ARTIKEL I
De Regeling langdurige zorg wordt gewijzigd als volgt:
A
Onder vernummering van de artikelen 4.1 tot en met 4.7 tot 4.2 tot en met 4.8 wordt
voor artikel 4.2 (nieuw) een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.1
Van de vermogensgrondslag, bedoeld in artikel 3.3.1.2, tweede of derde lid, van het
Besluit, wordt het vermogensbestanddeel afgetrokken dat een schadevergoeding vormt
voor letselschade waarvan de hoogte is vastgelegd in een overeenkomst of rechterlijke
uitspraak.
B
Artikel 4.2 (nieuw) wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel a wordt ‘4.2’ vervangen door ‘4.3’.
2. In onderdeel b wordt ‘4.3’ vervangen door ‘4.4’.
3. In onderdeel c wordt ‘4.4’ vervangen door ‘4.5’.
4. In onderdeel d wordt ‘4.5’ vervangen door ‘4.6’.
C
In de artikelen 4.3, aanhef, 4.4, eerste lid, aanhef, 4.5, aanhef, (nieuw) wordt ‘artikel
4.1’ telkens vervangen door ‘artikel 4.2’.
D
In artikel 4.6, aanhef, (nieuw) wordt ‘artikel 4.1’ vervangen door ‘artikel 4.2’ en
wordt ‘artikelen 4.2 tot en met 4.4,’ vervangen door ‘artikelen 4.3 tot en met 4.5,’.
ARTIKEL II
De Uitvoeringsregeling Wmo 2015 wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 2a, vierde lid, wordt ‘derde lid’ vervangen door ‘tweede lid’.
B
Onder vernummering van de artikelen 9 tot en met 21 tot 10 tot en met 22 wordt voor
artikel 10 (nieuw) een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 9
Van de vermogensgrondslag, bedoeld in artikel 3.2, tweede of derde lid, van het Besluit,
wordt het vermogensbestanddeel afgetrokken dat een schadevergoeding vormt voor letselschade
waarvan de hoogte is vastgelegd in een overeenkomst of rechterlijke uitspraak.
C
In artikel 13, eerste tot en met vierde lid, (nieuw) wordt ‘artikelen 9 tot en met
11,’ telkens vervangen door ‘artikelen 10 tot en met 12,’.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.
TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
In de systematiek voor de berekening van de eigen bijdrage op grond van de Wet langdurige
zorg (hierna: Wlz) en voor het beschermd wonen op grond van de Wet maatschappelijke
ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015) wordt de hoogte van de eigen bijdrage berekend
aan de hand van het verzamelinkomen en 4% van de grondslag sparen en beleggen (de
vermogensinkomensbijtelling). Aangezien een letselschadevergoeding, indien vastgesteld
na 10 oktober 2010,1 meetelt als vermogen in box 3, werkt de letselschadevergoeding door in zowel het
bijdrageplichtig inkomen (inkomen uit vermogen, box 1) als in de vermogensinkomensbijtelling
en heeft dit invloed op de hoogte van de eigen bijdrage voor zorg op grond van de
Wlz of beschermd wonen op grond van de Wmo 2015. De eigen bijdrage kan door dit effect
van de vermogensinkomensbijtelling hoog uitvallen. Bovendien zorgt het bij letselschadeslachtoffers
voor onzekerheid over de vraag of het verstandig is om tot definitieve afwikkeling
van de schade over te gaan in het licht van mogelijke toekomstige verhoging van de
vermogensinkomensbijtelling.
Met deze regeling wordt vanaf 1 januari 2020 voorkomen dat letselschadevergoedingen
via de vermogensinkomensbijtelling doorwerken in de hoogte van de eigen bijdragen
voor Wlz-zorg en voor het beschermd wonen.
2. Achtergrond en vormgeving van de maatregel
a. Achtergrond
Letselschadeslachtoffers zijn als gevolg van het ongeval vaak aangewezen op langdurige
zorg of maatschappelijke ondersteuning. Bij het berekenen van de letselschadevergoeding
moet de schadeverzekeraar ook rekening houden met ‘gevolgschade’, zoals het directe
effect van de letselschadevergoeding op de hoogte van de eigen bijdrage wanneer men
Wlz-zorg of maatschappelijke ondersteuning behoeft. De vermogensinkomensbijtelling
kan dan voor een onevenredig groot effect zorgen. In de praktijk blijkt dat door dit
effect, sinds de invoering van de vermogensinkomensbijtelling, de hoge letselschadevergoedingen
vaak niet definitief afgewikkeld worden. Omdat het lastig is tot een definitieve afwikkeling
te komen kiezen slachtoffers er vaak voor om de vergoeding periodiek vast te stellen
via bevoorschotting. Hierdoor blijven zij in onzekerheid over de definitieve afwikkeling
van de schadevergoeding. Slachtoffers komen daardoor niet toe aan het afsluiten van
het ongeval en de nasleep ervan.
Eerder hebben het Verbond van Verzekeraars, Slachtofferhulp Nederland en de Vereniging
van Letselschade advocaten in een artikel in Trouw op 17 november 2016 gewezen op
de ongewenste effecten van de vermogensinkomensbijtelling voor letselschadeslachtoffers.
De partijen gaven aan dat een materiële letselschadevergoeding niet tot ‘gewoon’ vermogen
gerekend zou moeten worden, aangezien het een vervanging is van verloren en toekomstig
inkomen. Het kan gaan om schadevergoedingen die zien op schade over een lange periode.
Als de letselschadevergoeding eenmaal is vastgesteld kan deze niet meer worden bijgesteld
als er bijvoorbeeld beleidswijzigingen rondom de vermogensinkomensbijtelling plaats
vinden. Met de betrokken partijen hebben er verschillende overleggen plaatsgevonden
over de uitzonderingspositie. Zowel het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport als het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Justitie en Veiligheid
waren betrokken bij deze overleggen. Op grond van de uitkomsten van deze overleggen
is besloten de letselschadevergoedingen uit te zonderen van de vermogensinkomensbijtelling.
Dit besluit is aangekondigd in de Kamerbrief van 13 juli 2018.2
Met deze maatregel wordt tegemoet gekomen aan de nadelen die letselschadeslachtoffers
ervaren in de praktijk, indien zij als gevolg van het ongeval aangewezen zijn op langdurige
zorg of beschermd wonen. Het effect van de vermogensinkomensbijtelling op de hoogte
van de letselschadevergoedingen wordt door de uitzondering weggenomen. Schadeverzekeraars
hebben aangegeven dat letselschadevergoedingen hierdoor sneller definitief afgewikkeld
kunnen worden en de onzekerheid bij cliënten over deze afwikkeling weggenomen wordt.
b. Vormgeving van de uitzondering
Niet alle letselschadevergoedingen werken door in de vermogensinkomensbijtelling voor
de eigen bijdragen. In de eerste plaats bestaat sinds 1 januari 2013 op grond van
artikel 47 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen reeds een uitzondering
voor vergoedingen die aangemerkt worden als vergoedingen voor immateriële schade.
In de tweede plaats zijn sindsdien ook letselschadevergoedingen uitgezonderd indien
deze waren vastgesteld voor 11 oktober 2010 en dus vóór aankondiging van de invoering
van de vermogensinkomensbijtelling (artikel 9bis van de Uitvoeringsregeling Algemene
wet inkomensafhankelijke regelingen). Slachtoffers van letselschade kunnen een uitzondering
aanvragen bij het Centraal Administratie Kantoor (CAK).
Het CAK berekent de hoogte van de eigen bijdrage en int deze ook. Met deze regeling
wordt deze datum losgelaten en worden alle letselschadevergoedingen per 1 januari
2020 uitgezonderd van de vermogensinkomensbijtelling.
Ruim 300 mensen met een letselschadevergoeding vastgesteld voor 11 oktober 2010 hebben
de uitzondering aangevraagd. Voor deze groep verandert er met de maatregel enkel dat
de einddatum voor de uitzondering (namelijk 2023) is vervallen.
Jaarlijks is naar schatting bij ongeveer 700 personen met een eigen bijdrage voor
Wlz-zorg sprake van een letselschadevergoeding die doorwerkt in de eigen bijdrage.
Aangezien de Wmo 2015
per 1 januari 2019 over is gegaan op een vast tarief voor maatwerkvoorzieningen en
de eigen bijdrage daardoor niet meer inkomensafhankelijk is, heeft de letselschadevergoeding
geen invloed meer op de hoogte van de bijdrage voor maatwerkvoorzieningen. Voor burgers
die gebruik maken van beschermd wonen op grond van de Wmo 2015 wordt de eigen bijdrage
berekend volgens de systematiek van de Wlz. Ook voor deze burgers wordt de letselschadevergoeding
uitgezonderd van de vermogensinkomensbijtelling. Het is niet bekend hoeveel burgers
met een letselschadevergoeding een eigen bijdrage voor het beschermd wonen verschuldigd
zijn.
Voor de vormgeving van de maatregel wordt aangesloten bij de huidige werkwijze van
de reeds bestaande uitzondering. Dit betekent dat een vrijstelling van de letselschadevergoeding
kan worden aangevraagd door de cliënt door het invullen van een kort formulier van
het CAK en samen met de gevraagde bewijsstukken op te sturen. Indien het CAK kan overgaan
tot het uitzonderen van het vermogen dat bestaat uit letselschadevergoeding zal het
CAK het gehele bedrag van de letselschadevergoeding blijven hanteren. Er vindt in
de loop van jaren dus geen stapsgewijze vermindering plaats van de omvang van het
uitgezonderde vermogen aan letselschadevergoeding.
Het CAK heeft aangegeven de uitzondering van de letselschadevergoeding per 1 januari
2020 uit te kunnen voeren. Uit de uitvoeringstoets van het CAK blijkt dat de maatregel
in deze regeling geen frauderisico’s tot gevolg heeft. De maatregel die per 1 januari
2020 wordt doorgevoerd geeft geen gelegenheid om (onopzettelijk) een onterecht voordeel
te halen. Burgers moeten namelijk officiële bewijslast aanleveren om een akkoord op
uitzondering te krijgen.
3. Regeldrukeffecten
Deze regeling heeft minimale gevolgen voor de regeldruk van de burger. Om een vrijstelling
van de letselschadevergoeding aan te vragen dient de cliënt een kort formulier van
het CAK in te vullen en samen met de gevraagde bewijsstukken op te sturen. Deze bewijsstukken
bestaan, voor zover van toepassing, uit een vaststellingsovereenkomst of een uitspraak
van de rechter en een bankafschrift waarop zichtbaar is dat de letselschadevergoeding
is gestort. De tijd die een cliënt of vertegenwoordiger kwijt is met het verzamelen
van de benodigde bewijslast, uitprinten en invullen van het formulier en opsturen
van alle documenten wordt geschat op een uur. Anders dan het geval was hoeft de cliënt
geen onderscheid meer te maken tussen het materiële en immateriële deel van de vergoeding.
Dit bleek voor cliënten vaak lastig, omdat dit onderscheid niet duidelijk wordt vastgelegd
in de vaststellingsovereenkomst.
Voor schadeverzekeraars en andere betrokken letselschadepartijen zijn er mogelijk
positieve regeldrukeffecten, aangezien zij nu sneller over zullen gaan tot het definitief
vaststellen en afwikkelen van de letselschadevergoedingen. Daarnaast wordt er voor
de uitzondering gebruik gemaakt van bestaande bewijsstukken. Er hoeven naar aanleiding
van de maatregel geen nieuwe procedures opgezet te worden door deze partijen. Het
Adviescollege Toetsing en Regeldruk (ATR) deelt de analyse en conclusie dat de gevolgen
ten aanzien voor de regeldruk verwaarloosbaar zijn.
4. Financiële gevolgen
Slachtoffers waarvan de schadevergoeding al was afgewikkeld, gaan door deze maatregel
een lagere eigen bijdrage betalen (wat leidt tot lagere ontvangsten). Daarentegen
zijn de laatste jaren hoge schadevergoedingen vrijwel niet definitief afgewikkeld.
Deze schadevergoedingen zijn ook niet in de actuele raming van de ontvangsten eigen
bijdrage Wlz verwerkt. Verzekeraars geven aan dat als gevolg van deze maatregel er
een inhaalslag zal plaatsvinden in het definitief afwikkelen van schadevergoedingen.
Dit leidt juist tot extra ontvangsten eigen betalingen doordat deze slachtoffers dan
een hoger verzamelinkomen hebben. Per saldo hoeft de (structurele) raming van ontvangsten
van Wlz-bijdragen niet te worden aangepast.
Voor de uitvoering van de maatregel zijn er beperkte extra uitvoeringskosten voor
het CAK. Deze uitvoeringskosten worden gedekt uit het huidige budget.
5. Consultatie
De regeling is geconsulteerd bij het Verbond van Verzekeraars, Slachtofferhulp Nederland
en het CAK. De consultatie heeft niet geleid tot inhoudelijke wijzigingen.
Artikelsgewijs
Artikelen I, onderdeel A, en II, onderdeel B
Voor het berekenen van de eigen bijdrage wordt een bijdrageplichtig inkomen gehanteerd.
Dit bijdrageplichtig inkomen bestaat uit het verzamelinkomen vermeerderd met de vermogensinkomensbijtelling.
Dit artikel regelt dat van de vermogensgrondslag ‘sparen en beleggen’ (box 3) het
vermogensbestanddeel wordt afgetrokken dat een schadevergoeding vormt voor letselschade
waarvan de hoogte is vastgelegd in een overeenkomst of rechterlijke uitspraak. Zie
verder het algemene deel van deze toelichting.
Artikelen I, onderdelen B tot en met D, en II, onderdeel C
Het gaat in deze onderdelen om het vernummeren van artikelen in verband met het invoegen
van een de nieuwe artikelen 4.1 van de Regeling langdurige zorg en 9 van de Uitvoeringsregeling
Wmo 2015.
Artikel II, onderdeel A
Hier wordt een onjuiste verwijzing gecorrigeerd naar een artikellid. In de praktijk
wordt door het college al getoetst op basis van artikel 2a, derde lid, aan de eisen
die worden gesteld in het tweede lid van dat artikel.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge