ARTIKEL I
Artikel 66 van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Het eerste lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel i, komt te luiden:
b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j door ‘, en’ wordt een onderdeel
toegevoegd, luidende:
k. het rekenmodel Vee-combistof voor het bepalen van het emissiereductiepercentage
van zwevende deeltjes (PM10) bij het combineren van additionele technieken.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2019.
TOELICHTING
Algemeen
De Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (hierna: de Rbl) bevat voorschriften over
metingen en berekeningen om de concentratie en depositie van luchtverontreinigende
stoffen vast te stellen.
In artikel 66 van de Rbl is vermeld dat de Minister vóór 15 maart van ieder kalenderjaar
onder andere een overzicht van de emissiefactoren per dier per jaar van zwevende deeltjes
(PM10) bekend maakt (hierna: de lijst emissiefactoren fijnstof). In artikel 67 is bepaald
dat bestuursorganen bij het berekenen van concentraties van verontreinigende stoffen
in de buitenlucht gebruik moeten maken van de gegevens bedoeld in artikel 66.
De wijziging van de Rbl houdt in dat de Minister naast de al in artikel 66 genoemde
gegevens ook ieder jaar de emissiereductiepercentages van zwevende deeltjes van additionele
technieken bij veehouderijen bekend maakt. Daarnaast ziet de wijziging erop dat de
Minister ieder jaar het rekenmodel Vee-combistof (hierna: het rekenmodel) voor het
bepalen van het emissiereductiepercentage bij een combinatie van additionele technieken
bekend maakt. Verder wordt een lid toegevoegd op grond waarvan de Minister de lijst
emissiefactoren fijnstof, de emissiereductiepercentages van additionele technieken
en het rekenmodel vaker dan eenmaal per jaar bekend kan maken.
De toevoeging van de hiervoor genoemde gegevens aan artikel 66 leidt ertoe dat een
bestaande praktijk van bekendmaking van deze gegevens door de Minister en het gebruik
hiervan door bevoegde gezagen is verankerd in de Rbl. Daarnaast wordt door de mogelijkheid
om vaker dan eenmaal per jaar de emissiefactoren en emissiereductiepercentages van
(nieuwe) technieken bekend te maken, de innovatie van technieken die de emissie van
zwevende deeltjes reduceren, bevorderd.
De wijziging van de Rbl brengt voor veehouderijen geen administratieve lasten noch
bedrijfseffecten met zich mee. De gegevens die een veehouder moet aanleveren bij het
indienen van een aanvraag om een omgevingsvergunning veranderen niet door de inwerkingtreding
van deze regeling. Daarnaast blijven de oprichtings- en uitbreidingsmogelijkheden
voor veehouderijen hetzelfde.
De gevolgen voor het milieu zijn daarnaast positief.
Ook nemen de lasten voor de overheid door de wijziging van de Rbl niet toe. Bevoegde
gezagen maakten ook voor de wijziging van de Rbl al gebruik van de gegevens die met
de wijziging zijn toegevoegd aan artikel 66. Het enige verschil is dat de wijziging
ertoe leidt dat bevoegde gezagen verplicht zijn gebruik te maken van een rekenmodel
voor het bepalen van het emissiereductiepercentage bij een combinatie van additionele
technieken in plaats van dit percentage uit een tabel af te lezen. In de praktijk
betekent dit dat in plaats van een getal op te zoeken in een tabel enkele gegevens
in het rekenmodel moeten worden ingevoerd. Dit rekenmodel zal worden gepubliceerd
op de website van Infomil. In het model kunnen via een keuzemenu de diercategorie
en toegepaste technieken worden ingevuld. Daarna wordt automatisch het emissieredcutiepercentage
van de combinatie van technieken berekend. Het gebruik van het rekenmodel zal in veel
gevallen minder tijd kosten dan de toepassing van de tabel, omdat het vanwege de veelheid
aan opgenomen technieken in de tabel lastig kan zijn om aan de hand van de tabel het
reductiepercentage van een combinatie van deze technieken te bepalen.
Gelet op wat hiervoor is opgemerkt brengen de wijzigingen geen significante veranderingen
in de rechten en plichten van burgers, bedrijven en instellingen met zich mee en hebben
zij geen grote gevolgen voor de uitvoeringspraktijk. Op grond van het kabinetsstandpunt
inzake internetconsultatie1 is daarom afgezien van internetconsultatie.
De wijziging van de Rbl is afgestemd met LTO, VNG en IPO. De omgevingsdiensten en
een vertegenwoordiger van de pluimveesector zijn betrokken bij de ontwikkeling van
het rekenmodel.
Artikelsgewijs
Artikel I
Bekendmaking emissiereductiepercentages van additionele technieken (artikel I, tweede
lid, onderdeel a)
Op dit moment maakt de Minister al jaarlijks als onderdeel van de lijst emissiefactoren
fijnstof de emissiereductiepercentages van zwevende deeltjes van additionele technieken
bij veehouderijen bekend. Bevoegde gezagen maken van deze gegevens gebruik bij de
berekening van de concentratie van zwevende deeltjes. Voor de eenduidigheid bij het
berekenen van de concentratie van zwevende deeltjes is het van belang om dit ook te
verankeren in de Rbl. Dat gebeurt door deze gegevens te noemen in artikel 66 van de
Rbl. In artikel 67, eerste lid, is namelijk bepaald dat bestuursorganen bij het berekenen
van de concentraties van verontreinigende stoffen in de buitenlucht gebruik maken
van de gegevens van artikel 66.
Bekendmaking rekenmodel voor bepalen emissiereductiepercentages van meerdere additionele
technieken (artikel I, tweede lid, onderdeel b)
De Minister maakt op dit moment gelijktijdig met de lijst emissiefactoren fijnstof
ook jaarlijks een tabel bekend met emissiereductiepercentages van zwevende deeltjes
bij toepassing van twee additionele technieken bij een veehouderij. Ook van deze gegevens
maken bevoegde gezagen bij de berekening van de concentratie van zwevende deeltjes
gebruik. De tabel is niet geschikt voor combinaties van meer dan twee technieken.
In de praktijk komt dit wel voor en zal dit vaker voor gaan komen. Daarom is een eenvoudig
rekenmodel ontwikkeld om het reductiepercentage bij het combineren van additionele
technieken te kunnen berekenen. Onder de Omgevingswet wordt de toepassing van dit
model bij de berekening van de concentratie van zwevende deeltjes verplicht. Nu dit
model reeds beschikbaar is en zorgt voor eenduidigheid bij het berekenen van de concentratie
van zwevende deeltjes, is in de Rbl verankerd dat dit model bij de berekening van
de concentratie van zwevende deeltjes wordt toegepast. Dit gebeurt door het noemen
van dit model in artikel 66 van de Rbl.
Vaker dan eenmaal per jaar bekendmaking emissiefactoren, emissiereductiepercentages
en rekenmodel voor bepalen emissiereductiepercentage (artikel I, derde lid)
Uit artikel 66 van de Rbl volgt dat de minister eenmaal per jaar de lijst emissiefactoren
fijnstof publiceert. Het nieuwe tweede lid van artikel 66 maakt het voor de Minister
mogelijk deze lijst vaker dan eenmaal per jaar bekend te maken en dus ook vaker dan
eenmaal per jaar te wijzigen. Ook maakt het nieuwe tweede lid het voor de Minister
mogelijk om de emissiereductiepercentages van additionele technieken en het rekenmodel
vaker dan eenmaal per jaar te wijzigen. Door reductiepercentages van de emissie van
zwevende deeltjes van nieuwe technieken zo snel mogelijk te publiceren, kunnen deze
nieuwe technieken ook sneller worden toegepast bij veehouderijen. Dit bevordert de
innovatie van technieken die de emissie van zwevende deeltjes reduceren. Hiermee kan
de emissie van zwevende deeltjes door veehouderijen worden verminderd. Dit draagt
bij aan het verlagen van de achtergrondconcentratie van zwevende deeltjes en het beëindigen
van overschrijdingen door veehouderijen van de hiervoor geldende grenswaarden.
Artikel II
Met de inwerkingtreding op 1 oktober 2019 wordt in overeenstemming met artikel 4.17,
tweede en vierde lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving, de regeling bekend
gemaakt op een vast verandermoment en wordt de in dit geval geldende minimuminvoeringstermijn
van drie maanden in acht genomen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer