en VVN. Dan kan staatssteun op het niveau van derden worden voorkomen.

Het niet voldoen aan de subsidieverplichtingen kan leiden tot het intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen van de subsidieverlening alsmede tot een lagere subsidievaststelling (artikel 4:48 en 4:46 van de wet).

Artikel 11

Het eerste lid van dit artikel voorziet in de verplichting voor subsidieontvangers om strategisch samen te werken. In het belang van een goede en effectieve besteding van overheidsgeld moet worden voorkomen dat projecten overlap bevatten met die van de andere subsidieontvangers en moet worden voorkomen dat overheidsgeld niet op de meest efficiënte wijze wordt gebruikt. Op grond van het tweede lid dient periodiek (halfjaarlijks) te worden gerapporteerd over de samenwerking. Het ligt in de rede dit te doen bij het voor- en najaarsoverleg, doch in elk geval in het activiteitenverslag.

Ook voor wat betreft de subsidieverleningen is in dit verband wenselijk dat er een integraal en op elkaar afgestemd projectenaanbod door subsidieontvangers wordt uitgewerkt bij de aanvraag tot subsidieverlening, zodat projecten waarvoor rijkssubsidie is verkregen elkaar niet overlappen, maar aanvullen. Daarop zullen de aanvragen tot subsidieverlening worden getoetst. Mocht er toch sprake zijn van overlap met projecten van een andere subsidieontvanger, dan kan de subsidie voor dat project geheel of gedeeltelijk worden geweigerd (artikel 8, aanhef en onderdeel d).

Artikel 12

Met het oog op het al dan niet continueren van de toekenning van subsidie aan SWOV, TeamAlert en VVN is het van belang dat wijzigingen in de rechtspersoonlijkheid en het voortbestaan daarvan de instemming van de minister te hebben. Dit artikel voorziet hierin.

Artikel 13

Ter afronding van het subsidieproces dient de subsidieontvanger een aanvraag in tot subsidievaststelling. De subsidieontvanger dient deze aanvraag bij IenW in. Het tweede lid noemt de bescheiden die moeten worden bijgevoegd, zoals het activiteitenverslag en het financieel verslag.

Het activiteitenverslag en het financieel verslag zijn wettelijk verplicht (artikel 4:75, eerste lid, van de Awb). De overige te overleggen gegevens strekken ertoe de verantwoording van de subsidiegelden inzichtelijker te maken en de controle daarop te vergemakkelijken.

Onderdeel e van het tweede lid betreft de zogeheten uitgebreide accountantscontrole. Artikel 4:79 van de Awb maakt het mogelijk dat de accountantscontrole zich eveneens uitstrekt tot de vraag of de subsidieontvanger zich heeft gehouden aan verplichtingen die in het kader van de subsidieverstrekking zijn gesteld. Van deze mogelijkheid wordt in onderdeel e gebruikgemaakt. Daarbij gaat het om verplichtingen die voortvloeien uit de Awb, maar ook uit de onderhavige subsidieregeling.

Artikel 14

In de beschikking tot subsidievaststelling wordt het bedrag aan vastgestelde subsidie vermeld. Ingevolge artikel 4:46, eerste lid, van de Awb wordt de subsidie overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening vastgesteld. De subsidie kan echter op een lager bedrag worden bepaald in specifieke gevallen, opgesomd in artikel 4:46, tweede en derde lid, van de Awb. Bijvoorbeeld indien de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of indien de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen (bijvoorbeeld het niet onverwijld melden van inkomsten van derden op gesubsidieerde projecten of producten alsmede het niet onverwijld melden van vertragingen van projecten of producten).

Het maximale subsidiebedrag geldt voor 100% van de projecten en producten. Worden deze voor een deel niet uitgevoerd, dan wordt de subsidie lager vastgesteld.

Artikel 15

Dit artikel bepaalt welke functionarissen toezichthouder zijn. In afdeling 5.2 van de Awb (artikel 5:11 tot en met 5:20) wordt een aantal bevoegdheden genoemd waarover de toezichthouder beschikt, met name de bevoegdheid om inlichtingen te vorderen en de bevoegdheid inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden alsmede daarvan kopieën te maken. De subsidieontvanger dient ingevolge artikel 5:20, eerste lid, van de Awb en 7, derde lid, van de Kaderwet subsidies I en M aan de toezichthouder alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden. Een toezichthouder maakt van zijn bevoegdheden slechts gebruik voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is (artikel 5:13 van de Awb).

Artikel 16

De onderhavige regeling heeft een beperkte werkingsduur om in een eventuele daaropvolgende subsidieregeling rekening te kunnen houden met de resultaten van de evaluatie.

Dit artikel bevat verder een overgangsbepaling in het tweede lid. De regeling vervalt weliswaar per 1 januari 2024, maar blijft in verband met de afwikkeling van reeds verleende subsidies van toepassing op die subsidies. Zo zal de subsidie die in 2023 is verleend voor 2024, blijven vallen onder de onderhavige regeling.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven